This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62019CB0256
Case C-256/19: Order of the Court (Tenth Chamber) of 2 July 2020 (request for a preliminary ruling from the Verwaltungsgericht Wien — Austria) — proceedings brought by S.A.D. Maler und Anstreicher OG (Reference for a preliminary ruling — Article 53(2) of the Rules of Procedure of the Court — Second subparagraph of Article 19(1) TEU — Effective judicial protection in the areas covered by EU law — Principle of judicial independence — Article 47 of the Charter of Fundamental Rights of the European Union — Jurisdiction of the Court — Article 267 TFEU — Admissibility — National provisions relating to the allocation of cases in a court or tribunal — Remedy — Interpretation necessary to enable the referring court to give judgment — Manifest inadmissibility)
Zaak C-256/19: Beschikking van het Hof (Tiende kamer) van 2 juli 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Wien — Oostenrijk) — Procedure ingeleid door S.A.D. Maler und Anstreicher OG (Prejudiciële verwijzing – Artikel 53, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU – Daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het Unierecht vallende gebieden – Beginsel van onafhankelijkheid van rechters – Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Bevoegdheid van het Hof – Artikel 267 VWEU – Ontvankelijkheid – Nationale bepalingen inzake de toewijzing van zaken binnen een rechterlijke instantie – Rechtsmiddelen – Uitlegging die voor de verwijzende rechterlijke instantie noodzakelijk is voor het wijzen van haar vonnis – Kennelijke niet-ontvankelijkheid)
Zaak C-256/19: Beschikking van het Hof (Tiende kamer) van 2 juli 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Wien — Oostenrijk) — Procedure ingeleid door S.A.D. Maler und Anstreicher OG (Prejudiciële verwijzing – Artikel 53, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU – Daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het Unierecht vallende gebieden – Beginsel van onafhankelijkheid van rechters – Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Bevoegdheid van het Hof – Artikel 267 VWEU – Ontvankelijkheid – Nationale bepalingen inzake de toewijzing van zaken binnen een rechterlijke instantie – Rechtsmiddelen – Uitlegging die voor de verwijzende rechterlijke instantie noodzakelijk is voor het wijzen van haar vonnis – Kennelijke niet-ontvankelijkheid)
PB C 329 van 5.10.2020, p. 2–3
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
5.10.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 329/2 |
Beschikking van het Hof (Tiende kamer) van 2 juli 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Wien — Oostenrijk) — Procedure ingeleid door S.A.D. Maler und Anstreicher OG
(Zaak C-256/19) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Artikel 53, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU - Daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het Unierecht vallende gebieden - Beginsel van onafhankelijkheid van rechters - Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Bevoegdheid van het Hof - Artikel 267 VWEU - Ontvankelijkheid - Nationale bepalingen inzake de toewijzing van zaken binnen een rechterlijke instantie - Rechtsmiddelen - Uitlegging die voor de verwijzende rechterlijke instantie noodzakelijk is voor het wijzen van haar vonnis - Kennelijke niet-ontvankelijkheid)
(2020/C 329/03)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Verwaltungsgericht Wien
Partij in het hoofdgeding
S.A.D. Maler und Anstreicher OG
in tegenwoordigheid van: Magistrat der Stadt Wien, Bauarbeiter Urlaubs- und Abfertigungskasse
Dictum
Het verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Verwaltungsgericht Wien (bestuursrechter Wenen, Oostenrijk) bij beslissing van 27 februari 2019, is niet-ontvankelijk.