This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 51999PC0570
Proposal for a Council Regulation laying down certain control measures in respect of vessels flying the flag of non-Contracting Parties to the Northwest Atlantic Fisheries Organisation (NAFO)
Voorstel voor een verordening van de Raad houdende vaststelling van controlemaatregelen ten aanzien van vaartuigen die de vlag voeren van landen die geen partij zijn bij de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO)
Voorstel voor een verordening van de Raad houdende vaststelling van controlemaatregelen ten aanzien van vaartuigen die de vlag voeren van landen die geen partij zijn bij de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO)
/* COM/99/0570 def. - CNS 99/0231 */
PB C 56E van 29.2.2000, p. 1–3
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Voorstel voor een verordening van de Raad houdende vaststelling van controlemaatregelen ten aanzien van vaartuigen die de vlag voeren van landen die geen partij zijn bij de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) /* COM/99/0570 def. - CNS 99/0231 */
Publicatieblad Nr. C 056 E van 29/02/2000 blz. 0001 - 0003
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende vaststelling van controlemaatregelen ten aanzien van vaartuigen die de vlag voeren van landen die geen partij zijn bij de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) (door de Commissie ingediend) TOELICHTING De Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO), waarbij de Europese Gemeenschap verdragsluitende partij is, heeft zeer strenge maatregelen ingesteld voor de instandhouding van de bestanden in haar bevoegdheidsgebied. Voor strategische visbestanden is zelfs een tijdelijk vangstverbod ingesteld. De visserij in het gereglementeerde gebied van de NAFO is grotendeels een multi-species visserij, zodat het niet mogelijk is gericht te vissen op een soort zonder tegelijk ook vis van een andere soorten te vangen. Daarom omvatten de NAFO instandhoudingsmaatregelen ook specifieke voorschriften inzake bijvangsten, beperkingen inzake vistuig en een reeks andere technische maatregelen om rekening te houden met dit onderlinge verband tussen de betrokken visbestanden. De NAFO heeft in het gereglementeerde gebied van de NAFO een voortdurende massale toevloed geconstateerd van vaartuigen die de vlag van niet-verdragsluitende partijen voerden en visten met overtreding van de vastgestelde instandhoudingsmaatregelen. Deze vaartuigen visten voornamelijk gericht op kabeljauw (waarvoor reeds vanaf het begin van de jaren '90 een tijdelijk vangstverbod geldt) en op roodbaars (waarvoor in de voorbije jaren nog striktere vangstbeperkingen moesten worden vastgesteld). Na de oprichting van een Permanent Comité voor de visserijactiviteiten van niet-verdragsluitende partijen ("Standing Committee on Fishing Activities of non-Contracting Parties - STACFAC") in 1990, heeft de NAFO de niet-verdragsluitende partijen steeds ingelicht als vaartuigen die hun vlag voeren vissend waren waargenomen in het verdragsgebied. Gedurende een aantal jaren werden die partijen ook uitgenodigd toe te treden tot de NAFO ofwel de door de organisatie vastgestelde instandhoudingsmaatregelen in acht te nemen. Niettegenstaande deze verzoeken is de visserij door vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen blijven doorgaan. In deze omstandigheden hebben de verdragsluitende partijen besloten dat deze activiteiten, die de doeltreffendheid van de vastgestelde instandhoudingsmaatregelen in gevaar konden brengen, moesten worden tegengegaan. Gedurende een aantal jaren is in het STACFAC gediscussieerd over mogelijke tegenmaatregelen. In tussentijdse vergaderingen in 1997 werd overeengekomen dat de maatregelen gericht moesten zijn op de vaartuigen. Twee onderwerpen bleven echter zeer omstreden tot het laatste stadium van de onderhandelingen: één had betrekking op de vraag wat de beste oplossing was voor de gemengde visserijen; het andere had betrekking op pogingen van sommige verdragsluitende partijen om hun nationale systeem van rechtstreekse havensluitingen door de NAFO te laten bekrachtigen. Dit leidde ertoe dat werd voorzien in de mogelijkheid om, in geval van twijfel, de aanvoer van alle vis aan boord te verbieden, enerzijds, en tot de invoering van een neutrale non-prejudicieclausule in verband met de uitoefening door de staten van hun soevereiniteit over havens op hun grondgebied overeenkomstig het internationale recht, anderzijds. Op basis daarvan heeft de Algemene Raad van de NAFO in zijn 19de Jaarvergadering in 1997 een "Regeling om de naleving van de door de NAFO vastgestelde instandhoudings- en rechtshandhavingsmaatregelen door vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen te bevorderen (Scheme to Promote Compliance by Non-Contracting Party Vessels with the Conservation and Enforcement Measures Established by NAFO) aangenomen. Deze regeling is gericht op vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen en bepaald dat, wanneer een dergelijk vaartuig wordt waargenomen in het gereglementeerde gebied van de NAFO, dat vaartuig moet worden geïnspecteerd als het vrijwillig een haven van de verdragsluitende partijen aandoet. Indien bij zo'n inspectie wordt geconstateerd dat de vangst afkomstig is van visserij die in strijd was met de instandhoudingsmaatregelen en de rechtshandhavingsmaatregelen van de NAFO, is het dit vaartuig verboden de vangst aan te voeren of over te laden. In de 20ste Jaarvergadering van de NAFO in 1998 zijn een aantal bepalingen van de regeling betreffende overslag op zee en relevante waarnemingen gepreciseerd. In de 21ste Jaarvergadering in 1999 zijn aanvullende bepalingen voor staatloze vaartuigen vastgesteld. Deze NAFO-maatregelen zijn aangenomen met de volledige instemming van de Gemeenschap. Het is dan ook in het belang van de Gemeenschap dat ze op communautair niveau bij de voorgestelde verordening ten uitvoer worden gelegd. 99/0231 (CNS) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende vaststelling van controlemaatregelen ten aanzien van vaartuigen die de vlag voeren van landen die geen partij zijn bij de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 37, Gezien het voorstel van de Commissie [1], [1] Gezien het advies van het Europees Parlement [2], [2] Overwegende hetgeen volgt: (1) De Europese Gemeenschap is verdragsluitende partij bij het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan, hierna het "NAFO-Verdrag" genoemd [3]. [3] PB L 378 van 30.12.1978, blz. 1. (2) Het NAFO-Verdrag is een adequaat kader is voor regionale samenwerking voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, onder andere doordat het voorziet in de instelling van een internationale organisatie, die bekend staat als de "Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan", hierna "NAFO" genoemd, en voor de vaststelling van instandhoudings- en rechtshandhavingsmaatregelen met betrekking tot de visbestanden in het gereglementeerde gebied van de NAFO, die vervolgens verbindend worden voor de verdragsluitende partijen. (3) De praktijk, waarbij als middel om naleving van de instandhoudings- en rechtshandhavingsmaatregelen van de NAFO te vermijden, vissersvaartuigen worden geëxploiteerd onder de vlag van niet-verdragsluitende partijen bij het NAFO-Verdrag, is nog altijd een van de factoren die de doeltreffendheid van die maatregelen ernstig ondermijnt en die praktijk moet daarom worden tegengegaan. (4) De NAFO heeft de betrokken niet-verdragsluitende partijen consequent gevraagd hetzij zich aan te sluiten bij het NAFO-Verdrag, hetzij ermee in te stemmen de door de NAFO vastgestelde instandhoudings- en rechtshandhavingsmaatregelen toe te passen, teneinde hun verantwoordelijkheid ten aanzien van de vissersvaartuigen die hun vlag voeren op te nemen. (5) De NAFO heeft in haar 19e Jaarvergadering, die is gehouden in september 1997, een "Regeling om te bevorderen dat vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen de door de NAFO vastgestelde instandhoudings- en rechtshandhavingsmaatregelen toepassen" (Scheme to Promote Compliance by Non-Contracting Party vessels with the Conservation and Enforcement Measures Established by NAFO) aangenomen, die ervoor moet zorgen dat de doeltreffendheid van de instandhoudings- en de rechtshandhavingsmaatregelen van de NAFO niet wordt ondermijnd door de activiteit van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen. (6) Deze regeling voorziet onder andere in verplichte inspectie van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die zich vrijwillig in de havens van verdragsluitende partijen bevinden en, gelet op de multi-species visserij in het gereglementeerde gebied van de NAFO, in een verbod op aanvoer en overlading, als bij een dergelijke inspectie wordt geconstateerd dat de vangst afkomstig is van visserijactiviteit in strijd met de instandhoudings- en rechtshandhavingsmaatregelen van de NAFO en met bepaalde andere daarmee samenhangende, door de verdragsluitende partijen te nemen maatregelen. (7) Sommige bepalingen van de regeling met betrekking tot overslag op zee en de waarnemingen in dat verband zijn gepreciseerd tijdens de 20e Jaarvergadering van de NAFO in september 1998. (8) In de 21e Jaarvergadering van de NAFO in september 1999 zijn aanvullende bepalingen voor staatloze vaartuigen vastgesteld. (9) Krachtens het EG-Verdrag ligt het gezag over de binnenwateren en de havens bij de lidstaten. Met betrekking tot de toegang tot havenfaciliteiten in de Gemeenschap voor vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen waarvan is waargenomen dat zij visten in het verdragsgebied, moeten echter op het niveau van de Gemeenschap aanvullende uniforme maatregelen worden vastgesteld die de bij Verordening (EEG) nr. 2847/93 [4] vastgestelde maatregelen aanvullen en ervoor zorgen dat de doeltreffendheid van de door de NAFO vastgestelde instandhoudings- en rechtshandhavingsmaatregelen niet door de activiteiten van dergelijke vaartuigen in de havens van de Gemeenschap wordt ondermijnd, [4] PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2846/98 (PB L 358 van 31.12.1998, blz. 5). HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: (a) "visserijactiviteit": vissen, visverwerking, overladen van vis of visserijproducten en alle andere werkzaamheden ter voorbereiding van of in verband met het vissen in het gereglementeerde gebied van de NAFO; (b) "gereglementeerde gebied van de NAFO": het gebied als bedoeld in artikel 1, lid 2, van het NAFO-Verdrag; (c) "vaartuig van een niet-verdragsluitende partij": een vaartuig dat in het gereglementeerde gebied van de NAFO is waargenomen en waarvan is gemeld dat het in dat gebied een visserijactiviteit uitoefende en (i) dat de vlag voert van een staat die geen verdragsluitende partij bij het NAFO-Verdrag is, of (ii) waarvoor er duidelijke redenen zijn om te veronderstellen dat het zonder nationaliteit is. Artikel 2 Na ontvangst van een rapport over een waarneming van een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij door een inspecteur van de Gemeenschap die is toegewezen aan de NAFO-regeling inzake gezamenlijke internationale inspectie en surveillance, zendt de Commissie deze informatie onverwijld door naar het Secretariaat van de NAFO en, zo mogelijk, naar het waargenomen vaartuig van de niet-verdragsluitende partij, waarbij ze dit vaartuig tevens meedeelt dat de informatie zal worden doorgezonden naar alle verdragsluitende partijen bij het NAFO-Verdrag en naar zijn vlaggestaat. Artikel 3 De Commissie stelt alle lidstaten onverwijld in kennis van elk rapport over een waarneming dat zij heeft ontvangen overeenkomstig artikel 2 of via een kennisgeving van het Secretariaat van de NAFO of van een andere verdragsluitende partij. Artikel 4 De lidstaten mogen niet toestaan dat hun vissersvaartuigen vis overnemen van vaartuigen van een niet-verdragsluitende partij. Artikel 5 1. De lidstaten zorgen ervoor dat elk vaartuig van een niet-verdragsluitende partij dat een aangewezen haven als bedoeld in artikel 28 sexies van Verordening (EEG) nr. 2847/93 aandoet, door hun bevoegde autoriteiten wordt geïnspecteerd. Dit vaartuig mag geen vangsten aanvoeren of overladen, zolang deze inspectie niet is voltooid. 2. Als de bevoegde autoriteiten bij een dergelijke inspectie constateren dat het vaartuig van de niet-verdragsluitende partij vangsten aan boord heeft van de in de bijlagen I en II vermelde soorten, verbiedt de betrokken lidstaat elke aanvoer en/of overlading. 3. Dit verbod geldt echter niet indien de kapitein van het geïnspecteerde vaartuig of zijn vertegenwoordiger ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat aantoont dat: _ de vissoorten aan boord zijn gevangen buiten het gereglementeerde gebied van de NAFO, of _ dat de vis aan boord van de in bijlage II vermelde soorten is gevangen met inachtneming van de door de NAFO vastgestelde instandhoudings- en rechtshandhavingsmaatregelen. Artikel 6 1. De lidstaten delen de Commissie onverwijld de resultaten van elke inspectie en, in voorkomend geval, elk eventueel verbod op de aanvoer en/of overlading dat naar aanleiding van de inspectie is opgelegd, mee. Deze mededeling omvat onder meer de naam van het geïnspecteerde vaartuig van de niet-verdragsluitende partij en zijn vlaggestaat, de datum waarop en de haven waarin de inspectie heeft plaatsgevonden, de redenen voor het naar aanleiding daarvan opgelegde verbod tot aanvoer en/of overlading of, indien geen dergelijk verbod is opgelegd, de overeenkomstig artikel 5, lid 3, geleverde bewijzen. 2. De Commissie geeft deze informatie onverwijld door aan het Secretariaat van de NAFO en zo spoedig mogelijk aan de vlaggestaat van het geïnspecteerde vaartuig van de niet-verdragsluitende partij. Artikel 7 Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Gedaan te Voor de Raad De Voorzitter BIJLAGE I Lijst van de gereglementeerde soorten Nederlandse naam Wetenschappelijke naam 1. Atlantische kabeljauw (Gadus morhua) 2. Atlantische roodbaars (Sebastes sp.) 3. Amerikaanse schol (Hippoglossoides platessoides) 4. Zandschar (Limanda ferruginea) 5. Witje (Glyptocephalus cynoglossus) 6. Lodde (Mallotus villosus) 7. Zwarte heilbot (Reinhardtius hippoglossoides) 8. Noordse rode inktvis (Illex illecebrosus) 9. Garnaal (Pandalus sp.) BIJLAGE II Lijst van de niet-gereglementeerde soorten Nederlandse naam Wetenschappelijke naam 1. Schelvis (Melanogrammus aeglefinus) 2. Zilverheek (Merluccius bilinearis) 3. Atlantische gaffelkabeljauw (Urophycis chuss) 4. Polak (Pollachius virens) 5. Grenadiervis (Macrourus rupestris) 6. Atlantische haring (Clupea harengus) 7. Atlantische makreel (Scomber scombrus) 8. Amerikaanse botervis (Peprilus triacanthus) 9. Rivierharing (Alosa pseudoharengus) 10. Grote zilvervis (Argentina silus) 11. Langvininktvis (Loligo) (Loligo pealei) 12. Zeewolf (NS) (Anarchichas sp.) 13. Vleet (NS) (Raja sp.)