Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51999PC0125(01)

Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake nationale emissiemaxima voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen

/* COM/99/0125 def. - COD 99/0067 */

PB C 56E van 29.2.2000, p. 34–39 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51999PC0125(01)

Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake nationale emissiemaxima voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen /* COM/99/0125 def. - COD 99/0067 */

Publicatieblad Nr. C 056 E van 29/02/2000 blz. 0034 - 0039


Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake nationale emissiemaxima voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen

(2000/C 56 E/10)

(Voor de EER relevante tekst)

COM(1999) 125 def. - 1999/0067(COD)

(Door de Commissie ingediend op 14 juli 1999)

HET EUROPESE PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Gezien het advies van het Comité van de Regio's,

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Overeenkomstig de beginselen van artikel 174 van het Verdrag is in het vijfde Milieuactieprogramma dat bij de Resolutie van de Raad en van de Vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 1 februari 1993 betreffende een beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap inzake het milieu en de duurzame ontwikkeling(1) werd vastgesteld, de doelstelling opgenomen dat binnen de Gemeenschap de kritische belasting en de kritische niveaus inzake verzuring niet mogen worden overschreden. Dit programma behelst het vereiste dat eenieder doeltreffend tegen door luchtverontreiniging veroorzaakte gezondheidsrisico's dient te worden beschermd en dat in de toegestane concentraties van luchtverontreinigende stoffen de milieubescherming dient te zijn verdisconteerd. Het programma behelst voorts het vereiste dat de door de Wereldgezondheidsorganisatie, hierna "WHO" genoemd, opgestelde richtwaarden bindend worden op het niveau van de Gemeenschap.

(2) In Besluit nr. 2179/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 1998 betreffende de herziening van het beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling "Op weg naar duurzame ontwikkeling"(2) worden de algemene benadering en de strategie van het vijfde Milieuactieprogramma bevestigd en wordt duidelijk gesteld dat bijzondere aandacht zal worden besteed aan de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een strategie met het doel ervoor te zorgen dat voor de blootstelling aan verzurende, eutrofiërende en fotochemische luchtverontreinigende stoffen de kritische belasting niet wordt overschreden.

(3) In Richtlijn 92/72/EEG van de Raad van 21 september 1992 betreffende de verontreinging van de lucht door ozon(3) is bepaald dat de Commissie bij de Raad een verslag over de evaluatie van fotochemische verontreniging in de Gemeenschap dient in te dienen, samen met door de Commissie dienstig geachte voorstellen betreffende de beheersing van de verontreiniging van de lucht door ozon en, zo nodig, de vermindering van de emissies van ozonprecursoren.

(4) Verzuring, bodemeutrofiëring en ozonvorming worden vooral veroorzaakt door grensoverschrijdende verontreiniging die alleen door een gecoördineerd optreden van de Gemeenschap kan worden verminderd;

(5) Grote delen van de Gemeenschap staan aan depositie van verzurende en eutrofiërende stoffen bloot in hoeveelheden die voor het milieu schadelijke gevolgen hebben. De door de WHO vastgestelde richtwaarden ter bescherming van de menselijke gezondheid en de vegetatie tegen fotochemische verontreiniging worden in alle lidstaten in aanzienlijke mate overschreden. Aan deze overschrijdingen van kritische belasting en richtwaarden dient bijgevolg een einde te worden gemaakt.

(6) Het is thans technisch niet haalbaar de schadelijk gevolgen van verzuring weg te nemen of de blootstelling aan ozon van mens en milieu tot de door de WHO vastgestelde richtwaarden terug te brengen. Maatregelen ter vermindering van de verontreiniging moeten daarom op tussentijdse milieudoelstellingen inzake verzuring en verontreiniging door ozon worden gebaseerd.

(7) Bij de tussentijdse milieudoelstellingen en de maatregelen die worden genomen om daaraan te voldoen, dient rekening te worden gehouden met de technische haalbaarheid en de daarmee samenhangende kosten en baten. Die maatregelen moeten garanderen dat alle acties die worden ondernomen, voor de Gemeenschap als geheel kosteneffectief zijn.

(8) Een gezamenlijke aanpak van de verontreinigende stoffen die verzuring en blootstelling aan ozon veroorzaken, is het meest kosteneffectief. De aanpak van deze verontreinigende stoffen vermindert tevens de bodemeutrofiëring.

(9) Voor emissies van SO2, NOx, VOS en NH3 vormt een reeks maxima voor iedere lidstaat een kosteneffectieve benadering om aan de tussentijdse milieudoelstellingen te voldoen. Dergelijke emisiemaxima bieden de Gemeenschap en de lidstaten voldoende ruimte om te bepalen op welke wijze zij daaraan zullen voldoen;

(10) De Commissie dient met onderzoek naar verdere geschikte communautaire maatregelen die dienstig kunnen zijn om de milieudoelstellingen op kostenefectieve wijze te verwezenlijken, te blijven voortgaan;

(11) De verantwoordelijkheid voor het nemen van maatregelen om aan de nationale emissiemaxima te voldoen, dient bij de lidstaten te berusten. Het is noodzakelijk de voortgang ten aanzien van het bereiken van de emissiemaxima te evalueren. Daarom worden nationale programma's ter vermindering van de emissies opgezet en daarvan moet volledig en op transparante wijze aan de Commissie verslag worden gedaan. Die programma's dienen informatie te bevatten over de vastgestelde of geplande maatregelen om de emissiemaxima te voldoen;

(12) De bepalingen van deze richtlijn dienen van toepassing te zijn onverminderd die van de communautaire wetgeving tot regulering van de emissies van deze verontreinigende stoffen door specifieke bronnen, en onverminderd de verplichting voor de lidstaten om ervoor te zorgen dat overeenkomstig Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging(4), de beste beschikbare technieken worden aangewend;

(13) Emissie-inventarissen zijn noodzakelijk om de voortgang ten aanzien van het bereiken van de emissiemaxima te volgen en moeten volgens internationaal overeengekomen methoden worden berekend en regelmatig aan de Commissie en aan het Europees Milieuagentschap (EMA) worden medegedeeld.

(14) Een tijdige evaluatie is vereist van de vorderingen die in de Gemeenschap ten aanzien van het bereiken van de emissiemaxima voor 2010 worden gemaakt, alsmede van de vooruitgang op wetenschappelijk en technisch gebied, ontwikkelingen in de communautaire wetgeving en emissiereducties buiten de Gemeenschap. De Commissie dient met het oog op deze evaluatie de kosten en baten van de emissiemaxima nader te onderzoeken, met inbegrip van de kosteneffectiviteit, de marginale kosten en baten en de sociaal-economische consequenties daarvan. Deze evaluatie dient eveneens betrekking te hebben op de ten aanzien van de werkingssfeer van deze richtlijn geldende restricties. De Commissie dient hiertoe een verslag voor het Europees Parlement en voor de Raad op te stellen en zo nodig passende wijzigingen van de onderhavige richtlijn voor te stellen. Bij de evaluatie van de richtlijn in 2004 dient een tussentijdse doelstelling voor bodemeutrofiëring te worden vastgesteld.

(15) De Gemeenschap dient met het oog op het bereiken van de doelstellingen van deze richtlijn en het bevorderen van het vereiste technisch en wetenschappelijk O& O internationaal samen te werken. De Commissie dient hiertoe de nodige bilaterale en multilaterale samenwerking na te streven.

(16) De lidstaten dienen regels vast te stellen inzake de bestraffing van inbreuken op de bepalingen van deze richtlijn en dragen ervoor zorg, dat zij worden toegepast. De sancties dienen doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn.

(17) De vorm en de methoden voor de rapportage van nationale programma's en emissieinventarissen moeten technisch nader worden gespecificeerd. Deze vorm en methoden moeten zo nodig worden bijgewerkt. Het Comité dat bij Richtlijn 96/62/EG van de Raad van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit(5) is ingesteld, dient de Commissie bij het formuleren van de specificaties voor deze vorm en methoden bij te staan.

(18) Overeenkomstig het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel die in artikel 5 van het Verdrag besloten liggen, kunnen de doelstellingen van de overwogen maatregel, namelijk een beperking van de emissies van verzurende en eutrofiërende verontreinigende stoffen en van die precursoren van ozon, onvoldoende voor de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt wegens het grensoverschrijdende karakter van de verontreiniging, hetgeen derhalve beter door de Gemeenschap kan geschieden. Deze richtlijn blijft beperkt tot het minimum wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken en reikt niet verder dan hetgeen daartoe nodig is,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel

Deze richtlijn heeft tot doel de emissies van verzurende en eutrofiërende verontreinigende stoffen en van precursoren van ozon te beperken teneinde het milieu en de menselijke gezonderheid een betere bescherming te bieden tegen de risico's van schadelijke gevolgen van verzuring, bodemeutrofiëring en troposferisch ozon in relatie tot de doelstelling op lange termijn, zijnde geen overschrijding van de kritische niveaus en de kritische belasting en effectieve bescherming van eenieder tegen erkende gezondheidsriciso's als gevolg van luchtverontreiniging.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze richtlijn bestrijkt de emissies op het grondgebied van de lidstaten en op hun exclusieve economische zones van alle antropogene bronnen van de in artikel 4 vermelde verontreinigende stoffen.

