This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 51999PC0557
Proposal for a Decision of the European Parliament and of the Council on a Community Framework for cooperation to promote sustainable urban development
Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende een communautair samenwerkingskader ter bevordering van duurzame ontwikkeling in het stedelijk milieu
Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende een communautair samenwerkingskader ter bevordering van duurzame ontwikkeling in het stedelijk milieu
/* COM/99/0557 def. - COD 99/0233 */
PB C 56E van 29.2.2000, p. 68–71
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende een communautair samenwerkingskader ter bevordering van duurzame ontwikkeling in het stedelijk milieu /* COM/99/0557 def. - COD 99/0233 */
Publicatieblad Nr. C 056 E van 29/02/2000 blz. 0068 - 0071
Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende een communautair samenwerkingskader ter bevordering van duurzame ontwikkeling in het stedelijk milieu (2000/C 056 E/16) (Voor de EER relevante tekst) COM(1999) 557 def. - 1999/0233(COD) (Door de Commissie ingediend op 22 november 1999) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 175, lid 1, Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité, Gezien het advies van het Comité van de Regio's, Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag, Overwegende hetgeen volgt: (1) Het Verdrag voorziet in de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een communautair milieubeleid en zet de doelstellingen en beginselen uiteen waarnaar dit beleid zich moet richten; (2) Door de vaststelling van Besluit nr. 2179/98/EG van het Europees Parlement en de Raad(1) heeft de Gemeenschap bevestigd dat zij zich blijft inzetten voor de algemene benadering en de strategie die de Commissie in haar programma "Op weg naar duurzame ontwikkeling"(2) heeft gekozen; (3) De vele internationale verplichtingen van de Gemeenschap op het gebied van de bestrijding van klimaatverandering kunnen alleen worden uitgevoerd in samenwerking met de plaatselijke overheden; (4) In haar mededeling "Actiekader voor duurzame stedelijke ontwikkeling in de Europese Unie" van 28 oktober 1998(3) heeft de Commissie zich ertoe verbonden "steun te blijven geven aan de netwerkactiviteiten van de plaatselijke overheden" en "de rechtsgrondslag uit te werken die nodig is voor meerjarige financiering van dit soort activiteiten"; (5) Het Europees Parlement heeft resoluties(4) aangenomen betreffende de versterking van het stedelijk en milieubeleid van de Europese Unie; (6) Het Comité van de Regio's heeft een advies aangenomen met betrekking tot de grensoverschrijdende en transnationale samenwerking tussen lokale overheden(5), alsmede een advies met betrekking tot de mededeling van de Commissie: "Aanzet tot een actieve benadering van de steden in de Europese Unie"(6); (7) In het vijfde milieuactieprogramma wordt erkend dat alle betrokken spelers, waaronder de Commissie en de plaatselijke overheden, in het kader van partnerschappen, gezamenlijke acties moeten ondernemen om de doelstelling van duurzame ontwikkeling te bereiken en de bijbehorende verantwoordelijkheden te delen; (8) In Agenda 21 waarvan het Protocol in 1992 op de Top van Rio is ondertekend, wordt in hoofdstuk 28 bepaald dat tegen 1996 de meeste lagere overheden in alle landen mechanismen ter raadpleging van de bevolking zouden moeten opzetten en tot een consensus zouden moeten komen over een programma Actie 21 op het vlak van de lagere overheden; (9) Een duurzame stadsontwikkeling en de tenuitvoerlegging van Agenda 21 en van de communautaire wetgeving vergen de uitwerking, ontwikkeling en uitwisseling van goede praktijken door de plaatselijke overheden, alsmede hun bewustwording; (10) De capaciteit van de netten van plaatselijke overheden dient op Europees vlak te worden versterkt, er dienen goede praktijken op het gebied van duurzame stadsontwikkeling en de plaatselijke Agenda 21 te worden uitgewerkt en uitgewisseld en er dient voor coördinatie van deze activiteiten te worden gezorgd, opdat de informatie en de adviezen van de plaatselijke overheden aangaande nieuwe en ontluikende perspectieven op met duurzame ontwikkeling verband houdende gebieden aan de Commissie worden doorgegeven; (11) Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag kunnen de doelstellingen van het overwogen optreden, de uitwisseling op Europese schaal van goede praktijken en de bewustmaking van de plaatselijke overheden door middel van Europese netten niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen deze derhalve beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Het onderhavige besluit beperkt zich tot het voor het bereiken van deze doelstellingen vereiste minimum en gaat niet verder dan hiertoe nodig is; (12) Het is belangrijk de voorrangsgebieden te omschrijven waarop het communautaire samenwerkingskader activiteiten kan ondersteunen; (13) Er moeten doeltreffende controle en beoordelingsmethoden worden opgesteld en er moet voor passende voorlichting van de potentiële begunstigden en van het publiek worden gezorgd; (14) De uitvoering van het samenwerkingskader dient te worden geëvalueerd aan de hand van de bij de eerste jaren van de tenuitvoerlegging opgedane ervaring en het Europees Parlement en de Raad dienen hierover te worden ingelicht, BESLUITEN: Artikel 1 Om de tenuitvoerlegging op plaatselijk vlak van de communautaire wetgeving op milieugebied te bevorderen wordt een communautair samenwerkingskader geschapen teneinde de uitwerking, uitwisseling en toepassing van goede praktijken op het gebied van de duurzame stadsontwikkeling en van de plaatselijke Agenda 21 te bevorderen. De voornaamste partners binnen het kader zijn de Commissie en de op Europees vlak georganiseerde stedennetten. Artikel 2 1. De soorten activiteiten die voor financiële ondersteuning van de Gemeenschap in aanmerking kunnen komen, zijn voorlichting, bewustmaking, coördinatie, samenwerking, uitwerking, overdracht van goede praktijken, en iedere andere activiteit die aan de doelstelling van artikel 1 beantwoordt. In de bijlage wordt een indicatieve verdeling van de financiële steun over deze soorten activiteiten gegeven. 2. De Commissie kan financiële ondersteuning verlenen aan ieder op Europees vlak georganiseerd stedennet dat dergelijke activiteiten, met inachtneming van de basisbeginselen van het vijfde milieuactieprogramma, op Europees vlak wil ontwikkelen, en nadat de Commissie met het geplande werkprogramma heeft ingestemd. Voor de in de bijlage genoemde begeleidende maatregelen, die nodig zijn om de activiteiten te kunnen analyseren en volgen, kan de hoedanigheid van potentiële begunstigde van het samenwerkingskader tot andere sectoren worden uitgebreid. 3. De communautaire ondersteuning geldt voor de activiteiten die moeten plaatsvinden in het jaar waarin de financiële bijdrage wordt gegeven of in de twee jaren daarna. Artikel 3 1. De Commissie bepaalt de voorrangsactiviteiten die op de in artikel 1 genoemde gebieden moeten worden uitgevoerd. 2. De Commissie maakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschap een mededeling bekend waarin de te financieren activiteiten worden beschreven en de wijze van selectie en toekenning wordt aangegeven, alsmede de voor de kandidaatstelling en goedkeuring geldende procedures. Artikel 4 De Commissie zorgt ervoor dat er samenhang en synergie is tussen de activiteiten en de communautaire projecten ter uitvoering van dit samenwerkingskader en de overige programma's en initiatieven van de Gemeenschap, met name het Urban-initiatief, en dat zij elkaar aanvullen. De projecten die zijn afgestemd op de richtsnoeren van het financiële instrument voor het milieu (Life) komen niet voor financiering binnen het onderhavige samenwerkingskader in aanmerking. Artikel 5 1. De jaarlijkse toewijzingen worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten. De jaarlijkse financiële toewijzing voor het programma voor de periode 2001-2004 bedraagt 12,4 miljoen EUR. 2. Om een steunbedrag van 350000 EUR of meer te kunnen verkrijgen moet de boekhouding van de begunstigde over de afgelopen twee jaar door een register-accountant zijn goedgekeurd, en moet de boekhouding voor de periode waarin de steun wordt gebruikt eveneens door een register-accountant zijn goedgekeurd. Om een steunbedrag lager dan 350000 EUR te kunnen verkrijgen, moet de boekhouding van de begunstigde in een door de Commissie erkende vorm over de afgelopen twee jaar beschikbaar zijn en moet zij verder in deze vorm worden gevoerd tijdens de periode waarin de steun wordt gebruikt. Artikel 6 1. De voorrangsactiviteiten worden geselecteerd op grond van algemene criteria, zoals: a) een gezonde kosten/batenverhouding; b) een duurzaam multiplicatoreffect op Europees vlak; c) een doeltreffende en evenwichtige samenwerking tussen de partners met betrekking tot de planning en de uitvoering van de werkzaamheden en de financiële deelneming; d) een bijdrage tot een multinationale aanpak, met name grensoverschrijdende samenwerking binnen de Gemeenschap en, waar passend, over haar grenzen heen met aan de Unie grenzende landen; e) een bijdrage tot een multi-sectoriële benadering; f) de mate van samenwerking tussen alle deelnemers, de vertegenwoordigers van de burgermaatschappij inbegrepen. 2. De Commissie zal de aanvullende criteria vermelden die gelden bij de selectie van de te financieren activiteiten. 3. Na beoordeling van de voorstellen kiest de Commissie de activiteiten die financiële steun zullen ontvangen. Dit houdt in dat met de voor de uitvoering verantwoordelijke begunstigden een contract wordt gesloten waarin de rechten en plichten van de partners worden neergelegd. Artikel 7 Dit programma wordt opengesteld voor deelname van de geassocieerde landen van Midden- en Oost Europa (LMOE) overeenkomstig de voorwaarden die worden gesteld in de aanvullende protocollen bij de met die landen te sluiten associatie-overeenkomsten betreffende de deelname aan communautaire programma's. Het programma wordt, volgens dezelfde regels die ten aanzien van de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie worden toegepast op basis van aanvullende kredieten opengesteld voor deelname van Cyprus en Malta volgens met deze landen overeen te komen procedures. Artikel 8 1. Om een geslaagde uitvoering van de werkzaamheden door de begunstigden van communautaire financiële steun te waarborgen, neemt de Commissie de nodige maatregelen om: a) te controleren of de aan de Commissie voorgestelde werkzaamheden juist zijn uitgevoerd; b) onregelmatigheden te voorkomen en te bestrijden; c) zo nodig onrechtmatig ontvangen bedragen terug te vorderen. 2. Onverminderd de controles van de rekeningen door de Rekenkamer uit hoofde van artikel 248 van het Verdrag of de controles uit hoofde van artikel 279, onder c), van het Verdrag, kunnen ambtenaren en andere personeelsleden van de Commissie ter plaatse controles uitvoeren, met inbegrip van steekproeven, op werkzaamheden die in het kader van dit samenwerkingskader worden gefinancierd. De Commissie stelt de begunstigde van tevoren van de controle ter plaatse in kennis, tenzij er goede redenen zijn voor verdenking van fraude en/of oneigenlijk gebruik. 3. De begunstigde van financiële steun houdt alle bewijsstukken met betrekking tot uitgaven voor zijn werkzaamheid gedurende een periode van vijf jaar na de laatste betaling voor deze werkzaamheid ter beschikking van de Commissie. Artikel 9 1. De Commissie kan de uit hoofde van een contract toegekende financiële ondersteuning verminderen, opschorten of terugvorderen indien zij onregelmatigheden vaststelt of indien blijkt dat dit contract, zonder toestemming van de Commissie, een belangrijke wijziging heeft ondergaan die strijdig is met de overeengekomen doelstellingen of wijze van uitvoering. 2. Wanneer de gestelde termijnen niet in acht zijn genomen of wanneer de voortgang bij de tenuitvoerlegging van een contract slechts een gedeelte van de toegekende financiële steun rechtvaardigt, verzoekt de Commissie de begunstigde hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen in te dienen. Wanneer de begunstigde geen bevredigend antwoord geeft, kan de Commissie de resterende financiële steun annuleren en onmiddellijk terugbetaling van de reeds betaalde bedragen eisen. 3. De begunstigde moet voor ieder contract binnen zes maanden na de voltooiing ervan bij de Commissie een verslag indienen. De Commissie bepaalt de vorm en inhoud van deze verslagen. Indien het verslag niet binnen de genoemde termijn wordt voorgelegd, komt de begunstigde niet meer voor verdere financiering op grond van dit besluit in aanmerking. 4. Iedere onverschuldigde betaling moet de Commissie worden terugbetaald. Niet tijdig terugbetaalde bedragen kunnen worden verhoogd met rente. De Commissie stelt uitgebreide regels op ter uitvoering van dit lid. Artikel 10 De lijst van de begunstigden en van de binnen dit samenwerkingskader gefinancierde werkzaamheden wordt onder vermelding van de steunbedragen in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt. Artikel 11 De Commissie evalueert de uitvoering ervan en legt uiterlijk op 31 maart 2003 een verslag terzake voor aan het Europees Parlement en de Raad. Artikel 12 Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 van toepassing. (1) PB L 275 van 10.10.1998, blz. 1. (2) PB C 138 van 17.5.1993, blz. 5. (3) COM(1998) 605 def. (4) (A4-0177/98; rapport van mevr. Pollack) PB C 226 van 20.7.1998, blz. 34 en (A4-0172/98; rapport van mevr. Napolitano) PB C 226 van 20.7.1998, blz. 36 en (A4-0247/99; rapport van de heer Orlando) PB C 279 van 1.10.1999, blz. 44. (5) (Cdr 145/98; rapport van de heer Niederbremer) PB C 51 van 22.2.1999, blz. 21. (6) (Cdr 316/97 def.; rapport van de heer Peper) PB C 251 van 10.8.1998, blz. 11. BIJLAGE >RUIMTE VOOR DE TABEL>