This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52001AE1316
Opinion of the Economic and Social Committee on the "Proposal for a Council Regulation aiming to promote the conversion of vessels and of fishermen that were, up to 1999, dependent on the fishing agreement with Morocco"
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad ter bevordering van de omschakeling van vaartuigen en vissers die tot in 1999 afhankelijk waren van de visserijovereenkomst met Marokko"
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad ter bevordering van de omschakeling van vaartuigen en vissers die tot in 1999 afhankelijk waren van de visserijovereenkomst met Marokko"
PB C 36 van 8.2.2002, p. 44–46
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad ter bevordering van de omschakeling van vaartuigen en vissers die tot in 1999 afhankelijk waren van de visserijovereenkomst met Marokko"
Publicatieblad Nr. C 036 van 08/02/2002 blz. 0044 - 0046
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad ter bevordering van de omschakeling van vaartuigen en vissers die tot in 1999 afhankelijk waren van de visserijovereenkomst met Marokko" (2002/C 36/08) De Raad heeft op 7 september 2001 besloten om het Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig de artt. 36 en 37 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap te raadplegen over het voornoemde voorstel. Het Economisch en Sociaal Comité heeft de heer Muñiz Guardado als algemeen rapporteur aangewezen om de desbetreffende werkzaamheden voor te bereiden. Tijdens zijn op 17 en 18 oktober 2001 gehouden 385e zitting (vergadering van 18 oktober 2001) heeft het Economisch en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht, dat met 49 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 2 onthoudingen is goedgekeurd. Het Comité stemt met het Commissievoorstel in, mits aandacht wordt geschonken aan onderstaande opmerkingen. 1. Algemene opmerkingen 1.1. In de toelichting wordt uiteengezet welke redenen aan het voorstel voor een verordening ten grondslag liggen. Daarbij wordt echter niet expliciet ingegaan op de volgende aspecten: - Het niet-verlengen van de overeenkomst tussen de EU en Marokko, die de belangrijkste visserijovereenkomst van de EU was, betekent dat "historische" visgronden voor de communautaire vloot verloren gaan, hetgeen niet alleen economische, maar ook sociale gevolgen heeft. - In de ontwerpverordening zouden heel beslist specifieke maatregelen ten behoeve van diversifiëring in alle regio's moeten worden voorgesteld. In het huidige voorstel worden slechts drie getroffen Spaanse regio's met name genoemd, terwijl ook andere regio's indirect betrokken zijn. Zo heeft de omschakeling ook gevolgen voor de Portugese regio's Alentejo (de haven van Sesimbra) en Algarve (de haven van Olhão) en voor het autonome gewest Valencia en de stad Ceuta (Spanje). - Aangezien het omschakelingsproces zeer ingrijpend is en verreikende consequenties heeft voor zowel vissers als reders, alsook voor alle direct of indirect betrokken bedrijfstakken (verwerkende industrie, scheepswerven, enz.), vindt het Comité dat voor de getroffen regio's specifieke maatregelen voorzien hadden moeten worden. - In de toelichting wordt erkend dat een groot aantal vissers niet opnieuw aan de slag zal kunnen in de visserij; toch wordt de specifieke steun voor vissers, zoals voorzien in Verordening (EG) nr. 2792/1999 (artikel 12), op geen enkele wijze verhoogd. Dit is discriminerend, daar volgens het voorstel de steun voor eigenaars van vaartuigen wèl wordt verhoogd. Dit blijkt niet uit de toelichting, maar wel uit de voorgestelde verordening zelf (artikel 2). - De specifieke maatregelen die bij deze omschakeling zijn gepland voor vaartuigen en vissers, moeten als voorbeeld dienen bij situaties die zich in de toekomst in het kader van visserijovereenkomsten van de EU kunnen voordoen. 2. Bijzondere opmerkingen 2.1. Inleiding 2.1.1. De uiteenzetting in de considerans is juist, omdat hiermee een basis voor het verordeningsvoorstel wordt gelegd. Uit overweging 8 blijkt echter niet dat de kredieten voor vervroegde uittreding of omschakeling van vissers zouden moeten worden verhoogd, gezien de bijzondere aard van deze omschakeling. 2.1.2. In overweging 11 was het beter geweest om een specifieke actie te voorzien voor diversifiëring van kustgebieden die het meest te lijden hebben onder het niet-verlengen van de overeenkomst. 2.1.3. Het Comité verzoekt de Commissie rekening te houden met de opmerkingen terzake uit het advies dat momenteel wordt opgesteld over het voorstel tot hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, waarover het Comité is geraadpleegd. 2.2. Titel I - Algemeen 2.2.1. Artikel 1 In lid 1 van dit artikel is bepaald dat er een termijn van negen maanden van tijdelijke stillegging van activiteit geldt om voor uitzonderlijke steunmaatregelen in aanmerking te komen. Deze termijn is ongefundeerd en zeer discriminerend ten opzichte van vissers en eigenaars van vaartuigen die weer aan de slag zijn gegaan (veelal tijdelijk, en daarmee de EU en de betrokken lidstaten kosten hebben bespaard, omdat ze geen steun hebben ontvangen), terwijl hun situatie wellicht niet verschilt van die van andere vissers en eigenaars. 2.3. Titel II - Uitzonderingsmaatregelen 2.3.1. Artikel 2 2.3.1.1. In artikel 2, lid 1a) i) is bepaald dat de in Verordening (EG) nr. 2792/1999, artikel 7, lid 5, onder a), bedoelde tarieven met 20 % worden verhoogd. Een toename met 30 of 40 % was wenselijker geweest, gezien het speciale karakter van deze omschakeling en gezien ook het feit dat in lid 1c) ii), van een verhoging met 30 % sprake is. 2.3.1.2. In lid 1b) iii) is bepaald dat de in Verordening (EG) nr. 2792/1999, artikel 7, lid 2, bedoelde minimumleeftijd van de vaartuigen wordt verlaagd tot vijf jaar (was tien jaar). Deze verlaging is een stap in de goede richting, maar er had voorgesteld kunnen worden om in uitzonderingsgevallen dit leeftijdscriterium af te schaffen of de periode verder te verkorten. 2.3.1.3. Niet vergeten mag worden dat recentelijk vaartuigen zijn gebouwd voor de visserij op Marokkaanse visgronden, waartoe de toegang nu is ontzegd. Iedere hierdoor getroffen lidstaat zal voor deze vaartuigen - als blijkt dat ze niet eenvoudig kunnen worden geëxporteerd - een nieuwe bestemming moeten vinden. 2.3.1.4. Op de tweede bladzijde van de toelichting bij het verordeningsvoorstel is een hoofdstukje over uitzonderingsmaatregelen opgenomen. In de tweede alinea hiervan staat dat het gemakkelijker moet worden gemaakt om de activiteiten van de vaartuigen definitief te beëindigen door overbrenging naar een derde land, en dit "ongeacht de leeftijd van het vaartuig". In dezelfde toelichting wordt aan het eind van het hoofdstukje "Specifieke actie" wel een verdeelsleutel voor de diverse maatregelen voorgesteld (ten hoogste 28 % is bestemd voor de overbrenging van vaartuigen). 2.3.1.5. Deze verdeelsleutel dient met de nodige soepelheid te worden gehanteerd om ervoor te zorgen dat het uitzonderlijke geval van overbrenging van nieuwe vaartuigen onder de verordening valt, temeer daar bij deze speciale maatregelen de leeftijd van het vaartuig niet als een wezenlijk criterium geldt, zoals uit de toelichting blijkt. 2.3.1.6. In lid 1c) is bepaald dat, wanneer wordt overgeschakeld op een andere activiteit, er voor de vervanging van het vistuig overheidssteun kan worden toegekend. Hierbij worden de tarieven verhoogd en geldt er na voltooiing van de moderniseringswerkzaamheden geen minimale wachtperiode. Het Comité vindt dit een goede zaak. 2.4. Titel III - Specifieke actie 2.4.1. Artikel 3 2.4.1.1. In lid 2b) iii) wordt geen uitbreiding van de sociaal-economische maatregelen voorzien. 2.4.1.2. In lid 3 wordt een verdeling van de steun voorgesteld met de volgende percentages: ten minste 40 % voor definitieve omschakeling, ten hoogste 28 % voor definitieve overbrenging en modernisering van vaartuigen en ten minste 32 % voor sociaal-economische maatregelen. 2.4.1.3. Binnen de grenzen van de bestaande mogelijkheden moet ervoor gezorgd worden dat het grootste deel van het steunbedrag bestemd wordt voor instandhouding van de activiteit middels modernisering van de vaartuigen. Daarom is het belangrijk dat de EU nieuwe visserijovereenkomsten sluit, nieuwe visgronden zoekt, enz. 2.4.2. Artikel 4 2.4.2.1. Krachtens lid 1d) zijn de maatregelen van Verordening (EG) nr. 2792/1999 onverkort van toepassing waar het gaat om het maximumbedrag van de premie voor een visser of een vaartuig. De steun aan vissers zou evenwel moeten worden verhoogd, in lijn met de verhoging van de steun aan bedrijven zoals bepaald in artikel 2, lid 1, onder a i) en b i). 2.4.2.2. In lid 2 is bepaald dat, wanneer een premie wordt toegekend voor de oprichting van een gemengde vennootschap, de aanvrager het bewijs moet leveren dat een bankgarantie van 40 % van de premie is gegeven. Deze voorwaarde is niet bevorderlijk voor de oprichting van zulke vennootschappen en - nog afgezien van de financiële kosten die met een bankgarantie gepaard gaan - niet opportuun voor dergelijke uitzonderlijke gevallen. 2.4.2.3. In lid 3 staat dat de steun voor de modernisering van vaartuigen onder artikel 9 van Verordening (EG) nr. 2792/1999 valt. In het Commissievoorstel tot wijziging van deze Verordening, waarover het Comité momenteel ook een advies opstelt(1), wordt een nieuwe formulering voor dit artikel voorgesteld. Op grond daarvan komen vaartuigen van wat voor vlootsegment dan ook niet voor steun in aanmerking als de doelstellingen niet in àlle segmenten van de vloot van de betreffende lidstaat zijn gehaald. 2.4.2.4. Erg waarschijnlijk is het niet, maar àls een ander vlootsegment de MOP-doelstellingen in de landen die getroffen zijn door het niet-verlengen van de visserijovereenkomst met Marokko niet haalt, dan zou dat deze specifieke maatregel m.b.t. Marokko niet mogen beïnvloeden. 2.4.2.5. Ten aanzien van lid 3 zij verder opgemerkt dat de voorgestelde steun voor vissers niet in verhouding staat tot de verhoogde steun die voor eigenaars van vaartuigen is gepland. 2.4.3. Artikel 5 2.4.3.1. Wat artikel 5 betreft, wordt aangedrongen op een flexibele regeling voor de uitbetaling van de steun en voor het zo veel mogelijk inkorten van de termijnen, daar het leeuwendeel van de vaartuigen thans stilligt en de steun die zij nu krijgen op 31 december 2001 afloopt. Het is dus van groot belang dat er een speciale regeling komt teneinde te vermijden dat de steun op zich laat wachten. Brussel, 18 oktober 2001. De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité G. Frerichs (1) PB C 311 van 7.11.2001, blz. 3.