Deze richtlijn bestrijkt niet:

a) emissies van het internationaal maritiem verkeer;

b) emissies van vliegtuigen, uitgezonderd de landing- en startcyclus;

c) voor Spanje: emissies op de Canarische eilanden;

d) voor Frankrijk: emissies in de overzeese departementen (DOM);

e) voor Portugal: emissies op Madeira en de Azoren.

Artikel 3

Definities

Voor de doeleinden van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. "kritische belasting": de kwantitatieve schatting van een blootstelling aan een of meer verontreinigende stoffen waarbeneden volgens de huidige kennis op nader gespecificeerde kwetsbare milieucomponenten geen significante schadelijke gevolgen optreden.

2. "kritisch niveau": de concentratie van verontreinigende stoffen in de atmosfeer waarboven volgens de huidige kennis voor receptoren als mensen, planten, ecosystemen of materialen er rechtstreekse schadelijke gevolgen kunnen zijn.

3. "emissie": de uitstoot van stoffen in de atmosfeer;

4. "overschrijding": het verschil tussen een kritische belasting of een kritisch niveau en de waargenomen of geraamde depositie of concentratie;

5. "landing- en startcyclus": een cyclus waarvan de onderscheiden fasen de volgende duur hebben: aanvliegen 4,0 minuten; taxiën/stilstaan aan de grond 26,0 minuten; starten 0,7 minuten; opstijgen 2,2 minuten.

6. "nationaal emissiemaximum": de maximumhoeveelheid van een stof, uitgedrukt in kiloton, die in een kalenderjaar door een lidstaat mag worden uitgestoten;

7. "vluchtige organische stoffen" ("VOS"): alle organische stoffen van antropogene aard, met uitzondering van methaan, die onder de invloed van zonlicht door reactie met stikstofoxiden fotochemische oxidantia kunnen produceren.

Artikel 4

Nationale emissiemaxima

1. De lidstaten beperken uiterlijk in 2010 hun jaarlijkse landelijke emissies van de verontreinigende stoffen zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx), vluchtige organische stoffen (VOS) en ammoniak (NH3) tot hoeveelheden die niet groter zijn dan de in bijlage I vermelde emissiemaxima.

2. De lidstaten dragen ervoor zorg dat de in bijlage I aangegeven emissiemaxima in geen enkel jaar na 2010 worden overschreden.

Artikel 5

Tussentijdse milieudoelstellingen

De tussentijdse milieudoelstellingen van deze richtlijn worden in bijlage II gespecificeerd.

Artikel 6

Nationale programma's

1. De lidstaten stellen uiterlijk 1 oktober 2002 programma's op voor een geleidelijke reductie van de jaarlijkse landelijke emissies van de in artikel 4 vermelde verontreinigende stoffen, teneinde uiterlijk in 2010 aan de in bijlage I gespecificeerde nationale emissiemaxima te voldoen.

2. De nationale programma's bevatten informatie over vastgestelde en geplande beleidsopties en maatregelen alsmede kwantitatieve schattingen van de gevolgen van die beleidsopties en maatregelen voor de uitstoot van de verontreinigende stoffen in 2010. Verwachte aanzienlijke veranderingen in de geografische spreiding van de landelijke emissies worden aangegeven.

3. De nationale programma's worden zo nodig tegen 1 oktober 2006 door de lidstaten bijgesteld en herzien.

4. De lidstaten stellen de overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 opgestelde programma's beschikbaar voor het publiek en voor de geëigende organisaties, zoals milieuorganisaties. De uit hoofde van dit lid voor het publiek en de organisaties beschikbaar gestelde informatie dient helder, begrijpelijk en toegankelijk te zijn.

Artikel 7

Emissie-inventarissen en -prognoses

1. Voor de in artikel 4 vermelde verontreinigende stoffen worden voor 2010 door de lidstaten nationale emissie-inventarissen en -prognoses opgesteld, die regelmatig worden bijgewerkt.

2. De lidstaten stellen hun emissie-inventarissen en -prognoses op met gebruikmaking van de in bijlage II vervatte methodologieën.

3. De Commissie, bijgestaan door het Europees Milieuagentschap, stelt in samenwerking met de lidstaten en op grond van de door hen geleverde informatie voor de in artikel 4 genoemde verontreinigende stoffen inventarissen en prognoses op. De inventarissen en prognoses worden voor het publiek beschikbaar gesteld.

4. De in bijlage III vervatte vereisten kunnen volgens de procedure van artikel 11 worden gewijzigd.

Artikel 8

Verslagen van de lidstaten

1. Jaarlijks brengen de lidstaten aan de Commissie en aan het Europees Milieuagentschap uiterlijk op 31 december verslag uit over hun emissie-inventarissen en hun emissieprognoses voor 2010, welk verslag wordt opgesteld overeenkomstig artikel 7, leden 1 en 2.

Zij doen verslag van de definitieve emissie-inventarissen van het op een na laatste jaar en van de voorlopige emissie-inventarissen van het voorafgaande jaar.

De emissieprognoses bevatten informatie ten behoeve van een goed kwantitatief begrip van de bij het opstellen ervan gebruikte belangrijkste vooronderstellingen op sociaal-economisch gebied.

2. Uiterlijk op 31 december 2002 stellen de lidstaten de Commissie van de overeenkomstig artikel 6, leden 1 en 2, opgestelde programma's op de hoogte.

Uiterlijk 31 december 2006 stellen de lidstaten de Commissie van de overeenkomstig artikel 6, lid 3, opgestelde bijgewerkte programma's op de hoogte.

3. De Commissie zendt de door haar ontvangen nationale programma's binnen een maand na ontvangst aan de andere lidstaten bekend toe.

4. De Commissie treft voorzieningen om voor een consistente en transparante verslaglegging van de nationale programma's zorg te dragen volgens de procedure van artikel 11.

Artikel 9

Verslagen van de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad

1. In 2004 en 2008 brengt de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad over de voortgang bij de tenuitvoerlegging van de in bijlage I vervatte nationale emissiemaxima en met betrekking tot de in bijlage II vervatte tussentijdse milieudoelstellingen verslag uit. Deze verslagen omvatten een economische evaluatie, met inbegrip van de kosteneffectiviteit, de baten, een evaluatie van de marginale kosten en baten en de sociaal-economische consequenties van de toepassing van de nationale emissiemaxima voor specifieke lidstaten en sectoren. Zij omvatten tevens een evaluatie van de overeenkomstig artikel 2 ten aanzien van de werkingssfeer van deze richtlijn geldende restricties, en daarin wordt rekening gehouden met de krachtens artikel 8, leden 1 en 2, door de lidstaten opgestelde verslagen, alsook met:

a) de door derde landen verwezenlijkte emissiereducties en de terzake aangegane verplichtingen;

b) het uitbreidingsproces;

c) nieuwe communautaire wetgeving en elke internationale regeling betreffende emissies van schepen;

d) nieuwe technische en wetenschappelijke gegevens;

e) een beoordeling van de huidige en de verwachte overschrijding van de kritische belasting en van de richtwaarden van de WHO voor troposferisch ozon;

f) de vaststelling van een tussentijdse doelstelling ter vermindering van de bodemeutrofiëring;

g) nieuwe prognoses inzake de veestapel, gebaseerd op de evolutie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

h) nieuwe energieprognoses, gebaseerd op de, door de lidstaten ondernomen acties om aan hun internationale verplichtingen in verband met de klimaatsverandering te voldoen.

2. In 2012 brengt de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad verslag uit over de naleving van de emissiemaxima van bijlage I en over de voortgang met betrekking tot de tussentijdse milieudoelstellingen van bijlage II. In haar verslag wordt rekening gehouden met de door de lidstaten krachtens artikel 8, leden 1 en 2, opgestelde verslagen alsmede met de in lid 1, onder a) tot en met e), van het onderhavige artikel vermelde punten.

3. In de, in de leden 1 en 2 genoemde verslagen wordt met de in lid 1 genoemde factoren rekening gehouden en, voorzover nodig, gaan zij vergezeld van voorstellen tot wijziging van de in bijlage I genoemde emissiemaxima, van voorstellen voor maatregelen om te zorgen dat aan de emissiemaxima wordt voldaan, alsook van voorstellen voor mogelijke verdere emissiereducties.

Artikel 10

Samenwerking met derde landen

Om de verwezenlijking van het in artikel 1 omschreven doel te bevorderen zet de Commissie op het stuk van technisch en wetenschappelijk onderzoek en de ontwikkeling en de vergemakkelijking van emissiereducties de bilaterale en multilaterale samenwerking met derde landen en met relevante internationale organisaties, zoals VN/ECE en IMO voort.

Artikel 11

Het comité

De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 12 van Richtijn 96/62/EG ingestelde comité.

De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naargelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 205, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad drie maanden na indiening van het voorstel geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

Artikel 12

Sancties

De lidstaten stellen het stelsel van straffen van toepassing op inbreuken op de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen vast en treffen alle maatregen die nodig zijn om de daadwerkelijke toepassing van die straffen te verzekeren. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Artikel 13

Omzetting in nationaal recht

1. De lidstaten doen geleidelijk de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2009 aan artikel 4 te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst mede van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht die zij op het onder deze richtijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 15

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

(1) PB C 138 van 17.5.1993, blz. 1.

(2) PB L 275 van 10.10.1998, blz. 1.

(3) PB L 297 van 13.10.1992, blz. 1.

(4) PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26.

(5) PB L 296 van 21.11.1996, blz. 55.

BIJLAGE I

Tegen 2010 te bereiken nationale emissiemaxima voor SO2, NOx, VOS en NH3 (in kiloton)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

Tussentijdse milieudoelstellingen(1)

Met de nationale emissiemaxima wordt beoogd dat uiterlijk in 2010 globaal aan de volgende tussentijdse milieudoelstellingen wordt voldaan:

Verzuring

- Terugbrengen van het areaal waar, vergeleken met de situatie in 1990, de kritische belasting inzake verzuring met ten minste 50 % (in ieder roostervak(2)) wordt overschreden.

Gezondheidsgerelateerde blootstelling aan ozon

- In alle roostervakken waar de ozonbelasting hoger is dan het gezondheidsgerelateerde criterium (AOT60(3)), moet zij ten opzichte van de situatie in 1990 met twee derde worden teruggebracht. Bovendien mag de ozonbelasting in geen enkel roostervak de absolute grens van 2,9 ppm.h overschrijden.

Vegetatiegerelateerde blootstelling aan ozon

- In alle roostervakken waar de ozonbelasting hoger is dan het kritische niveau voor landbouwgewassen en halfnatuurlijke vegetatie (AOT40(4)) moet zij ten opzichte van de situatie in 1990 met een derde worden teruggebracht. Bovendien mag de ozonbelasting in geen enkel roostervak de absolute grens van 10 ppm.h, uitgedrukt als een overschot boven het kritische niveau van 3 ppm.h, overschrijden.

(1) Verbeteringen qua bodemeutrofiëring: als gevolg van de nationale emissiemaxima wordt het communautaire areaal waar de depositie van voedingsstikstof de kritische belasting overschrijdt, vergeleken met de situatie in 1990 met ongeveer 30 procent worden verminderd.

(2) Een roostervak meet 150 km bij 150 km. Dit is de resolutie die wordt gehanteerd bij de kartering van de kritische belasting op Europese schaal en eveneens bij de bewaking van de uitstoot en depositie van luchtverontreinigende stoffen in het kader van het Programma voor samenwerking inzake de bewaking en evaluatie van het transport van luchtverontreinigende stoffen over lange afstand in Europa (EMEP).

(3) Maat van gecumuleerde overschrijding van een ozondrempelwaarde van 60 deeltjes per miljard.

(4) Maat van gecumuleerde overschrijding van een ozondrempelwaarde van 40 deeltjes per miljard.

BIJLAGE III

Methodologieën voor emissie-inventarissen en -prognoses

De lidstaten stellen emissie-inventarissen en -prognoses op met gebruikmaking van de methodologieën die in het kader van het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over afstand zijn overeengekomen. Zij maken daarbij bij voorkeur gebruik van de gemeenschappelijke handleiding van EMEP/CORINAIR(1).

(1) Door het EMA opgestelde Inventaris van atmosferische emissies.

Top
  翻译: