This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62019TN0731
Case T-731/19: Action brought on 29 October 2019 – Arris Global v Commission
Zaak T-731/19: Beroep ingesteld op 29 oktober 2019 – Arris Global/Commissie
Zaak T-731/19: Beroep ingesteld op 29 oktober 2019 – Arris Global/Commissie
PB C 19 van 20.1.2020, p. 57–58
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
20.1.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 19/57 |
Beroep ingesteld op 29 oktober 2019 – Arris Global/Commissie
(Zaak T-731/19)
(2020/C 19/69)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Arris Global Ltd (Londen, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: J. Lesar, Solicitor, en K. Beal, QC)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
— |
het besluit van de Europese Commissie van 2 april 2019 betreffende steunmaatregel SA.44896 van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot een CFC-vrijstelling inzake groepsfinanciering („GFE”) nietig verklaren voor zover het van toepassing is op verzoekster; |
— |
verweerster verwijzen in de kosten die verzoekster heeft moeten maken in de onderhavige procedure. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster negen middelen aan.
1. |
Eerste middel: de Commissie heeft artikel 107, lid 1, VWEU onjuist toegepast en/of heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt bij haar keuze van het referentiekader voor de analyse van de belastingregeling. De Commissie had als referentiekader de regeling van het Verenigd Koninkrijk inzake de vennootschapsbelasting in aanmerking moeten nemen en niet slechts de regeling inzake gecontroleerde buitenlandse vennootschappen (Controlled Foreign Companies, CFC’s) zelf. |
2. |
Tweede middel: de Commissie heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij haar toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU en/of een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door een ondeugdelijke benadering te volgen voor de analyse van de regeling inzake gecontroleerde buitenlandse vennootschappen. In de overwegingen 124 tot en met 126 van het bestreden besluit heeft de Commissie de bepalingen van hoofdstuk 9 van deel 9A van de Taxation (International and Other Provisions) Act 2010 ten onrechte aangemerkt als een soort afwijking van een algemene belasting die is vastgesteld in hoofdstuk 5 van die wet. |
3. |
Derde middel: de Commissie heeft bij haar toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door in de overwegingen 127 tot en met 151 van het bestreden besluit vast te stellen dat voldaan is aan het selectiviteitscriterium omdat ondernemingen die zich in een feitelijk en rechtens vergelijkbare situatie bevinden, volgens haar verschillend zijn behandeld. |
4. |
Vierde middel: de vrijstelling ten belope van 75 % op grond van section 371ID van de Taxation (International and Other Provisions) Act 2010 vindt haar rechtvaardiging in de aard en de algemene opzet van het belastingstelsel. |
5. |
Vijfde middel: indien gecontroleerde buitenlandse vennootschappen die als categorie voldoen aan de voorwaarden voor de vrijstellingen waarin bovengenoemd hoofdstuk 9 voorziet, aan belasting werden onderworpen, zou inbreuk worden gemaakt op verzoeksters vrijheid van vestiging, wat schending van artikel 49 VWEU zou opleveren. |
6. |
Zesde middel: er is een kennelijke beoordelingsfout gemaakt met betrekking tot de vrijstelling ten belope van 75 % en de kwestie van de vaste verhouding. |
7. |
Zevende middel: het besluit van de Commissie strookt niet met het algemene Unierechtelijke non-discriminatie- of gelijkheidsbeginsel. |
8. |
Achtste middel: de Commissie heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de bepalingen van richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad (1) naar analogie toe te passen of zich ten onrechte erop te beroepen, terwijl deze richtlijn ratione temporis niet van toepassing was. |
9. |
Negende middel: de Commissie heeft bij haar toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door in overweging 176 van het bestreden besluit vast te stellen dat er sprake is van een categorie van begunstigden (waarvan verzoekster deel uitmaakt) en dat deze begunstigden steun hebben ontvangen die op grond van artikel 2, lid 1, van het bestreden besluit moet worden teruggevorderd. |
(1) Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PB 2016, L 193, blz. 1).