This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62019CN0336
Case C-336/19: Request for a preliminary ruling from the Grondwettelijk Hof (Belgium) lodged on 18 April 2019 — Centraal Israëlitisch Consistorie van België and Others, Unie Moskeeën Antwerpen VZW and Islamitisch Offerfeest Antwerpen VZW, JG and KH, Executief van de Moslims van België and Others, Coördinatie Comité van Joodse Organisaties van België. Section belge du Congrès juif mondial et Congrès juif européen VZW and Others, intervening parties: LI, Vlaamse regering, Waalse regering, Kosher Poultry BVBA and Others and Centraal Israëlitisch Consistorie van België and Others, Global Action in the Interest of Animals VZW (GAIA)
Rechtssache C-336/19: Vorabentscheidungsersuchen des Grondwettelijk Hof (Belgien), eingereicht am 18. April 2019 — Centraal Israëlitisch Consistorie van België u. a., Unie Moskeeën Antwerpen VZW, Islamitisch Offerfeest Antwerpen VZW, JG, KH, Executief van de Moslims van België u. a., Coördinatie Comité van Joodse Organisaties van België. Section belge du Congrès juif mondial et Congrès juif européen VZW u. a., andere Beteiligte: LI, Vlaamse regering, Waalse regering, Kosher Poultry BVBA u. a., Centraal Israëlitisch Consistorie van België u. a., Global Action in the Interest of Animals VZW (GAIA)
Rechtssache C-336/19: Vorabentscheidungsersuchen des Grondwettelijk Hof (Belgien), eingereicht am 18. April 2019 — Centraal Israëlitisch Consistorie van België u. a., Unie Moskeeën Antwerpen VZW, Islamitisch Offerfeest Antwerpen VZW, JG, KH, Executief van de Moslims van België u. a., Coördinatie Comité van Joodse Organisaties van België. Section belge du Congrès juif mondial et Congrès juif européen VZW u. a., andere Beteiligte: LI, Vlaamse regering, Waalse regering, Kosher Poultry BVBA u. a., Centraal Israëlitisch Consistorie van België u. a., Global Action in the Interest of Animals VZW (GAIA)
ABl. C 270 vom 12.8.2019, p. 15–16
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
|
12.8.2019 |
DE |
Amtsblatt der Europäischen Union |
C 270/15 |
Vorabentscheidungsersuchen des Grondwettelijk Hof (Belgien), eingereicht am 18. April 2019 — Centraal Israëlitisch Consistorie van België u. a., Unie Moskeeën Antwerpen VZW, Islamitisch Offerfeest Antwerpen VZW, JG, KH, Executief van de Moslims van België u. a., Coördinatie Comité van Joodse Organisaties van België. Section belge du Congrès juif mondial et Congrès juif européen VZW u. a., andere Beteiligte: LI, Vlaamse regering, Waalse regering, Kosher Poultry BVBA u. a., Centraal Israëlitisch Consistorie van België u. a., Global Action in the Interest of Animals VZW (GAIA)
(Rechtssache C-336/19)
(2019/C 270/16)
Verfahrenssprache: Niederländisch
Vorlegendes Gericht
Grondwettelijk Hof
Parteien des Ausgangsverfahrens
Kläger: Centraal Israëlitisch Consistorie van België u. a., Unie Moskeeën Antwerpen VZW, Islamitisch Offerfeest Antwerpen VZW, JG, KH, Executief van de Moslims van België u. a., Coördinatie Comité van Joodse Organisaties van België. Section belge du Congrès juif mondial et Congrès juif européen VZW u. a.
Andere Beteiligte: LI, Vlaamse regering, Waalse regering, Kosher Poultry BVBA u. a., Centraal Israëlitisch Consistorie van België u. a., Global Action in the Interest of Animals VZW (GAIA)
Vorlagefragen
|
1. |
Ist Art. 26 Abs. 2 Unterabs. 1 Buchst. c der Verordnung (EG) Nr. 1099/2009 des Rates vom 24. September 2009 über den Schutz von Tieren zum Zeitpunkt der Tötung (1) dahin auszulegen, dass es den Mitgliedstaaten erlaubt ist, in Abweichung von der in Art. 4 Abs. 4 dieser Verordnung geregelten Ausnahme und zum Zweck der Verbesserung des Wohlergehens der Tiere Vorschriften zu erlassen, wie sie in dem Decreet van het Vlaamse Gewest van 7 juli 2017 houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat de toegelaten methodes voor het slachten van dieren betreft (Dekret der Flämischen Region vom 7. Juli 2017 zur Änderung des Gesetzes vom 14. August 1986 über den Schutz und das Wohlbefinden der Tiere in Bezug auf die erlaubten Methoden für die Schlachtung von Tieren) vorgesehen sind, die zum einen ein Verbot der Schlachtung von Tieren ohne Betäubung vorsehen, das auch für die im Rahmen eines religiösen Ritus vorgenommene Schlachtung gilt, und zum anderen ein alternatives Betäubungsverfahren für die im Rahmen eines religiösen Ritus vorgenommene Schlachtung einführen, das so gestaltet ist, dass die Betäubung umkehrbar sein muss und den Tod des Tieres nicht herbeiführen darf? |
|
2. |
Falls die erste Vorlagefrage zu bejahen ist: Verletzt Art. 26 Abs. 2 Unterabs. 1 Buchst. c der vorgenannten Verordnung im Fall der Auslegung im Sinne der ersten Vorlagefrage Art. 10 Abs. 1 der Charta der Grundrechte der Europäischen Union? |
|
3. |
Falls die erste Vorlagefrage zu bejahen ist: Verletzt Art. 26 Abs. 2 Unterabs. 1 Buchst. c in Verbindung mit Art. 4 Abs. 4 der vorgenannten Verordnung im Fall der Auslegung im Sinne der ersten Vorlagefrage die Art. 20, 21 und 22 der Charta der Grundrechte der Europäischen Union, weil für Tiere, die speziellen Schlachtmethoden unterliegen, die durch bestimmte religiöse Riten vorgeschrieben sind, lediglich eine an Bedingungen geknüpfte Ausnahme von der Pflicht zur Betäubung des Tieres vorgesehen ist (Art. 4 Abs. 4 in Verbindung mit Art. 26 Abs. 2), während für die Tötung von Tieren bei der Jagd, der Fischerei, bei kulturellen oder Sportveranstaltungen aus den in den Erwägungsgründen der Verordnung angegebenen Gründen Regelungen vorgesehen sind, nach denen diese Tätigkeiten nicht in den Anwendungsbereich der Verordnung fallen bzw. nicht der Pflicht zur Betäubung des Tieres bei der Tötung unterliegen (Art. 1 Abs. 1 Unterabs. 2 und Abs. 3)? |