Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document JOC_2001_240_E_0060_01

Voorstel voor een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/92/EG en Richtlijn 98/30/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en aardgas (COM(2001) 125 def. — 2001/0077(COD)) (Voor de EER relevante tekst)

PB C 240E van 28.8.2001, p. 60–71 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52001PC0125(01)

Voorstel voor een VOORSTEL VOOR EEN richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/92/EG en Richtlijn 98/30/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en aardgas /* COM/2001/0125 def. - COD 2001/0077 */

Publicatieblad Nr. 240 E van 28/08/2001 blz. 0060 - 0071


Voorstel voor een VOORSTEL VOOR EEN RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 96/92/EG en Richtlijn 98/30/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en aardgas

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

HERZIENING VAN DE ELEKTRICITEITS- EN DE GASRICHTLIJN

1. Inleiding

De Europese Raad van 23-24 maart 2000 in Lissabon riep op tot "snel werken" om de interne markt te voltooien en vroeg "de Commissie, de Raad en de lidstaten, elk in overeenstemming met hun respectievelijke bevoegdheden... de liberalisering op het gebied van gas, elektriciteit... te versnellen. Het doel is een volledig functionele, operationele interne markt op deze gebieden te voltooien; de Europese Raad zal de geboekte vooruitgang tijdens zijn vergadering volgend voorjaar beoordelen op basis van een rapport van de Commissie en passende voorstellen". Het Europees Parlement verzocht eveneens de Commissie een gedetailleerd tijdschema vast te leggen binnen welke nauwkeurig omschreven doelstellingen dienen te worden gerealiseerd om uiteindelijk te komen tot een geleidelijke maar volledige liberalisering van de energiemarkten [1].

[1] Resolutie 'Liberalisering van de energiemarkten' A5-0180/2000 van 6 juli 2000.

De Energieraad van 30 mei 2000 benadrukte "het belang en de urgentie van de tijdens de Europese Raad van Lissabon getrokken conclusies" en vroeg de Commissie "tijdig voorstellen voor verdere acties te doen".

In de mededeling van de Commissie "Voltooiing van de interne energiemarkt" [2] wordt de conclusie getrokken dat thans bij het Parlement en de Raad op de voltooiing van de interne markt voor gas en elektriciteit gerichte voorstellen kunnen worden ingediend, die niet alleen deze primaire doelstelling zullen realiseren, maar ook verenigbaar zijn met en bijdragen aan de andere relevante beleidslijnen van de Gemeenschap op dit gebied.

[2] PB C ... van..., blz. ..

Het aangehechte voorstel tot wijziging van de Richtlijnen 96/92/EG en 98/30/EG voldoet bijgevolg aan het verzoek van de Europese Raad en de Energieraad; het volgt het recente Groenboek over voorzieningszekerheid [3] waarin de verbanden worden belicht tussen de bespoediging van de integratie van de energiemarkten in Europa en de noodzaak voorzieningszekerheid te waarborgen.

[3] COM (2000) 769, blz. 71.

2. Te bereiken doelstellingen

Zoals in de bovengenoemde mededeling uiteengezet, moet, indien de Gemeenschap een echte en doeltreffende interne markt voor elektriciteit en gas tot stand wenst te brengen, elk voorstel zowel kwantitatieve als kwalitatieve elementen bevatten:

-Het geleidelijk toestaan dat alle elektriciteits- en gasverbruikers hun leverancier vrij kunnen kiezen ("kwantitatief voorstel"). Er zijn drie redenen om in dit opzicht een ambitieus programma na te streven. Ten eerste om te waarborgen dat alle bedrijven in de EU profiteren van de concurrentie met betrekking tot verhoogde efficiëntie en lagere prijzen, die leiden tot een sterker concurrentievermogen en meer werkgelegenheid in de EU. Ten tweede om te waarborgen dat huishoudelijke verbruikers in de EU ten volle profiteren van de marktopening met betrekking tot lagere elektriciteits- en gasrekeningen. Ten derde om gelijke concurrentievoorwaarden tussen de lidstaten te waarborgen met betrekking tot de marktopening en derhalve de 15 nationale markten volledig te integreren in een echte en volledig operationele eenheidsmarkt.

-Het structureel verbeteren van de markt voor elektriciteit en gas in de Gemeenschap ("kwalitatieve voorstellen"). Ervaring met marktopening, niet alleen in de Gemeenschap maar ook in andere landen, heeft duidelijk geleerd dat bepaalde wijzen van aanpakken bij het openstellen van de markt veel gemakkelijker tot werkelijke concurrentie leiden dan andere. De grote meerderheid van de lidstaten hebben een dergelijke aanpak gekozen voor elektriciteit en een groot aantal lidstaten heeft dat ook gedaan voor gas.

Naarmate de interne markt zich ontwikkelt, vooral met betrekking tot de bovengenoemde kwantitatieve bespoediging, is het derhalve van essentieel belang dat de methoden die worden gehanteerd bij het openstellen van de markt, geleidelijk in alle lidstaten convergeren indien een echte interne markt zonder concurrentieverstoring moet ontstaan. Dat is evenzo noodzakelijk indien alle mogelijke voordelen van de totstandbrenging van de interne markt voor elektriciteit en gas moeten worden benut en doorgegeven aan de verbruikers.

Het wordt algemeen erkend dat toegang voor derden op basis van gepubliceerde en niet-discriminerende tarieven en een hoog niveau van ontvlechting niet alleen gunstig maar noodzakelijk zijn voor het waarborgen van doeltreffende concurrentie. Om de interne markt te voltooien is het bijgevolg niet voldoende de vraag volledig te liberaliseren, maar moeten er ook doeltreffende marktstructuren bestaan. Niet alleen moet ervoor worden gezorgd dat de voordelen van concurrentie de burgers van de Gemeenschap maximaal ten goede komen, maar deze maatregelen zijn ook nodig om gelijke concurrentievoorwaarden tussen de lidstaten te garanderen en non-discriminatie, met name met betrekking tot verticaal geïntegreerde bedrijven met een machtspositie, te waarborgen. Het wordt inderdaad steeds duidelijker dat deze kwestie net zo belangrijk, zo niet belangrijker is dan het niveau van kwantitatieve marktopening wanneer echte reciprociteit tussen de lidstaten moet worden bereikt.

Het is bovendien dienstig dat de richtlijnen met dit voorstel worden bijgewerkt: enkele bepalingen en opties in de richtlijnen zijn ofwel overbodig geworden of zijn niet door de lidstaten uitgekozen. Dit betreft de aanbestedingsprocedure voor het liberaliseren van de energieproductie (behalve als een reservemaatregel die om redenen van voorzieningszekerheid kan worden getroffen) en het model van de exclusieve koper voor toegang tot het net. Deze kunnen dus uit de richtlijn worden verwijderd. Deze opschoning is vooral belangrijk met betrekking tot het verschaffen van gelijke concurrentievoorwaarden in termen van marktstructuren van de elektriciteits- en de gasmarkt in landen die kandidaat zijn voor toetreding tot de Gemeenschap. Daarnaast wordt een aantal administratieve procedures vereenvoudigd teneinde de bureaucratie te beperken. Dit betreft verplichtingen in de richtlijnen die gezien de opgedane ervaring verlicht kunnen worden. Voorts zijn in beide richtlijnen de bepalingen met betrekking tot de eisen inzake de scheiding van de boekhouding verduidelijkt.

Het lijkt tevens wenselijk Richtlijnen 90/547/EEG en 91/296/EEG van de Raad betreffende de doorvoer van elektriciteit en aardgas in te trekken, teneinde homogene en niet-discriminerende toegangsregelingen voor transmissie te waarborgen, ook wanneer dit grensoverschrijdend transport binnen de Gemeenschap omvat. Met het oog op de consistentie en ter voorkoming van verwarring met betrekking tot toegangsregelingen en -voorwaarden wordt voorgesteld de voorschriften van de doorvoerrichtlijnen in gestroomlijnde vorm op te nemen in het voorstel voor een nieuwe richtlijn inzake de voltooiing van de interne energiemarkt om zodoende transmissiesysteembeheerders, indien nodig, toegang te verlenen tot het hoofdnet van andere transmissiesysteembeheerders op voorwaarden die niet discriminerend zijn.

Het is ten slotte wenselijk de bestaande bepalingen betreffende openbare-dienstdoelstellingen te verbeteren om een doeltreffende en voortdurende vergelijkende studie mogelijk te maken en te waarborgen dat alle burgers het recht hebben tegen betaalbare en redelijke prijzen van elektriciteit te worden voorzien (universele dienst) en een minimumaantal rechten inzake consumentenbescherming genieten.

Deze verbeteringen in de richtlijnen en het schrappen van overbodige bepalingen zullen tevens meer duidelijkheid scheppen en een beter houvast bieden voor de kandidaat-landen bij de invoering van hervormingen in hun elektriciteits- en gassector.

3. De voorstellen

3.1. Kwantitatieve voorstellen - het geleidelijk verlenen van een vrije keuze van leverancier aan alle verbruikers.

Er wordt voorgesteld dat alle niet-huishoudelijke elektriciteitsverbruikers in de lidstaten (dat wil zeggen alle bedrijfs- en handelsgebouwen) vrij zijn om per 1 januari 2003 hun elektriciteitsleverancier te kiezen en dat dit per 1 januari 2005 voor alle verbruikers zal gelden (dat wil zeggen 100% marktopening).

Aangezien de opening van de gasmarkt nog steeds achterloopt bij die van de elektriciteitsmarkt (de lidstaten moesten de gasrichtlijn 18 maanden na de elektriciteitsrichtlijn ten uitvoer leggen) en gasbedrijven minder tijd hebben gehad om zich voor te bereiden, wordt voorgesteld alle niet-huishoudelijke gasverbruikers hiervoor op 1 januari 2004 in aanmerking te laten komen, dat wil zeggen een jaar later dan voor elektriciteit. Dezelfde deadline als die voor elektriciteit wordt echter voorgesteld voor de invoering van volledige marktopening: 1 januari 2005, aangezien deze periode lang genoeg is voor de gassector in de EU om zich ten volle voor te bereiden op volledige concurrentie en omdat daarna gewaarborgd zal zijn dat beide interne markten parallel werken. Dit is vooral belangrijk ten gevolge van de toenemende convergentie tussen beide sectoren.

Deze voorstellen worden gedaan, rekening houdend met de ervaring van de landen die volledige concurrentie reeds met succes hebben ingevoerd, en met de benodigde tijd om alle noodzakelijke voorbereidingen te treffen op administratief, technisch en wettelijk/regelgevend gebied, teneinde bescherming van de verbruiker en het respecteren van de vereiste openbare-dienstdoelstellingen te waarborgen. In het bijzonder wordt rekening gehouden met het feit dat het in aanmerking komen van huishoudens in tegenstelling tot de industriële en commerciële sector vaak intensieve voorbereiding vereist met betrekking tot factureringsafspraken en de ontwikkeling van verbruikersbelastingsprofielen [4]. Ook wordt rekening gehouden met het voornemen van de meeste lidstaten om volledige concurrentie in te voeren volgens een tijdschema dat ongeveer overeenstemt met het voorgestelde. De mededeling van de Commissie betreffende de voltooiing van de interne energiemarkt toont duidelijk aan dat in de context van deze ontwikkeling volledig kan worden voldaan aan de voornaamste doelstellingen van de Gemeenschap op dit gebied, met name hoge normen van openbare dienstverlening en consumentenbescherming, milieubescherming, voorzieningszekerheid en opening van de markt met sociale consensus.

[4] Bij een gestandaardiseerd belastingsprofiel wordt uitgegaan van een aanname van het elektriciteitsverbruik van een type kleine verbruiker naar volume en tijdstip van de vraag. Eventuele afwijkingen van het profiel worden geregeld na periodieke aflezing van de bestaande meter, waardoor kan worden afgezien van de duurdere methode waarbij van minuut tot minuut het werkelijke verbruik wordt afgelezen en vergeleken met het bij contract vastgestelde volume van de verbruiker.

3.2. Kwalitatieve voorstellen.

In dit opzicht worden twee voorstellen gedaan met betrekking tot ontvlechting en methodiek van toegang tot het net. Bijna al degenen die commentaar hebben geleverd in de context van de openbare hoorzitting over de voltooiing van de interne energiemarkt, die de Commissie in september 2000 heeft georganiseerd, benadrukten dat strenge normen en duidelijke maatregelen met betrekking tot beide kwesties van essentieel belang zijn wanneer doeltreffende concurrentie in de interne markt gewaarborgd moet worden en doeltreffende reciprociteit tussen lidstaten en bedrijven moet bestaan.

Ontvlechting: Teneinde een gemeenschappelijke minimumeis tot ontvlechting in de interne markt voor elektriciteit en gas te waarborgen, wordt voorgesteld dat de lidstaten minimaal garanderen dat transmissie geschiedt via een dochteronderneming die met betrekking tot haar dagelijkse activiteiten wettelijk en functioneel losstaat van de elektriciteitsproductie en de verkoopactiviteiten van de moedermaatschappij (een onafhankelijke transmissiesysteembeheerder - TSO). Er wordt een aantal maatregelen gespecificeerd waaraan moet worden voldaan, teneinde te waarborgen dat de dochteronderneming voor transmissie in staat is functioneel te werken, onafhankelijk van de andere commerciële belangen van de groep waartoe ze behoort. Met betrekking tot functionele scheiding gelden de volgende minimumeisen:

-Degenen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van het transmissiesysteem mogen niet deelnemen in bedrijfsstructuren die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor de dagelijkse leiding van de opwekkings-/productie- en leveringsactiviteiten van de geïntegreerde groep.

-Passende maatregelen moeten worden genomen om te waarborgen dat rekening wordt gehouden met de individuele belangen van de directie van het transmissiesysteembedrijf, en wel op een manier die waarborgt dat ze in staat is onafhankelijk te werken.

-De transmissiesysteembeheerder moet volledige controle uitoefenen over alle middelen die nodig zijn om het net te exploiteren, te onderhouden en te ontwikkelen.

-De transmissiesysteembeheerder moet een nalevingsprogramma vaststellen met de maatregelen die zijn genomen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten. Het programma moet de specifieke verplichtingen van de werknemers tot het bereiken van dat doel omschrijven. Het moet worden opgesteld en op de naleving ervan moet worden toegezien door een nalevingsfunctionaris die is aangesteld door en rapporteert aan de president/hoofddirecteur van het geïntegreerde bedrijf waartoe de transmissiesysteembeheerder behoort. De nalevingsfunctionaris moet bij de nationale regelgevende instantie een jaarverslag indienen, waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet en dat moet worden gepubliceerd.

Veel deelnemers aan de openbare hoorzitting voerden verder aan dat de distributie ook op een vergelijkbare manier ontvlecht moet worden, waarvoor wettelijke scheiding vereist is [5], en beklemtoonden het essentiële belang van niet-discriminerende toegang tot distributie [6].

[5] De gas- en de elektriciteitsrichtlijn vereisen alleen gescheiden boekhouding op het niveau van distributie alsmede maatregelen die waarborgen dat er geen commercieel gevoelige informatie openbaar wordt gemaakt.

[6] Distributiekosten zijn relatief hoog. Voor gas zijn de totale investeringen in gasdistributie doorgaans twee keer zo hoog als in transmissie. In een land dat geen eigen gaswinning heeft, kan de investering in gasdistributie 70% tot 80% van de totale investeringen in het leveringstraject naar de eindverbruiker bedragen.

Verdere opening van de markt zal onafhankelijk distributiesysteembeheer even belangrijk maken als onafhankelijk transmissiesysteembeheer. De Commissie stelt daarom voor wettelijke scheiding in te voeren, in 2003 voor distributiesysteembeheerders voor elektriciteit en in 2004 voor gas, op grotendeels dezelfde voorwaarden als die welke hierboven voor transmissiesysteembeheerders zijn beschreven. De lidstaten kunnen echter besluiten een de minimis drempel in te voeren, omdat het buiten verhouding kan zijn kleine lokale distributiebedrijven deze ontvlechtingsverplichting op te leggen.

Opgemerkt moet worden dat deze wijziging een belangrijkere ontwikkeling met betrekking tot gas dan met betrekking tot elektriciteit betekent. In de gasrichtlijn is alleen interne boekhoudkundige ontvlechting van de transmissie vereist alsmede maatregelen die waarborgen dat geen commercieel gevoelige informatie openbaar wordt gemaakt. Zes lidstaten zijn echter al overgegaan tot wettelijke, eigendoms- of managementontvlechting of bereiden dit voor. Bovendien moet worden opgemerkt dat verschillende geïntegreerde gasondernemingen een vergelijkbaar beleid van het scheiden van beheer en exploitatie van transportfuncties van de gasleveringsfunctie voeren. Het is algemeen geaccepteerd dat deze ontwikkeling tot een meer doeltreffende en gelijkwaardige concurrerende structuur in de interne markt zal leiden en een betere markttoegang mogelijk maakt aangezien potentiële nieuwkomers zeker kunnen zijn van niet-discriminerende toegang. Daarnaast geeft het binnen geïntegreerde bedrijven duidelijkere kostensignalen en stimulansen af naar de verschillende bedrijfstaken. Het aannemen van deze maatregel zal dus leiden tot een snellere en rechtvaardige ontwikkeling van een doeltreffende interne gasmarkt.

Deze bepalingen werden door een overgrote meerderheid van de sprekers tijdens de hoorzitting als belangrijk aangemerkt. In het licht van de opgedane ervaring met het uitvoeren van de bestaande richtlijnen zijn deze bepalingen ook het belangrijkst gebleken bij het waarborgen van doelmatige functionele onafhankelijkheid.

Veel deelnemers aan de hoorzitting voerden aan dat opslag en voorzieningen voor vloeibaar aardgas (LNG) verder ontvlecht moeten worden en dat in regelgeving voor de toegang daartoe moet worden voorzien. Velen pleitten er ook voor dat volledige eigendomsontvlechting voor transmissie moet plaatsvinden. Het is duidelijk dat deze maatregelen zullen leiden tot doeltreffendere garanties van niet-discriminerende toegang. Voorts erkent de Commissie ten volle de fundamentele rol die toegang tot gasopslag en andere belangrijke ondersteunende diensten moet spelen indien een concurrerende markt tot stand moet komen [7]. In dit licht heeft de Commissie besloten een verduidelijking van het belang van toegang tot opslag, andere ondersteunende diensten en flexibiliteitsinstrumenten voor te stellen alsmede een versterking van de procedure voor toegang voor derden met betrekking tot de distributie en LNG-installaties (zie hieronder) en te eisen dat gasbedrijven verplicht worden voor de opslag- en LNG-activiteiten separate exploitatiebedrijven aan te wijzen en op te richten (opslag- en LNG-bedrijven), om zodoende de transparantie te verhogen voor degenen die toegang tot deze essentiële faciliteiten vragen. De Commissie verwacht dat deze maatregelen voldoende zullen zijn om doeltreffende en niet-discriminerende toegang tot de gas- en elektriciteitssystemen te waarborgen. Zij heeft besloten, althans voor het ogenblik, met betrekking tot opslag en LNG geen andere ontvlechtingseisen te stellen (dat wil zeggen geen gescheiden wettelijke onderdelen voor deze activiteiten te eisen). Voorts wordt voorgesteld een bepaling op te nemen inzake niet-discriminerende verlening van diensten voor het in evenwicht houden van productie en verbruik van zowel gas als elektriciteit.

[7] De gasafzet varieert aanzienlijk voor alle verbruikers, zowel op een enkele dag als gedurende het hele jaar. De gaslevering is echter constanter aangezien gasproducenten het gebruik van de capaciteit van hun pijpleidingeninfrastructuur willen maximaliseren. Niet-discriminerende toegang tot flexibiliteits instrumenten zoals opslag kan derhalve doorslaggevend zijn voor een doeltreffende toegang tot het gehele gassysteem en voor het waarborgen van gelijke concurrentievoorwaarden tussen gevestigde nutsbedrijven die over aanzienlijke opslagfaciliteiten beschikken, en nieuwkomers en afnemers zonder deze faciliteiten.

De Commissie zal echter nauwgezet blijven controleren of doeltreffende en niet-discriminerende toegang ontstaat voor transmissie (inclusief upstreampijpleidingen), distributie, LNG, opslag en andere belangrijke dienstverleningsfaciliteiten. Teneinde voortdurend onderzoek naar deze kwesties door alle instellingen van de Gemeenschap te waarborgen, wordt voorgesteld de richtlijnen zodanig te herzien dat de Commissie voor het einde van het tweede en het vierde jaar na de inwerkingtreding van deze herziening bij het Europees Parlement en de Raad, onder andere over deze kwesties, verslag moet uitbrengen (artikel 1 en 2) en indien nodig passende voorstellen voor verdere maatregelen moet indienen.

Toegang voor derden: Zoals hierboven vermeld, vonden alle deelnemers aan de hoorzitting de doeltreffende toegang voor derden ook heel belangrijk voor het waarborgen van de ontwikkeling van werkelijke concurrentie. Het wordt bijna algemeen geaccepteerd dat het minimumsysteem dat nodig is om niet-discriminatie en de benodigde transparantie en voorspelbaarheid te waarborgen waarmee doeltreffende concurrentie zich kan ontwikkelen, bestaat uit gepubliceerde en gereguleerde tarieven die onder niet-discriminerende voorwaarden van toepassing zijn op alle systeemgebruikers - of het nu afnemers of bedrijven zijn - inclusief degenen die behoren tot de groep waartoe de TSO behoort. Deze tarieven kunnen worden verdeeld in objectieve categorieën afnemers, mits dit geen discriminatie tot gevolg heeft. Bijna alle lidstaten hebben dit systeem voor elektriciteit aangenomen, maar niet voor gas [8]. Derhalve wordt voorgesteld een gepubliceerde en gereguleerde tariefstructuur de minimumnorm te maken voor transmissie- en distributietarieven op beide markten. Het is belangrijk te waarborgen dat de landen die zullen toetreden, eveneens structuren hanteren die verenigbaar zijn met de aanpak van de lidstaten.

[8] Voor gas hebben de volgende lidstaten een systeem van toegang via onderhandelingen of een hybride gepubliceerd/onderhandeld systeem: Oostenrijk, België (dat echter kort geleden besloot over te stappen op een wettelijk geregelde TPA), Denemarken, Frankrijk, Duitsland en Nederland.

Teneinde te waarborgen dat niet-discriminatie in de praktijk werkt, zullen de lidstaten en nationale regelgevende instanties nauwlettend moeten toezien op het gedrag van wettelijk gescheiden transmissie- en distributiesysteembeheerders. De lidstaten en nationale regelgevende instanties zullen er onder meer voor moeten zorgen dat transmissie- en distributiesysteembeheerders binnen een redelijke termijn gevolg geven aan verzoeken om toegang. Volgens de Commissie zou in beginsel een termijn van twee weken niet mogen worden overschreden. Zij zullen er tevens voor moeten zorgen dat transmissie- en distributiesysteembeheerders bedrijven die toegang tot het net vragen, geen vragen stellen met betrekking tot de energiebron, de bestemming of de verdere transportroute welke niet noodzakelijk zijn voor het vervullen van hun taken met betrekking tot het beheer van het net.

Regelgeving: Onafhankelijke nationale regelgevende instanties spelen een centrale rol bij het garanderen van niet-discriminerende toegang tot het net, daar zij de bevoegdheid hebben transmissie- en distributietarieven vast te stellen of goed te keuren voordat zij van kracht worden. Mededingingsautoriteiten kunnen bij concurrentievervalsing slechts ex-post optreden, terwijl regelgevende instanties een actieve ex-ante functie hebben. Deze instanties spelen bij de totstandbrenging van een echte interne markt tevens een belangrijke rol in kwesties met betrekking tot grensoverschrijdende handel. Zij zorgen ook voor continuïteit in de regelgeving en transparantie van de markt. Krachtens de voorgestelde richtlijn zijn de lidstaten derhalve verplicht onafhankelijke regelgevende instanties in te stellen die onder andere bevoegd zijn om tarieven en voorwaarden voor toegang tot transmissie- en distributienetten voor gas en elektriciteit vast te stellen en/of goed te keuren. De regelgevende instantie moet bijgevolg de transmissie- en distributietarieven goedkeuren voordat deze van kracht worden. Deze goedkeuring kan worden gegeven op basis van een voorstel van de transmissie/distributiesysteembeheerder(s) of op basis van een voorstel dat is overeengekomen tussen de transmissie/distributiesysteembeheerder(s) en de gebruikers van het netwerk. Het is inderdaad hoe dan ook aangewezen dat de transmissie/distributiesysteembeheerder(s) intensief overleg plegen met alle categorieën netwerkgebruikers voordat zij tarieven aan hun regelgevende instantie voorstellen. Hoewel deze organisaties onafhankelijk zijn, zullen zij nauw moeten samenwerken met andere overheidsinstanties zoals mededingingsautoriteiten waar deze verantwoordelijk blijven voor het beslechten van andere soorten van geschillen met betrekking tot TPA, bijvoorbeeld discriminatie in individuele gevallen.

Handel met derde landen: In een geliberaliseerde markt kunnen er voor bedrijven uit de EU meer mogelijkheden zijn om met leveranciers en afnemers buiten de EU handel te drijven. Deze handel kan net zoals in andere takken van industrie aanzienlijke voordelen opleveren. Tussen de EU en derde landen dient er echter overeenstemming te zijn over wederkerige toegang tot de markt en over milieu- en veiligheidsnormen ter voorkoming van mogelijk gevaar voor het milieu in de Gemeenschap, vooral voor de elektriciteitsmarkt. Voor het behandelen van deze aangelegenheden kan een kader voor bilaterale of regionale overeenkomsten in overweging worden genomen. Sommige lidstaten kunnen echter reeds afzonderlijke afspraken met derde landen hebben voor het verhandelen van elektriciteit. Op deze overeenkomsten moet toezicht worden uitgeoefend, zodat zij verenigbaar zijn met de communautaire doelstellingen inzake bijvoorbeeld veiligheid van de kernenergie. De richtlijn verplicht derhalve de lidstaten de Commissie in kennis te stellen van de invoer van elektriciteit uit landen waar de elektriciteitsrichtlijn niet van toepassing op is.

3.3. Bijwerking van bepalingen

Met het oog op het feit dat een aantal opties in de huidige elektriciteitsrichtlijn door geen enkele lidstaat wordt uitgevoerd en algemeen wordt aangenomen dat deze minder waarschijnlijk tot de ontwikkeling van concurrerende markten zullen leiden dan de bepalingen die daadwerkelijk uitgevoerd zijn, wordt voorgesteld om deze uit de richtlijn te verwijderen. Dit is belangrijk voor het waarborgen van steeds gelijke concurrentievoorwaarden met potentiële toetredingslanden. Er wordt dus voorgesteld de aanbestedingsprocedure met betrekking tot elektriciteitsproductie te schrappen. Van de lidstaten wordt echter verlangd dat zij voorzien in het uitschrijven van aanbestedingen voor nieuwe capaciteit als een eventuele uitzonderlijke maatregel om redenen van voorzieningszekerheid. Het model van "exclusieve koper" met betrekking tot TPA voor elektriciteit vervalt eveneens.

Bij wijze van administratieve verbetering wordt tevens voorgesteld een procedureel voorschrift te schrappen dat in het licht van de opgedane ervaring onnodig is gebleken en zonder aantasting van de doelmatigheid van de richtlijn kan vervallen. Dit betreft het voorschrift dat in het geval van een weigering om vergunning te verlenen voor de bouw van nieuwe productie-installaties, een kopie van het betreffende besluit naar de Commissie moet worden gestuurd. Het is duidelijk geworden dat deze procedure onnodig lastig is aangezien veel afwijzingen kleine faciliteiten betreffen, waarbij de afwijzingsredenen van eenvoudige planologische aard zijn (artikel 5, lid 3, van Richtlijn 96/92/EG). De voordelen van deze procedure wegen derhalve niet op tegen de administratieve last die vooral aan plaatselijke autoriteiten wordt opgelegd. Dit voorschrift wordt derhalve geschrapt. Bedrijven waaraan vergunning wordt geweigerd behouden echter het recht om elke zaak desgewenst naar de Commissie te verwijzen.

Krachtens artikel 14, lid 3, van de elektriciteitsrichtlijn en artikel 13, lid 3, van de gasrichtlijn dienen geïntegreerde bedrijven voor hun verschillende activiteiten een afzonderlijke boekhouding te voeren. Volgens de definities in artikel 2, punten 5 en 6, van de elektriciteitsrichtlijn en in artikel 2, punten 3 en 5, van de gasrichtlijn wordt onder transmissie en distributie verstaan het transport van elektriciteit/gas "met het oog op de levering ervan aan eindafnemers". Bepaalde bedrijven betoogden dat zulks betekent dat het onnodig is een afzonderlijke boekhouding te voeren voor distributie- en leveringsactiviteiten. De Commissie acht dit onjuist en onverenigbaar met de tekst en de doelstelling van deze bepaling, met name het tot stand brengen van transparantie en doeltreffende regelgeving. Voor de duidelijkheid wordt evenwel in de ontwerp-richtlijn een wijziging van artikel 14, lid 3, van de elektriciteitsrichtlijn en artikel 13, lid 3, van de gasrichtlijn voorgesteld.

Met betrekking tot de reciprociteitsbepaling in artikel 19 van beide richtlijnen is het thans mogelijk een definitieve datum vast te stellen waarop de geldigheid van deze bepaling afloopt. Aangezien voorgesteld is dat alle lidstaten uiterlijk 1 januari 2005 iedereen in staat moeten hebben gesteld zijn leverancier te kiezen, wordt deze bepaling op die datum ongeldig.

Ten slotte wordt voorgesteld de richtlijnen inzake doorvoer van gas en elektriciteit (Richtlijnen 90/547/EEG en 91/296/EEG van de Raad) in te trekken teneinde uiteenlopende regelingen, publicatievoorschriften, systemen voor geschillenbeslechting enz. inzake toegang tot het net te voorkomen. Transmissiesysteembeheerders moeten, zo nodig en ten behoeve van de uitvoering van hun taken waaronder die in verband met doorvoer, toegang hebben tot het net van andere transmissiesysteembeheerders op basis van niet-discriminerende voorwaarden en bepalingen.

3.4. Openbare-dienstdoelstellingen

Zoals vermeld in de mededeling over de voltooiing van de interne markt, is het bereiken van openbare-dienstdoelstellingen een van de meest fundamentele doelstellingen van de Commissie op dit gebied. Hoewel de bestaande bepalingen van de elektriciteits- en de gasrichtlijn tot dusver goed functioneren, is er ruimte voor verbetering, met name in samenhang met de volledige opening van de markt. Ten eerste acht de Commissie het, teneinde ervoor te zorgen dat de universele dienst op het gebied van elektriciteit wordt gewaarborgd naarmate de markt verder wordt opengesteld, belangrijk dat in het voorstel een bepaling wordt opgenomen waarbij wordt gesteld dat de lidstaten de universele dienst moeten waarborgen, met andere woorden levering van hoogwaardige elektriciteit aan alle afnemers op hun grondgebied (artikel 3, lid 3). Ter aanvulling wordt de lidstaten eveneens de verplichting opgelegd (artikel 3, leden 3 en 4) dat zowel met betrekking tot elektriciteit als gas passende bepalingen moeten worden ingevoerd die het bereiken van de openbare-dienstdoelstellingen waarborgen, met name:

*de bescherming van zwakke verbruikers; de lidstaten moeten bijvoorbeeld zorgen voor passende bescherming van onder andere bejaarden, werklozen, gehandicapten, enz. tegen ongerechtvaardigde afsluiting;

*de bescherming van de basisrechten van de eindverbruiker; de lidstaten moeten bijvoorbeeld een minimumaantal voorwaarden voor contracten, transparantie van informatie waarborgen alsmede de beschikbaarheid van transparante regelingen voor geschillenbeslechting waaraan geen hoge kosten zijn verbonden [9];

[9] Geschikte bepalingen die deze basisrechten waarborgen, komen voor in artikel 17 van het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische communicatienetwerken en -diensten, COM (2000) 392 van 12 juli 2000.

*sociale en economische samenhang; buiten het waarborgen van de universele dienst moeten de lidstaten, in voorkomend geval, passende maatregelen nemen om de levering en aansluiting tegen redelijke prijzen te waarborgen in bijvoorbeeld perifere gebieden;

*milieubescherming;

*voorzieningszekerheid; met name door te zorgen voor geschikte niveaus van onderhoud en ontwikkeling van infrastructuur, en met name koppelleidingen.

Voorts en opnieuw ter aanvulling op het bovenstaande wordt voorgesteld, teneinde duidelijk te stellen dat de lidstaten over alle noodzakelijke instrumenten beschikken om het onderhoud en de ontwikkeling van het net te garanderen, in de gas- en de elektriciteitsrichtlijn (artikel 8, lid 5, van de elektriciteits- en artikel 7, lid 5, van de gasrichtlijn) een nieuw artikel op te nemen, waarin wordt bepaald dat "de lidstaten kunnen vereisen dat transmissiesysteembeheerders voldoen aan minimumniveaus van investering voor het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, inclusief koppelingscapaciteit".

Gezien ten slotte het vitale belang van de continuïteit en zekerheid van elektriciteitsvoorziening, zoals beklemtoond in het Groenboek over voorzieningszekerheid - wellicht de belangrijkste openbare-dienstdoelstelling - is het noodzakelijk nog een aantal complementerende maatregelen te nemen ter versterking van de desbetreffende waarborgen die ter zake al in de elektriciteits- en de gasrichtlijn zijn opgenomen. Met name en ter aanvulling van de verplichtingen voor de lidstaten om in de mogelijkheid te voorzien, indien nodig, aanbestedingen voor nieuwe capaciteit uit te schrijven, zou het dienstig zijn dat de lidstaten worden verplicht nauwgezet toezicht uit te oefenen op de toestand van de binnenlandse elektriciteits- en gasmarkt en vooral op het bestaande evenwicht tussen vraag en aanbod, het niveau van de verwachte toekomstige vraag, geplande of in aanbouw zijnde extra capaciteit en het concurrentieniveau op de markt. Van de lidstaten zou een jaarlijks verslag over hun bevindingen moeten worden verlangd met eventuele overwogen maatregelen om voorzieningszekerheid te waarborgen. Bovendien zou de Commissie, aangezien ten gevolge van de sterk gekoppelde aard van het elektriciteits- en het gasnet in de EU de relatie tussen vraag en aanbod op communautair niveau van essentieel belang is voor de algemene voorzieningszekerheid, op basis van de nationale verslagen en haar eigen toezicht, een soortgelijke mededeling voor de Gemeenschap in zijn geheel moeten publiceren. Daarom wordt voorgesteld deze bepalingen op te nemen in artikel 6, lid 6, van de herziene elektriciteitsrichtlijn en artikel 4bis van de herziene gasrichtlijn.

Artikel 3, lid 2, van de bestaande richtlijnen verplicht lidstaten doelstellingen inzake openbare dienstverlening aan de Commissie bekend te maken. Aangezien echter geen enkele lidstaat de doelstellingen die een derogatie aan een van beide richtlijnen met zich brengen, heeft aangenomen, werden geen kennisgevingen ontvangen. Teneinde een doeltreffende vergelijkende studie door de Commissie mogelijk te maken, waarmee de lidstaten in staat gesteld worden ervoor te zorgen dat ze het hoogste niveau van openbare dienstverlening handhaven, is het dienstig deze bepaling te wijzigen om te waarborgen dat de lidstaten om de twee jaar alle maatregelen notificeren die genomen zijn om de openbare-dienstdoelstellingen te realiseren, ongeacht of deze een derogatie aan de richtlijn en met name de bovengenoemde nieuwe voorschriften vereisen. Op basis hiervan zou de Commissie om de twee jaar een verslag moeten publiceren waarin de verschillende aangenomen maatregelen worden geanalyseerd en waarin, indien nodig, aanbevelingen worden gedaan voor maatregelen die moeten worden genomen voor het realiseren van een hoogwaardige openbare dienstverlening.

Tenslotte is voor een volledig opengestelde markt een internalisering van externe kosten nodig om gelijke concurrentievoorwaarden te kunnen garanderen. De Commissie zal dan ook initiatieven in deze zin bevorderen, b.v. een energie/CO2-heffing in de gehele EU, strenge regels inzake staatssteun, maatregelen inzake beheer aan de vraagzijde, maatregelen ter bevordering van warmtekracht en hernieuwbare energiebronnen, die een concurrentienadeel ondervinden zolang de externe kosten niet volledig zijn geïntegreerd.

4. Conclusie

Uit het de Commissie ter beschikking staande bewijsmateriaal op basis van de werking van de gas- en de elektriciteitsrichtlijn blijkt dat alle door de interne markt nagestreefde doelstellingen in een sociaal consensuele context worden gerealiseerd, te weten lagere prijzen, groter concurrentievermogen, een hoogwaardige openbare dienstverlening, voorzienings zekerheid en milieubescherming. Uit ervaring opgedaan in landen waar de markt volledig is geopend, blijkt dat deze doelstellingen bereikt kunnen worden en ook daadwerkelijk bereikt worden onder omstandigheden van volledige concurrentie en dat deze inderdaad beter nagestreefd kunnen worden onder deze omstandigheden. Deze aanpak wordt ondersteund door de visie van de meesten van hen die in de context van de openbare hoorzitting commentaar leverden op het voltooien van de interne markt voor gas en elektriciteit, en door de ontvangen schriftelijke opmerkingen.

De snelle voltooiing van de interne markt op dit gebied is dus een belangrijke stap in de richting van het bereiken van de communautaire doelstellingen die de Europese Raad in Lissabon in het voorjaar van 2000 heeft gesteld. Verwacht wordt dat het aannemen van deze voorstellen belangrijke voordelen voor de concurrentiekracht en de werkgelegenheid oplevert en voor de burgers van de Gemeenschap tot concurrerende prijzen en betere dienstverlening in verband met gas- en elektriciteitsvoorziening leidt.

2001/0077 (COD)

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 96/92/EG en Richtlijn 98/30/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markten voor elektriciteit en aardgas

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en met name op artikel 47, lid 2, artikel 55 en artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie [10],

[10] PB C ... van..., blz. ..

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [11],

[11] PB C ... van..., blz. ..

Gezien het advies van het Comité van de Regio's [12],

[12] PB C ... van..., blz. ..

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [13],

[13] PB C ... van..., blz. ..

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit [14] en Richtlijn 98/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas [15] hebben in belangrijke mate bijgedragen tot de totstandkoming van de interne markt voor elektriciteit en gas.

[14] PB L 27 van 30.1.1997, blz. 20.

[15] PB L 204 van 21.7.1998, blz. 1.

(2) Uit de ervaring die met de uitvoering van deze richtlijnen is opgedaan, blijkt dat belangrijke voordelen uit de interne markten voor elektriciteit en gas beginnen voort te komen in de vorm van verbeterde efficiëntie, prijsverlagingen, kwalitatief betere dienstverlening en toegenomen concurrentie. Er zijn evenwel nog belangrijke tekortkomingen en mogelijkheden tot verbetering van de werking van de markten.

(3) Op zijn bijeenkomst op 23 en 24 maart 2000 in Lissabon heeft de Europese Raad gevraagd om een snelle voortgang van de voltooiing van de interne markt voor de elektriciteits- en gassector en om een versnelling van de liberalisering in deze sectoren met het oog op de totstandbrenging van een volledig operationele interne markt op deze gebieden. In zijn resolutie van 6 juli 2000 over het tweede verslag van de Commissie betreffende de stand van de liberalisering van de energiemarkten heeft het Europees Parlement de Commissie verzocht een gedetailleerd tijdschema vast te leggen voor de verwezenlijking van nauwkeurig omschreven doelstellingen met het oog op een geleidelijke maar volledige liberalisering van de energiemarkt.

(4) De voornaamste hinderpalen voor de totstandbrenging van een volledig operationele interne markt betreffen de toegang tot het net en een van lidstaat tot lidstaat uiteenlopende mate van openstelling van de markt.

(5) Teneinde tot niet-discriminerende toegang tot het net te komen, is de onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder van het grootste belang. Daartoe moeten de bepalingen inzake ontvlechting worden verscherpt. Teneinde niet-discriminerende toegang tot het distributienet te waarborgen, dienen ontvlechtingsvoorschriften voor de distributiesysteembeheerder te worden ingevoerd, zowel voor beheerders van elektriciteitsdistributiesystemen als voor beheerders van gasdistributiesystemen.

(6) Teneinde kleine distributiebedrijven geen onevenredige financiële en administratieve lasten op te leggen, dienen de lidstaten, waar nodig, in staat te zijn deze bedrijven te ontheffen van de ontvlechtingsvoorschriften.

(7) Verder dienen nog maatregelen te worden getroffen teneinde te zorgen voor transparante, voorspelbare en niet-discriminerende tarieven voor de toegang tot essentieel transport en de daarmee verband houdende infrastructuur, inclusief opslag en andere dienstverleningsfaciliteiten. Deze tarieven moeten op een niet-discriminerende basis voor alle gebruikers van het systeem gelden.

(8) Gezien de ervaring met de werking van Richtlijn 90/547/EEG van de Raad van 29 oktober 1990 betreffende de doorvoer van elektriciteit via de hoofdnetten [16] en Richtlijn 91/296/EEG van de Raad van 31 mei 1991 betreffende de doorvoer van aardgas via de hoofdnetten [17] dienen maatregelen te worden genomen die homogene en niet-discriminerende toegangsregelingen voor transmissie waarborgen, ook voor transmissie over de grenzen tussen lidstaten.

[16] PB L 313 van 13.11.1990, blz. 30. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 98/75/EG van de Commissie (PB L 276 van 13.10.1998, blz. 9).

[17] PB L 147 van 12.6.1991, blz. 37. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 95/49/EG van de Commissie (PB L 233 van 30.9.1995, blz. 86).

(9) De aanwezigheid van onafhankelijke nationale regelgevende instanties vormt een belangrijk aspect bij het waarborgen van niet-discriminerende toegang tot het net. Deze instanties moeten ten minste bevoegd zijn om transmissie- en distributietarieven en tarieven voor de toegang tot installaties voor vloeibaar aardgas (LNG) vast te stellen of goed te keuren.

(10) De nationale regelgevende instanties kunnen tarieven goedkeuren op basis van een voorstel van de transmissiesysteembeheerder, van de distributiesysteembeheerder of -beheerders, of van de LNG-systeembeheerder, dan wel op basis van een voorstel dat is overeengekomen tussen deze systeembeheerder(s) en de gebruikers van het netwerk.

(11) De uit de interne markt voortvloeiende voordelen moeten om redenen van concurrentievermogen en werkgelegenheid zo snel mogelijk beschikbaar zijn voor de handel en industrie in de Gemeenschap, inclusief kleine en middelgrote ondernemingen, en voor alle burgers van de Gemeenschap.

(12) Afnemers van gas en elektriciteit moeten hun leverancier vrij kunnen kiezen. De voltooiing van de interne markt voor elektriciteit en gas moet echter in fasen worden aangepakt, teneinde de industrie in staat te stellen zich aan te passen en te waarborgen dat er passende maatregelen en systemen zijn om de belangen van afnemers te beschermen en te waarborgen dat zij een echt en doeltreffend recht van keuze van leverancier hebben.

(13) Verdergaande openstelling van de markt tot volledige concurrentie zal de verschillen tussen lidstaten geleidelijk opheffen. Transparantie en zekerheid bij de uitvoering van deze richtlijn moeten zijn gewaarborgd.

(14) Richtlijn 98/30/EG voorziet in toegang tot opslag als onderdeel van het gassysteem. In het licht van de opgedane ervaring bij de totstandbrenging van de interne markt moeten aanvullende maatregelen worden genomen om de bepalingen inzake toegang tot opslag en andere ondersteunende diensten te verduidelijken en de scheiding van de exploitatie van transmissie- en distributiesystemen en gasopslaginstallaties en LNG-installaties te versterken.

(15) Bijna alle lidstaten hebben ervoor gekozen concurrentie op de markt voor elektriciteitproductie te waarborgen door middel van een transparante vergunningsprocedure. De lidstaten moeten echter de mogelijkheid hebben de voorzieningszekerheid te waarborgen door middel van een aanbestedingsprocedure, ingeval met de vergunningsprocedure niet voldoende stroomopwekkingscapaciteit wordt opgebouwd.

(16) In het belang van de voorzieningszekerheid moet het evenwicht tussen vraag en aanbod in de afzonderlijke lidstaten worden bewaakt en moeten passende maatregelen worden genomen indien de voorzieningszekerheid in gevaar komt.

(17) De lidstaten moeten waarborgen dat alle afnemers het recht hebben tegen betaalbare en redelijke prijzen van elektriciteit van een bepaalde kwaliteit te worden voorzien. Teneinde de handhaving van de best mogelijke kwaliteit van de openbare dienstverlening in de Gemeenschap te waarborgen, moet de Commissie op gezette tijdstippen in kennis worden gesteld van alle de door lidstaten getroffen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn. De Commissie moet op gezette tijdstippen een verslag publiceren waarin de op nationaal niveau getroffen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van openbare dienstverlening worden geanalyseerd en de doelmatigheid ervan wordt vergeleken, teneinde aanbevelingen te kunnen doen betreffende maatregelen die op nationaal niveau moeten worden genomen om een hoog peil van openbare dienstverlening te bereiken.

(18) De eis de Commissie in kennis te stellen van een weigering tot het verlenen van vergunning voor de bouw van nieuwe productie-installaties is een onnodige administratieve last gebleken en dient derhalve te vervallen.

(19) De Richtlijnen 96/92/EG en 98/30/EG moeten derhalve worden gewijzigd.

(20) Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag, kunnen de doelstellingen van het voorgestelde optreden, te weten de totstandbrenging van een volledig operationele interne markt voor elektriciteit en gas die door eerlijke concurrentie wordt gekenmerkt, niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen zij derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden, beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Deze richtlijn beperkt zich tot het vereiste minimum om deze doelstellingen te verwezenlijken en gaat niet verder dan hiertoe nodig is.

(21) Teneinde homogeniteit in de behandeling van de toegang tot de elektriciteits- en gasnetten te waarborgen, ook in het geval van doorvoer, moeten de Richtlijnen 90/547/EEG en 91/296/EEG worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen in Richtlijn 96/92/EG

Richtlijn 96/92/EG wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a) punt (9) wordt vervangen door het volgende:

"9. "eindafnemer": een verbruiker die elektriciteit koopt voor eigen gebruik;"

b) punt (22) wordt vervangen door het volgende:

"22. "niet-particuliere afnemer": een verbruiker die elektriciteit koopt die niet voor eigen huishoudelijk gebruik is bestemd; onder dit begrip vallen tevens producenten, transmissie- en distributiebedrijven en grootverbruikers;"

2. Artikel 3 wordt vervangen door het volgende:

"Artikel 3

1. De lidstaten waarborgen op basis van hun institutionele organisatie en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel dat elektriciteitsbedrijven, onverminderd lid 2, volgens de beginselen van deze richtlijn worden geëxploiteerd met het oog op de totstandbrenging van een elektriciteitsmarkt met mededinging. De lidstaten mogen, wat rechten en plichten betreft, deze bedrijven niet verschillend behandelen.

2. Met inachtneming van de toepasselijke bepalingen van het Verdrag, met name artikel 86, mogen de lidstaten in het algemeen economisch belang aan elektriciteitsbedrijven openbare-dienstverplichtingen opleggen, die betrekking kunnen hebben op de veiligheid, met inbegrip van voorzieningszekerheid, regelmaat, kwaliteit en prijs van de leveringen alsmede op de bescherming van het milieu. Deze verplichtingen moeten duidelijk gedefinieerd, transparant, niet-discriminerend en controleerbaar zijn. Ter nakoming van openbare-dienstverplichtingen met betrekking tot de voorzieningszekerheid kunnen de lidstaten een planning op lange termijn invoeren, daarbij rekening houdend met de mogelijkheid dat derden toegang tot het net wensen.

3. De lidstaten waarborgen dat alle afnemers aanspraak hebben op de universele dienst, dat wil zeggen het recht om op hun grondgebied tegen betaalbare en redelijke prijzen van elektriciteit van een bepaalde kwaliteit te worden voorzien. Zij nemen passende maatregelen om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, met name met betrekking tot de transparantie van contractbepalingen en -voorwaarden, algemene informatie en mechanismen ter beslechting van geschillen. Deze maatregelen omvatten in het bijzonder de in de bijlage beschreven maatregelen.

4. De lidstaten nemen passende maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen inzake sociale en economische samenhang, milieubescherming en voorzieningszekerheid, met name door het onderhoud en de aanleg van de noodzakelijke netinfrastructuur, inclusief koppelingscapaciteit.

5. De lidstaten kunnen besluiten de bepalingen van de artikelen 5, 6, 16 en 21 niet toe te passen, voorzover de toepassing daarvan zou verhinderen dat de elektriciteitsbedrijven zich rechtens of feitelijk van de hun in het algemeen economisch belang opgelegde verplichtingen kwijten en voorzover de ontwikkeling van het handelsverkeer niet wordt beïnvloed in een mate die strijdig is met de belangen van de Gemeenschap. De belangen van de Gemeenschap omvatten onder meer concurrentie met betrekking tot de in aanmerking komende afnemers overeenkomstig deze richtlijn en artikel 86 van het Verdrag."

3. Het volgende artikel 3bis wordt ingevoegd:

"Artikel 3bis

1. De lidstaten stellen de Commissie om de twee jaar in kennis van alle maatregelen die zijn vastgesteld om aan de verplichtingen inzake universele dienst en openbare dienstverlening te voldoen, ongeacht of deze maatregelen een afwijking van de bepalingen van deze richtlijn inhouden. Deze kennisgeving heeft onder meer betrekking op het vereiste in artikel 3, lid 4, en de handhaving van de kwaliteit van de dienstverlening.

2. De Commissie publiceert om de twee jaar een verslag met een analyse van de verschillende in de lidstaten genomen maatregelen om een hoog peil van openbare dienstverlening te bereiken, en met een onderzoek naar de doeltreffendheid van deze maatregelen.

Waar toepasselijk doet de Commissie aanbevelingen over op nationaal niveau te nemen maatregelen om een hoog peil van openbare dienstverlening te bereiken."

4. Artikel 4 vervalt.

5. Artikel 5 wordt vervangen door het volgende:

"Artikel 5

1. Voor de bouw van nieuwe productie-installaties voeren de lidstaten een vergunningsprocedure in die aan de hand van objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria wordt toegepast.

2. De lidstaten stellen de criteria voor de verlening van bouwvergunningen voor productie-installaties op hun grondgebied vast. Deze criteria kunnen betrekking hebben op:

a) de veiligheid en de bedrijfszekerheid van het elektriciteitsnet, de installaties en de bijbehorende uitrusting;

b) de bescherming van de volksgezondheid en de veiligheid;

c) de bescherming van het milieu;

d) ruimtelijke ordening en locatie;

e) gebruik van grond met een openbare bestemming;

f) energie-efficiëntie;

g) de aard van de primaire energiebronnen;

h) de bijzondere kenmerken van de aanvrager, zoals technische, economische en financiële capaciteit;

i) uitvoering van de maatregelen die krachtens artikel 3 zijn genomen.

3. De vergunningsprocedures en de criteria worden gepubliceerd.

4. De aanvragers worden op de hoogte gesteld van de redenen voor weigering van een vergunning. De redenen moeten objectief en niet-discriminerend zijn, op goede gronden berusten en naar behoren worden gestaafd. Beroep moet voor de aanvrager mogelijk zijn."

6. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt vervangen door het volgende:

"1. De lidstaten voorzien in het belang van de voorzienings zekerheid in de mogelijkheid een aanbestedingsprocedure voor nieuwe capaciteit te starten op basis van gepubliceerde criteria. Een aanbestedingsprocedure kan echter alleen worden gestart indien op basis van de vergunningsprocedure de te bouwen capaciteit niet voldoende is om voorzieningszekerheid te waarborgen."

b) lid 2 vervalt;

c) lid 6 vervalt.

7. Het volgende artikel 6bis wordt ingevoegd:

"Artikel 6bis

1. De lidstaten wijzen een instantie aan, die de in artikel 22 bedoelde onafhankelijke regelgevende instantie kan zijn, om toe te zien op kwesties betreffende de voorzieningszekerheid. Deze instantie controleert met name het evenwicht tussen vraag en aanbod op de nationale markt, het niveau van de verwachte toekomstige vraag, geplande of in aanbouw zijnde extra capaciteit en het concurrentieniveau op de markt. Deze instantie publiceert jaarlijks uiterlijk op 31 juli een verslag over haar bevindingen met betrekking tot deze kwesties alsmede de getroffen of overwogen maatregelen om deze kwesties op te lossen en zendt dit verslag onverwijld naar de Commissie.

2. Op grond van het in lid 1 bedoelde verslag dient de Commissie jaarlijks bij het Europees Parlement en de Raad een mededeling in waarin kwesties betreffende de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening in de Gemeenschap worden onderzocht, met name het bestaande en geplande evenwicht tussen vraag en aanbod. Waar nodig doet de Commissie aanbevelingen."

8. In artikel 7 wordt lid 6 vervangen door het volgende:

"6. Tenzij de netbeheerder, wat de eigendom betreft, reeds volledig onafhankelijk is van andere activiteiten die geen verband houden met het transmissienet, moet de netbeheerder, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk zijn van andere, niet met transmissie verbonden activiteiten.

Teneinde de onafhankelijkheid van de netbeheerder te waarborgen, gelden de volgende criteria:

a) De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van het transmissienet mogen niet deelnemen in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, distributie en levering van elektriciteit.

b) Er moeten passende maatregelen worden genomen teneinde ervoor te zorgen dat op zodanige wijze rekening wordt gehouden met de persoonlijke belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van het transmissienet dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren.

c) De netbeheerder moet volledige controle uitoefenen over alle voor het onderhoud en de ontwikkeling van het net noodzakelijke bedrijfsmiddelen

d) De netbeheerder moet een nalevingsprogramma vaststellen waarin de maatregelen worden uiteengezet die zijn genomen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten. Het programma moet de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling omschrijven. Het moet worden opgesteld en op de naleving ervan moet worden toegezien door een nalevingsfunctionaris die is aangesteld door en rapporteert aan de president/algemeen directeur van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf waartoe de net beheerder behoort. De nalevingsfunctionaris moet bij de nationale regelgevende instantie jaarlijks een verslag indienen waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet. Dit verslag moet worden gepubliceerd."

9. Het volgende artikel 7bis wordt ingevoegd:

"Artikel 7bis

Transmissienetbeheerders schaffen de energie die zij ter uitvoering van hun taken gebruiken aan volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures."

10. Aan artikel 8 worden de volgende leden 5 en 6 toegevoegd:

"5. De lidstaten kunnen verlangen dat transmissienetbeheerders voldoen aan minimum-investeringsniveaus voor het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissienet, inclusief koppelingscapaciteit.

6. De door transmissie- en distributienetbeheerders vastgestelde regels voor het in real time in evenwicht houden van productie en verbruik van elektriciteit moeten transparant en niet-discriminerend zijn. De tarieven en voorwaarden voor het verlenen van dergelijke diensten door netbeheerders moeten op een niet-discriminerende wijze in overeenstemming met de heersende marktprijzen worden bepaald en moeten, voordat zij van kracht worden, door de nationale regelgevende instantie worden vastgesteld of goedgekeurd."

11. Aan artikel 10 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

"4. Tenzij de netbeheerder, wat de eigendom betreft, reeds volledig onafhankelijk is van andere activiteiten die geen verband houden met het distributienet, moet de netbeheerder, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk zijn van andere, niet met distributie verbonden activiteiten.

Teneinde de onafhankelijkheid van de netbeheerder te waarborgen, gelden de volgende criteria:

a) De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van het distributienet mogen niet deelnemen in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, transmissie en levering van elektriciteit.

b) Er moeten passende maatregelen worden genomen teneinde ervoor te zorgen dat op zodanige wijze rekening wordt gehouden met de persoonlijke belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van het distributienet dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren.

c) De netbeheerder moet volledige controle uitoefenen over alle voor het onderhoud en de ontwikkeling van het net noodzakelijke bedrijfsmiddelen

d) De netbeheerder moet een nalevingsprogramma vaststellen waarin de maatregelen worden uiteengezet die zijn genomen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten. Het programma moet de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling omschrijven. Het moet worden opgesteld en op de naleving ervan moet worden toegezien door een nalevingsfunctionaris die is aangesteld door en rapporteert aan de president/algemeen directeur van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf waartoe de net beheerder behoort. De nalevingsfunctionaris moet bij de nationale regelgevende instantie jaarlijks een verslag indienen waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet. Dit verslag moet worden gepubliceerd."

De bepalingen van de eerste en de tweede alinea zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2003. De lidstaten kunnen besluiten deze bepalingen niet toe te passen op geïntegreerde elektriciteitsbedrijven die op dat tijdstip minder dan 100 000 afnemers bedienen."

12. Het volgende artikel 12bis wordt ingevoegd:

"Artikel 12bis

De in artikel 7, lid 6, en artikel 10, lid 4, vervatte regels beletten niet een gecombineerd beheer van transmissie- en distributienetten door een beheerder die wat de rechtsvorm, organisatie en besluitvorming betreft volledig onafhankelijk is van andere, niet met het beheer van het transmissie- of distributienet verbonden activiteiten en aan de eisen van artikel 7, lid 6, voldoet."

13. In artikel 14 wordt lid 3 vervangen door het volgende:

"3. Geïntegreerde elektriciteitsbedrijven voeren intern een afzonderlijke boekhouding voor de productie-, de distributie- en de leveringsactiviteiten, en in voorkomend geval, op geconsolideerde basis, voor hun andere, niet-elektrische activiteiten, zoals zij zouden moeten doen indien die activiteiten door verschillende ondernemingen werden uitgevoerd, teneinde discriminatie, kruissubsidies en concurrentievervalsing te voorkomen. Deze interne boekhoudingen bevatten per activiteit een balans en een winst- en verliesrekening."

14. Artikel 15 vervalt.

15. Artikel 16 wordt vervangen door het volgende:

"Artikel 16

1. De lidstaten dragen zorg voor de invoering van een systeem voor toegang van derden tot de transmissie- en distributienetten, dat is gebaseerd op gepubliceerde tarieven die voor alle in aanmerking komende afnemers gelden en die objectief worden toegepast zonder onderscheid te maken tussen gebruikers van het net. Deze tarieven moeten, voordat zij van kracht worden, worden goedgekeurd door een overeenkomstig artikel 22 ingestelde nationale regelgevende instantie.

2. De beheerder van een transmissie- of distributienet kan de toegang weigeren wanneer hij niet over de nodige capaciteit beschikt. De weigering moet naar behoren met redenen worden omkleed waarbij met name het bepaalde in artikel 3 in acht moet worden genomen."

16. De artikelen 17 en 18 vervallen.

17. Artikel 19 wordt vervangen door het volgende:

"Artikel 19

1. De lidstaten waarborgen dat alle niet-particuliere afnemers uiterlijk vanaf 1 januari 2003 vrij zijn elektriciteit van de leverancier van hun keuze af te nemen. Zij waarborgen dat alle afnemers uiterlijk per 1 januari 2005 vrij zijn in hun keuze van leverancier.

2. Teneinde een verstoring van het evenwicht bij het openstellen van de elektriciteitsmarkten te voorkomen:

a) mogen contracten voor de levering van elektriciteit met een in aanmerking komende afnemer op het net van een andere lidstaat niet worden verboden, indien de afnemer op beide netten als een in aanmerking komende afnemer wordt beschouwd;

b) kan de Commissie in gevallen waarin transacties als bedoeld onder a) worden geweigerd omdat de afnemer slechts op een van beide netten als in aanmerking komende afnemer wordt beschouwd, rekening houdend met de marktsituatie en het algemeen belang, de partij die tot de weigering heeft besloten ertoe verplichten de gevraagde elektriciteitslevering uit te voeren op verzoek van de lidstaat waar de in aanmerking komende afnemers is gevestigd."

18. In artikel 20 wordt lid 4 vervangen door het volgende:

"4. In het geval van een grensoverschrijdend geschil is tot beslechting bevoegd de instantie waaronder de netbeheerder die het gebruik van of de toegang tot het net weigert ressorteert."

19. Artikel 22 wordt vervangen door het volgende:

"Artikel 22

1. De lidstaten stellen nationale regelgevende instanties in. Deze instanties moeten geheel onafhankelijk zijn van de belangen van de elektriciteitssector. Zij moeten ten minste als enige bevoegd zijn om:

a) bepalingen en voorwaarden inzake aansluiting op en toegang tot nationale netten, inclusief transmissie- en distributietarieven, vast te stellen of goed te keuren;

b) tarieven of wijzigingen in de tarieven op nationaal niveau, die overeenkomen met de kosten van of de inkomsten uit de grensoverschrijdende transmissie van elektriciteit, vast te stellen of goed te keuren;

c) de voorschriften inzake het beheer en de toewijzing van koppelings capaciteit vast te stellen in overleg met de nationale regelgevende instanties van de lidstaten waarmee koppelleidingen bestaan;

d) mechanismen voor het verhelpen van capaciteitsknelpunten binnen het nationale elektriciteitsnet vast te stellen of goed te keuren;

e) te zorgen voor de naleving van de in artikel 3, leden 3 en 4, bedoelde vereisten.

2. De lidstaten voorzien in geschikte en doelmatige mechanismen voor regelgeving, controle en transparantie, teneinde eventueel misbruik van een machtspositie, met name ten nadele van de verbruikers, en eventueel marktondermijnend gedrag te voorkomen. Deze mechanismen moeten de bepalingen van het Verdrag, en met name artikel 82, in acht nemen.

3. De lidstaten dragen er zorg voor dat passende maatregelen, waaronder bestuursrechtelijke of strafrechtelijke procedures in overeenstemming met hun nationale wetgeving, tegen de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersonen worden genomen wanneer door deze richtlijn opgelegde vertrouwelijkheids regels niet in acht zijn genomen."

20. Het volgende artikel 23bis wordt ingevoegd:

"Artikel 23bis

De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 31 maart van elk jaar in kennis van elektriciteitsinvoer uit derde landen gedurende het afgelopen kalenderjaar."

21. Artikel 26 wordt vervangen door het volgende:

"Artikel 26

De Commissie toetst de toepassing van deze richtlijn en dient voor [datum vermelden] en uiterlijk [datum vermelden] bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de opgedane ervaring met en de geboekte vooruitgang bij de totstandbrenging van een voltooide en volledig operationele interne markt voor elektriciteit, zodat het Europees Parlement en de Raad te gelegener tijd de maatregelen kunnen vaststellen die nodig zijn voor verdere verbetering van de interne markt voor elektriciteit. In het verslag wordt in het bijzonder ingegaan op de mate waarin de vereisten van deze richtlijn met betrekking tot ontvlechting en tariefregeling hebben bijgedragen tot het waarborgen van eerlijke en niet-discriminerende toegang tot het elektriciteitsnet in de Gemeenschap. In het verslag worden tevens onderzocht in hoeverre behoefte is aan harmonisatie die niet samenhangt met de bepalingen van deze richtlijn."

22. Er wordt een bijlage toegevoegd, waarvan de tekst is weergegeven in bijlage I bij deze richtlijn.

Artikel 2

Wijzigingen in Richtlijn 98/30/EG

Richtlijn 98/30/EG wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a) het volgende punt 12bis wordt ingevoegd:

"12bis "ondersteunende diensten": alle diensten die noodzakelijk zijn voor het beheer van transmissie- en/of distributienetten en/of LNG-installaties, met inbegrip van opslaginstallaties en gelijkwaardige flexibiliteitsinstrumenten, het in evenwicht houden van de belasting en menging;"

b) het volgende punt 20bis wordt ingevoegd:

"20bis "niet-particuliere afnemer": een verbruiker die aardgas koopt dat niet voor eigen huishoudelijk gebruik is bestemd; onder dit begrip vallen tevens elektriciteitscentrales, aardgasbedrijven en grootverbruikers;"

2. Artikel 3 wordt vervangen door het volgende:

"Artikel 3

1. De lidstaten waarborgen op basis van hun institutionele organisatie en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel dat aardgasbedrijven, onverminderd lid 2, volgens de beginselen van deze richtlijn worden geëxploiteerd met het oog op de totstandbrenging van een aardgasmarkt met mededinging. De lidstaten mogen, wat rechten en plichten betreft, deze bedrijven niet verschillend behandelen.

2. Met inachtneming van de toepasselijke bepalingen van het Verdrag, met name artikel 86, mogen de lidstaten in het algemeen economisch belang aan aardgasbedrijven openbare-dienstverplichtingen opleggen, die betrekking kunnen hebben op de veiligheid, met inbegrip van voorzieningszekerheid, regelmaat, kwaliteit en prijs van de leveringen alsmede op de bescherming van het milieu. Deze verplichtingen moeten duidelijk gedefinieerd, transparant, niet-discriminerend en controleerbaar zijn. Ter nakoming van openbare-dienstverplichtingen met betrekking tot de voorzieningszekerheid kunnen de lidstaten langetermijnplanning invoeren, daarbij rekening houdend met de mogelijkheid dat derde partijen toegang tot het systeem wensen.

3. De lidstaten nemen passende maatregelen om eindafnemers te beschermen en om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, met name met betrekking tot de transparantie van contractbepalingen en -voorwaarden, algemene informatie en mechanismen ter beslechting van geschillen. Deze maatregelen omvatten in het bijzonder de in de bijlage beschreven maatregelen.

4. De lidstaten nemen passende maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen inzake sociale en economische samenhang, milieu bescherming en voorzieningszekerheid, met name door het onderhoud en de aanleg van de noodzakelijke netinfrastructuur, inclusief koppelingscapaciteit.

5. De lidstaten kunnen besluiten de bepalingen van artikel 4 niet toe te passen op de distributie, voorzover de toepassing daarvan zou verhinderen dat de aardgasbedrijven zich rechtens of feitelijk van de hun in het algemeen economisch belang opgelegde verplichtingen kwijten en voorzover de ontwikkeling van het handelsverkeer niet wordt beïnvloed in een mate die strijdig is met de belangen van de Gemeenschap. De belangen van de Gemeenschap omvatten onder meer concurrentie met betrekking tot de in aanmerking komende afnemers overeenkomstig deze richtlijn en artikel 86 van het Verdrag."

3. Het volgende artikel 3bis wordt ingevoegd:

"Artikel 3bis

1. De lidstaten stellen de Commissie om de twee jaar in kennis van alle maatregelen die zijn vastgesteld om aan de verplichtingen van openbare dienstverlening te voldoen, ongeacht of deze maatregelen een afwijking van de bepalingen van deze richtlijn inhouden. Deze kennisgeving heeft onder meer betrekking op maatregelen betreffende milieubescherming, voorzieningszekerheid, bescherming van de afnemers, inclusief eindafnemers, sociale en regionale samenhang en handhaving van de kwaliteit van de dienstverlening.

2. De Commissie publiceert om de twee jaar een verslag met een analyse van de verschillende in de lidstaten genomen maatregelen om een hoog peil van openbare dienstverlening te bereiken, en met een onderzoek naar de doeltreffendheid van deze maatregelen.

Waar toepasselijk doet de Commissie aanbevelingen betreffende op nationaal niveau te nemen maatregelen om een hoog peil van openbare dienstverlening te bereiken."

4. Het volgende artikel 4bis wordt ingevoegd:

"Artikel 4bis

1. De lidstaten wijzen een instantie aan, die de in artikel 22 bedoelde onafhankelijke regelgevende instantie kan zijn, om toe te zien op kwesties betreffende de voorzieningszekerheid. Deze instantie controleert met name het evenwicht tussen vraag en aanbod op de nationale markt, het niveau van de verwachte toekomstige vraag en beschikbare voorraden en het concurrentieniveau op de markt. Deze instantie publiceert jaarlijks uiterlijk op 31 juli een verslag over haar bevindingen met betrekking tot deze kwesties alsmede de getroffen of overwogen maatregelen om deze kwesties op te lossen en zendt dit verslag onverwijld naar de Commissie.

2. Op grond van het in lid 1 bedoelde verslag dient de Commissie jaarlijks bij het Europees Parlement en de Raad een mededeling in waarin kwesties betreffende de zekerheid van de aardgasvoorziening in de Gemeenschap worden onderzocht, met name het bestaande en geplande evenwicht tussen vraag en aanbod. Waar nodig doet de Commissie aanbevelingen."

5. Artikel 7 wordt vervangen door het volgende:

"Artikel 7

1. De lidstaten of door hen daartoe aangezochte bedrijven met eigen transmissie-, opslag- of LNG-installaties wijzen voor een door de lidstaten met inachtneming van overwegingen van efficiëntie en economisch evenwicht vastgestelde termijn een of meer systeembeheerders aan die zijn belast met het beheer, de zorg voor het onderhoud en de ontwikkeling van transmissie-, opslag- en LNG-installaties in een bepaald gebied alsmede van de koppelleidingen met andere systemen, teneinde voorzieningszekerheid te waarborgen.

2. Elke transmissie-, opslag- en/of LNG-systeembeheerder:

a) beheert, onderhoudt en ontwikkelt onder economische voorwaarden veilige, betrouwbare en efficiënte transmissie-, opslag- en/of LNG-installaties en besteedt daarbij de nodige aandacht aan het milieu;

b) maakt geen onderscheid tussen systeemgebruikers of categorieën van systeemgebruikers, met name niet ten gunste van verwante bedrijven;

c) verstrekt elk ander transmissie-, opslag- en/of LNG-bedrijf en/of elk distributiebedrijf voldoende informatie om te waarborgen dat het transport en de opslag van aardgas kunnen geschieden op een wijze die verenigbaar is met de veilige en doelmatige exploitatie van het stelsel van systemen.

3. De door beheerders van transmissie- en distributiesystemen vastgestelde regels voor het in evenwicht houden van het gassysteem moeten transparant en niet-discriminerend zijn. De tarieven en voorwaarden voor het verlenen van dergelijke diensten door systeembeheerders moeten op een niet-discriminerende wijze in overeenstemming met de heersende marktprijzen worden bepaald en moeten, voordat zij van kracht worden, door de nationale regelgevende instantie worden vastgesteld of goedgekeurd."

6. De volgende artikelen 7bis en 7ter worden ingevoegd:

"Artikel 7bis

1. De lidstaten kunnen verlangen dat transmissiesysteembeheerders voldoen aan minimum-investeringsniveaus voor het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, inclusief koppelingscapaciteit.

2. Tenzij de transmissiesysteembeheerder, wat de eigendom betreft, reeds volledig onafhankelijk is van andere activiteiten die geen verband houden met het transmissiesysteem, moet de transmissiesysteembeheerder, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk zijn van andere, niet met transmissie verbonden activiteiten.

Teneinde de onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder te waarborgen, gelden de volgende criteria:

a) De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van het transmissiesysteem mogen niet deelnemen in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde aardgasbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, distributie en levering van gas.

b) Er moeten passende maatregelen worden getroffen teneinde ervoor te zorgen dat op zodanige wijze rekening wordt gehouden met de persoonlijke belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van het transmissiesysteem dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren.

c) De transmissiesysteembeheerder moet volledige controle uitoefenen over alle voor het onderhoud en de ontwikkeling van het net noodzakelijke bedrijfsmiddelen.

d) De transmissiesysteembeheerder moet een nalevingsprogramma vaststellen waarin de maatregelen worden uiteengezet die zijn genomen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten. Het programma moet de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling omschrijven. Het moet worden opgesteld en op de naleving ervan moet worden toegezien door een nalevingsfunctionaris die is aangesteld door en rapporteert aan de president/algemeen directeur van het geïntegreerde aardgasbedrijf waartoe de transmissiesysteembeheerder behoort. De nalevingsfunctionaris moet bij de nationale regelgevende instantie jaarlijks een verslag indienen waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet. Dit verslag moet worden gepubliceerd.

Artikel 7ter

Transmissiesysteembeheerders schaffen de energie die zij ter uitvoering van hun taken gebruiken aan volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures."

7. Aan artikel 10 worden het volgende lid 4 toegevoegd:

"4. Tenzij de distributiesysteembeheerder, wat de eigendom betreft, reeds volledig onafhankelijk is van andere activiteiten die geen verband houden met het distributiesysteem, moet de distributiesysteembeheerder, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk zijn van andere, niet met distributie verbonden activiteiten.

Teneinde de onafhankelijkheid van de distributiesysteembeheerder te waarborgen, gelden de volgende criteria:

a) De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van het distributiesysteem mogen niet deelnemen in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde aardgasbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van productie, transmissie en levering van gas.

b) Er moeten passende maatregelen worden genomen teneinde ervoor te zorgen dat op zodanige wijze rekening wordt gehouden met de persoonlijke belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van het distributiesysteem dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren.

c) De distributiesysteembeheerder moet volledige controle uitoefenen over alle voor het onderhoud en de ontwikkeling van het net noodzakelijke bedrijfsmiddelen.

d) De distributiesysteembeheerder moet een nalevingsprogramma vaststellen waarin de maatregelen worden uiteengezet die zijn genomen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten. Het programma moet de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling omschrijven. Het moet worden opgesteld en op de naleving ervan moet worden toegezien door een nalevingsfunctionaris die is aangesteld door en rapporteert aan de president/algemeen directeur van het geïntegreerde aardgasbedrijf waartoe de distributiesysteembeheerder behoort. De nalevingsfunctionaris moet bij de nationale regelgevende instantie jaarlijks een verslag indienen waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet. Dit verslag moet worden gepubliceerd.

De bepalingen van de eerste en tweede alinea zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2004. De lidstaten kunnen besluiten deze bepalingen niet toe te passen op geïntegreerde aardgasbedrijven die op dat tijdstip minder dan 100 000 afnemers bedienen."

8. Het volgende artikel 11bis wordt ingevoegd:

"Artikel 11bis

De in artikel 7bis, lid 2, en artikel 10, lid 4, vervatte regels beletten niet een gecombineerd van transmissie- en distributiesystemen door een beheerder die wat de rechtsvorm, organisatie en besluitvorming betreft volledig onafhankelijk is van andere, niet met het beheer van het transmissie- of distributiesysteem verbonden activiteiten en aan de eisen van artikel 7bis, lid 2, voldoet."

9. In artikel 13 wordt lid 3 vervangen door het volgende:

"3. Om discriminatie, kruissubsidies en concurrentievervalsing te voorkomen, voeren geïntegreerde aardgasbedrijven intern afzonderlijke boekhoudingen voor de transmissie-, distributie-, leverings-, LNG- en opslagactiviteiten met betrekking tot aardgas en, in voorkomend geval, op geconsolideerde basis, voor hun niet-gasactiviteiten, zoals zij dat zouden moeten doen indien die activiteiten door verschillende bedrijven zouden worden uitgevoerd. Deze interne boekhoudingen bevatten per activiteit een balans en een winst- en verliesrekening."

10. De artikelen 14 en 15 komen als volgt te luiden:

"Artikel 14

1. De lidstaten dragen zorg voor de invoering van een systeem voor toegang van derden tot het transmissie- en distributiesysteem en de LNG-installaties, dat is gebaseerd op gepubliceerde tarieven die voor alle in aanmerking komende afnemers gelden en die objectief worden toegepast zonder onderscheid te maken tussen systeemgebruikers. Deze tarieven moeten, voordat zij van kracht worden, worden goedgekeurd door een overeenkomstig artikel 22 ingestelde nationale regelgevende instantie.

2. Transmissiesysteembeheerders hebben, indien nodig en ten behoeve van de uitvoering van hun taken waaronder die met betrekking tot grensoverschrijdende transmissie, toegang tot het net van andere transmissiesysteembeheerders op basis van dezelfde voorwaarden en beginselen als bedoeld in lid 1.

Artikel 15

1. Voor de organisatie van de toegang tot opslaginstallaties en gelijkwaardige flexibiliteitsinstrumenten, wanneer dat technisch en/of economisch noodzakelijk is voor efficiënte toegang tot het systeem voor de levering aan afnemers, alsmede voor de organisatie van de toegang tot andere ondersteunende diensten, kunnen de lidstaten een van de twee of beide in de leden 2 en 3 bedoelde procedures kiezen. Bij deze procedures worden objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria gehanteerd.

2. Bij toegang tot het systeem via onderhandelingen nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers binnen en buiten het door het stelsel van systemen bestreken grondgebied kunnen onderhandelen over toegang tot het systeem met het oog op het sluiten van leveringscontracten op basis van vrijwillige handelsovereenkomsten. De partijen moeten worden verplicht te goeder trouw over toegang tot het systeem te onderhandelen.

Over contracten voor toegang tot het systeem wordt met de betrokken systeembeheerder of aardgasbedrijven onderhandeld. De lidstaten schrijven de aardgasbedrijven voor dat zij hun belangrijkste handelsvoorwaarden voor het gebruik van het systeem uiterlijk [datum vermelden] en vervolgens elk jaar publiceren.

3. Lidstaten die kiezen voor gereguleerde toegang nemen de nodige maatregelen zodat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers binnen en buiten het door het stelsel van systemen bestreken grondgebied een recht van toegang tot het systeem krijgen op basis van gepubliceerde tarieven en/of andere voorwaarden en verplichtingen voor het gebruik van dat systeem. Dit recht van toegang voor in aanmerking komende afnemers kan worden verleend door hen in staat te stellen leveringscontracten af te sluiten met andere concurrerende aardgasbedrijven dan de eigenaar en/of beheerder van het systeem of een verwant bedrijf."

11. Artikel 16 vervalt.

12. De artikelen 18 en 19 komen als volgt te luiden:

"Artikel 18

1. De lidstaten waarborgen dat alle niet-particuliere afnemers uiterlijk vanaf 1 januari 2004 vrij zijn gas van de leverancier van hun keuze af te nemen en de rechten van in aanmerking komende afnemers op toegang voor derden hebben, teneinde deze leveringen te kunnen uitvoeren overeenkomstig de artikelen 14 en 15.

2. De lidstaten waarborgen dat alle afnemers uiterlijk vanaf 1 januari 2005 vrij zijn gas van de leverancier van hun keuze af te nemen en de rechten van in aanmerking komende afnemers op toegang voor derden hebben, teneinde deze leveringen te kunnen uitvoeren overeenkomstig de artikelen 14 en 15.

"Artikel 19

1. Teneinde een verstoring van het evenwicht bij het openstellen van de gasmarkten te voorkomen:

a) mogen contracten voor de levering van gas met een in aanmerking komende afnemer in het systeem van een andere lidstaat niet worden verboden, indien de afnemer in beide systemen als een in aanmerking komende afnemer wordt beschouwd;

b) kan de Commissie in gevallen waarin transacties als bedoeld onder a) worden geweigerd omdat de afnemer slechts in een van beide systemen als in aanmerking komende afnemer wordt beschouwd, rekening houdend met de marktsituatie en het algemeen belang, de partij die tot de weigering heeft besloten ertoe verplichten de gevraagde gaslevering uit te voeren op verzoek van de lidstaat waar de in aanmerking komende afnemer is gevestigd. "

13. Artikel 22 wordt vervangen door het volgende:

"Artikel 22

1. De lidstaten stellen nationale regelgevende instanties in. Deze instanties moeten geheel onafhankelijk zijn van belangen van de gassector. Zij moeten ten minste als enige bevoegd zijn om:

a) bepalingen en voorwaarden inzake aansluiting op en toegang tot nationale netten, inclusief transmissie- en distributietarieven, en bepalingen, voorwaarden en tarieven voor toegang tot LNG-installaties vast te stellen of goed te keuren;

b) de voorschriften inzake het beheer en de toewijzing van koppelingscapaciteit vast te stellen in overleg met de nationale regelgevende instanties van de lidstaten waarmee koppelleidingen bestaan;

c) mechanismen voor het verhelpen van capaciteitsknelpunten binnen het nationale gassysteem vast te stellen of goed te keuren;

d) te zorgen voor de naleving van de in artikel 3, leden 3 en 4, bedoelde vereisten..

2. De lidstaten voorzien in geschikte en doelmatige mechanismen voor regelgeving, controle en transparantie, teneinde eventueel misbruik van een machtspositie, met name ten nadele van de verbruikers, en eventueel marktondermijnend gedrag te voorkomen. Deze mechanismen moeten de bepalingen van het Verdrag, en met name artikel 82, in acht nemen.

3. De lidstaten dragen er zorg voor dat passende maatregelen, waaronder bestuursrechtelijke of strafrechtelijke procedures in overeenstemming met hun nationale wetgeving, tegen de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersonen worden genomen wanneer door deze richtlijn opgelegde vertrouwelijkheids regels niet in acht zijn genomen."

14. Artikel 28 wordt vervangen door het volgende:

"Artikel 28

De Commissie toetst de toepassing van deze richtlijn en dient voor [datum vermelden] en uiterlijk [datum vermelden] bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de opgedane ervaring met en de geboekte vooruitgang bij de totstandbrenging van een voltooide en volledig operationele interne markt voor aardgas, zodat het Europees Parlement en de Raad te gelegener tijd de maatregelen kunnen vaststellen die nodig zijn voor verdere verbetering van de interne markt voor aardgas. In het verslag wordt in het bijzonder ingegaan op de mate waarin de vereisten van deze richtlijn met betrekking tot ontvlechting en tariefregeling hebben bijgedragen tot het waarborgen van eerlijke en niet-discriminerende toegang tot het gasysteem in de Gemeenschap. In het verslag worden tevens onderzocht in hoeverre behoefte is aan harmonisatie die niet samenhangt met de bepalingen van deze richtlijn."

15. Er wordt een bijlage toegevoegd, waarvan de tekst is weergegeven in bijlage II bij deze richtlijn.

Artikel 3

De richtlijnen 90/547/EEG en 91/296/EEG worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2003.

Artikel 4

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2002 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 5

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 6

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, [...]

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitster De Voorzitter

Bijlage I

"Bijlage

(Artikel 3)

Onverminderd de communautaire voorschriften inzake consumentenbescherming, met name Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad [18] en Richtlijn 93/13/EG van de Raad [19]:

[18] PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.

[19] PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29.

a) dragen de lidstaten er zorg voor dat de eindgebruikers recht hebben op een contract met hun elektriciteitsleverancier waarin zijn opgenomen:

-de identiteit en het adres van de leverancier;

-de geleverde diensten, de aangeboden kwaliteitsniveaus van de diensten en de benodigde tijd voor de eerste aansluiting;

-de aangeboden soorten onderhoudsdiensten;

-de wijze waarop de meest recente informatie over alle geldende tarieven en onderhoudskosten kan worden verkregen;

-de duur van het contract, de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van de diensten en van het contract;

-alle vergoedingen en terugbetalingsregelingen die gelden indien de contractuele kwaliteitsniveaus van de diensten niet worden gehaald; en

-de methode voor het inleiden van procedures voor de beslechting van geschillen overeenkomstig punt f);

b) de lidstaten dragen er zorg voor dat eindgebruikers op afdoende wijze in kennis worden gesteld van ieder voornemen de contractvoorwaarden te wijzigen en de mogelijkheid krijgen de contracten op te zeggen indien zij de nieuwe voorwaarden niet aanvaarden;

c) de lidstaten dragen er zorg voor dat transparante informatie over geldende prijzen en tarieven en over standaardvoorwaarden met betrekking tot toegang toe en gebruik van elekticiteitsdiensten beschikbaar is voor het publiek en in het bijzonder voor de eindgebruikers;

d) de lidstaten dragen er zorg voor dat de elektriciteitsleveranciers in de rekeningen die naar iedere eindgebruiker worden gestuurd, de samenstelling vermelden van het brandstofmengsel dat is gebruikt om de elektriciteit te genereren die door de door hen bevoorrade eindgebruikers wordt verbruikt. De relatieve kosten van de verschillende brandstoffen die zijn gebruikt om een eenheid van de aan de eindgebruikers geleverde elektriciteit op te wekken, moeten worden vermeld;

e) de lidstaten nemen passende maatregelen om kwetsbare afnemers te beschermen;

f) de lidstaten dragen er zorg voor dat transparante, eenvoudige en goedkope procedures beschikbaar zijn voor het afhandelen van klachten van eindgebruikers. De lidstaten moeten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat door middel van dergelijke procedures geschillen billijk en snel kunnen worden beslecht, zo nodig met een systeem van voorzieningen voor terugbetaling en/of vergoeding. Hierbij dienen zoveel mogelijk de beginselen genoemd in Aanbeveling 98/257/EG van de Commissie [20] te worden gevolgd."

[20] PB L 115 van 17.4.1998, blz. 31.

Bijlage II

"Bijlage

(Artikel 3)

Onverminderd de communautaire voorschriften inzake consumentenbescherming, met name Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad [21] en Richtlijn 93/13/EG van de Raad [22]:

[21] PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.

[22] PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29.

a) dragen de lidstaten er zorg voor dat de eindgebruikers recht hebben op een contract met hun gasleverancier waarin zijn opgenomen:

-de identiteit en het adres van de leverancier;

-de geleverde diensten, de aangeboden kwaliteitsniveaus van de diensten en de benodigde tijd voor de eerste aansluiting;

-de aangeboden soorten onderhoudsdiensten;

-de wijze waarop de meest recente informatie over alle geldende tarieven en onderhoudskosten kan worden verkregen;

-de duur van het contract, de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van de diensten en van het contract;

-alle vergoedingen en terugbetalingsregelingen die gelden indien de contractuele kwaliteitsniveaus van de diensten niet worden gehaald; en

-de methode voor het inleiden van procedures voor de beslechting van geschillen overeenkomstig punt e);

b) de lidstaten dragen er zorg voor dat eindgebruikers op afdoende wijze in kennis worden gesteld van ieder voornemen de contractvoorwaarden te wijzigen en de mogelijkheid krijgen de contracten op te zeggen indien zij de nieuwe voorwaarden niet aanvaarden;

c) de lidstaten dragen er zorg voor dat transparante informatie over geldende prijzen en tarieven en over standaardvoorwaarden met betrekking tot toegang toe en gebruik van gasdiensten beschikbaar is voor het publiek en in het bijzonder voor de eindgebruikers;

d) de lidstaten nemen passende maatregelen om kwetsbare afnemers te beschermen;

e) de lidstaten dragen er zorg voor dat transparante, eenvoudige en goedkope procedures beschikbaar zijn voor het afhandelen van klachten van eindgebruikers. De lidstaten moeten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat door middel van dergelijke procedures geschillen billijk en snel kunnen worden beslecht, zo nodig met een systeem van voorzieningen voor terugbetaling en/of vergoeding. Hierbij dienen zoveel mogelijk de beginselen vermeld in Aanbeveling 98/257/EG van de Commissie [23] te worden gevolgd."

[23] PB L 115 van 17.4.1998, blz. 31.

VERORDENING BETREFFENDE DE VOORWAARDEN VOOR TOEGANG TOT HET NET VOOR GRENSOVERSCHRIJDENDE HANDEL IN ELEKTRICITEIT

TOELICHTING

I. Inleiding

Het uiteindelijke doel van de elektriciteitsrichtlijn is de totstandbrenging van één enkele, geïntegreerde markt, in tegenstelling tot een situatie die wordt gekenmerkt door het bestaan van 15 min of meer geliberaliseerde maar grotendeels nationale markten. Dit doel is nog niet bereikt. Wel is het een feit dat er met de grensoverschrijdende handel - in termen van fysieke elektriciteitsuitwisselingen tussen landen - over de jaren vooruitgang is gemaakt en dat deze momenteel zo'n 8% van de totale elektriciteitsproductie uitmaakt. Vergeleken met andere bedrijfstakken is dit cijfer echter nog aan de lage kant.

Bijna alle lidstaten hebben de richtlijn thans geïmplementeerd en in de meeste gevallen is de overdrachtcapaciteit ook fysiek beschikbaar, maar toch blijkt het voor vele serieuze cliënten nog steeds organisatorisch en economisch moeilijk te zijn om een in een andere lidstaat gevestigde leverancier te kiezen.

Wat de tarieven aangaat, zal iedere betrokken transmissienetbeheerder een vergoeding verlangen, welke niet noodzakelijkerwijze gecoördineerd is met de reeds aan andere transmissienetbeheerders verschuldigde vergoedingen. Als gevolg van de structurele verschillen tussen de in de lidstaten gehanteerde tariefstelsels kan het werkelijk verschuldigde bedrag voor grensoverschrijdende toegang tot het systeem, afhankelijk van de betrokken transmissienetbeheerders en zonder noodzakelijke samenhang met de werkelijk te dragen kosten, aanzienlijk variëren. Voorts kan deze situatie, in gevallen waarin het elektriciteitstransport door verschillende lidstaten loopt, leiden tot een opeenstapeling van tarieven, indien alle betrokken netwerkexploitanten een vergoeding verlangen.

Het tweede hoofdpunt in dit verband is de beperkte interconnectiecapaciteit tussen nationale transmissienetten. Verwacht wordt dat opstoppingen bij de internationale grenzen in de komende tien jaar een belangrijke restrictie zullen blijven vormen voor een vrije handel in elektriciteit tussen bepaalde Europese regio's. Dit komt niet alleen door een toenemend stroomvolume maar ook door veranderingen in de stroompatronen. Daarom moet het aantal koppelingen tussen de systemen en de capaciteit van de bestaande installaties worden vergroot.

Gezien de beperkingen van de bestaande interconnectiecapaciteit zullen de bij de toewijzing van deze capaciteit aan marktexploitanten gehanteerde beginselen belangrijk zijn wanneer het erom gaat te bepalen welke marktdeelnemers van de door de interne markt geboden handelsmogelijkheden zullen mogen profiteren. Bij uitblijven van doorzichtige, niet-discriminerende regels zal het tot discriminatie tussen de marktdeelnemers komen. Gevestigde elektriciteitsmaatschappijen zouden nieuwkomers op de markt op een afstand kunnen houden, vooral indien deze capaciteit voor een groot deel onder langlopende contracten valt. Een en ander zal een belemmering zijn voor de ontwikkeling van het handelsverkeer, met als gevolg dat de interne markt veel minder voordelen te bieden zal hebben.

Met het oog op deze situatie is een geharmoniseerde communautaire kaderstructuur voor de tarifering bij grensoverschrijdende transacties en de toewijzing van beschikbare interconnectiecapaciteit een noodzaak.

De elektriciteitsrichtlijn bevat geen specifieke voorschriften voor grensoverschrijdende transacties. Dit betekent echter niet dat de problemen op dit gebied uitsluitend aan de hand van nationale maatregelen kunnen worden opgelost. Een geleidelijke benadering van de implementatie van de interne elektriciteitsmarkt vereist dat de specifieke problemen worden aangepakt nadat de lidstaten de voornaamste strategische uitvoeringsbeslissingen hebben genomen. De ervaring heeft de vroegtijdige constatering van de Commissie bevestigd dat voor de aanpak van dit vraagstuk een gezamenlijke actie op communautair niveau noodzakelijk is.

Als eerste reactie heeft de Commissie in 1998 een begin gemaakt met de oprichting van het Europees regelgevend forum voor elektriciteit, het zogenaamde "Forum van Florence". Dit forum verenigt vertegenwoordigers van de Commissie, van de nationale regeringen, het Europees Parlement, de Raad van Europese regelgevers en van de Vereniging van Europese transmissienetbeheerders (ETSO). Producenten, consumenten en marktexploitanten zijn ook vertegenwoordigd. Het forum heeft tot doel klaarheid te brengen in bestaande problemen en mogelijke oplossingen te bespreken met de voornaamste betrokkenen, in het bijzonder waar het grensoverschrijdende tarifering en congestiebeheer betreft.

Het Forum van Florence is een uiterst effectief instrument gebleken voor het bereiken van consensus over zeer gecompliceerde, snel evoluerende en controversiële vraagstukken. Hoewel het forum in dit opzicht een belangrijk instrument zal blijven, vooral omdat zowel bedrijfsleven als consumenten erin vertegenwoordigd zijn, hebben recente ervaringen uitgewezen dat er een aantal nadelen aan de werkwijze van het forum kleven, wanneer het erop aan komt ten aanzien van specifieke vraagstukken concrete besluiten te nemen:

*de werkwijze van het forum is informeel: de vergaderingen vinden tweemaal per jaar plaats en duren twee dagen: als zodanig is de procedure niet geschikt om concrete beslissingen te nemen over zeer gedetailleerde aangelegenheden die een grondige bespreking vereisen;

*wil men met betrekking tot enigerlei vraagstuk vooruitgang maken, dan is volledige consensus een noodzaak;

*genomen besluiten kunnen alleen worden uitgevoerd indien alle partijen deze eerbiedigen: er zijn echter geen procedures om op de naleving hiervan toe te zien;

*bepaalde zaken, zoals de berekening van het correcte niveau van betalingen tussen transmissienetbeheerders maken het noodzakelijk dat er geregeld gedetailleerde besluiten worden genomen en, zoals gezegd, leent het forum zich hier niet voor.

De Commissie heeft dan ook geconcludeerd dat het, om definitieve vooruitgang te kunnen maken bij de problematiek van de grensoverschrijdende transmissietarifering en het congestiebeheer voor netkoppellingen, thans noodzakelijk is een wetgevingsinstrument goed te keuren met het oog op een duidelijk besluitvormingsproces waarmee op de in het forum gemaakte vorderingen wordt voortgebouwd.

Tegen deze achtergrond heeft de ontwerp-verordening tot doel een degelijk raamwerk te creëren voor de grensoverschrijdende handel in elektriciteit. De voorschriften van de verordening zijn zo eenvoudig mogelijk gehouden en blijven beperkt tot hetgeen in de EG-wetgeving moet worden gereguleerd, zulks in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Hoofddoel is ervoor te zorgen dat de werkelijk door de transmissienetbeheerders gemaakte kosten nauwkeurig in de tarieven voor toegang tot het systeem, waaronder netkoppellingen, tot uiting komen, waarbij buitensporig hoge transactiekosten voor grensoverschrijdende operaties buiten beschouwing worden gelaten.

II. Basisstructuur van de ontwerp-verordening

Wat de tarifering betreft, is het beoogde systeem gebaseerd op het beginsel van compensatiebetalingen tussen transmissienetbeheerders voor doorvoerstromen via elkaars netwerken, met inbegrip van doorvoerstromen die als "lusstromen" of "parallel-stromen" te boek staan. De ontwerp-verordening voorziet derhalve in compensatiebetalingen ten gunste van transmissienetbeheerders die hun netwerk ter beschikking stellen voor doorvoerstromen, en ten laste van die transmissienetbeheerders van wie deze doorvoerstromen uitgaan. Voorts voorziet de verordening in een zekere mate van harmonisatie van de tarieven voor toegang tot nationale netten, voorzover een dergelijke harmonisatie noodzakelijk is om mogelijke marktverstorende effecten als gevolg van verschillende nationale benaderingen uit te sluiten.

Wat de toewijzing van beschikbare interconnectiecapaciteit betreft, worden in de verordening de hoofdbeginselen vastgelegd, die moeten worden nageleefd wanneer een dergelijke toewijzing plaatsvindt. In een bijlage bij de verordening worden verdere technische bijzonderheden gegeven.

Naast de grondbeginselen voor tarifering en congestiebeheer, voorziet de ontwerp-verordening voorts in de goedkeuring van richtlijnen waarin verdere relevante beginselen en methodes tot in bijzonderheden worden beschreven.

Deze richtsnoeren kunnen, zonder dat de verordening hierdoor wordt gewijzigd, worden goedgekeurd en geamendeerd, waardoor een snelle aanpassing aan zich veranderende omstandigheden mogelijk wordt. Zo zijn er, bijvoorbeeld in het geval van methodes voor kostenberekening en de concrete identificatie en meting van fysieke elektriciteitsstromen, in het verleden voortdurend vorderingen gemaakt, terwijl in de toekomst verdere verbeteringen tegemoet kunnen worden gezien.

De verordening kent de Commissie bepaalde regelgevende bevoegdheden toe, voorzover dit nodig is om een goed functioneren van de interne markt te verzekeren. Aldus keurt de Commissie bovengenoemde richtsnoeren goed en brengt zij hierin wijzigingen aan, terwijl zij op gezette tijden de bedragen bepaalt van de tussen transmissienetbeheerders te verrichten compensatiebetalingen. Om ervoor te zorgen dat de regelgevende instanties van de lidstaten bij dit proces worden betrokken, zou de Commissie deze besluiten nemen na raadpleging van een uit vertegenwoordigers van de lidstaten bestaand comité, dat is opgericht in overeenstemming met Besluit 1999/468/EG van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden ("comitologie"). Met het oog op de vaststelling van de bedragen van de compensatiebetalingen voorziet de ontwerp-verordening in de oprichting van een raadgevend comité [24], met de hulp waarvan snelle beslissingen kunnen worden genomen, terwijl er met het oog op de goedkeuring van de richtlijnen in een regelgevingscomité [25] wordt voorzien.

[24] Alvorens een besluit te nemen, raadpleegt de Commissie het comité, dat dan een advies uitbrengt waarmee de Commissie zoveel mogelijk rekening zal houden.

[25] In tegenstelling tot het geval van het raadgevend comité, kan de Commissie uit hoofde van de procedure van het regelgevingscomité ertoe worden gedwongen het advies van het comité in het besluit in kwestie op te nemen.

Wat de vertegenwoordiging van de lidstaten in het comité betreft, zij erop gewezen dat artikel 22 van de elektriciteitsrichtlijn, na de door de Commissie voorgestelde wijziging [26], voorschrijft dat de nationale regelgevende instanties, onder meer, op nationaal niveau als enige verantwoordelijk zijn voor de vaststelling van de methodes voor de grensoverschrijdende overdracht van elektriciteit, met inbegrip van de vaststelling van tarieven.

[26] Voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 96/92/EG en 98/30/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit.

III. Wat de voorschriften van de ontwerp-verordening voornamelijk inhouden

1. Vergoedingen voor doorvoerstromen van elektriciteit

In tegenstelling tot hetgeen in andere "transportsectoren" het geval is, zoals bij het rail- en wegvervoer, kunnen de tarieven voor de overdracht van elektriciteit niet op basis van de afstand tussen producent en consument van de elektriciteit worden vastgesteld. Het is namelijk zo dat de fysieke elektriciteitsstromen niet noodzakelijkerwijze samenvallen met hetgeen contractueel tussen verkoper en afnemer is overeengekomen: indien een opwekker in Noord-Europa elektriciteit verkoopt aan een verbruiker in Zuid-Europa, betekent dit niet dat de door de opwekker geproduceerde elektronen ook daadwerkelijk van noord naar zuid stromen. Wat het wel betekent, is dat de energiebalans naar het Zuiden wordt verschoven.

Hoewel de verplaatste hoeveelheid elektriciteit niet duidelijk aan individuele economische transacties kan worden gerelateerd, ontstaan er bij de handel in elektriciteit wel degelijk fysieke stromen binnen en tussen transmissienetten. In de praktijk betekent dit dat een zekere hoeveelheid energie in het transmissiesysteem van de uitvoerende lidstaten wordt geïnjecteerd, terwijl tezelfdertijd een gelijke hoeveel energie voor verbruik aan het transmissienet van de invoerende lidstaat wordt onttrokken. Het is daarom een algemeen aanvaard gebruik dat exporteurs en/of importeurs de nationale nettarieven betalen die van toepassing zijn op de productie in het land van uitvoer en/of de consumptie in het land van invoer.

Bij de uitvoer van elektriciteit in het Europese elektriciteitssysteem met zijn talrijke interconnecties gaat het evenwel niet alleen om de elektriciteitsnetten van de uitvoer- en invoerlanden. Exporttransacties zullen waarschijnlijk ook elektriciteitsstromen teweeg brengen in landen waar de elektriciteit niet in het net wordt geïnjecteerd, noch hieraan voor consumptie wordt onttrokken. Dit lijkt plausibel in het geval van een transactie tussen niet aan elkaar grenzende landen, d.w.z. waar de "rechtstreekse route" naar de consument noodzakelijkerwijze via het transmissienet van een derde land loopt. Bovendien is het zo dat uitvoertransacties, ten gevolge van de natuurwetten die het "gedrag" van elektriciteit op het net dicteren, vaak ook fysieke stromen opwekken in landen die niet op de - theoretische - directe route van de elektriciteitsstroom [27] liggen. Dergelijke doorvoerstromen staan algemeen te boek als "lusstromen" of parallel-stromen.

[27] Een simulatie heeft bijvoorbeeld uitgewezen dat in het geval van een transport van 1000 MW vanuit Noord-Frankrijk slechts zo'n 60% van de elektriciteit Italië "direct" bereikt, d.w.z. dat deze stroom de Frans-Italiaanse grens passeert of via Zwitserland gaat. De rest bereikt Italië "indirect", waarbij stromen op de netten van België, Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Slovenië ontstaan.

Op een geliberaliseerde markt met concurrentie moeten de transmissienetbeheerder worden vergoed voor de kosten die dergelijke doorvoerstromen met zich meebrengen. Zou dit niet gebeuren, dan zouden de plaatselijke netgebruikers deze kosten te dragen krijgen, ondanks het feit dat de elektriciteitsstromen in kwestie in hun geheel veroorzaakt worden door marktactoren welke in andere transmissienetgebieden gevestigd zijn.

Gezien deze feiten voorziet de verordening in een systeem dat op de volgende drie elementen berust:

In de eerste plaats wordt bepaald dat transmissienetbeheerders vergoedingen ontvangen voor de kosten in verband met het verzorgen van doorvoerstromen op hun netwerk (artikel 3, lid 1).

In de tweede plaats worden regels vastgesteld ter bepaling van de aan doorvoerstromen verbonden kosten. Hoewel een vergoeding voor dergelijke kosten noodzakelijk is, moet er wel op worden toegezien dat deze compensaties de ware kosten reflecteren. De met dergelijke stromen samenhangende kosten moeten nauwgezet worden vastgesteld, teneinde opportunistische winsten en buitensporige transactiekosten te vermijden.

In de ontwerp-verordening wordt in dit opzicht gekozen voor een model waarmee de verwachte gemiddelde incrementele langetermijnkosten die een netwerk als gevolg van doorvoerstromen te dragen krijgt, worden bepaald en in aanmerking worden genomen, terwijl een vergelijking wordt gemaakt met de kosten bij afwezigheid van doorvoerstromen.

De onderliggende logica van deze benadering is dat er op deze manier "opportunistische winsten" van transmissienetbeheerders die doorvoerstromen verzorgen kunnen worden voorkomen; in de praktijk gaat het hier meestal om transmissienetbeheerders die gevestigd zijn in het centrum van het Europese elektriciteitssysteem en komen de kosten ten laste van exploitanten in omliggende landen. Het centrale horizontale netwerk van ieder nationaal net wordt namelijk aangelegd ten behoeve van de binnenlandse cliënten. Bij de aanleg van dit centrale netwerk wordt niet met het passeren van doorvoerstromen rekening gehouden. Anderzijds hebben de transmissienetbeheerders mogelijk extra kosten als gevolg van door hen te nemen specifieke maatregelen in verband met doorvoerstromen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan bijkomende administratieve maatregelen, bijkomende operationele vereisten voor het beheer van de doorvoerstromen, regelingen met betrekking tot verliezen en extra investeringen voor nieuwe lijnen of ter versterking van bestaande lijnen. Dergelijke uitgaven zijn duidelijk specifieke kosten in verband met doorvoerstromen en de transmissienetbeheerders dienen de mogelijkheid te hebben deze te recupereren. Verzekerd moet worden dat investeringen in de voor het verzorgen van elektriciteitsdoorvoer benodigde nieuwe installaties voldoende renderen, om het voor exploitanten aantrekkelijk genoeg te maken om zulke investeringen te doen. Tenslotte zou men, om echt kostenreflectief te werken, de aan doorvoerstromen verbonden voordelen ook in aanmerking moeten nemen, bijvoorbeeld in het geval van doorvoerstromen die tot de algehele stabilisering van een nationaal netwerk bijdragen.

Tenslotte moet de juiste manier om de vergoedingen te financieren worden vastgesteld. In dit verband moet rekening worden gehouden met het feit dat doorvoerstromen het gevolg zijn van uitvoer/invoertransacties. Het is, uitzonderlijke gevallen daargelaten, echter - nog - niet technisch mogelijk om te bepalen of en in welke mate een individuele exporteur/importeur doorvoerstromen veroorzaakt. Om die reden voorziet de verordening niet in een mechanisme aan de hand waarvan afzonderlijke uitvoerders of invoerders rechtstreeks voor doorvoerstromen verantwoordelijk worden gesteld. Wel wordt gestipuleerd dat transmissienetbeheerders van wie doorvoerstromen uitgaan en/of de exploitanten van de systemen waar deze stromen eindigen (exporterende en/of importerende transmissienetbeheerders) de vergoedingen - op basis van evenredigheid - moeten betalen (artikel 3, lid 2).

Om te bereiken dat er nauwkeurige en snelle beslissingen worden genomen ten aanzien van de tussen transmissienetbeheerders te verrekenen compensatiebedragen, bepaalt de ontwerp-verordening dat de Commissie regelmatig terzake besluiten moet nemen (artikel 3, lid 3). De regelgevende instanties van de lidstaten zouden evenwel bij dit proces worden betrokken via een uit vertegenwoordigers van de lidstaten bestaand raadgevend comité, dat is ingesteld in overeenstemming met Besluit 1999/468 van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden ("comitologie"), dat de Commissie dient te raadplegen alvorens een definitief besluit te nemen.

Opgemerkt zij dat de begroting van de Gemeenschap door deze vergoedingsbetalingen ongemoeid wordt gelaten, daar deze rechtstreeks tussen de transmissienetbeheerders in kwestie zouden plaatsvinden.

Teneinde de betalingen ter financiering van de vergoedingen te kunnen recupereren, moeten de transmissienetbeheerders hun nationale tariefstelsel navenant aanpassen (artikel 4, lid 3).

Wat de wijze betreft waarop deze aanpassing in haar werk gaat, zou een mogelijkheid hierin bestaan exporteurs en/of importeurs deze kosten aan te rekenen, met het argument dat dit een eerlijke en kostenreflectieve oplossing is, aangezien exporteurs en/of importeurs de stromen in kwestie veroorzaken.

Een dergelijke oplossing zou echter een aantal belangrijke nadelen met zich meebrengen. In de eerste plaats is het, zoals reeds uitgelegd, in het algemeen onmogelijk te bepalen of en zo ja, in welke mate individuele uitvoertransacties tot fysieke doorvoer- en lusstromen leiden. Er zijn commerciële uitvoertransacties die geen fysieke stromen opleveren, en wel in het geval van twee grensoverschrijdende transacties met tegenstromen tussen de systemen. Zou men in een dergelijke situatie van de exporteurs een specifieke betaling verwachten, dan zou dit niet bepaald eerlijk of kostenreflectief zijn. Tevens is het zo dat deelnemers aan een internationaal werkzame energiebeurs, vóór de dagelijkse sluiting van de beurs, niet precies op de hoogte zouden zijn van de verschuldigde grensoverschrijdende tarieven, omdat de beurs alleen achteraf kan bepalen hoeveel energie er per transmissienetgebied verhandeld is. Dit zou leiden tot een onvoorspelbaarheid van overdrachttarieven en, daarmee, van de elektriciteitsprijzen. Tenslotte zijn lage transactiekosten en het hieruit resulterende handelspotentieel voor alle verbruikers en opwekkers op de interne markt een goede zaak. Deze situatie leidt tot meer concurrentie en een grotere markt voor elektriciteitopwekkers, hetgeen in het geval van overcapaciteit op nationaal niveau van bijzonder belang is

Gezien deze overwegingen, stipuleert de ontwerp-verordening dat uit het compensatiemechanisme voortvloeiende betalingen en ontvangsten weliswaar bij de vaststelling van de netwerktarieven in aanmerking moeten worden genomen, maar dat dit niet tot gevolg mag hebben dat exporteurs of importeurs een specifiek tarief opgelegd krijgen (artikel 4, lid 4).

2. Harmonisatie van nationale nettarieven

Zoals eerder uitgelegd, betalen exporteurs en/of importeurs de nationale nettarieven voor opwekking in het land van uitvoer en/of voor verbruik in het land van invoer. Indien deze tarieven, in het bijzonder die voor opwekking, aanzienlijk van de ene lidstaat tot de andere verschillen, is een marktdistorsie hiervan het gevolg. Aangezien elektriciteitsopwekkers de kosten in verband met de door hen te betalen netwerktarieven in hun energieprijzen moeten verdisconteren, zullen opwekkers met lage netwerkkosten een concurrentievoordeel hebben ten opzichte van die met hoge kosten.

De hoogte van de netwerktarieven hangt af van de algemene structuur van het nationale tariefstelsel, de gehanteerde kostenberekeningsbeginselen en natuurlijk van de bijzondere kenmerken van de nationale netten in kwestie.

Een belangrijk structureel element van de nationale tariefstelsels bij de grensoverschrijdende handel is derhalve de verhouding tussen de aan de productie en aan het verbruik toegeschreven kosten. Het zal bijvoorbeeld duidelijk zijn dat in een land waar alle netwerkkosten ten laste van de consument komen opwekkers in een betere positie verkeren dan in een land waar opwekkers bij het concurreren op de interne markt een deel van deze kosten krijgen aangerekend. Deze verhouding en/of het absolute niveau van de voor opwekking gehanteerde netwerktarieven moeten dan ook worden geharmoniseerd om concurrentievervalsing te voorkomen.

Gezien deze overwegingen, bepaalt de ontwerp-verordening dat de netwerkkosten voornamelijk op de verbruiker worden verhaald (artikel 4, lid 2). Een kleiner gedeelte van de totale, aan netwerkgebruikers berekende kosten mag echter op de producent worden verhaald. Aldus kunnen de nationale regelgevende instanties locatiespecifieke prijsbepalingselementen in de tariefstructuur inbouwen, waarvan signalen zouden moeten uitgaan met betrekking tot de meest en minst beschikte gebieden voor nieuwe opwekkingscapaciteit, zulks met het oog op bijvoorbeeld plaatselijk waarschijnlijke netwerkverliezen en netwerkcongestie. In de ontwerp-verordening wordt bepaald dat de tarieven waar nodig rond dergelijke locatiespecifieke prijsbepalingselementen moeten worden opgebouwd. Dergelijke locatiespecifieke signalen zullen bijvoorbeeld tot een integrerend onderdeel moeten worden gemaakt van het bij deze verordening ingevoerde grensoverschrijdende tariefsysteem, waarbij in het bijzonder met artikel 4, lid 4, rekening moet worden gehouden.

Zelfs wanneer een voldoende mate van harmonisatie van de verhouding tussen aan de producent en de consument toe te rekenen kosten en/of van het absolute niveau van de voor opwekking gehanteerde tarieven is gerealiseerd, zullen er toch aanzienlijke verschillen tussen de berekende bedragen blijven bestaan, indien er van sterk uiteenlopende kostenberekenings beginselen wordt uitgegaan. Anderzijds zullen ook de specifieke omstandigheden in ieder nationaal systeem in aanmerking moeten worden genomen. Daarom zal een volledige harmonisatie van het tariefniveau niet de aangewezen weg vormen. Dit neemt niet weg dat de grondbeginselen in alle lidstaten identiek zouden moeten zijn. Uit dien hoofde wordt in de ontwerp-verordening gestipuleerd dat de toegangstarieven kostenreflectief en doorzichtig moeten zijn, die van een efficiënte netbeheerder moeten benaderen en op niet-discriminerende wijze moeten worden toegepast. Tevens geldt de vereiste dat deze niet aan de afstand tussen opwekker en verbruiker gerelateerd mogen zijn.

Wat de uit het vergoedingsmechanisme voor doorvoerstromen resulterende betalingen en ontvangsten betreft, wordt in de ontwerp-verordening bepaald dat deze bij de vaststelling van de tarieven in aanmerking zullen worden genomen. Om te bereiken dat de kosten zo realistisch mogelijk worden weerspiegeld in de feitelijk gehanteerde en vooraf vastgestelde tarieven (dit laatste voordat het precieze resultaat van het vergoedingsmechanisme bekend is), is het nodig, voor zover dit redelijkerwijze mogelijk is, vooruit te lopen op de van het mechanisme verwachte resultaten (artikel 4, lid 3).

3. Richtsnoeren inzake bijzonderheden met betrekking tot gehanteerde beginselen en methodes (Artikel7)

In de artikelen 3 en 4 van de ontwerp-verordening liggen de grondbeginselen van de grensoverschrijdende tarifering besloten.

Om evenwel te verzekeren dat deze basisbeginselen in de gehele Gemeenschap op consistente wijze worden toegepast, is het wellicht nodig nadere bijzonderheden omtrent deze beginselen te verschaffen. Aan de andere kant is er, in het bijzonder met betrekking tot technische bijzonderheden, zoals kostenberekeningsmethodes en technische mogelijkheden voor het opsporen en meten van fysieke stromen, voortdurend vooruitgang geboekt en kunnen er verdere verfijningen en verbeteringen tegemoet worden gezien.

Gezien deze overwegingen bepaalt de ontwerp-verordening niets naders omtrent deze bijzonderheden, maar voorziet zij in de vaststelling van desbetreffende richtsnoeren (artikel 7). Deze richtsnoeren moeten in overeenstemming zijn met de in de richtlijn neergelegde beginselen. Deze zouden worden goedgekeurd en gewijzigd door de Commissie, na raadpleging van een uit deskundigen van de lidstaten bestaand regelgevingscomité, dat is ingesteld krachtens Besluit 1999/468 van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden ("comitologie"), om te verzekeren dat de regelgevende instanties van de lidstaten, en i.h.b. hun nationale regelgevende instantie, bij dit proces worden betrokken.

De richtsnoeren zouden, waar mogelijk, met inachtneming van de volgende kwesties worden goedgekeurd:

a) Met betrekking tot het in artikel 3 van de verordening genoemde vergoedingsmechanisme:

- De precieze bijzonderheden van methodes ter bepaling van de omvang van de verzorgde doorvoerstromen, alsmede van de uitvoer/invoerstromen, zulks in overeenstemming met de in artikel 3, lid 5, van deze verordening genoemde beginselen.

- De methode tot vaststelling van de kosten die gemoeid zijn met het verzorgen van doorvoerstromen, zulks in overeenstemming met de in artikel 3, lid 6, van deze verordening genoemde beginselen.

- Bijzonderheden omtrent de aanwijzing van de transmissienetbeheerders die de vergoedingsbedragen voor doorvoerstromen moeten betalen, zulks in overeenstemming met artikel 3, lid 2 van de verordening.

- Bijzonderheden omtrent de bij het vergoedingsmechanisme te volgen betalingsprocedure, zulks in overeenstemming met de in artikel 3, lid 3, van de verordening genoemde beginselen, met inbegrip van de vaststelling van het eerste tijdvak waarvoor, na inwerkingtreding van deze verordening, de vergoedingsbetalingen zullen worden verricht, zulks in overeenstemming met de in artikel 3, lid 3 genoemde beginselen.

- Bijzonderheden omtrent de deelname van nationale systemen die, bij het vergoedings mechanisme, via rechtstreekse stroomlijnen met elkaar verbonden zijn.

b) Met betrekking tot de in artikel 4 van de verordening genoemde nationale tariefstelsels:

- Bijzonderheden omtrent de harmonisatie van de, uit hoofde van de nationale tariefstelsels, voor producenten en consumenten (belasting) gehanteerde tariefniveaus, zulks in overeenstemming met de in artikel 4, lid 2, van de verordening genoemde beginselen.

De nationale regelgevende instanties zouden erop toezien dat er in overeenstemming met de in deze richtlijn neergelegde beginselen en de goedgekeurde richtsnoeren nationale tarieven worden vastgesteld en toegepast (artikel 8).

4. Toewijzing van interconnectiecapaciteit (Artikelen 5 en 6)

Congestie in de zin van de ontwerp-verordening is een situatie waarin de capaciteit van een koppeling tussen nationale transmissienetten onvoldoende is om alle uit de internationale handel resulterende transacties te verwerken [28]. In een dergelijke situatie is het belangrijk dat de beschikbare beperkte capaciteit op zodanige wijze aan ondernemingen wordt toegewezen dat een en ander verenigbaar is met de thans op de interne markt voor elektriciteit bestaande concurrentiesituatie. Tegelijkertijd moeten speciale maatregelen worden genomen om de veiligheid van het systeem te verzekeren.

[28] Opgemerkt zij dat de technische vakterm "congestie" vaak ook gebruikt wordt ter aanduiding van een gebrek aan capaciteit binnen een nationaal transmissienet.

In de ontwerp-verordening worden de hierbij in acht te nemen hoofdbeginselen neergelegd. Om de betrouwbaarheid van het Europese net op peil te houden is een uitwisseling van informatie en samenwerking tussen de transmissienetbeheerders van cruciaal belang, vooral met het oog op de wisselende transactiepatronen en fysieke stromen in de voor een open markt kenmerkende nieuwe omstandigheden. Transmissienetbeheerders moeten vooraf weten welke stromen zij op hun netwerk kunnen verwachten. Om deze reden behelst de ontwerp-verordening in artikel 5, lid 1, een verplichting om met het oog hierop coördinatie- en informatie-uitwisselingsmechanismen te implementeren. Teneinde een optimaal gebruik van de beschikbare interconnectiecapaciteit mogelijk te maken, moeten de marktdeelnemers informatie over de werkelijk beschikbare capaciteit ontvangen. Momenteel worden de zomer- en winterwaarden van de overdrachtcapaciteit op de koppellijnen in Europa gepubliceerd. Om echter een optimaal gebruik van de beschikbare capaciteit mogelijk te maken, is een regelmatiger publicatie van de capaciteitswaarden vereist, waarbij gedacht wordt aan een frequentie van verscheidene malen vóór de dag van het transport, hetgeen dan ook bij de ontwerp-verordening wordt voorgeschreven (artikel 5, lid 3). Bovendien voorziet deze in de verplichting voor de transmissienetbeheerders om hun veiligheids- operationele en planningsnormen te publiceren in openbare documenten, teneinde te bereiken dat de transmissienetbeheerders bij de vaststelling van de hoeveelheid beschikbare capaciteit volstrekt doorzichtige methodes hanteren (artikel 5, lid 2).

De ontwerp-verordening schrijft tevens voor dat de marktdeelnemers de beschikking moeten krijgen over de maximale capaciteit van de netkoppelingen, een en ander in overeenstemming met de veiligheidsnormen voor een gezond functioneren van het netwerk, en dat eventueel niet door een marktdeelnemer gebruikte toegewezen capaciteit weer voor andere belangstellenden beschikbaar moet worden gemaakt.

Wat de toewijzing van interconnectiecapaciteit door transmissienetbeheerders in geval van congestieproblemen op het net betreft, bepaalt de ontwerp-verordening dat er marktgerichte oplossingen moeten worden gehanteerd waarvan doeltreffende economische signalen voor de betrokken marktdeelnemers en transmissienetbeheerders uitgaan (artikel 6, lid 1). Er zijn verschillende specifieke methodes die aan deze vereiste beantwoorden. Bestudering van de huidige toestand op de Europese markten leidt tot de conclusie dat op het Europese vasteland de - in de praktijk - meest bruikbare methodes voor het ogenblik lijken te bestaan in impliciete en expliciete veilingen gecombineerd met een grensoverschrijdende gecoördineerde redispatching. Recente ervaringen illustreren echter de significante beperkingen van deze benadering. Aldus zijn verdere verbeteringen in dit opzicht en een voortgezet onderzoek naar alternatieve benaderingen noodzakelijk. Vooral wat de middellange termijn betreft, wordt in brede kring erkend dat een zeer efficiënte en doorzichtige wijze om met een geringe interconnectiecapaciteit om te gaan bestaat in marktsplitsing [29], zoals momenteel in de Nordpool-zone gebeurt. Na aanpassing van dit systeem aan de netwerktopologie en de marktomstandigheden op het vasteland van Europa, zou moeten worden overwogen dit zo spoedig mogelijk in te voeren.

[29] Bij een marktsplitsingssysteem wordt het optimaal gebruik van de interconnectie bepaald op basis van een vergelijking van de marktprijzen op de gekoppelde markten in kwestie.

Wat de uit congestiebeheer verkregen opbrengsten betreft, schrijft de ontwerp-verordening voor dat deze geen extra bron van winst voor de transmissienetbeheerders mogen vormen, maar moeten worden aangewend om de betrouwbaarheid van de toegewezen capaciteit te garanderen, ter financiering van investeringen om de interconnectiecapaciteit op peil te houden of te vergroten, dan wel ter verlaging van de netwerktarieven (de uit congestiebeheer verkregen opbrengsten mogen, hoe dan ook, nooit een extra bron van winst vormen) (artikel 6, lid 6).

Uitgaande van bovengenoemde regels en beginselen zijn gedetailleerde technische bepalingen en eisen betreffende de toewijzing van interconnectiecapaciteit in een bijlage bij de ontwerp-verordening opgenomen, een en ander gebaseerd op de tussen de Commissie, de nationale regelgevende instanties en de lidstaten tijdens het Forum van Florence overeengekomen richtsnoeren. Om te bereiken dat er op flexibele wijze rekening kan worden gehouden met de nieuwe ervaringen die constant worden opgedaan, bijvoorbeeld met betrekking tot de verschillende toewijzingsmethodes, zal de Commissie deze richtsnoeren wijzigen, na raadpleging van het uit deskundigen van de lidstaten bestaande regelgevingscomité waarin de ontwerp-verordening voorziet (zie hierboven paragraaf 3 en artikel 7, lid 2, van de ontwerp-verordening).

De nationale regelgevende instanties zouden erop toezien dat de voor congestiebeheer gehanteerde methodes worden uitgewerkt en toegepast in overeenstemming met de in de verordening en de richtsnoeren (artikel 8) neergelegde beginselen.

5. Verschaffing van informatie en vertrouwelijkheid (artikel 9)

Teneinde de richtsnoeren te kunnen goedkeuren en te kunnen beslissen welke vergadering voor doorvoerstromen tussen transmissienetbeheerders moet worden betaald, heeft de Commissie informatie en gegevens dienaangaande nodig. In de ontwerp-verordening wordt dientengevolge bepaald dat deze informatie desgevraagd door de lidstaten en de nationale regelgevende instantie moet worden verstrekt.

De Commissie zal harerzijds verzekeren dat deze informatie als vertrouwelijk wordt behandeld.

Bovendien mag de Commissie, waar nodig om de haar bij de verordening toegewezen taken te kunnen vervullen, alle nodige inlichtingen rechtstreeks van de ondernemingen in kwestie betrekken.

6. Conclusies

De goedkeuring van deze ontwerp-verordening is een belangrijk onderdeel van de communautaire strategie ter voltooiing van de interne markt voor elektriciteit. Door middel van eerlijke, kostenreflectieve, doorzichtige en rechtstreeks toepasbare voorschriften voor tarifering en de toewijzing van beschikbare interconnectiecapaciteit - ter aanvulling van de in de elektriciteitsrichtlijn vervatte bepalingen - zal de Gemeenschap zorgen voor efficiënte toegang tot transmissienetten bij grensoverschrijdende transacties.

De inwerkingtreding van deze verordening valt samen met de herziening van de elektriciteitsrichtlijn en de hieruit voortvloeiende volledige openstelling van de markt, waardoor wordt verzekerd dat deze marktopenstelling in de praktijk tot een waarlijke grensoverschrijdende handel zal leiden. De verordening vervult aldus een sleutelfunctie bij het bevorderen van een echte interne markt voor elektriciteit, in tegenstelling tot een situatie die wordt gekenmerkt door het naast elkaar bestaan van vijftien min of meer geliberaliseerde maar grotendeels nationale markten.

De verordening zou een begrotingstoewijzing van zo'n 850 000 EUR per jaar vergen. In 2002 zal met het kaderprogramma "Energie" (ETAP-programma) in deze financieringsbehoeften worden voorzien. Wat de daarop volgende jaren betreft, zal in 2001 een nieuw kaderprogramma voor energie worden voorgesteld - het huidige loopt in 2002 af - in overeenstemming met het werkprogramma van de Commissie voor 2001. Bij dit nieuwe voorstel zal met de financiële behoeften voor de komende jaren rekening worden gehouden.

Top
  翻译: