This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2004/074E/02
MINUTES#Tuesday, 1 July 2003
NOTULEN
Dinsdag, 1 juli 2003
NOTULEN
Dinsdag, 1 juli 2003
PB C 74E van 24.3.2004, p. 17–96
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
24.3.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 74/17 |
NOTULEN
(2004/C 74 E/02)
VERLOOP VAN DE VERGADERING
VOORZITTER: Pat COX
Voorzitter
1. Opening van de vergadering
De vergadering wordt om 09.05 uur geopend.
Het woord wordt gevoerd door:
— |
Gérard Onesta die erop wijst dat hij, in strijd met een recht dat Franse parlementsleden genieten, geen toestemming heeft gekregen om de in Frankrijk gedetineerde Franse vakbondsman José Bové te bezoeken; als argument voor die weigering werd aangevoerd dat een lid van het Europees Parlement geen lid van het Franse parlement is. Hij wenst dat de Voorzitter stappen onderneemt bij de Franse autoriteiten opdat de Europese afgevaardigden in de toekomst niet meer gehinderd worden in hun werkzaamheden, en dat de secretaris-generaal verslag uitbrengt aan het Bureau over het verschil in behandeling van de leden van het Europees Parlement ten opzichte de leden van de nationale parlementen bij de uitoefening van hun werkzaamheden voor wat betreft hun rechten en verplichtingen (de Voorzitter antwoordt dat hij de Franse autoriteiten schriftelijk zal benaderen om dit probleem rechtstreeks op te lossen zonder het Bureau van het Parlement in te schakelen); |
— |
José Ribeiro e Castro over de situatie in Angola en de vooruitgang die daar naar zijn zeggen geboekt is op de weg naar de democratie. |
2. Debat over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties)
Voor de hiernavolgende ontwerpresoluties zijn verzoeken om het houden van een debat over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat overeenkomstig artikel 50 van het Reglement ingediend:
CAMBODJA
— |
Bastiaan Belder, namens de EDD-Fractie: de situatie in Cambodja aan de vooravond van de algemene verkiezingen van 27 juli 2003 (B5-0337/2003); |
— |
Margrietus J. van den Berg, namens de PSE-Fractie: de parlementsverkiezingen in Cambodja (B5-0343/2003); |
— |
Patricia McKenna, namens de Verts/ALE-Fractie: Cambodja (B5-0346/2003); |
— |
Hartmut Nassauer, namens de PPE-DE-Fractie: Cambodja (B5-0349/2003); |
— |
Luisa Morgantini, namens de GUE/NGL-Fractie: de situatie in Cambodja aan de vooravond van de algemene verkiezingen van 27 juli 2003 (B5-0353/2003); |
— |
Graham R. Watson, namens de ELDR-Fractie: de situatie in Cambodja aan de vooravond van de algemene verkiezingen van 27 juli 2003 (B5-0357/2003); |
LAOS
— |
Bastiaan Belder, namens de EDD-Fractie: Laos (B5-0336/2003); |
— |
Pervenche Berès, namens de PSE-Fractie: de arrestatie van Europese journalisten, een Amerikaanse vertaler en hun Laotiaanse begeleiders (B5-0345/2003); |
— |
Patricia McKenna, namens de Verts/ALE-Fractie: de arrestatie van Europese journalisten, een Amerikaanse vertaler en hun Laotiaanse begeleiders (B5-0348/2003); |
— |
Hartmut Nassauer, namens de PPE-DE-Fractie: Laos (B5-0350/2003); |
— |
Pernille Frahm, namens de GUE/NGL-Fractie: de arrestatie van journalisten in Laos (B5-0354/2003); |
— |
Anne André-Léonard, namens de ELDR-Fractie: de arrestatie van Thierry Falise, Vincent Reynaud en Naw-Karl Mua en vier Laotiaanse burgers en de algemene situatie in Laos (B5-0356/2003); |
OEGANDA
— |
Margrietus J. van den Berg, namens de PSE-Fractie: de situatie in Oeganda (B5-0344/2003); |
— |
Nelly Maes, namens de Verts/ALE-Fractie: de situatie in Oeganda (B5-0347/2003); |
— |
Mario Mauro, namens de PPE-DE-Fractie: schendingen van de mensenrechten in Noord-Oeganda (B5-0351/2003); |
— |
Yasmine Boudjenah, namens de GUE/NGL-Fractie: de situatie in Oeganda (B5-0352/2003); |
— |
Johan Van Hecke, namens de ELDR-Fractie: de ontvoering van kinderen door de LRA (B5-0355/2003); |
— |
Cristiana Muscardini, namens de UEN-Fractie: schendingen van de mensenrechten in Noord-Oeganda (B5-0358/2003). |
De spreektijd zal worden verdeeld overeenkomstig artikel 120 van het Reglement.
3. Grieks voorzitterschap (verklaringen gevolgd door een debat)
Verslag van de Europese Raad en verklaring van de Commissie — Bijeenkomst van de Europese Raad (Thessaloniki 20/21 juni 2003) en verklaring van de fungerend voorzitter van de Raad — Werkzaamheden van het Grieks voorzitterschap
Konstantinos Simitis (fungerend voorzitter van de Raad) brengt verslag uit en legt een verklaring af.
Romano Prodi (voorzitter van de Commissie) legt een verklaring af.
Het woord wordt gevoerd door Hans-Gert Poettering, namens de PPE-DE-Fractie, Enrique Barón Crespo, namens de PSE-Fractie, Graham R. Watson, namens de ELDR-Fractie, Francis Wurtz, namens de GUE/NGLFractie, Johannes Voggenhuber, namens de Verts/ALE-Fractie, Gerard Collins, namens de UEN-Fractie, Jens-Peter Bonde, namens de EDD-Fractie, Charles de Gaulle, niet-ingeschrevene, Jonathan Evans, Giorgos Katiforis, Andrew Nicholas Duff, Efstratios Korakas, Neil MacCormick en Luís Queiró.
VOORZITTER: Giorgos DIMITRAKOPOULOS
Ondervoorzitter
Het woord wordt gevoerd door Jean-Louis Bernié, Georges Berthu, Antonios Trakatellis, Jannis Sakellariou, Bob van den Bos, Mihail Papayannakis, Jean Lambert, Mario Borghezio, Elmar Brok, Anna Terrón i Cusí, Sarah Ludford, Gérard Caudron, Arie M. Oostlander, Richard Corbett, Alexandros Alavanos, Hartmut Nassauer, Carlos Lage, Hanja Maij-Weggen, Dimitris Tsatsos, Ursula Stenzel, Pervenche Berès, Marianne L.P. Thyssen, Jan Andersson, Francesco Fiori, Othmar Karas, Doris Pack, Karl von Wogau, Konstantinos Simitis en Romano Prodi.
Ontwerpresoluties ingediend overeenkomstig artikel 37, lid 2 van het Reglement, tot besluit van het debat:
— |
Monica Frassoni, Daniel Marc Cohn-Bendit en Nelly Maes, namens de Verts/ALE-Fractie, over de Europese Raad van Thessaloniki (B5-0325/2003) |
— |
Hans-Gert Poettering, Ilkka Suominen, Francesco Fiori, Elmar Brok, Arie M. Oostlander, Doris Pack, Karl von Wogau en Hubert Pirker, namens de PPE-DE-Fractie, over de bijeenkomst van de Europese Raad in Thessaloniki op 19 en 20 juni 2003 (B5-0327/2003) |
— |
Francis Wurtz, namens de GUE/NGL-Fractie, over de conclusies van de Europese Raad van Thessaloniki (B5-0331/2003) |
— |
Enrique Barón Crespo, namens de PSE-Fractie, over de Europese Raad van Thessaloniki van 19-20 juni 2003 (B5-0333/2003) |
— |
Andrew Nicholas Duff, namens de ELDR-Fractie, over de Europese Raad van Thessaloniki op 19-20 juni 2003 (B5-0335/2003) |
— |
Gerard Collins en Cristiana Muscardini, namens de UEN-Fractie, over de Europese Raad van Thessaloniki van 20 en 21 juni 2003 (B5-0340/2003) |
Het debat wordt gesloten.
Stemming: donderdag, 12.00 uur
4. Welkomstwoord
De Voorzitter verwelkomt namens het Parlement de heer Pier Ferdinando Casini, voorzitter van de Italiaanse Kamer van Afgevaardigden, en de heer Frans Weisglas, voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, die op de officiële tribune hebben plaatsgenomen.
VOORZITTER: Guido PODESTÀ
Ondervoorzitter
STEMMINGEN
Nadere bijzonderheden betreffende de uitslagen van de stemmingen (amendementen, aparte stemmingen, stemmingen in onderdelen) zijn opgenomen in bijlage 1 bij de notulen.
5. Uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden * (stemming)
Verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit 1999/468/EG tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [COM(2002) 719 — C5-0002/2003 — 2002/0298(CNS)] — Commissie constitutionele zaken — Rapporteur: Richard Corbett (A5-0128/2003)
(Het debat en de stemming over het Commissievoorstel vonden op 13 mei 2003 plaats (punten 7 en 19 van de notulen van die datum); de zaak werd overeenkomstig artikel 69, lid 2 van het Reglement voor een nieuwe behandeling naar de commissie terugverwezen.)
(Gewone meerderheid)
(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 1)
ONTWERP WETGEVINGSRESOLUTIE
Verzoek om terugverwijzing naar de commissie op grond van artikelen 68, lid 1 en 144, lid 1 van het Reglement:
Ingewilligd
6. Europees Milieuagentschap en Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk ***II (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)
Aanbeveling voor de tweede lezing (in briefvorm) betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1210/90 van de Raad inzake de oprichting van het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk [8239/1/2003 — C5-0274/2003 — 2002/0169(COD)] — Begrotingscommissie.
(Gekwalificeerde meerderheid)
(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 2)
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE RAAD
Goedgekeurd (P5_TA(2003)0298)
7. Europese Autoriteit voor voedselveiligheid ***II (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)
Aanbeveling voor de tweede lezing (in briefvorm) betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 178/2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden [8240/1/2003 — C5-0275/2003 — 2002/0179(COD)] — Begrotingscommissie.
(Gekwalificeerde meerderheid)
(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 3)
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE RAAD
Goedgekeurd (P5_TA(2003)0299)
8. Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart ***II (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)
Aanbeveling voor de tweede lezing (in briefvorm) betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1592/2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart [8241/1/2003 — C5-0276/2003 — 2002/0181(COD)] — Begrotingscommissie.
(Gekwalificeerde meerderheid)
(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 4)
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE RAAD
Goedgekeurd (P5_TA(2003)0300)
9. Europees Agentschap voor maritieme veiligheid ***II (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)
Aanbeveling voor de tweede lezing (in briefvorm) betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid [8242/1/2003 — C5-0277/2003 — 2002/0182(COD)] — Begrotingscommissie.
(Gekwalificeerde meerderheid)
(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 5)
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE RAAD
Goedgekeurd (P5_TA(2003)0301)
10. Toepassing van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken en het toezicht op de toepassing ervan voor tests op chemische stoffen ***I (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)
Verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de toepassing van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken en het toezicht op de toepassing ervan voor tests op chemische stoffen (gecodificeerde versie) [COM(2002) 530 — C5-0444/2002 — 2002/0231(COD)] — Commissie juridische zaken en interne markt — Rapporteur: Giuseppe Gargani (A5-0206/2003)
(Gewone meerderheid)
(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 6)
VOORSTEL VAN DE COMMISSIE EN ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE
Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2003)0302)
11. Inspectie en verificatie van de goede laboratoriumpraktijken (GLP) ***I (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)
Verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de inspectie en de verificatie van de goede laboratoriumpraktijken (GLP) (gecodificeerde versie) [COM(2002) 529 — C5-0445/2002 — 2002/0233(COD)] — Commissie juridische zaken en interne markt — Rapporteur: Giuseppe Gargani (A5-0205/2003)
(Gewone meerderheid)
(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 7)
VOORSTEL VAN DE COMMISSIE EN ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE
Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2003)0303)
12. Landbouwstatistiek in de periode 2004-2007: toepassing van areal frame sampling en teledetectie ***I (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)
Verslag over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot voortzetting van de toepassing van areal frame sampling en teledetectie in de landbouwstatistiek in de periode 2004-2007 en tot wijziging van Besluit nr. 1445/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad [COM(2003) 218 — C5-0196/2003 — 2003/0085(COD)] — Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling — Rapporteur: Joseph Daul (A5-0208/2003)
(Gewone meerderheid)
(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 8)
VOORSTEL VAN DE COMMISSIE EN ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE
Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2003)0304)
13. Overeenkomst EG/Oekraïne voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)
Verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van een overeenkomst ter hernieuwing van de overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne [COM(2003) 231 — C5-0242/2003 — 2003/0087(CNS)] — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie — Rapporteur: Carlos Westendorp y Cabeza (A5-0227/2003)
(Gewone meerderheid)
(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 9)
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE
Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2003)0305)
14. Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2003 (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)
Verslag over het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003 — Afdeling VII, Comité van de regio's [2003/2058(BUD)] - Begrotingscommissie — Rapporteur: Per Stenmarck (A5-0241/2003)
(Gekwalificeerde meerderheid)
(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 10)
ONTWERPRESOLUTIE
Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2003)0306)
15. Verzoek om opheffing van de immuniteit van de heer Cohn-Bendit (stemming)
Verslag over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Daniel Marc Cohn-Bendit [2000/2109(IMM)] — Commissie juridische zaken en interne markt — Rapporteur: Klaus-Heiner Lehne (A5-0246/2003)
(Gewone meerderheid)
(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 11)
VOORSTEL VOOR EEN BESLUIT
Aangenomen (P5_TA(2003)0307)
16. Verzoek om opheffing van de immuniteit van de heer Camre (stemming)
Verslag over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Mogens N.J. Camre [2002/2249(IMM)] — Commissie juridische zaken en interne markt — Rapporteur: Neil MacCormick (A5-0243/2003)
(Gewone meerderheid)
(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 12)
VOORSTEL VOOR EEN BESLUIT
Aangenomen (P5_TA(2003)0308)
17. Verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van de heer Musotto (stemming)
Verslag over het verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van de heer Musotto [2002/2201(IMM)] — Commissie juridische zaken en interne markt — Rapporteur: François Zimeray (A5-0248/2003)
(Gewone meerderheid)
(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 13)
VOORSTEL VOOR EEN BESLUIT
Aangenomen (P5_TA(2003)0309)
18. Spiegels en aanvullende systemen voor indirect zicht ***II (stemming)
Aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de typegoedkeuring van spiegels en aanvullende systemen voor indirect zicht en van voertuigen met deze voorzieningen, tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG en tot intrekking van Richtlijn 71/127/EEG [10880/1/2002 — C5-0169/2003 — 2001/0317(COD)] — Commissie juridische zaken en interne markt — Rapporteur: Giuseppe Gargani (A5-0234/2003)
(Gekwalificeerde meerderheid)
(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 14)
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE RAAD
Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2003)0310)
19. Stemverklaringen
Schriftelijke stemverklaringen:
De schriftelijke stemverklaringen in de zin van artikel 137, lid 3 van het Reglement zijn opgenomen in het volledig verslag van deze vergadering.
Mondelinge stemverklaringen:
Verslag MacCormick — A5-0243/2003: Philip Claeys
20. Rectificaties stemgedrag
De volgende leden hebben hun stemgedrag als volgt gerectificeerd:
Verslag Gargani — A5-0206/2003
— |
één enkele stemming voor: Juan José Bayona de Perogordo |
Verslag Daul — A5-0208/2003
— |
één enkele stemming voor: Juan José Bayona de Perogordo, Hiltrud Breyer |
Verslag MacCormick — A5-0243/2003
— |
één enkele stemming voor: Juan José Bayona de Perogordo, Hans-Peter Martin, Roseline Vachetta tegen: Jan Andersson, Göran Färm, Hans Karlsson, Ewa Hedkvist Petersen, Yvonne Sandberg-Fries, Maj Britt Theorin |
EINDE VAN DE STEMMINGEN
Het woord wordt gevoerd door Edward H.C. McMillan-Scott die verwijst naar de problematische luchtverbindingen met Straatsburg, waarmee verscheidene leden gisteren weer zijn geconfronteerd en de kwestie van de zetel van het Europees Parlement aan de orde stelt.
Naar aanleiding van deze opmerking wordt het woord over dezelfde kwestie gevoerd door: Elizabeth Lynne, Richard Corbett, John Hume, Dominique Vlasto, Francesco Enrico Speroni, Pervenche Berès, Bruno Gollnisch, Jean-Louis Bourlanges, Hugues Martin en Christopher Heaton-Harris.
(De vergadering wordt om 13.00 uur onderbroken en om 15.05 uur hervat.)
VOORZITTER: Catherine LALUMIÈRE
Ondervoorzitter
21. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering
Gérard Onesta en Eurig Wyn hebben laten weten dat zij tijdens de vergadering van 30 juni 2003 weliswaar aanwezig waren, maar dat hun naam niet op de presentielijst staat.
Om technische redenen staan de namen van Marcin Libicki en Adam Biela niet vermeld op de presentielijst van de waarnemers.
De notulen van de vorige vergadering worden goedgekeurd.
22. Genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders ***II — Genetisch gemodificeerde organismen (GGO) ***II (debat)
Aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders [5204/3/2003 — C5-0133/2003 — 2001/0173(COD)] — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid — Rapporteur: Karin Scheele (A5-0202/2003)
Aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG [15798/1/2002 — C5-0131/2003 — 2001/0180(COD)] — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid — Rapporteur: Antonios Trakatellis (A5-0204/2003)
Karin Scheele leidt de aanbeveling voor de tweede lezing in.
Antonios Trakatellis leidt de aanbeveling voor de tweede lezing in.
Het woord wordt gevoerd door David Byrne (lid van de Commissie), Margot Wallström (lid van de Commissie), Renate Sommer, namens de PPE-DE-Fractie, Torben Lund, namens de PSE-Fractie, Chris Davies, namens de ELDR-Fractie, Jonas Sjöstedt, namens de GUE/NGL-Fractie, Hiltrud Breyer, namens de Verts/ALE-Fractie, Mauro Nobilia, namens de UEN-Fractie, Jean-Louis Bernié, namens de EDD-Fractie, Dominique F.C. Souchet, niet-ingeschrevene, Françoise Grossetête, Robert Goebbels, Frédérique Ries, Ioannis Patakis, Jillian Evans, Bent Hindrup Andersen, Jean-Claude Martinez, Caroline F. Jackson, Dagmar Roth-Behrendt, Jules Maaten, Arlette Laguiller, Danielle Auroi, Ria G.H.C. Oomen-Ruijten, Anne Ferreira, Erik Meijer, Patricia McKenna, Horst Schnellhardt, David Robert Bowe, Marie Anne Isler Béguin en Marialiese Flemming.
VOORZITTER: Gerhard SCHMID
Ondervoorzitter
Het woord wordt gevoerd door Dorette Corbey, Inger Schörling, Emilia Franziska Müller, Karin Scheele, Caroline Lucas, David Byrne en Margot Wallström.
Het woord wordt gevoerd door Hiltrud Breyer voor een persoonlijk feit naar aanleiding van de woorden van Horst Schnellhardt.
Het debat wordt gesloten.
Stemming: woensdag, 12.00 uur
23. Versterking van de Europese farmaceutische industrie in het belang van de patiënten — actievoorstellen (mededeling van de Commissie)
Mededeling van de Commissie — Versterking van de Europese farmaceutische industrie in het belang van de patiënten — actievoorstellen
Erkki Liikanen (lid van de Commissie) en David Byrne (lid van de Commissie) leggen een verklaring af.
Volgens de „catch the eye”-procedure stelt Dagmar Roth-Behrendt een vraag die door Erkki Liikanen wordt beantwoord.
Het woord wordt gevoerd door Armonia Bordes om een verklaring af te leggen. Het woord wordt gevoerd door Didier Rod en Anne Ferreira die de Commissie vragen stellen welke Erkki Erkki Liikanen beantwoordt.
Dorette Corbey stelt een vraag aan de Commissie die Erkki Erkki Liikanen en David Byrne beantwoorden. Gérard Caudron stelt een vraag aan de Commissie die David Byrne beantwoordt. Carlos Lage stelt een vraag aan de Commissie die Erkki Erkki Liikanen beantwoordt. Imelda Mary Read stelt een vraag aan de Commissie die David Byrne beantwoordt.
VOORZITTER: Alonso José PUERTA
Ondervoorzitter
De „catch the eye”-procedure wordt gesloten.
24. Vragenuur (vragen aan de Commissie)
Het Parlement behandelt een reeks vragen aan de Commissie (B5-0098/2003).
Eerste deel
De Voorzitter deelt mede dat vraag 30 in het tweede deel wordt behandeld om door de heer Lamy te kunnen worden beantwoord.
Vraag 31 van Carlos Lage: Hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid en stabiliteitsprincipe.
Franz Fischler (lid van de Commissie) beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van Carlos Lage.
Vraag 32 van Proinsias De Rossa: EU-steun aan het Internationaal Programma voor afschaffing van kinderarbeid van de IAO.
Poul Nielson (lid van de Commissie) beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van Proinsias De Rossa.
Tweede deel
Vraag 33 van Camilo Nogueira Román: De stand van de associatie tussen Mercosul en de Europese Unie gezien de nieuwe politieke situatie in Brazilië en Argentinië. De economische betrekkingen met beide landen.
Pascal Lamy (lid van de Commissie) beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van Camilo Nogueira Román.
Vraag 34 van Bernd Posselt: Handel met het zuiden van Afrika.
Pascal Lamy beantwoordt de vraag alsmede de aanvullende vragen van Bernd Posselt, John Purvis en Carlos Lage.
Vraag 35 van Glenys Kinnock: WTO — TRIPS.
Pascal Lamy beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van Glenys Kinnock.
Vraag 36 van Juan José Bayona de Perogordo: Oneerlijke concurrentie van invoer uit China.
Pascal Lamy beantwoordt de vraag alsmede de aanvullende vragen van Juan José Bayona de Perogordo, José Manuel García-Margallo y Marfil en Malcolm Harbour.
Vraag 30 van Christos Zacharakis: Schending van de internationale rechtsregels door Turkije en het risico van een ernstig ongeval met een passagiersvliegtuig in het Griekse luchtruim.
Het woord wordt gevoerd door John Purvis voor een beroep op het Reglement.
Pascal Lamy beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van Christos Zacharakis.
Vraag 37 is ingetrokken.
Vraag 38 van Lennart Sacrédeus: Belastinggeld van een lidstaat voor abortussen bij burgers uit andere EU-landen.
Frits Bolkestein (lid van de Commissie) beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van Lennart Sacrédeus.
Vraag 39 van Antonios Trakatellis: Toewijzing van overheidsopdrachten aan de hand van een mathematische formule: vervalsing van de mededingingsregels.
Frits Bolkestein beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van Antonios Trakatellis.
Vraag 40 van Elly Plooij-van Gorsel: Beginsel van billijke compensatie.
Frits Bolkestein beantwoordt de vraag alsmede de aanvullende vragen van Elly Plooij-van Gorsel en Astrid Thors.
Vraag 41 van Patricia McKenna: Rapid Alert Notifications.
David Byrne (lid van de Commissie) beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van Patricia McKenna.
Vraag 42 is niet ontvankelijk, aangezien het onderwerp ervan reeds op de agenda staat (Bijlage II, A, 2 van het Reglement).
Vraag 43 van John Purvis: Kosten-batenanalyse van de identificatie en registratie van schapen en geiten.
David Byrne beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van John Purvis.
Vraag 44 van María Izquierdo Rojo: Een onverantwoordelijke stijging van het aantal gevallen van „gekke koeien”-ziekte in Spanje.
David Byrne beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van María Izquierdo Rojo.
De vragen die wegens tijdgebrek niet aan de orde zijn gekomen, zullen schriftelijk worden beantwoord.
Het vragenuur aan de Commissie wordt gesloten.
(De vergadering wordt om 19.20 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat.)
VOORZITTER: Gérard ONESTA
Ondervoorzitter
25. Vermelding van ingrediënten van levensmiddelen ***II — Levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen ***I — Verbod op het gebruik van stoffen met hormonale werking en met thyreostatische werking, alsmede van beta-agonisten in de veehouderij ***II (debat)
Aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2000/13/EG met betrekking tot de vermelding van de ingrediënten van levensmiddelen [15514/2/2002 — C5-0080/2003 — 2001/0199(COD)] — Commissie ENVI — Rapporteur: Christa Klaß (A5-0191/2003)
Verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 95/2/EG betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen [COM(2002) 662 — C5-0577/2002 — 2002/0274(COD)] — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid — Rapporteur: María del Pilar Ayuso González (A5-0216/2003)
Aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 96/22/EG van de Raad betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van beta-agonisten [14502/1/2002 — C5-0079/2003 — 2000/0132(COD)] — Commissie ENVI — Rapporteur: Karl Erik Olsson (A5-0201/2003)
Christa Klaß leidt de aanbeveling voor de tweede lezing in.
María del Pilar Ayuso González leidt haar verslag in.
Karl Erik Olsson leidt de aanbeveling voor de tweede lezing in.
Het woord wordt gevoerd door David Byrne (lid van de Commissie).
Het woord wordt gevoerd door Astrid Lulling, namens de PPE-DE-Fractie, Béatrice Patrie, namens de PSEFractie, Marit Paulsen, namens de ELDR-Fractie, Alexander de Roo, namens de Verts/ALE-Fractie, Nicole Thomas-Mauro, namens de UEN-Fractie, Eija-Riitta Anneli Korhola, Torben Lund, Horst Schnellhardt, David Byrne, Christa Klaß, die haar vraag aan de Commissie herhaalt en David Byrne die de vraag beantwoordt.
Het debat wordt gesloten.
Stemming: woensdag, 12.00 uur
26. Verpakking en verpakkingsafval ***II (debat)
Aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval [14843/1/2002 — C5-0082/2003 — 2001/0291(COD)] — Commissie ENVI — Rapporteur: Dorette Corbey (A5-0200/2003)
Dorette Corbey leidt de aanbeveling voor de tweede lezing in.
Het woord wordt gevoerd door Margot Wallström (lid van de Commissie).
Het woord wordt gevoerd door María del Pilar Ayuso González, namens de PPE-DE-Fractie, Riitta Myller, namens de PSE-Fractie, Marit Paulsen, namens de ELDR-Fractie, Laura González Álvarez, namens de GUE/NGL-Fractie, Patricia McKenna, namens de Verts/ALE-Fractie, Johannes (Hans) Blokland, namens de EDDFractie, Caroline F. Jackson, Ralf Walter, Karl-Heinz Florenz, David Robert Bowe, Ria G.H.C. Oomen-Ruijten, Avril Doyle, Eija-Riitta Anneli Korhola, Emilia Franziska Müller en Margot Wallström.
Het debat wordt gesloten.
Stemming: punt 11 van de notulen van 2 juli 2003
27. Regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten ***II (debat)
Aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad [15792/1/2002 — C5-0135/2003 — 2001/0245(COD)] — Commissie ENVI — Rapporteur: Jorge Moreira Da Silva (A5-0207/2003)
Jorge Moreira Da Silva leidt de aanbeveling voor de tweede lezing in.
Het woord wordt gevoerd door Margot Wallström (lid van de Commissie).
Het woord wordt gevoerd door Karl-Heinz Florenz, namens de PPE-DE-Fractie, Dorette Corbey, namens de PSE-Fractie, Chris Davies, namens de ELDR-Fractie, Esko Olavi Seppänen, namens de GUE/NGL-Fractie, Alexander de Roo, namens de Verts/ALE-Fractie, Ria G.H.C. Oomen-Ruijten, Bernd Lange, Laura González Álvarez, Cristina García-Orcoyen Tormo, Riitta Myller, Peter Liese, Rolf Linkohr, Avril Doyle, Eija-Riitta Anneli Korhola, Margot Wallström en Alexander de Roo, die de Commissie een vraag stelt welke Margot Wallström beanwoordt.
Het debat wordt gesloten.
Stemming: punt 12 van de notulen van 2 juli 2003
28. Toevoeging van water en eiwitten aan kippenvlees (Mondelinge vraag met debat)
Mondelinge vraag van Paul A.A.J.G. Lannoye, Caroline Lucas, Alexander de Roo, namens de Verts/ALEFractie, aan de Commissie over de toevoeging van water en eiwitten aan kippenvlees (B5-0099/2003)
Alexander de Roo licht de mondelinge vraag toe.
David Byrne (lid van de Commissie) beantwoordt.
Het woord wordt gevoerd door Phillip Whitehead, namens de PSE-Fractie, Diana Wallis, namens de ELD-RFractie, en David Byrne.
Het debat wordt gesloten.
29. Overlegprocedure (begroting 2004) (debat)
Verslag over de begroting voor 2004 met het oog op de overlegprocedure voorafgaand aan de eerste lezing door de Raad [2003/2027(BUD)] — Begrotingscommissie — Rapporteur: Jan Mulder (A5-0240/2003)
Jan Mulder leidt zijn verslag in.
Het woord wordt gevoerd door Michaele Schreyer (lid van de Commissie).
Het woord wordt gevoerd door Johan Van Hecke (rapporteur voor advies van de Commissie AFET), Albert Jan Maat (rapporteur voor advies van de Commissie AGRI), Brigitte Langenhagen (rapporteur voor advies van de Commissie PECH), Salvador Garriga Polledo, namens de PPE-DE-Fractie, Ralf Walter, namens de PSE-Fractie, Kyösti Tapio Virrankoski, namens de ELDR-Fractie, Joaquim Miranda, namens de GUE/NGL-Fractie, Rijk van Dam, namens de EDD-Fractie, en Brigitte Langenhagen, laatstgenoemde over de woorden van Ralf Walter.
Het debat wordt gesloten.
Stemming: punt 18 van de notulen van 3 juli 2003
30. Uitvoering van de begroting 2003 (debat)
Verslag over de begroting 2003: uitvoeringsprofiel, kredietoverschrijvingen en gewijzigde en aanvullende begrotingen [2003/2026(BUD)] — Begrotingscommissie — Rapporteur: Göran Färm (A5-0233/2003)
Göran Färm leidt zijn verslag in.
Het woord wordt gevoerd door Michaele Schreyer (lid van de Commissie).
Het woord wordt gevoerd door Markus Ferber, namens de PPE-DE-Fractie, en Kyösti Tapio Virrankoski, namens de ELDR-Fractie.
Het debat wordt gesloten.
Stemming: punt 19 van de notulen van 3 juli 2003
31. Handel in kinderen en kindsoldaten (debat)
Ontwerpresolutie over de handel in kinderen en kindsoldaten — Commissie ontwikkelingssamenwerking (B5-0320/2003)
Marie-Arlette Carlotti licht de ontwerpresolutie toe.
Het woord wordt gevoerd door Glyn Ford en Michaele Schreyer (lid van de Commissie).
Het debat wordt gesloten.
Stemming: woensdag, 12.00 uur
32. Agenda van de volgende vergadering
De agenda voor de vergadering van morgen is vastgesteld (PE 332.957/OJME).
33. Sluiting van de vergadering
De vergadering wordt om 00.35 uur gesloten.
Julian Priestley
Secretaris-generaal
Guido Podestà
Ondervoorzitter
PRESENTIELIJST
Ondertekend door:
Aaltonen, Abitbol, Ahern, Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Andersen, Andersson, Andreasen, André-Léonard, Andrews, Andria, Angelilli, Aparicio Sánchez, Arvidsson, Atkins, Attwooll, Auroi, Avilés Perea, Ayuso González, Bakopoulos, Baltas, Barón Crespo, Bartolozzi, Bastos, Bautista Ojeda, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Belder, Berend, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Berlato, Bernié, Berthu, Bertinotti, Bethell, Beysen, Bigliardo, Blak, Blokland, Böge, Bösch, von Boetticher, Bonde, Boogerd-Quaak, Booth, Bordes, van den Bos, Boselli, Boudjenah, Boumediene-Thiery, Bourlanges, Bouwman, Bowe, Bowis, Bradbourn, Breyer, Brie, Brienza, Brok, Brunetta, Buitenweg, Bullmann, van den Burg, Bushill-Matthews, Busk, Butel, Callanan, Camisón Asensio, Campos, Camre, Cappato, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Caudron, Caullery, Cauquil, Caveri, Celli, Cercas, Cerdeira Morterero, Cesaro, Ceyhun, Chichester, Philip Claeys, Clegg, Cocilovo, Coelho, Cohn-Bendit, Collins, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Cornillet, Corrie, Cossutta, Raffaele Costa, Coûteaux, Cox, Crowley, Cunha, Cushnahan, van Dam, Daul, Davies, De Clercq, Decourrière, Dehousse, De Keyser, Dell'Alba, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Rossa, De Sarnez, Descamps, Désir, Deva, De Veyrac, Dhaene, Díez González, Di Lello Finuoli, Dillen, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Dührkop Dührkop, Duff, Duhamel, Duin, Dupuis, Dybkjær, Ebner, Echerer, Elles, Eriksson, Esclopé, Ettl, Jillian Evans, Jonathan Evans, Färm, Farage, Fatuzzo, Fava, Ferber, Fernández Martín, Ferreira, Ferrer, Ferri, Fiebiger, Figueiredo, Fiori, Fitzsimons, Flautre, Flemming, Flesch, Florenz, Folias, Ford, Formentini, Foster, Fourtou, Frahm, Fraisse, Frassoni, Friedrich, Fruteau, Gahler, Garaud, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garot, Garriga Polledo, Gasòliba i Böhm, de Gaulle, Gawronski, Gebhardt, Gemelli, Ghilardotti, Gill, Gillig, Gil-Robles Gil-Delgado, Glante, Glase, Gobbo, Goebbels, Goepel, Görlach, Gollnisch, Gomolka, González Álvarez, Goodwill, Gorostiaga Atxalandabaso, Graefe zu Baringdorf, Graça Moura, Gröner, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Guy-Quint, Hänsch, Hager, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Haug, Hazan, Heaton-Harris, Hedkvist Petersen, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Herzog, Hieronymi, Hoff, Honeyball, Hortefeux, Howitt, Hudghton, Hughes, Huhne, van Hulten, Hume, Hyland, Iivari, Ilgenfritz, Imbeni, Inglewood, Isler Béguin, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Jensen, Jöns, Jonckheer, Jové Peres, Junker, Karamanou, Karas, Karlsson, Katiforis, Kaufmann, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Keßler, Khanbhai, Kindermann, Glenys Kinnock, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korakas, Korhola, Koukiadis, Koulourianos, Krarup, Kratsa-Tsagaropoulou, Krehl, Kreissl-Dörfler, Krivine, Kronberger, Kuckelkorn, Kuhne, Kuntz, Lage, Lagendijk, Laguiller, Lalumière, Lamassoure, Lambert, Lang, Lange, Langen, Langenhagen, Lannoye, de La Perriere, Laschet, Lavarra, Lechner, Lehne, Leinen, Linkohr, Lipietz, Lisi, Lombardo, Lucas, Ludford, Lulling, Lund, Lynne, Maat, Maaten, McCarthy, McCartin, MacCormick, McKenna, McMillan-Scott, McNally, Maes, Maij-Weggen, Malliori, Manders, Manisco, Erika Mann, Thomas Mann, Mantovani, Marchiani, Marinho, Marini, Marinos, Markov, Marques, Marset Campos, Martens, David W. Martin, Hans-Peter Martin, Hugues Martin, Martinez, Martínez Martínez, Mastella, Mastorakis, Mathieu, Matikainen-Kallström, Mauro, Hans-Peter Mayer, Xaver Mayer, Mayol i Raynal, Medina Ortega, Meijer, Méndez de Vigo, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Mennea, Mennitti, Menrad, Miguélez Ramos, Miller, Miranda, Miranda de Lage, Modrow, Mombaur, Monsonís Domingo, Montfort, Moraes, Moreira Da Silva, Morgantini, Morillon, Emilia Franziska Müller, Müller, Mulder, Murphy, Muscardini, Musotto, Mussa, Musumeci, Myller, Napoletano, Napolitano, Naranjo Escobar, Nassauer, Newton Dunn, Nicholson, Nicholson of Winterbourne, Niebler, Nisticò, Nobilia, Nogueira Román, Nordmann, Obiols i Germà, Ojeda Sanz, Olsson, Ó Neachtain, Onesta, Oostlander, Oreja Arburúa, Ortuondo Larrea, Paasilinna, Pacheco Pereira, Paciotti, Pack, Paisley, Pannella, Papayannakis, Parish, Pasqua, Pastorelli, Patakis, Patrie, Paulsen, Pérez Álvarez, Pérez Royo, Roy Perry, Pesälä, Pex, Piecyk, Piétrasanta, Pirker, Piscarreta, Plooij-van Gorsel, Podestà, Poettering, Pohjamo, Poignant, Poli Bortone, Pomés Ruiz, Poos, Posselt, Prets, Procacci, Pronk, Provan, Puerta, Purvis, Queiró, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Randzio-Plath, Rapkay, Raschhofer, Raymond, Read, Redondo Jiménez, Ribeiro e Castro, Ridruejo, Ries, Riis-Jørgensen, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rocard, Rod, Rodríguez Ramos, de Roo, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Rovsing, Rübig, Rühle, Ruffolo, Rutelli, Sacconi, Sacrédeus, Saint-Josse, Sakellariou, Salafranca Sánchez-Neyra, Sandbæk, Sanders-ten Holte, Santer, Santini, dos Santos, Sartori, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Sbarbati, Scallon, Scapagnini, Scarbonchi, Schaffner, Scheele, Schierhuber, Schleicher, Gerhard Schmid, Herman Schmid, Olle Schmidt, Schmitt, Schnellhardt, Schörling, Ilka Schröder, Jürgen Schröder, Schroedter, Schulz, Schwaiger, Segni, Seppänen, Sichrovsky, Simpson, Sjöstedt, Skinner, Smet, Soares, Sommer, Sornosa Martínez, Souchet, Souladakis, Sousa Pinto, Speroni, Staes, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Sterckx, Stevenson, Stihler, Stirbois, Stockmann, Stockton, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Swiebel, Swoboda, Sylla, Sørensen, Tajani, Tannock, Terrón i Cusí, Theato, Theorin, Thomas-Mauro, Thorning-Schmidt, Thors, Thyssen, Titford, Titley, Torres Marques, Trakatellis, Trentin, Tsatsos, Turchi, Turco, Turmes, Uca, Vachetta, Vairinhos, Valdivielso de Cué, Valenciano Martínez-Orozco, Vallvé, Van Brempt, Van Hecke, Van Lancker, Van Orden, Varaut, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, Vattimo, Veltroni, van Velzen, Vermeer, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vinci, Virrankoski, Vlasto, Voggenhuber, Volcic, Wachtmeister, Wallis, Walter, Watson, Watts, Weiler, Wenzel-Perillo, Whitehead, Wieland, Wiersma, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Wuori, Wurtz, Wynn, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zimmerling, Zissener, Zorba, Zrihen.
Waarnemers
Bagó Zoltán, Balla Mihály, Balsai István, Bastys Mindaugas, Bekasovs Martijans, Beneš Miroslav, Biela Adam, Bielan Adam, Bobelis Kazys Jaunutis, Bonnici Josef, Brejc Mihael, Christodoulidis Doros, Chronowski Andrzej, Chrzanowski Zbigniew, Ciemniak Grażyna, Cilevičs Boriss, Cybulski Zygmunt, Czinege Imre, Demetriou Panayiotis, Didžiokas Gintaras, Drzęźla Bernard, Ekert Milan, Ékes József, Fajmon Hynek, Fazakas Szabolcs, Fenech Antonio, Filipek Krzysztof, Gałażewski Andrzej, Gawłowski Andrzej, Germič Ljubo, Giertych Maciej, Gruber Attila, Grzebisz-Nowicka Zofia, Grzyb Andrzej, Gyürk András, Hegyi Gyula, Holáň Vilém, Horvat Franc, Kamiński Michał Tomasz, Kāposts Andis, Kelemen András, Kiršteins Aleksandrs, Kļaviņš Paulis, Kłopotek Eugeniusz, Klukowski Wacław, Kolář Robert, Kósá Kovács Magda, Kowalska Bronisława, Kozlík Sergej, Kreitzberg Peeter, Kriščiūnas Kęstutis, Kroupa Daniel, Kuzmickas Kęstutis, Kvietkauskas Vytautas, Lachnit Petr, Landsbergis Vytautas, Laštůvka Vladimír, Lepper Andrzej, Lewandowski Janusz Antoni, Libicki Marcin, Liepina Liene, Lisak Janusz, Litwiniec Bogusław, Lydeka Arminas, Macierewicz Antoni, Maldeikis Eugenijus, Mallotová Helena, Manninger Jenő, Matsakis Marios, Mavrou Eleni, Oleksy Józef, Őry Csaba, Ouzký Miroslav, Palečková Alena, Pasternak Agnieszka, Pęczak Andrzej, Peterle Alojz, Pieniążek Jerzy, Pīks Rihards, Plokšto Artur, Podgórski Bogdan, Podobnik Janez, Pospíšil Jiří, Pusz Sylwia, Reiljan Janno, Rouček Libor, Rutkowski Krzysztof, Savi Toomas, Sefzig Luděk, Smorawiński Jerzy, Surján László, Svoboda Pavel, Szabó Zoltán, Szájer József, Szczygło Aleksander, Szent-Iványi István, Tabajdi Csaba, Tomaka Jan, Tomczak Witold, Vaculík Josef, Valys Antanas, Vareikis Egidijus, Vastagh Pál, Vella George, Vėsaitė Birutė, Wenderlich Jerzy, Widuch Marek, Wikiński Marek, Winiarczyk-Kossakowska Małgorzata, Wiśniowska Genowefa, Wojciechowski Janusz, Zahradil Jan, Żenkiewicz Marian.
BIJLAGE 1
STEMMINGSUITSLAGEN
Afkortingen en tekens
+ |
aangenomen |
- |
verworpen |
↓ |
vervallen |
Ing. |
ingetrokken |
HS (..., ..., ...) |
hoofdelijke stemming (aantal stemmen vóór, aantal stemmen tegen, onthoudingen) |
ES (..., ..., ...) |
elektronische stemming (aantal stemmen vóór, aantal stemmen tegen, onthoudingen) |
so |
stemming in onderdelen |
as |
aparte stemming |
am |
amendement |
CA |
compromisamendement |
DD |
desbetreffend deel |
S |
amendement tot schrapping |
= |
gelijkluidende amendementen |
§ |
paragraaf/lid |
artikel |
artikel |
overw |
overweging |
OR |
ontwerpresolutie |
GOR |
gezamenlijke ontwerpresolutie |
Geh. S |
geheime stemming |
1. Uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden *
Verslag: CORBETT (A5-0128/2003)
Betreft |
HS, enz. |
Stemming |
HS/ES — opmerkingen |
stemming over het verzoek om terugverwijzing naar de commissie |
|
+ |
art. 144, lid 1 |
De stemming over het Commissievoorstel heeft op 13 mei 2003 plaatsgevonden.
2. Europees Milieuagentschap en Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk ***II
Aanbeveling voor de tweede lezing in briefvorm (C5-0274/2003)
Betreft |
Opmerkingen |
goedkeuring zonder stemming |
goedgekeurd |
3. Europese Autoriteit voor voedselveiligheid ***II
Aanbeveling voor de tweede lezing in briefvorm (C5-0275/2003)
Betreft |
Opmerkingen |
goedkeuring zonder stemming |
goedgekeurd |
4. Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart ***II
Aanbeveling voor de tweede lezing in briefvorm (C5-0276/2003)
Betreft |
Opmerkingen |
goedkeuring zonder stemming |
goedgekeurd |
5. Europees Agentschap voor maritieme veiligheid ***II
Aanbeveling voor de tweede lezing in briefvorm (C5-0277/2003)
Betreft |
Opmerkingen |
goedkeuring zonder stemming |
goedgekeurd |
6. Toepassing van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken en het toezicht op de toepassing ervan voor tests op chemische stoffen ***I
Verslag: GARGANI (A5-0206/2003)
Betreft |
HS, enz. |
Stemming |
HS/ES — opmerkingen |
één enkele stemming |
HS |
+ |
545, 3, 11 |
Verzoeken om hoofdelijke stemming:
PPE-DE eindstemming
7. Inspectie en verificatie van de goede laboratoriumpraktijken (GLP) ***I
Verslag: GARGANI (A5-0205/2003)
Betreft |
HS, enz. |
Stemming |
HS/ES — opmerkingen |
één enkele stemming |
|
+ |
|
8. Landbouwstatistiek in de periode 2004-2007: toepassing van areal frame sampling en teledetectie ***I
Verslag: DAUL (A5-0208/2003)
Betreft |
HS, enz. |
Stemming |
HS/ES — opmerkingen |
één enkele stemming |
HS |
+ |
537, 4, 22 |
Verzoeken om hoofdelijke stemming:
PPE-DE eindstemming
9. Overeenkomst EG/Oekraïne voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied *
Verslag: WESTENDORP Y CABEZA (A5-0227/2003)
Betreft |
HS, enz. |
Stemming |
HS/ES — opmerkingen |
één enkele stemming |
|
+ |
|
10. Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2003
Verslag: STENMARCK (A5-0241/2003)
Betreft |
HS, enz. |
Stemming |
HS/ES — opmerkingen |
één enkele stemming |
|
+ |
|
11. Verzoek om opheffing van de immuniteit van de heer Cohn-Bendit
Verslag: LEHNE (A5-0246/2003)
Betreft |
HS, enz. |
Stemming |
HS/ES — opmerkingen |
Stemming: ontwerpbesluit (als geheel) |
|
+ |
|
12. Verzoek om opheffing van de immuniteit van de heer Camre
Verslag: MacCORMICK (A5-0243/2003)
Betreft |
HS, enz. |
Stemming |
HS/ES — opmerkingen |
Stemming: ontwerpbesluit (als geheel) |
HS |
+ |
492, 48, 18 |
Verzoeken om hoofdelijke stemming
GUE/NGL: eindstemming
13. Verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van de heer Musotto
Verslag: ZIMERAY (A5-0248/2003)
Betreft |
HS, enz. |
Stemming |
HS/ES — opmerkingen |
Stemming: ontwerpbesluit (als geheel) |
|
+ |
|
14. Spiegels en aanvullende systemen voor indirect zicht ***II
Aanbeveling voor de tweede lezing: GARGANI (A5-0234/2003)
Betreft |
Am. nr. |
van |
HS, enz. |
Stemming |
HS/ES — opmerkingen |
art 2 |
2 |
PPE-DE |
|
+ |
|
1 |
commissie |
|
↓ |
|
BIJLAGE II
UITSLAG VAN DE HOOFDELIJKE STEMMINGEN
Verslag Gargani A5-0206/2003
Geheel
Voor: 545
EDD: Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, Butel, van Dam, Esclopé, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk
ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Caveri, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Sbarbati, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson
GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bertinotti, Blak, Bordes, Boudjenah, Brie, Caudron, Cauquil, Cossutta, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, González Álvarez, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Miranda, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Uca, Vachetta, Vinci, Wurtz
NI: Berthu, Beysen, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gollnisch, Gorostiaga Atxalandabaso, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Martinez, Raschhofer, Souchet, Stirbois, Varaut
PPE-DE: Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Beazley, Berend, Bethell, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Brienza, Brok, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cunha, Cushnahan, Daul, Decourrière, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Fiori, Flemming, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Karas, Kauppi, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Maij-Weggen, Mann Thomas, Marini, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Moreira Da Silva, Morillon, Müller Emilia Franziska, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Provan, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Ridruejo, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Scallon, Scapagnini, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Valdivielso de Cué, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener
PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Boselli, Bowe, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Hume, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Brempt, Van Lancker, Vattimo, Veltroni, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen
UEN: Andrews, Berlato, Bigliardo, Camre, Caullery, Collins, Crowley, Hyland, Marchiani, Muscardini, Mussa, Musumeci, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi
Verts/ALE: Ahern, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Buitenweg, Celli, Echerer, Evans Jillian, Flautre, Frassoni, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Nogueira Román, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori
Tegen: 3
EDD: Booth, Farage, Titford
Onthoudingen: 11
EDD: Abitbol, Coûteaux, Kuntz
NI: Borghezio, Cappato, Dell'Alba, Dupuis, Gobbo, Speroni, Turco
PPE-DE: Costa Raffaele
Verslag Daul A5-0208/2003
Geheel
Voor: 537
EDD: Abitbol, Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, Butel, van Dam, Esclopé, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk
ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Caveri, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Sbarbati, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson
GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Bakopoulos, Bertinotti, Blak, Boudjenah, Brie, Caudron, Cossutta, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, González Álvarez, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krarup, Krivine, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Miranda, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Puerta, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Uca, Vachetta, Vinci, Wurtz
NI: Berthu, Beysen, Gorostiaga Atxalandabaso, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, de La Perriere, Raschhofer, Souchet, Varaut
PPE-DE: Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Beazley, Berend, Bethell, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Brienza, Brok, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Costa Raffaele, Cunha, Cushnahan, Daul, Decourrière, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Fiori, Flemming, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Karas, Kauppi, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Maij-Weggen, Mann Thomas, Marini, Marinos, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Moreira Da Silva, Morillon, Müller Emilia Franziska, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Provan, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Ridruejo, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Scallon, Scapagnini, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Valdivielso de Cué, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener
PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Boselli, Bowe, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Hume, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Brempt, Van Lancker, Vattimo, Veltroni, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen
UEN: Andrews, Berlato, Bigliardo, Camre, Caullery, Collins, Crowley, Hyland, Marchiani, Muscardini, Mussa, Musumeci, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi
Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Buitenweg, Celli, Cohn-Bendit, Dhaene, Echerer, Evans Jillian, Flautre, Frassoni, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Nogueira Román, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori
Tegen: 4
EDD: Booth, Coûteaux, Farage, Titford
Onthoudingen: 22
EDD: Kuntz
GUE/NGL: Alyssandrakis, Bordes, Cauquil, Korakas, Laguiller, Patakis
NI: Borghezio, Cappato, Claeys, Dell'Alba, Dillen, Dupuis, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Lang, Martinez, Speroni, Stirbois, Turco
Verslag MacCormick A5-0243/2003
Besluit
Voor: 492
EDD: Abitbol, Belder, Blokland, Coûteaux, van Dam, Kuntz
ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Caveri, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Sbarbati, Schmidt, Sterckx, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson
GUE/NGL: Alyssandrakis, Di Lello Finuoli, Korakas, Manisco, Markov, Patakis
NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Cappato, Claeys, Dell'Alba, Dillen, Dupuis, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Martinez, Raschhofer, Souchet, Speroni, Stirbois, Turco, Varaut
PPE-DE: Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bethell, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Brienza, Brok, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cunha, Cushnahan, Daul, Decourrière, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Fiori, Flemming, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Karas, Kauppi, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Maij-Weggen, Mann Thomas, Marini, Marinos, Marques, Martens, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Moreira Da Silva, Morillon, Müller Emilia Franziska, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Posselt, Pronk, Provan, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Ridruejo, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Scallon, Scapagnini, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener
PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Boselli, Bowe, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Hume, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Brempt, Van Lancker, Vattimo, Veltroni, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen
UEN: Andrews, Berlato, Bigliardo, Caullery, Collins, Crowley, Hyland, Marchiani, Mussa, Musumeci, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi
Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Bautista Ojeda, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Celli, Cohn-Bendit, Dhaene, Echerer, Evans Jillian, Flautre, Frassoni, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Nogueira Román, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori
Tegen: 48
EDD: Andersen, Bonde, Sandbæk
ELDR: Dybkjær, Sørensen
GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Bakopoulos, Bertinotti, Blak, Bordes, Boudjenah, Brie, Caudron, Cauquil, Cossutta, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, González Álvarez, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Marset Campos, Meijer, Miranda, Modrow, Papayannakis, Puerta, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Uca, Vinci, Wurtz
PPE-DE: Gil-Robles Gil-Delgado
PSE: Keßler, Kuhne, Lund, Thorning-Schmidt
Onthoudingen: 18
EDD: Booth, Farage, Titford
GUE/NGL: Vachetta
NI: Gorostiaga Atxalandabaso
PPE-DE: Costa Raffaele, Hermange, Lombardo, Martin Hugues, Valdivielso de Cué, de Veyrinas, Vlasto
PSE: Ford, Whitehead
UEN: Camre
Verts/ALE: Boumediene-Thiery, Hudghton, Schörling
AANGENOMEN TEKSTEN
P5_TA(2003)0298
Europees Milieuagentschap en Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk ***II
Gemeenschappelijk standpunt door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1210/90 van de Raad inzake de oprichting van het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk (8239/1/2003 — C5-0274/2003 — 2002/0169(COD))
(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)
Het gemeenschappelijk standpunt wordt goedgekeurd. Het besluit wordt derhalve geacht dienovereenkomstig te zijn vastgesteld.
P5_TA(2003)0299
Europese Autoriteit voor voedselveiligheid ***II
Gemeenschappelijk standpunt door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 178/2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (8240/1/2003 — C5-0275/2003 — 2002/0179(COD))
(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)
Het gemeenschappelijk standpunt wordt goedgekeurd. Het besluit wordt derhalve geacht dienovereenkomstig te zijn vastgesteld.
P5_TA(2003)0300
Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart ***II
Gemeenschappelijk standpunt door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1592/2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (8241/1/2003 — C5-0276/2003 — 2002/0181(COD))
(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)
Het gemeenschappelijk standpunt wordt goedgekeurd. Het besluit wordt derhalve geacht dienovereenkomstig te zijn vastgesteld.
P5_TA(2003)0301
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid ***II
Gemeenschappelijk standpunt door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (8242/1/2003 — C5-0277/2003 — 2002/0182(COD))
(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)
Het gemeenschappelijk standpunt wordt goedgekeurd. Het besluit wordt derhalve geacht dienovereenkomstig te zijn vastgesteld.
P5_TA(2003)0302
Laboratoriumpraktijken en het toezicht op de toepassing ervan voor tests op chemische stoffen ***I
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de toepassing van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken en het toezicht op de toepassing ervan voor tests op chemische stoffen (gecodificeerde versie) (COM(2002) 530 — C5-0444/2002 — 2002/0231(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
— |
gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2002) 530 (1)), |
— |
gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0444/2002), |
— |
gelet op de artikelen 67, 89 en 158, lid 1 van zijn Reglement, |
— |
gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en interne markt (A5-0206/2003), |
1. |
hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie; |
2. |
verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; |
3. |
verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie. |
(1) Nog niet in het PB gepubliceerd.
P5_TA(2003)0303
Inspectie en de verificatie van de goede laboratoriumpraktijken (GLP) ***I
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de inspectie en de verificatie van de goede laboratoriumpraktijken (GLP) (gecodificeerde versie) (COM(2002) 529 — C5-0445/2002 — 2002/0233(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
— |
gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2002) 529) (1), |
— |
gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0445/2002), |
— |
gelet op de artikelen 67, 89 en 158, lid 1 van zijn Reglement, |
— |
gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en interne markt (A5-0205/2003), |
1. |
hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie; |
2. |
verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; |
3. |
verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie. |
(1) Nog niet in het PB gepubliceerd.
P5_TA(2003)0304
Areal frame sampling en teledetectie in de landbouwstatistiek ***I
Ontwerpwetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot voortzetting van de toepassing van areal frame sampling en teledetectie in de landbouwstatistiek in de periode 2004-2007 en tot wijziging van Besluit nr. 1445/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 218 — C5-0196/2003 — 2003/0085(COD)
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
— |
gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 218) (1), |
— |
gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 285 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0196/2003), |
— |
gelet op artikel 67 en artikel 158, lid 1 van zijn Reglement, |
— |
gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A5-0208/2003), |
1. |
hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie; |
2. |
verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; |
3. |
verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie. |
(1) Nog niet in het PB gepubliceerd.
P5_TA(2003)0305
Overeenkomst EG/Oekraïne voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied *
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van een overeenkomst ter hernieuwing van de Overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne (COM(2003) 231 — C5-0242/2003 — 2003/0087(CNS))
(Raadplegingsprocedure)
Het Europees Parlement,
— |
gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2003) 231) (1), |
— |
gelet op artikel 170, lid 2, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en lid 3, eerste alinea van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0242/2003), |
— |
gelet op de artikelen 67, 97, lid 7 en 158, lid 1, van zijn Reglement, |
— |
gezien het verslag van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie (A5-0227/2003), |
1. |
hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie; |
2. |
verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten en van Oekraïne. |
(1) Nog niet in het PB gepubliceerd.
P5_TA(2003)0306
Gewijzigde begroting nr. 2/2003
Resolutie van het Europees Parlement over het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2003 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003 — Afdeling VII — Comité van de regio's (10177/2003 — C5-0280/2003 — 2003/2058(BUD))
Het Europees Parlement,
— |
gelet op artikel 272 van het EG-Verdrag en artikel 177 van het Euratom-Verdrag, |
— |
gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1), en met name op de artikelen 37 en 38 daarvan, |
— |
gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003, definitief vastgesteld op 19 december 2002 (2), |
— |
gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure (3), |
— |
gezien het voorontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2003 bij de begroting voor 2003, door de Commissie ingediend op 31 maart 2003 (SEC(2003) 423), |
— |
gezien het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2000, door de Raad opgesteld op 16 juni 2003 (10177/2003 — C5-0280/2003), |
— |
gelet op artikel 92 en Bijlage IV van zijn Reglement, |
— |
gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A5-0241/2003), |
A. |
overwegende dat het voorontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2003 voorziet in de opneming op de begroting voor 2003 van het Comité van de regio's (Afdeling VII) van een bedrag van 350 000 EUR om de deelname, vanaf juli 2003, van de 95 waarnemers van de kandidaat-lidstaten aan de plenaire vergaderingen mogelijk te maken, |
B. |
overwegende dat dit bedrag zou neerkomen op een belangrijke verhoging van de kredieten op begrotingsartikel 251 (Vergaderkosten van vertegenwoordigers van de kandidaat-lidstaten), die daardoor zullen stijgen van 70 000 EUR naar 420 000 EUR, |
C. |
overwegende dat het Comité van de regio's het niet noodzakelijk heeft geacht voor deze kredieten een verzoek in te dienen tijdens de begrotingsprocedure voor het begrotingsjaar 2003, |
D. |
overwegende dat er enige speelruimte voor overschrijvingen is binnen de totale begroting voor 2003 van het Comité van de regio's, |
1. |
is ingenomen met de door de Raad in het voorontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2003 aangebrachte wijziging; |
2. |
heeft besloten geen begrotingsamendementen in te dienen en in te stemmen met het ontwerp van gewijzigde begroting van de Raad; |
3. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en het Comité van de regio's. |
P5_TA(2003)0307
Verzoek om opheffing van de immuniteit van de heer Cohn-Bendit
Besluit van het Europees Parlement over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Daniel Marc Cohn-Bendit (2000/2109(IMM))
Het Europees Parlement,
— |
gezien het verzoek om opheffing van de immuniteit van Daniel Cohn-Bendit van 23 maart 2000, dat op 23 maart 2000 door de bevoegde Duitse autoriteiten werd toegezonden en van de ontvangst waarvan op van de op 14 april 2000 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven, |
— |
gelet op artikel 10 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen van 8 april 1965 alsmede op artikel 4, lid 2 van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, |
— |
gezien de aanvullende informatie die de bevoegde autoriteiten op 18 juli 2002 en 27 januari 2003 hebben doen toekomen, naar aanleiding van de verzoeken daartoe van de bevoegde commissie van 29 juni 2000 en 3 december 2002, |
— |
gelet op de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 12 mei 1964 en 10 juli 1986 (1), |
— |
gelet op artikel 46 van de grondwet van de Bondsrepubliek Duitsland, |
— |
gelet op de artikelen 6 en 6 bis van zijn Reglement, |
— |
gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en interne markt (A5-0246/2003), |
1. |
besluit de immuniteit van Daniel Cohn-Bendit niet op te heffen; |
2. |
verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn commissie onverwijld te doen toekomen aan de officier van justitie bij het Landgericht Frankfurt am Main. |
(1) Zie jurisprudentie van het Hof 1964, blz. 407, zaak 101/63 (Wagner/Fohrmann en Krier) en jurisprudentie 1986, blz. 2403, zaak 149/85 (Wybot/Faure).
P5_TA(2003)0308
Verzoek om opheffing van de immuniteit van de heer Camre
Besluit van het Europees Parlement over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Mogens N.J. Camre (2002/2249(IMM))
Het Europees Parlement,
— |
gezien het aan het Parlement voorgelegde verzoek om opheffing van de immuniteit van Mogens N.J. Camre, dat op 30 oktober 2002 werd ingediend door de Deense minister van Europese zaken, en van de ontvangst waarvan op 18 november 2002 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven, |
— |
gelet op artikel 10 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen van 8 april 1965 alsmede op artikel 4, lid 2 van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, |
— |
gelet op de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 12 mei 1964 en 10 juli 1986 (1), |
— |
gelet op artikel 57 van de grondwet van het Koninkrijk Denemarken, |
— |
gelet op artikelen 6 en 6 bis. van zijn Reglement, |
— |
gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en interne markt (A5-0243/2003), |
1. |
besluit de immuniteit van Mogens N.J. Camre niet op te heffen; |
2. |
verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn commissie onverwijld te doen toekomen aan Deense minister van Europese zaken voor overdracht aan de bevoegde autoriteit. |
(1) Zie jurisprudentie van het Hof 1964, blz. 407, zaak 101/63 (Wagner/Fohrmann en Krier) en jurisprudentie 1986, blz. 2403, zaak 149/85 (Wybot/Faure).
P5_TA(2003)0309
Verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van de heer Musotto
Besluit van het Europees Parlement over het verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van de heer Musotto (2002/2201(IMM))
Het Europees Parlement,
— |
gezien het verzoek van de heer Musotto van 29 augustus 2002, medegedeeld op de plenaire vergadering van 2 september 2002, om verdediging van zijn parlementaire immuniteit naar aanleiding van een strafrechtelijke procedure die tegen hem is aangespannen bij een Italiaanse gerechtelijke instantie, |
— |
gelet op artikel 10 van het Protocol van 8 april 1965 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen en artikel 4, lid 2, van de Akte van Brussel van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in de Vergadering door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, |
— |
gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 12 mei 1964 en 10 juli 1986 (1), |
— |
gelet op de artikelen 6 en 6 bis van zijn Reglement, |
— |
gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en interne markt (A5-0248/2003), |
A. |
overwegende dat de heer Francesco Musotto bij de vijfde Europese verkiezingen van 10 t/m 13 juni 1999 is verkozen tot lid van het Europees Parlement en dat zijn geloofsbrieven als lid op 13 december 1999 door het Europees Parlement zijn onderzocht (2), |
B. |
overwegende dat het Europees Parlement bijeenkomt gedurende een zittingsperiode van vijf aaneensluitende jaarlijkse zittingen (3), |
C. |
overwegende dat de huidige zitting van het Europees Parlement op 8 maart 2004 afloopt en dat de volgende op 9 maart 2004 begint (4), en dat het huidige Europees Parlement in functie blijft tot 19 juli 2004, |
D. |
overwegende dat tegen de leden van het Europees Parlement geen opsporing kan plaatsvinden en dat zij niet kunnen worden aangehouden of vervolgd op grond van de mening of de stem, die zij in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht (5), |
E. |
overwegende dat, tijdens de zittingsduur van het Europees Parlement, de leden op hun eigen grondgebied de immuniteiten genieten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend en dat op deze immuniteit kan geen beroep worden gedaan in geval van ontdekking op heterdaad, terwijl zij evenmin kan verhinderen dat het Europees Parlement het recht uitoefent de immuniteit van een van zijn leden op te heffen (6), |
F. |
overwegende dat, gelet op de doelstelling ervan, de artikelen 9 en 10 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen in die zin uitgelegd moeten worden dat de bepalingen ervan in werking treden zodra de resultaten van de Europese verkiezingen zijn bekendgemaakt, |
1. |
besluit de immuniteit van de heer Francesco Musotto te verdedigen; |
2. |
verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van de Commissie juridische zaken en interne markt onmiddellijk te doen toekomen aan het parket generaal van de rechtbank van Caltanissetta in het kader van de strafrechtelijke procedure nr. 1020/99 R.G.N.R. |
(1) Cf. Jurisprudentie van het Hof, 1964, blz. 397, zaak 101/63 (Wagner/Fohrmann en Krier) en Jur. 1986, blz. 2403, zaak 149/85 (Wybot/Faure).
(2) Besluit van het Europees Parlement inzake het onderzoek van de geloofsbrieven naar aanleiding van de vijfde rechtstreekse algemene verkiezing van het Europees Parlement (PB C 296 van 18.10.2000, blz. 93).
(3) Artikel 3 en artikel 10 van de Akte betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen en zaak 149/85 (Wybot/Edgar Faure).
(4) Artikel 196 van het EG-Verdrag.
(5) Artikel 9 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten.
(6) Artikel 10 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten.
P5_TA(2003)0310
Inrichtingen voor indirect zicht ***II
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de typegoedkeuring van inrichtingen voor indirect zicht en van voertuigen met deze inrichtingen, tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG en tot intrekking van Richtlijn 71/127/EEG (10880/1/2002 — C5-0169/2003 — 2001/0317(COD))
(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)
Het Europees Parlement,
— |
gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (10880/1/2002 — C5-0169/2003), |
— |
gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt (1) inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2001) 811) (2), |
— |
gelet op artikel 251, lid 2, van het EG-Verdrag, |
— |
gelet op artikel 80 van zijn Reglement, |
— |
gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie juridische zaken en interne markt (A5-0234/2003), |
1. |
wijzigt het gemeenschappelijk standpunt als volgt; |
2. |
verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie. |
P5_TC2-COD(2001)0317
Standpunt van het Europees Parlement in tweede lezing vastgesteld op 1 juli 2003 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2003/.../EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de typegoedkeuring van inrichtingen voor indirect zicht en van voertuigen met deze inrichtingen, tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG en tot intrekking van Richtlijn 71/127/EEG
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 71/127/EEG van de Raad van 1 maart 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende achteruitkijkspiegels van motorvoertuigen (4) is goedgekeurd als een van de bijzondere richtlijnen van de typegoedkeuringsprocedure die is vastgesteld bij Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (5). De bepalingen van Richtlijn 70/156/EEG inzake voertuigsystemen, onderdelen en technische eenheden zijn derhalve op Richtlijn 71/127/EEG van toepassing. |
(2) |
De huidige voorschriften, in het bijzonder die voor de categorieën N2, N3, M2 en M3 zijn ontoereikend gebleken ten aanzien van het gezichtsveld aan de zijkant en de voor- en achterzijde van het voertuig. Om dit bezwaar te ondervangen moet een uitbreiding van het gezichtsveld worden voorgeschreven. |
(3) |
Gezien de opgedane ervaring en de huidige stand van de techniek kunnen bepaalde voorschriften van Richtlijn 71/127/EEG nu worden uitgebreid om de verkeersveiligheid te vergroten en toe te staan dat naast spiegels andere technologieën worden gebruikt. |
(4) |
Omdat de huidige bepalingen op vele punten ingrijpend moeten worden gewijzigd, is het raadzaam Richtlijn 71/127/EEG in te trekken en door deze richtlijn te vervangen. Aangezien de procedures met betrekking tot de typegoedkeuring en de overeenstemming van de productie in Richtlijn 70/156/EEG zijn opgenomen, is opname in deze richtlijn overbodig. |
(5) |
De bijlagen bij Richtlijn 70/156/EEG moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Deze richtlijn heeft tot doel de voorschriften inzake de type-goedkeuring van inrichtingen voor indirect zicht en voertuigen met deze inrichtingen te harmoniseren.
Deze voorschriften staan in de bijlagen bij deze richtlijn.
In deze richtlijn wordt onder „voertuig” verstaan ieder motorvoertuig zoals gedefinieerd in deel A van bijlage II bij Richtlijn 70/156/EEG.
Artikel 2
1. Met ingang van ... (6) mogen de lidstaten:
— |
niet weigeren een EG-typegoedkeuring of een nationale typegoedkeuring voor een voertuig of een inrichting voor indirect zicht te verlenen; |
— |
de verkoop, de registratie of het voor de eerste maal in het verkeer brengen van voertuigen of inrichtingen voor indirect zicht niet verbieden, |
om redenen die verband houden met de inrichtingen voor indirect zicht, indien deze voertuigen of inrichtingen voor indirect zicht aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen.
2. Met ingang van ... (6) verlenen de lidstaten geen EG-typegoedkeuring voor een nieuw type voertuig om redenen die verband houden met de inrichtingen voor indirect zicht of voor een nieuw type inrichting voor indirect zicht, indien niet aan de voorschriften van deze richtlijn wordt voldaan.
Deze termijn wordt evenwel 12 maanden uitgesteld ten aanzien van de voorschriften betreffende klasse VIvooruitkijkspiegels als onderdeel en de op voertuigen gemonteerde versie daarvan.
3. Met ingang van ... (7) verbieden de lidstaten de nationale typegoedkeuring voor ieder nieuw type voertuig om redenen die verband houden met de inrichtingen voor indirect zicht, indien niet aan de voorschriften van deze richtlijn wordt voldaan.
Deze termijn wordt evenwel 12 maanden uitgesteld ten aanzien van de voorschriften betreffende klasse VIvooruitkijkspiegels als onderdeel en de op voertuigen gemonteerde versie daarvan.
4. Met ingang van ... (8), voor voertuigen van de categorieën M1 en N1, en met ingang van ... (9), voor voertuigen van andere categorieën:
— |
beschouwen de lidstaten de certificaten van overeenstemming die nieuwe voertuigen overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 70/156/EEG vergezellen, als ongeldig voor de toepassing van artikel 7, lid 1, van genoemde richtlijn; |
— |
verbieden de lidstaten de verkoop, de registratie of het voor de eerste maal in het verkeer brengen van voertuigen |
om redenen in verband met de inrichting voor indirect zicht, indien de voertuigen niet aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen.
5. Met ingang van ... (10), voor voertuigen van de categorieën M1 en N1, en met ingang van ... (11), voor voertuigen van andere categorieën, geldt het voorschrift van deze richtlijn in verband met de inrichting voor indirect zicht als onderdeel, voor de toepassing van artikel 7, lid 2, van Richtlijn 70/156/EEG.
6. Onverminderd de leden 2 en 5 moeten de lidstaten voor onderdelen de EG-typegoedkeuring blijven verlenen en de verkoop en het voor de eerste maal in het verkeer brengen van onderdelen of technische eenheden die bedoeld zijn om te worden gebruikt in voertuigtypen die vóór ... (11) krachtens Richtlijn 71/127/EEG zijn goedgekeurd en eventuele daaropvolgende uitbreidingen van deze goedkeuringen, blijven toestaan.
7. Onverminderd lid 3, mogen de lidstaten een nationale typegoedkeuring blijven verlenen voor ieder nieuw type geleed klasse I-voertuig van de categorieën M2 en M3, zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 2.1.1.1, van Richtlijn 2001/85/EG (12), dat samengesteld is uit ten minste drie vaste gelede delen die niet voldoen aan de voorschriften van deze Richtlijn, voor zover wordt voldaan aan de voorschriften voor het gezichtsveld van de bestuurder bedoeld in bijlage III, punt 5, van deze richtlijn.
8. De bepalingen van deze richtlijn dienen voorts bij te dragen tot het vaststellen van een hoog niveau van bescherming in de context van de internationale harmonisatie van wetgeving op dit gebied. De Commissie dient derhalve zo spoedig mogelijk na vaststelling van deze richtlijn een voorstel in bij het Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties, met als doel de bepalingen van UNECE-verordening nr. 46 in overeenstemming te brengen met de bepalingen van deze richtlijn.
Artikel 3
Uiterlijk op ... (10) voert de Commissie een uitvoerige studie uit om na te gaan of de bij deze richtlijn ingevoerde wijzigingen een positief effect hebben gehad op de verkeersveiligheid en in het bijzonder op de veiligheid van voetgangers, fietsers en andere kwetsbare verkeersdeelnemers. Op grond van de bevindingen stelt de Commissie zo nodig aanvullende wettelijke maatregelen voor om het indirecte gezichtsveld verder te verbeteren.
Artikel 4
Richtlijn 70/156/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
in bijlage I wordt punt 9.9 vervangen door:
|
2) |
in bijlage III wordt punt 9.9 vervangen door:
|
3) |
bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
in punt 8 van de aanhangsels 1 en 2 van bijlage XI wordt „Achteruitkijkspiegels” vervangen door „inrichtingen voor indirect zicht”. |
Artikel 5
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechterlijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op ... (13) aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 6
Richtlijn 71/127/EEG wordt met ingang van ... (14) ingetrokken.
Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn moeten als verwijzingen naar deze richtlijn worden beschouwd en overeenkomstig de in bijlage IV opgenomen concordantietabel worden geïnterpreteerd.
Artikel 7
Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 8
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te
voor het Europees Parlement
de Voorzitter
voor de Raad
de Voorzitter
(1) PB C 126 E van 28.5.2002, blz. 225.
(2) PB C 149 van 21.6.2002, blz. 5.
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 9 april 2002 ( PB C 127 E van 29.5.2003, blz. 88 ), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 8 april 2003 (nog niet verschenen in het Publicatieblad) en standpunt van het Europees Parlement van 1 juli 2003.
(4) PB L 68 van 22.3.1971, blz. 1. Richtlijn zoals laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.
(5) PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1. Richtlijn zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).
(6) 12 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
(7) 24 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
(8) 72 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
(9) 36 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
(10) 72 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
(11) 36 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
(12) Richtlijn 2001/85/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2001 betreffende speciale voorschriften voor voertuigen bestemd voor het vervoer van passagiers, met meer dan 8 zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG en van Richtlijn 97/27/EG (PB L 42 van 13.2.2002, blz. 1).
(13) 12 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
(14) 72 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
BIJLAGE
LIJST VAN DE BIJLAGEN
Bijlage I |
Definities en administratieve bepalingen voor EG-typegoedkeuring |
|
Aanhangsel 1 |
Inlichtingenformulier — EG-typegoedkeuring voor een inrichting voor indirect zicht |
|
Aanhangsel 2 |
Model van de EG-typegoedkeuringsverklaring (onderdeel) voor een inrichting voor indirect zicht |
|
Aanhangsel 3 |
Inlichtingenformulier — EG-typegoedkeuring voor een voertuig |
|
Aanhangsel 4 |
Model van de EG-typegoedkeuringsverklaring voor een voertuig met betrekking tot de montage van inrichtingen voor indirect zicht |
|
Aanhangsel 5 |
EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk |
|
Aanhangsel 6 |
Methode voor de bepaling van punt H en verificatie van de punten R en H ten opzichte van elkaar |
|
Bijlage II |
Bijzonderheden van de constructie en de tests voor de EG-onderdeeltypegoedkeuring voor een inrichting voor indirect zicht |
|
Aanhangsel 1 |
Methode voor het bepalen van de kromtestraal „r” van het spiegeloppervlak |
|
Aanhangsel 2 |
Beproevingsmethode om de reflectiecoëfficiënt te bepalen |
|
Bijlage III |
Voorschriften voor de montage van spiegels en aanvullende systemen voor indirect zicht op voertuigen |
|
Aanhangsel |
Bepaling van de waarnemingsafstand |
|
Bijlage IV |
Concordantietabel zoals bedoeld in artikel 6 |
BIJLAGE I
DEFINITIES EN ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN VOOR EG-TYPEGOEDKEURING
1. DEFINITIES
1.1. |
Onder „inrichting voor indirect zicht” wordt verstaan een inrichting om het aan het voertuig grenzende gebied waar te nemen dat niet rechtstreeks kan worden waargenomen. Dit kan een gewone spiegel zijn, een camera-monitor, of een andere inrichting die de bestuurder informatie over het indirecte gezichtsveld geeft. |
1.1.1. |
Onder „spiegel” wordt verstaan een inrichting die tot doel heeft om binnen de in punt 5 van bijlage III voorgeschreven gezichtsvelden een duidelijk zicht aan de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het voertuig te verschaffen, met uitzondering van inrichtingen zoals periscopen. |
1.1.1.1. |
Onder „binnenspiegel” wordt verstaan een inrichting als omschreven in punt 1.1 die in de binnenruimte van een voertuig kan worden gemonteerd. |
1.1.1.2. |
Onder „buitenspiegel” wordt verstaan een inrichting als omschreven in punt 1.1 die op een gedeelte van het buitenoppervlak van een voertuig kan worden gemonteerd. |
1.1.1.3. |
Onder „hulpspiegel” wordt verstaan een andere dan de in punt 1.1.1 omschreven spiegel, die bestemd is om in de binnenruimte of op het buitenoppervlak van een voertuig te worden gemonteerd en die andere dan de in punt 5 van bijlage III voorgeschreven gezichtsvelden moet verschaffen. |
1.1.1.4. |
Onder „r” wordt verstaan het gemiddelde van de kromtestralen gemeten over het spiegeloppervlak volgens de in punt 2 van aanhangsel 1 van bijlage II beschreven methode. |
1.1.1.5. |
Onder „hoofdkromtestralen op een punt van het spiegeloppervlak (ri)” worden de met behulp van de in aanhangsel 1 van bijlage II beschreven apparatuur verkregen waarden verstaan, gemeten op de boog van het spiegeloppervlak, gaande door het midden van dit oppervlak en evenwijdig aan lijnstuk b, zoals omschreven in punt 2.2.1 van bijlage II en op de boog loodrecht op dit lijnstuk. |
1.1.1.6. |
Onder „kromtestraal op een punt van het spiegeloppervlak (rp)” wordt verstaan het rekenkundig gemiddelde van de hoofdkromtestralen ri en ri, namelijk:
|
1.1.1.7. |
Onder „sferisch oppervlak” wordt verstaan een oppervlak dat in alle richtingen een constante en gelijke straal heeft. |
1.1.1.8. |
Onder „asferisch oppervlak” wordt verstaan een oppervlak dat slechts in een vlak een constante straal heeft. |
1.1.1.9. |
Onder „asferische spiegel” wordt verstaan een spiegel bestaande uit een sferisch en een asferisch deel, waarbij de overgang van het spiegeloppervlak van het sferische in het asferische deel moet worden aangegeven. De kromming van de hoofdas van de spiegel wordt als volgt gedefinieerd in het x/y-coördinatensysteem van het sferische primaire segment:
|
1.1.1.10. |
Onder „midden van het spiegeloppervlak” wordt verstaan het midden van het zichtbare gebied van het spiegeloppervlak. |
1.1.1.11. |
Onder „afrondingsstraal van de samenstellende delen van de spiegel” wordt verstaan de straal „c” van de cirkelboog die het meest overeenkomt met de afgeronde vorm van het betrokken deel. |
1.1.1.12. |
Onder „oogpunten van de bestuurder” worden twee 65 mm van elkaar liggende punten verstaan die zich 635 mm verticaal boven het punt R van de bestuurderszitplaats bevinden, zoals omschreven in aanhangsel 6 van deze bijlage. De rechte lijn door deze punten staat loodrecht op het verticale vlak door de lengteas van het voertuig. Het midden van het lijnstuk dat de oogpunten verbindt, ligt in het verticale vlak in de lengterichting door het midden van de door de fabrikant aangegeven bestuurderszitplaats. |
1.1.1.13. |
Onder „ambinoculair gezichtsveld” wordt verstaan het totale gezichtsveld dat wordt verkregen door overlapping van de monoculaire gezichtsvelden van het linker- en rechteroog (zie de onderstaande figuur 1).
|
1.1.1.14. |
Onder „klasse spiegel” worden alle inrichtingen verstaan die een of meer kenmerken of functies gemeen hebben. Zij worden als volgt ingedeeld:
|
1.1.2. |
Onder „camera-beeldscherminrichting voor indirect zicht” wordt verstaan een inrichting als omschreven in punt 1.1 waarbij het gezichtsveld wordt verkregen door middel van een combinatie van een camera en een beeldscherm als omschreven in de punten 1.1.2.1 en 1.1.2.2. |
1.1.2.1. |
Onder „camera” wordt verstaan een toestel dat door een lens een beeld van de buitenwereld op een lichtgevoelige elektronische detector weergeeft en dit beeld vervolgens in een videosignaal omzet. |
1.1.2.2. |
Onder „beeldscherm” wordt verstaan een toestel dat een videosignaal omzet in beelden, die in het zichtbare spectrum worden weergegeven. |
1.1.2.3. |
Onder „waarneming” wordt verstaan het vermogen op een bepaalde afstand een object van de achtergrond of omgeving ervan te onderscheiden. |
1.1.2.4. |
Onder „luminantiecontrast” wordt verstaan de verhouding tussen de helderheid van een object en die van zijn directe achtergrond of omgeving, waardoor het object van de achtergrond of omgeving kan worden onderscheiden. |
1.1.2.5. |
Onder „scheidend vermogen” wordt verstaan het kleinste detail dat met een waarnemingssysteem kan worden onderscheiden, dat wil zeggen afzonderlijk van een groter geheel kan worden waargenomen. Het scheidend vermogen van het menselijk oog wordt omschreven als „gezichtsscherpte”. |
1.1.2.6. |
Onder „kritisch object” wordt verstaan een rond object met een diameter D0 = 0,8 m (1). |
1.1.2.7. |
Onder „kritische waarneming” wordt verstaan het waarnemingsniveau dat het menselijk oog onder uiteenlopende omstandigheden over het algemeen bereikt. In het verkeer bedraagt de grenswaarde voor kritische waarneming 8 boogminuten van de gezichtshoek. |
1.1.2.8. |
Onder „gezichtsveld” wordt verstaan het deel van de driedimensionale ruimte waarin een kritisch object door de inrichting voor indirect zicht zodanig kan worden waargenomen dat het kan worden weergegeven. Dit is gebaseerd op het zicht op grondniveau dat een inrichting biedt en kan mogelijk worden beperkt op basis van de toepasselijke maximale waarnemingsafstand van de inrichting. |
1.1.2.9. |
Onder „waarnemingsafstand” wordt verstaan de op grondniveau gemeten afstand van de projectie van het oogreferentiepunt tot het uiterste punt waarop een kritisch object nog juist kan worden waargenomen (net binnen de grenswaarde voor kritische waarneming). |
1.1.2.10. |
Onder „kritisch gezichtsveld” wordt verstaan het gebied waarin een kritisch object door een inrichting voor indirect zicht moet worden waargenomen en dat wordt gedefinieerd door een hoek en een of meer waarnemingsafstanden. |
1.1.2.11. |
Onder „oogreferentiepunt” wordt verstaan het punt ten opzichte van het voertuig waaraan het voorgeschreven gezichtsveld gerelateerd is. Dit punt wordt gevormd door de projectie op de grond van het snijpunt van een vertikaal vlak dat zich tussen de oogpunten van de bestuurder bevindt en een vlak, 20 cm buiten het voertuig, dat evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig. |
1.1.2.12. |
Onder „zichtbaar spectrum” wordt verstaan het licht waarvan de golflengte binnen de voor het menselijk oog waarneembare grenzen valt: 380-780 nm. |
1.1.3. |
Onder „andere inrichting voor indirect zicht” wordt verstaan een inrichting als omschreven in punt 1.1 waarbij het gezichtsveld niet door middel van een spiegel voor indirect zicht of een camera-beeldscherminrichting voor indirect zicht wordt verkregen. |
1.1.4. |
Onder „type inrichting voor indirect zicht” worden verstaan inrichtingen die wat de onderstaande essentiële kenmerken betreft onderling niet verschillen:
|
1.2. |
Onder „voertuigen van de categorieën M1, M2, M3, N1, N2, N3” worden de voertuigen verstaan zoals omschreven in bijlage II, deel A, van Richtlijn 70/156/EEG. |
1.2.1. |
Onder „type voertuig wat het indirect zicht betreft” worden motorvoertuigen verstaan die, wat onderstaande essentiële kenmerken betreft, onderling geen verschillen vertonen: |
1.2.1.1. |
type inrichtingen voor indirect zicht |
1.2.1.2. |
de kenmerken van de carrosserie die het gezichtsveld beperken; |
1.2.1.3. |
de coördinaten van punt R; |
1.2.1.4. |
de voorgeschreven plaatsen en typen goedkeuringsmerken van de verplichte en (indien gemonteerd) de facultatieve inrichtingen voor indirect zicht. |
2. AANVRAAG VOOR EG-ONDERDEELTYPEGOEDKEURING VAN EEN INRICHTING VOOR INDIRECT ZICHT
2.1. |
De aanvraag voor de EG-onderdeeltypegoedkeuring voor een inrichting voor indirect zicht moet door de fabrikant worden ingediend. |
2.2. |
Een afschrift van het inlichtingenformulier staat in aanhangsel 1 bij deze bijlage. |
2.3. |
Aanvragen voor alle typen inrichtingen voor indirect zicht gaan vergezeld van: |
2.3.1. |
voor spiegels, vier proefstukken: drie voor beproevingsdoeleinden en een extra exemplaar dat door het laboratorium voor eventueel later onderzoek wordt bewaard. Op verzoek van het laboratorium kunnen nog meer exemplaren worden verlangd; |
2.3.2. |
voor andere inrichtingen voor indirect zicht: één proefstuk van elk onderdeel. |
3. OPSCHRIFTEN
Op de exemplaren van een type spiegel of inrichting voor indirect zicht, andere dan spiegels, die voor EG-onderdeeltypegoedkeuring worden aangeboden, moet duidelijk en onuitwisbaar het fabrieks- of handelsmerk van de aanvrager aangebracht zijn en moet voldoende plaats zijn voor het EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk; deze plaats moet op de in de punt 1.2.1.2 van aanhangsel 1 bij deze bijlage genoemde tekeningen worden aangegeven.
4. AANVRAAG VOOR EG-TYPEGOEDKEURING VOOR EEN VOERTUIG MET BETREKKING TOT DE MONTAGE VAN INRICHTINGEN VOOR INDIRECT ZICHT
4.1. |
De aanvraag voor de EG-typegoedkeuring voor een voertuig met betrekking tot een inrichting voor indirect zicht moeten door de fabrikant worden ingediend. |
4.2. |
Een afschrift van het inlichtingenformulier staat in aanhangsel 3 bij deze bijlage. |
4.3. |
Aanvragen voor alle typen voertuigen gaan vergezeld van: |
4.3.1. |
een voor het type representatief voertuig, dat zo nodig wordt gekozen in overleg met de technische afdeling die voor de uitvoering van de test verantwoordelijk is. |
5. EG-ONDERDEELTYPEGOEDKEURING
5.1. |
Indien aan de toepasselijke voorschriften is voldaan, wordt de EG-onderdeeltypegoedkeuring verleend en wordt er voor elke spiegel of inrichting voor indirect zicht, andere dan spiegels, overeenkomstig bijlage VII van Richtlijn 70/156/EEG, een onderdeeltypegoedkeuringsnummer toegekend. |
5.2. |
Dit nummer wordt aan geen enkel ander type inrichting voor indirect zicht toegekend. |
5.3. |
Het model van de EG-typegoedkeuringsverklaring staat in aanhangsel 2 bij deze bijlage. |
6. MARKERING
Alle inrichtingen voor indirect zicht die overeenkomen met een type waarvoor krachtens deze richtlijn een onderdeeltypegoedkeuring is verleend, moeten van een EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk zijn voorzien, zoals bepaald in aanhangsel 5.
7. EG-TYPEGOEDKEURING VAN VOERTUIGEN
7.1. |
Wanneer aan de toepasselijke voorschriften is voldaan, wordt voor elk type voertuig de EGtypegoedkeuring van voertuigen verleend. |
7.2. |
Een model van de EG-typegoedkeuringsverklaring staat in aanhangsel 4 bij deze bijlage. |
7.3. |
Aan elk voertuig wordt een typegoedkeuringsnummer toegekend, overeenkomstig bijlage VII van Richtlijn 70/156/EEG. Een lidstaat mag hetzelfde nummer niet aan een ander voertuigtype toekennen. |
8. WIJZIGING VAN DE TYPEN EN DE GOEDKEURINGEN
8.1. |
Op wijzigingen van krachtens deze Richtlijn verleende typegoedkeuring voor voertuigen of inrichtingen voor indirect zicht, is artikel 5, van Richtlijn 70/156/EEG van toepassing. |
9. OVEREENSTEMMING VAN PRODUCTIE (VOERTUIGEN EN ONDERDELEN)
9.1. |
De maatregelen met het oog op het garanderen van de overeenstemming van productie, worden genomen overeenkomstig artikel 10, van Richtlijn 70/156/EEG. |
(1) Een systeem voor indirect zicht is bedoeld om relevante verkeersdeelnemers waar te nemen. De relevantie van een verkeersdeelnemer is afhankelijk van zijn of haar positie en (mogelijke) snelheid. Van de reeks voetganger, fietser, bromfietser is de omvang min of meer evenredig met de snelheid. Wat de waarneming betreft is een bromfietser (D = 0,8) op 40 m afstand gelijk aan een voetganger (D = 0,5) op 25 m afstand. Vanwege de snelheid wordt een bromfietser als criterium voor de waarnemingsomvang genomen; daarom wordt een object met een omvang van 0,8 m gebruikt om de waarnemingsprestaties vast te stellen.
Aanhangsel 1
Aanhangsel 2
Model van de EG-onderdeeltypegoedkeuringsverklaring voor een inrichting voor indirect zicht
Aanhangsel 3
Aanhangsel 4
Model van een EG-typegoedkeuringsverklaring voor een voertuig met betrekking tot de montage van inrichtingen voor indirect zicht
Aanhangsel 5
EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk
1. ALGEMEEN
1.1. |
Het EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk bestaat uit een rechthoek met daarin een kleine letter „e”, gevolgd door het nummer van de lidstaat die de onderdeeltypegoedkeuring heeft verleend: 1 voor Duitsland, 2 voor Frankrijk, 3 voor Italië, 4 voor Nederland, 5 voor Zweden, 6 voor België, 9 voor Spanje, 11 voor het Verenigd Koninkrijk, 12 voor Oostenrijk, 13 voor Luxemburg, 17 voor Finland, 18 voor Denemarken, 21 voor Portugal, 23 voor Griekenland en 24 voor Ierland. Ook omvat dit merk het EG-onderdeeltypegoedkeuringsnummer, dat in de nabijheid van de rechthoek moet zijn aangebracht. Dit nummer wordt gevormd door het onderdeeltypegoedkeuringsnummer dat voorkomt op het voor het type ingevulde goedkeuringsformulier (zie aanhangsel 3), voorafgegaan door twee cijfers die het volgnummer aangeven van de meest recente wijziging van deze richtlijn op de datum waarop de EG-onderdeeltypegoedkeuring is verleend. Het volgnummer en het onderdeeltypegoedkeuringsnummer worden gescheiden door een sterretje. In deze richtlijn is het volgnummer 03. |
1.2. |
Het EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk wordt aangevuld met het symbool I, II, III, IV, V of VI ter specificatie van de klasse van de spiegel, of met het symbool S indien het een andere inrichting voor indirect zicht dan een spiegel betreft. Dit aanvullende symbool moet worden aangebracht op een geschikte plaats in de nabijheid van de rechthoek waarin de letter „e” is geplaatst. |
1.3. |
Het EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk en het aanvullende symbool moeten onuitwisbaar op een hoofdbestanddeel van de spiegel of de inrichting, anders dan een spiegel, voor indirect zicht worden aangebracht en moeten ook duidelijk zichtbaar zijn wanneer de spiegel of de inrichting voor indirect zicht op het voertuig is gemonteerd. |
2. VOORBEELDEN VAN HET EG-ONDERDEELTYPEGOEDKEURINGSMERK
2.1. |
Hieronder zijn vijf voorbeelden gegeven van EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerken met het aanvullende symbool. |
Voorbeelden van EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerken met het aanvullende symbool
Voorbeeld 1
De spiegel met bovenstaand EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk behoort tot klasse I (binnenspiegels) en is in Frankrijk (e2) goedgekeurd onder nummer 03*3500.
Voorbeeld 2
De spiegel met bovenstaand EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk behoort tot klasse II (buitenspiegels, zogenoemde hoofdspiegels) en is in Nederland (e4) goedgekeurd onder nummer 03*1870.
Voorbeeld 3
De spiegel met bovenstaand EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk behoort tot klasse V (buitenspiegels, zogenoemde trottoirspiegels) en is in Griekenland (e23) goedgekeurd onder nummer 03*3901.
Voorbeeld 4
a>= 6 mm
De spiegel met bovenstaand EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk behoort tot klasse IV (buitenspiegels, zogenoemde breedtespiegels) en is in Italië (e3) goedgekeurd onder nummer 03*1248.
Voorbeeld 5
Uitleg:
De inrichting voor indirect zicht met bovenstaand EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk is een inrichting voor indirect zicht (S), andere dan een spiegel en is in Nederland (e4) goedgekeurd onder nummer 03*3002.
Aanhangsel 6
Methode voor de bepaling van punt h en verificatie van de punten r en h ten opzichte van elkaar
De desbetreffende gedeelten van bijlage III bij Richtlijn 77/649/EEG (1) zijn van toepassing.
(1) Richtlijn 77/649/EEG van de Raad van 27 september 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het zichtveld van de bestuurder van motorvoertuigen (PB L 267 van 19.10.1977, blz. 1). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/630/EEG van de Commissie (PB L 341 van 6.12.1990, blz. 20).
BIJLAGE II
ONTWERPVOORSCHRIFTEN EN PROEVEN VOOR DE EG-ONDERDEELTYPEGOEDKEURING VOOR INRICHTINGEN VOOR INDIRECT ZICHT
A. SPIEGELS
1. ALGEMENE VOORSCHRIFTEN
1.1. |
Alle spiegels moeten verstelbaar zijn. |
1.2. |
De rand van het spiegeloppervlak moet gevat zijn in een beschermende behuizing (houder enz.) waarbij de waarde van „c” over de gehele omtreklijn op ieder punt en in alle richtingen ten minste 2,5 mm moet bedragen. Indien het spiegeloppervlak buiten de beschermende behuizing uitsteekt, moet de afrondingsstraal „c” aan de rand die buiten de behuizing uitsteekt, ten minste 2,5 mm bedragen en moet het spiegeloppervlak, wanneer op het ten opzichte van de behuizing meest uitstekende punt in horizontale richting en nagenoeg evenwijdig aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig een kracht van 50 N wordt uitgeoefend, in de behuizing terugtreden. |
1.3. |
Bij een op een vlak oppervlak gemonteerde spiegel moeten, ongeacht de stand van de spiegel, alle delen ervan, inclusief de delen die na de proef vermeld in punt 4.2 aan de steun bevestigd blijven, die onder statische omstandigheden kunnen worden geraakt door een bolvormig lichaam met een diameter van 165 mm bij binnenspiegels, of met een diameter van 100 mm bij buitenspiegels, een afrondingsstraal „c” van ten minste 2,5 mm hebben. |
1.3.1. |
Randen van bevestigingsgaten of uitsparingen met een diameter of grootste diagonaal van minder dan 12 mm behoeven niet aan de eisen van punt 1.3 te voldoen op voorwaarde dat zij afgerond zijn. |
1.4. |
De inrichting waarmee de spiegel aan het voertuig is bevestigd moet zodanig zijn ontworpen dat een cilinder met een straal van 70 mm, waarvan de as wordt gevormd door de draaiingsas of een van de draaiingsassen c.q. scharnieringsassen bij het wegklappen van de spiegel in de beschouwde richting als gevolg van een stoot, althans gedeeltelijk het oppervlak snijdt waarop de spiegel is bevestigd. |
1.5. |
De delen van buitenspiegels bedoeld in de punten 1.2 en 1.3 die zijn vervaardigd van een materiaal met een Shore A-hardheid van ten hoogste 60, behoeven niet aan de desbetreffende voorschriften te voldoen. |
1.6. |
Ingeval op een stijve steun delen van binnenspiegels zijn gemonteerd die vervaardigd zijn van een materiaal met een Shore A-hardheid van minder dan 50, gelden de voorschriften van de punten 1.2 en 1.3 alleen voor deze steun. |
2. AFMETINGEN
2.1. |
Binnenspiegels (klasse I) Het spiegeloppervlak moet van zodanige afmetingen zijn dat hierin een rechthoek past waarvan een zijde gelijk is aan 40 mm en de andere aan „a” mm, waarbij:
(r = de kromtestraal). |
2.2. |
Buitenspiegels, zogenoemde hoofdspiegels (klassen II en III) |
2.2.1. |
Het spiegeloppervlak moet van zodanige afmetingen zijn dat hierin:
|
2.2.2. |
De minimumwaarden van „a” en „b” zijn in onderstaande tabel aangegeven:
|
2.3. |
Buitenspiegels, zogenoemde breedtespiegels (klasse IV) De omtrek van het spiegeloppervlak moet een eenvoudige geometrische vorm hebben en de afmetingen ervan moeten zodanig zijn dat, zo nodig in combinatie met een buitenspiegel van klasse II, het in punt 5.4 van bijlage III voorgeschreven gezichtsveld wordt verkregen. |
2.4. |
Buitenspiegels, zogenoemde trottoirspiegels (klasse V) De omtrek van het spiegeloppervlak moet een eenvoudige geometrische vorm hebben en de afmetingen ervan moeten zodanig zijn dat het in punt 5.5 van bijlage III voorgeschreven gezichtsveld wordt verkregen. |
2.5. |
Vooruitkijkspiegels (klasse VI) De omtrek van het spiegeloppervlak moet een eenvoudige geometrische vorm hebben en de afmetingen ervan moeten zodanig zijn dat het in punt 5.6 van bijlage III voorgeschreven gezichtsveld wordt verkregen. |
3. SPIEGELOPPERVLAK EN REFLECTIECOËFFICIËNTEN
3.1. |
Het spiegeloppervlak moet vlak of sferisch-convex zijn. Aan buitenspiegels mogen asferische delen worden toegevoegd op voorwaarde dat de hoofdspiegel aan de voorschriften voor het indirecte gezichtsveld voldoet. |
3.2. |
Verschillen tussen de kromtestralen van spiegels |
3.2.1. |
Het verschil tussen ri of r'i en rp mag op elk referentiepunt niet meer dan 0,15 r bedragen. |
3.2.2. |
Het verschil tussen elk van de kromtestralen (rp1, rp2, en rp3) en r mag niet meer dan 0,15 r bedragen. |
3.2.3. |
Indien r ten minste 3 000 mm bedraagt, wordt de in de punten 3.2.1 en 3.2.2 vermelde waarde 0,15 r vervangen door 0,25 r. |
3.3. |
Voorschriften voor de asferische delen van spiegels |
3.3.1. |
Asferische spiegels moeten een zodanige omvang en vorm hebben dat zij de bestuurder nuttige informatie kunnen verschaffen. Gewoonlijk betekent dit dat de breedte op ieder punt minimaal 30 mm moet bedragen. |
3.3.2. |
De kromtestraal ri van het asferische deel mag niet minder dan 150 mm bedragen. |
3.4. |
De waarde van „r” van sferische spiegels mag: |
3.4.1. |
bij binnenspiegels (klasse I) niet minder bedragen dan 1 200 mm; |
3.4.2. |
bij hoofdspiegels (klassen II en III) niet minder bedragen dan 1 200 mm; |
3.4.3. |
„bij buitenspiegels, zogenoemde breedtespiegels” (klasse IV) en trottoirspiegels (klasse V) niet minder bedragen dan 300 mm; |
3.4.4. |
bij vooruitkijkspiegels (klasse VI) niet minder bedragen dan 200 mm. |
3.5. |
De normale reflectiecoëfficiënt, gemeten volgens de methode van aanhangsel 1 van deze bijlage, mag niet minder dan 40 % bedragen. Indien de reflectiegraad van het spiegeloppervlak kan worden gewijzigd, moet het in de dagstand mogelijk zijn de kleuren van de in het wegverkeer gebruikelijke tekens te onderkennen. De normale reflectiecoëfficiënt in de nachtstand mag niet minder dan 4 % bedragen. |
3.6. |
Het spiegeloppervlak moet bij normaal gebruik ook na langdurig aan ongunstige weersinvloeden te zijn blootgesteld, de in punt 3.5 voorgeschreven eigenschappen behouden. |
4. PROEVEN
4.1. |
De spiegels worden aan de in de punt 4.2 beschreven proeven onderworpen. |
4.1.1. |
De in punt 4.2 beschreven proef is niet vereist voor buitenspiegels waarvan, ongeacht de gekozen stand, geen enkel deel zich op minder dan 2 m van de grond bevindt indien het voertuig tot zijn maximum toelaatbare massa is belast. Bovenstaande uitzondering geldt eveneens wanneer de bevestigingsdelen van de spiegels (bevestigingsplaten, armen, scharnieren enz.) zich op minder dan 2 m van de grond bevinden en niet buiten de totale breedte van het voertuig uitsteken. Deze breedte wordt gemeten in het verticale dwarsvlak door de laagst geplaatste bevestigingsdelen van de spiegel of door een ander punt dat vóór dit vlak is gelegen, wanneer dit een grotere totale breedte geeft. In deze gevallen moet de fabrikant een beschrijving verstrekken waarin wordt vermeld dat de spiegel zodanig moet worden gemonteerd dat de plaatsing van de bevestigingsdelen op het voertuig voldoet aan hetgeen hierboven is voorgeschreven. Indien van deze uitzonderingsclausule gebruik wordt gemaakt, moet het volgende symbool onuitwisbaar op de spiegelarm worden aangebracht:
en moet dit tevens op het typegoedkeuringsformulier worden vermeld. |
4.2. |
Slagproef De in punt 4.2 beschreven proef hoeft niet te worden uitgevoerd voor inrichtingen die in de carrosserie van het voertuig zijn opgenomen en aan de voorzijde een afketsend gedeelte hebben dat een hoek van niet meer dan 45° met het verticale vlak door de lengteas van het voertuig maakt en voor inrichtingen die volgens de definitie van Richtlijn 74/483/EEG niet meer dan 100 mm buiten de carrosserie van het voertuig uitsteken. |
4.2.1. |
Beschrijving van de beproevingsinrichting |
4.2.1.1. |
De beproevingsinrichting bestaat uit een slinger die om twee loodrecht op elkaar staande horizontale assen kan slingeren, waarvan één loodrecht staat op het vlak waarin de aanvangsbaan van de slinger ligt. Het uiteinde omvat een hamerkop bestaande uit een harde bol met een diameter van 165 ± 1 mm, bekleed met een 5 mm dikke laag rubber met een Shore A-hardheid 50. Er is een inrichting aangebracht met behulp waarvan de maximumhoek kan worden gemeten die door de arm in het vlak van de aanvangsbaan van de slingerbeweging wordt beschreven. De spiegelmonsters worden met een stevig met het frame van de slingerinrichting verbonden steun vastgezet, overeenkomstig de in punt 4.2.2.6 beschreven beproevingsomstandigheden. In onderstaande figuur 2 zijn de maten van de beproevingsinrichting en bijzonderheden van de constructie aangegeven:
|
4.2.1.2. |
Het middelpunt van percussie van de slinger ligt in het midden van de bol die als hamer dient. Het bevindt zich op een afstand „l”, die gelijk is aan 1 m ± 5 mm, van de slingeras in het vlak van de aanvangsbaan. De gereduceerde massa van de slinger is mo = 6,8 ± 0,05 kg. De verhouding tussen „mo”, de totale massa „m” van de slinger en de afstand „d” tussen het zwaartepunt van de slinger en de rotatieas daarvan, moet aan de volgende formule voldoen:
|
4.2.2. |
Beschrijving van de proef |
4.2.2.1. |
De spiegel wordt op de door de fabrikant van de spiegel dan wel, indien van toepassing, door de fabrikant van het voertuig aanbevolen wijze op de steun bevestigd. |
4.2.2.2. |
Plaatsing van de spiegel voor de proef |
4.2.2.2.1. |
De spiegels worden zodanig op de beproevingsinrichting geplaatst dat de horizontale en verticale assen zich praktisch in dezelfde positie bevinden als bij een overeenkomstig de door de aanvrager verstrekte voorschriften op een voertuig gemonteerde spiegel. |
4.2.2.2.2. |
Indien een spiegel ten opzichte van de bevestigingssteun verstelbaar is, moet de proef, binnen de grenzen van de door de aanvrager mogelijk gemaakte instellingen, worden uitgevoerd in de voor het wegklappen meest ongunstige stand. |
4.2.2.2.3. |
Indien de afstand van de spiegel tot de steun verstelbaar is, moet de spiegel zodanig worden ingesteld dat de afstand tussen de behuizing en de steun zo klein mogelijk is. |
4.2.2.2.4. |
Indien het spiegeloppervlak in de behuizing kan bewegen, moet de instelling zodanig zijn dat de verst van het voertuig verwijderde bovenhoek zich ten opzichte van de behuizing in de meest uitstekende positie bevindt. |
4.2.2.3. |
Met uitzondering van proef 2 voor binnenspiegels (zie punt 4.2.2.6.1) moeten, indien de slinger zich in de verticale stand bevindt, het horizontale vlak en het verticale vlak in de lengterichting door het middelpunt van de hamerkop, tevens lopen door het midden van het spiegeloppervlak, zoals omschreven in punt 1.1.1.10 van bijlage I. De lengterichting van de slingerbeweging moet evenwijdig zijn aan het vlak door de lengteas van het voertuig. |
V4.2.2.4. |
Indien bij een instelling zoals bedoeld in de punten 4.2.2.1 en 4.2.2.2 bepaalde delen van de spiegel de opwaartse beweging van de hamer belemmeren, wordt het trefpunt verschoven in een richting die loodrecht staat op de beschouwde draaiings- of scharnieras. Deze verplaatsing moet tot het strikt voor de proef noodzakelijke worden beperkt, en wel zodanig dat:
|
4.2.2.5. |
Bij de beproeving laat men de hamer vallen van een hoogte die overeenkomt met een hoek van 60° van de slinger met de verticaal, en wel zodanig dat de hamer de spiegel treft op het ogenblik waarop de slinger zijn verticale stand bereikt. |
4.2.2.6. |
De spiegels worden onder de verschillende hieronder aangegeven omstandigheden beproefd: |
4.2.2.6.1. |
Binnenspiegels
|
4.2.2.6.2. |
Buitenspiegels
Bij achteruitkijkspiegels van klasse II of III die op een gemeenschappelijke steun zijn gemonteerd met achteruitkijkspiegels van klasse IV, worden de hierboven omschreven proeven op de onderste spiegel uitgevoerd. De met de proeven belaste technische dienst mag echter een of meer van deze proeven tevens op de bovenste spiegel uitvoeren indien deze zich op minder dan 2 m van de grond bevindt. |
5. RESULTATEN VAN DE PROEVEN
5.1. |
Bij de in punt 4.2 beschreven proeven moet de slinger na de slag zodanig opwaarts bewegen dat de projectie van de door de arm op de aanvangsbaan van de slinger ingenomen stand een hoek van ten minste 20° met de verticaal maakt. De hoek moet worden gemeten met een nauwkeurigheid van ± 1°. |
5.1.1. |
Dit voorschrift is niet van toepassing op spiegels die op de voorruit worden gekleefd; hierop moet, na de proef, het in punt 5.2 vastgestelde voorschrift worden toegepast. |
5.1.2. |
Bij alle [achteruitkijk]spiegels van klasse II en IV, en bij achteruitkijkspiegels van klasse III die op een gemeenschappelijke arm met spiegels van klasse IV zijn gemonteerd, wordt de hoek ten opzichte van de verticaal verminderd van 20° tot 10°. |
5.2. |
In geval van breuk van de steun van de spiegel tijdens de in punt 4.2 beschreven proeven met spiegels die op de voorruit zijn gekleefd, mag het overblijvende gedeelte niet meer dan 10 mm buiten de voet uitsteken en moet de na de proef overblijvende vorm aan de voorwaarden van punt 1.3 voldoen. |
5.3. |
Tijdens de in punt 4.2 genoemde proeven mag het spiegeloppervlak niet breken. Breuk van het spiegeloppervlak is echter toegestaan indien aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan: |
5.3.1. |
de stukken glas blijven aan de achterkant van de behuizing of aan een daarmee vast verbonden oppervlak vastzitten; een gedeeltelijk loskomen van glas van de achterkant is echter toelaatbaar op voorwaarde dat hierbij 2,5 mm aan weerszijden van het breukvlak niet wordt overschreden. Op het trefpunt mogen kleine splinters van het spiegeloppervlak loskomen; |
5.3.2. |
het spiegeloppervlak is van veiligheidsglas. |
B. ANDERE INRICHTINGEN VOOR INDIRECT ZICHT DAN SPIEGELS
1. ALGEMENE VOORSCHRIFTEN
1.1. |
Indien de inrichting voor indirect zicht door de gebruiker moet worden versteld, moet dit zonder gereedschap mogelijk zijn. |
1.2. |
Indien een inrichting voor indirect zicht uitsluitend het totale voorgeschreven gezichtsveld kan weergeven door het gezichtsveld te scannen, mag het totale proces van scannen, weergeven en in de oorspronkelijke positie terugbrengen niet langer dan 2 seconden duren. |
2. CAMERA-BEELDSCHERMINRICHTING VOOR INDIRECT ZICHT
2.1. |
Algemene voorschriften |
2.1.1. |
Bij een op een vlak oppervlak gemonteerd camera-beeldscherminrichting voor indirect zicht moeten, ongeacht de stand van de inrichting, alle delen ervan die onder statische omstandigheden kunnen worden geraakt door een bolvormig lichaam met een diameter van 165 mm bij beeldschermen, of met een diameter van 100 mm bij camera's, een afrondingsstraal „c” van ten minste 2,5 mm hebben. |
2.1.2. |
Randen van bevestigingsgaten of uitsparingen met een diameter of grootste diagonaal van minder dan 12 mm behoeven niet aan de eisen van punt 2.1.1 te voldoen op voorwaarde dat zij afgerond zijn. |
2.1.3. |
Ingeval op een stijve steun delen van de camera en het beeldscherm zijn gemonteerd die vervaardigd zijn van een materiaal met een Shore A-hardheid van minder dan 60, gelden de voorschriften van punt 2.1.1 alleen voor deze steun. |
2.2. |
Functionele voorschriften |
2.2.1. |
De camera moet bij weinig zonlicht goed kunnen functioneren. De camera heeft een luminantiecontrast van ten minste 1:3 bij weinig zon buiten het deel van het beeld waar de lichtbron wordt weergegeven (omstandigheden als vastgelegd in EN 12368; 8.4). De lichtbron moet de camera verlichten met een verlichtingsterkte van 40.000 Lx. De hoek tussen de loodlijn van het sensorvlak en de lijn die het middelpunt van de sensor met de lichtbron verbindt, bedraagt 10o. |
2.2.2. |
Het beeldscherm moet onder verschillende lichtomstandigheden een minimumcontrast bieden als bepaald bij ontwerp-norm ISO/DIS 15008 [2]. |
2.2.3. |
De gemiddelde luminantie van het beeldscherm moet handmatig of automatisch aan de omgevingsomstandigheden kunnen worden aangepast. |
2.2.4. |
De luminantiecontrastmetingen moeten worden uitgevoerd volgens norm ISO/DIS 15008 uitgevoerd. |
3. ANDERE INRICHTINGEN VOOR INDIRECT ZICHT
Aangetoond moet worden dat de inrichting aan onderstaande voorschriften voldoet.
3.1. |
De inrichting moet het zichtbare spectrum waarnemen en dit beeld altijd in het zichtbare spectrum weergeven zonder dat interpretatie nodig is. |
3.2. |
De werkzaamheid moet gewaarborgd zijn in de gebruiksomstandigheden waarin het systeem in het verkeer wordt gebracht. Afhankelijk van de technologie die wordt gebruikt om beelden te verkrijgen en weer te geven, is punt 2.2 geheel of gedeeltelijk van toepassing. In andere gevallen kan dit worden bereikt door analoog aan punt 2.2 vast te stellen en aan te tonen dat een systeemgevoeligheid wordt gewaarborgd die vergelijkbaar is met of beter is dan hetgeen vereist is en door aan te tonen dat een werkzaamheid wordt gewaarborgd die vergelijkbaar is met of beter is dan hetgeen voor spiegel- of camera-beeldschermsystemen voor indirect zicht vereist is. |
Aanhangsel 1
Methode voor het bepalen van de kromtestraal „r” van het spiegeloppervlak
1. METING
1.1. |
Toestel Er wordt gebruikgemaakt van een „sferometer”, zoals beschreven in figuur 3, met de aangegeven afstanden tussen de voeler van de meetklok en de vaste poten. |
1.2. |
Meetpunten |
1.2.1. |
De meting van de hoofdkromtestralen moet worden uitgevoerd op drie punten die zo dicht mogelijk gelegen zijn op een derde, een half en twee derde van de boog van het spiegeloppervlak gaande door het midden van dit oppervlak en evenwijdig aan lijnstuk b, of van de boog gaande door het midden van het spiegeloppervlak loodrecht daarop, indien deze laatste de langste is. |
1.2.2. |
Indien het echter door de afmetingen van het spiegeloppervlak onmogelijk is metingen te verrichten in de richtingen zoals omschreven in punt 1.1.1.5 van bijlage I, mogen de met de proeven belaste technische diensten metingen op dit punt verrichten in twee loodrecht op elkaar staande richtingen die de hierboven voorgeschreven richtingen zo dicht mogelijk benaderen. |
2. BEREKENING VAN DE KROMTESTRAAL „r”
„r”, uitgedrukt in mm, wordt berekend aan de hand van onderstaande formule:
waarin:
rp1 |
= |
de kromtestraal op het eerste meetpunt, |
rp2 |
= |
de kromtestraal op het tweede meetpunt, |
rp3 |
= |
de kromtestraal op het derde meetpunt. |
Aanhangsel 2
Beproevingsmethode om de reflectiecoëfficiënt te bepalen
1. DEFINITIES
1.1. |
Standaardlichtsoort A van de CIE (1): colorimetrische lichtsoort, zwarte straler met T68 = 2 855,6 K. |
1.2. |
Standaardlichtbron A van de CIE (1): met gas gevulde wolfraamlamp met een kleurtemperatuur van T68 = 2 855,6 K. |
1.3. |
Colorimetrische standaardwaarnemer van de CIE 1931 (1): stralingsontvanger waarvan de colorimetrische kenmerken overeenstemmen met de spectrale trichromatische componenten- , , (zie tabel). |
1.4. |
Spectrale trichromatische componenten van de CIE (1): trichromatische componenten in het CIEstelsel (XYZ) van de monochromatische elementen van een equi-energiespectrum. |
1.5. |
Fotopisch zien (1): gezichtsvermogen van een normaal oog dat zich heeft aangepast aan luminantieniveaus van ten minste enkele cd/m2. |
2. APPARATUUR
2.1. |
Algemeen De apparatuur moet een lichtbron, een steun voor het proefstuk, een ontvanger met fotoelektrische cel en een meetinstrument omvatten (zie figuur 4), alsmede de middelen die nodig zijn om het effect van niet van de lichtbron afkomstig licht uit te schakelen. De ontvanger kan een bol van Ulbricht omvatten om de meting van de reflectiecoëfficiënt van niet-vlakke (convexe) spiegels te vergemakkelijken (zie figuur 5). |
2.2. |
Spectrumkenmerken van lichtbron en ontvanger De lichtbron moet bestaan uit een standaardlichtbron A van de CIE verbonden met een optisch systeem waarmee een bundel nagenoeg evenwijdige lichtstralen kan worden verkregen. Aanbevolen wordt een spanningsstabilisator aan te brengen om zo lang het apparaat in werking is een vaste spanning aan de lamp te handhaven. De ontvanger moet zijn uitgerust met een foto-elektrische cel waarvan de spectrale gevoeligheid evenredig is aan de functie voor de fotopische helderheid van de colorimetrische standaardwaarnemer van de CIE (1931) (zie tabel). Men kan ook een willekeurige andere combinatie van lichtbron-filter-ontvanger gebruiken die globaal een equivalent oplevert van de standaardlichtsoort A van de CIE en fotopisch zien. Indien de ontvanger een bol van Ulbricht omvat, moet het binnenvlak van de bol zijn voorzien van een laag niet-selectieve en (diffunderende) matte witte verf. |
2.3. |
Opstelling en maten De bundel invallende stralen moet bij voorkeur een hoek (θ) van 0,44 ± 0,09 rad (25° ± 5°) vormen met de loodlijn op het beproevingsoppervlak; deze hoek mag de tolerantiegrens naar boven, d.w.z. 0,53 rad of 30°, niet overschrijden. De as van de ontvanger moet met deze loodlijn een hoek (θ) vormen die gelijk is aan die van de bundel invallende stralen met de loodlijn (zie figuur 4). De invallende bundel moet bij het bereiken van het beproevingsoppervlak een diameter van ten minste 13 mm hebben. De weerkaatste bundel mag niet breder zijn dan het gevoelige oppervlak van de foto-elektrische cel, mag niet minder dan 50 % van dit oppervlak bestrijken en moet, indien mogelijk, hetzelfde gedeelte van het oppervlak bestrijken als de voor het kalibreren van het instrument gebruikte bundel. Indien de ontvanger een bol van Ulbricht omvat, moet de diameter van deze bol ten minste 127 mm bedragen. De openingen die in de wand van de bol zijn aangebracht voor het proefstuk en de invallende bundel moeten groot genoeg zijn om de invallende en weerkaatste lichtbundel volledig door te laten. De foto-elektrische cel moet zodanig zijn aangebracht dat deze niet rechtstreeks is blootgesteld aan het licht van de invallende of van de weerkaatste bundel. |
2.4. |
Elektrische kenmerken van de combinatie cel-meetinstrument Het op het meetinstrument afgelezen vermogen van de foto-elektrische cel moet een lineaire functie zijn van de lichtsterkte van het lichtgevoelige oppervlak. Er moeten (elektrische en/of optische) middelen voor de nulstelling en de kalibrering zijn. Deze middelen mogen niet van invloed zijn op de lineariteit of de spectrumkenmerken van het instrument. De nauwkeurigheid van de combinatie ontvanger-meetinstrument moet, naargelang van wat de kleinste waarde vertegenwoordigt, ± 2 % van de volledige schaal of ± 10 % van de gemeten waarde bedragen. |
2.5. |
Steun van het proefstuk Het moet mogelijk zijn het proefstuk zodanig te plaatsen dat de as van de arm van de lichtbron en die van de arm van de ontvanger elkaar ter hoogte van het spiegeloppervlak kruisen. Dit spiegeloppervlak kan zich binnen de proefspiegel bevinden of aan weerszijden hiervan, naargelang het een spiegel met één of twee vlakken of een prismatische spiegel van het „flip”-type betreft. |
3. METHODE
3.1. |
Methode voor directe kalibrering Bij de methode voor directe kalibrering wordt de lucht als referentienorm gebruikt. Deze methode is van toepassing op instrumenten die zodanig zijn vervaardigd dat een kalibrering tot 100 % van de schaal mogelijk is, waarbij de ontvanger rechtstreeks in de as van de lichtbron wordt geplaatst (zie figuur 4). In bepaalde gevallen (bv. om oppervlakken met geringe reflectiecoëfficiënt te meten) kan het wenselijk zijn bij deze methode uit te gaan van een tussenliggend kalibreringspunt (tussen 0 en 100 % van de schaal). Dan moet in de optische baan een filter met neutrale dichtheid en bekende doorlatingsfactor worden geplaatst en moet het kalibreringssysteem zodanig worden ingesteld dat het meetinstrument het doorlatingspercentage aanwijst dat overeenkomt met de filter met neutrale dichtheid. Deze filter moet worden verwijderd alvorens tot de metingen van de reflectiecoëfficiënt over te gaan. |
3.2. |
Methode voor indirecte kalibrering Deze kalibreringsmethode is van toepassing op instrumenten waarvan lichtbron en ontvanger een vaste geometrische vorm hebben. Hiervoor is een deugdelijk gekalibreerde en onderhouden reflectienorm vereist. Deze norm is bij voorkeur een vlakke achteruitkijkspiegel waarvan de reflectiecoëfficiënt zo dicht mogelijk die van de proefstukken benadert. |
3.3. |
Meting bij een vlakke spiegel De reflectiecoëfficiënt van proefstukken van een vlakke spiegel kan worden gemeten met behulp van instrumenten die gebruikmaken van de directe of indirecte kalibreringsmethode. De waarde van de reflectiecoëfficiënt wordt rechtstreeks op de wijzerplaat van het meetinstrument afgelezen. |
3.4. |
Meting bij een niet-vlakke (convexe) spiegel Voor meting van de reflectiecoëfficiënt van niet-vlakke (convexe) spiegels moeten instrumenten worden gebruikt waarvan de ontvanger is uitgerust met een bol van Ulbricht (zie figuur 5). Indien het afleesinstrument van de bol met een standaardspiegel met reflectiefactor E % ne eenheden oplevert, zullen bij een onbekende spiegel nx eenheden overeenstemmen met een reflectiecoëfficiënt van X %, die wordt verkregen met behulp van onderstaande formule:
|
Spectrale trichromatische componenten van de colorimetrische standaardwaarnemer van de CIE 1931 (2)
Deze tabel is overgenomen uit CIE-publicatie 50 (45) (1970)
λ nm |
|
|
|
380 |
0,001 4 |
0,000 0 |
0,006 5 |
390 |
0,004 2 |
0,000 1 |
0,020 1 |
400 |
0,014 3 |
0,000 4 |
0,067 9 |
410 |
0,043 5 |
0,001 2 |
0,207 4 |
420 |
0,134 4 |
0,004 0 |
0,645 6 |
430 |
0,283 9 |
0,011 6 |
1,385 6 |
440 |
0,348 3 |
0,023 0 |
1,747 1 |
450 |
0,336 2 |
0,038 0 |
1,772 1 |
460 |
0,290 8 |
0,060 0 |
1,669 2 |
470 |
0,195 4 |
0,091 0 |
1,287 6 |
480 |
0,095 6 |
0,139 0 |
0,813 0 |
490 |
0,032 0 |
0,208 0 |
0,465 2 |
500 |
0,004 9 |
0,323 0 |
0,272 0 |
510 |
0,009 3 |
0,503 0 |
0,158 2 |
520 |
0,063 3 |
0,710 0 |
0,078 2 |
530 |
0,165 5 |
0,862 0 |
0,042 2 |
540 |
0,290 4 |
0,954 0 |
0,020 3 |
550 |
0,433 4 |
0,995 0 |
0,008 7 |
560 |
0,594 5 |
0,995 0 |
0,003 9 |
570 |
0,762 1 |
0,952 0 |
0,002 1 |
580 |
0,916 3 |
0,870 0 |
0,001 7 |
590 |
1,026 3 |
0,757 0 |
0,001 1 |
600 |
1,062 2 |
0,631 0 |
0,000 8 |
610 |
1,002 6 |
0,503 0 |
0,000 3 |
620 |
0,854 4 |
0,381 0 |
0,000 2 |
630 |
0,642 4 |
0,265 0 |
0,000 0 |
640 |
0,447 9 |
0,175 0 |
0,000 0 |
650 |
0,283 5 |
0,107 0 |
0,000 0 |
660 |
0,164 9 |
0,061 0 |
0,000 0 |
670 |
0,087 4 |
0,032 0 |
0,000 0 |
680 |
0,046 8 |
0,017 0 |
0,000 0 |
690 |
0,022 7 |
0,008 2 |
0,000 0 |
700 |
0,011 4 |
0,004 1 |
0,000 0 |
710 |
0,005 8 |
0,002 1 |
0,000 0 |
720 |
0,002 9 |
0,001 0 |
0,000 0 |
730 |
0,001 4 |
0,000 5 |
0,000 0 |
740 |
0,000 7 |
0,000 2 (3) |
0,000 0 |
750 |
0,000 3 |
0,000 1 |
0,000 0 |
760 |
0,000 2 |
0,000 1 |
0,000 0 |
770 |
0,000 1 |
0,000 0 |
0,000 0 |
780 |
0,000 0 |
0,000 0 |
0,000 0 |
(1) Definities overgenomen uit CIE-publicatie 50 (45), International Electronical Vocabulary, Group 45: Lighting.
(2) Verkorte tabel. De waarden van zijn afgerond tot vier cijfers na de komma.
(3) Gewijzigd in 1966 (van 3 tot 2)
BIJLAGE III
VOORSCHRIFTEN VOOR DE MONTAGE VAN SPIEGELS EN ANDERE INRICHTINGEN VOOR INDIRECT ZICHT OP VOERTUIGEN
ALGEMEEN
1.1. |
Spiegels en andere inrichtingen voor indirect zicht moeten zodanig zijn gemonteerd dat voorkomen wordt dat zij zozeer kunnen bewegen dat het gemeten gezichtsveld significant verandert of zozeer kunnen trillen dat de bestuurder het waargenomen beeld verkeerd zou kunnen interpreteren. |
1.2. |
Aan de voorwaarden van punt 1.1 moet ook worden voldaan indien het voertuig rijdt met snelheden tot 80 % van de door de constructie bepaalde maximumsnelheid zonder hierbij echter 150 km/h te overschrijden. |
1.3. |
De hieronder omschreven gezichtsvelden moeten worden vastgesteld bij ambinoculaire waarneming, waarbij de ogen worden geacht samen te vallen met de „oogpunten van de bestuurder”, zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 1.1.1.12. Bij de vaststelling van de gezichtsvelden moet het voertuig in rijklare toestand zijn, zoals gedefinieerd in Richtlijn 97/27/EG, bijlage I, punt 2.5. De gezichtsvelden moeten worden verkregen via ruiten met een totale lichtdoorlatingsfactor van ten minste 70 % gemeten loodrecht op het glasoppervlak. |
SPIEGELS
2. |
Aantal |
2.1. |
Minimumaantal spiegels dat verplicht is |
2.1.1. |
De in punt 5 voorgeschreven gezichtsvelden moeten worden verkregen met behulp van het minimumaantal spiegels dat volgens onderstaande tabel verplicht is. Indien de aanwezigheid van een spiegel niet verplicht is, kan geen enkele andere inrichting voor indirect zicht verplicht worden gesteld.
|
2.1.2. |
Indien het in punt 5.6 voorgeschreven gezichtsveld van een vooruitkijkspiegel kan worden verkregen met een overeenkomstig bijlage II, deel B, goedgekeurde en overeenkomstig deze bijlage geïnstalleerde andere inrichting voor indirect zicht, mag deze inrichting in plaats van een spiegel gebruikt worden. Indien een camera-beeldscherminrichting wordt gebruikt, moet het beeldscherm uitsluitend het in punt 5.6 voorgeschreven gezichtsveld tonen wanneer het voertuig vooruitrijdt met een snelheid van maximaal 30 km/h. Bij een hogere snelheid of achteruitrijden kan het beeldscherm gebruikt worden om het gezichtsveld te tonen van de andere camera's die op het voertuig gemonteerd zijn. |
2.2. |
De bepalingen van deze richtlijn zijn niet van toepassing op hulpspiegels zoals gedefinieerd in punt 1.1.1.3 van bijlage I. Buitenhulpspiegels moeten echter wel op een hoogte van ten minste 2 meter van de grond zijn gemonteerd, gemeten wanneer het voertuig tot de maximale technisch toelaatbare massa is belast. |
3. |
Plaatsing |
3.1. |
De spiegels moeten zodanig geplaatst zijn dat de bestuurder, in normale houding achter het stuur, de situatie aan de achterzijde, de zijkant(en) en de voorzijde van het voertuig duidelijk kan overzien. |
3.2. |
De buitenspiegels moeten zichtbaar zijn door de zijruiten of door het gedeelte van de voorruit dat door de ruitenwisser wordt bestreken. Op grond van technische redenen is laatstgenoemde bepaling (de bepaling over het gedeelte van de voorruit dat door de ruitenwisser wordt bestreken) echter niet van toepassing op:
|
3.3. |
Bij alle voertuigen waarbij het gezichtsveld wordt gemeten in de uitvoering chassis/cabine, moet de minimale en maximale carrosseriebreedte door de fabrikant worden opgegeven, en eventueel door middel van losse schotten worden gesimuleerd. Op het EG-typegoedkeuringsformulier voor een voertuig met betrekking tot de montage van spiegels moeten alle tijdens de proeven in aanmerking genomen voertuigen en spiegelconfiguraties worden vermeld (zie aanhangsel 4 van bijlage I). |
3.4. |
De voor de bestuurderszijde voorgeschreven buitenspiegel moet zodanig zijn gemonteerd dat de hoek tussen het verticale vlak door de lengteas van het voertuig en het verticale vlak door het midden van de spiegel en door het midden van het 65 mm lange lijnstuk dat de oogpunten van de bestuurder verbindt, niet groter is dan 55°. |
3.5. |
De spiegels mogen niet aanzienlijk verder buiten de externe carrosserie van het voertuig uitsteken dan noodzakelijk is om de in punt 5 voorgeschreven gezichtsvelden te verkrijgen. |
3.6. |
Indien de onderrand van een buitenspiegel zich bij een voertuig, waarvan de belasting overeenkomt met de maximale technisch toelaatbare massa, op minder dan 2 m boven de grond bevindt, mag deze spiegel niet verder dan 250 mm uitsteken buiten de uiterste breedte van het voertuig gemeten zonder spiegels. |
3.7. |
Spiegels van klasse V en VI moeten zodanig op de voertuigen zijn gemonteerd dat in elke stand geen enkel punt van deze spiegels of van de steunen waarop zij zijn gemonteerd zich op een hoogte van minder dan 2 m boven de grond bevindt bij een belasting die overeenkomt met de maximale technisch toelaatbare massa. Deze spiegels zijn echter verboden op voertuigen met een zodanige cabinehoogte dat aan dit voorschrift niet kan worden voldaan; in dat geval zijn geen andere inrichtingen voor indirect zicht vereist. |
3.8. |
Onder de in de punten 3.5, 3.6 en 3.7 vermelde omstandigheden mogen de maximaal toegestane breedten van de voertuigen door de spiegels worden overschreden. |
4. |
Verstelbaarheid |
4.1. |
De binnenspiegel moet door de bestuurder in rijpositie kunnen worden versteld. |
4.2. |
De buitenspiegel aan de bestuurderszijde moet van binnenuit met gesloten portier kunnen worden versteld, terwijl het raam geopend mag zijn. De vergrendeling in een bepaalde stand mag echter van buitenaf geschieden. |
4.3. |
De voorschriften van punt 4.2 gelden niet voor buitenspiegels die, na door een duw te zijn omgeklapt, zonder verstelling in de oorspronkelijke stand kunnen worden teruggebracht. |
5. |
Gezichtsvelden |
5.1. |
Binnenspiegels (klasse I) Het gezichtsveld moet zodanig zijn dat de bestuurder ten minste een vlak en horizontaal weggedeelte met een breedte van 20 m kan overzien waarvan het midden in het verticale vlak door de lengteas van het voertuig ligt, en wel vanaf een afstand van 60 m achter de oogpunten van de bestuurder tot de horizon (figuur 6).
|
5.2. |
Buitenspiegels, zogenoemde hoofdspiegels van klasse II |
5.2.1. |
Buitenspiegel aan de bestuurderszijde Het gezichtsveld moet zodanig zijn dat de bestuurder ten minste een vlak en horizontaal weggedeelte met een breedte van 5 m kan overzien dat wordt begrensd door het vlak dat door het buitenste punt van het voertuig aan de bestuurderszijde loopt en evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig, en wel vanaf een afstand van 30 m achter de oogpunten van de bestuurder tot de horizon. Bovendien moet de bestuurder vanaf een afstand van 4 m achter het verticale vlak door zijn oogpunten, het weggedeelte met een breedte van 1 m kunnen overzien dat wordt begrensd door het vlak dat door het buitenste punt van het voertuig loopt en evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig (zie figuur 7). |
5.2.2. |
Buitenspiegel aan de passagierszijde Het gezichtsveld moet zodanig zijn dat de bestuurder ten minste een vlak en horizontaal weggedeelte met een breedte van 5 m kan overzien dat aan de passagierszijde wordt begrensd door het vlak dat door het buitenste punt van het voertuig aan de passagierszijde loopt en evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig, en wel vanaf een afstand van 30 m achter de oogpunten van de bestuurder tot de horizon. Bovendien moet de bestuurder vanaf een afstand van 4 m achter het verticale vlak door zijn oogpunten, het weggedeelte met een breedte van 1 m kunnen overzien dat wordt begrensd door het vlak dat door het buitenste punt van het voertuig loopt en evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig (zie figuur 8). |
5.3. |
Buitenspiegels, zogenoemde hoofdspiegels van klasse III |
5.3.1 |
Buitenspiegel aan de bestuurderszijde Het gezichtsveld moet zodanig zijn dat de bestuurder ten minste een vlak en horizontaal weggedeelte met een breedte van 4 m kan overzien dat wordt begrensd door het vlak dat door het buitenste punt van het voertuig aan de bestuurderszijde loopt en evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig, en wel vanaf een afstand van 20 m achter de oogpunten van de bestuurder tot de horizon (zie figuur 8). Bovendien moet de bestuurder vanaf een afstand van 4 m achter het verticale vlak door zijn oogpunten, het weggedeelte met een breedte van 1 m kunnen overzien dat wordt begrensd door het vlak dat door het buitenste punt van het voertuig loopt en evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig. |
5.3.2. |
Buitenspiegel aan de passagierszijde Het gezichtsveld moet zodanig zijn dat de bestuurder ten minste een vlak en horizontaal weggedeelte met een breedte van 4 m kan overzien dat wordt begrensd door het vlak dat door het buitenste punt van het voertuig aan de passagierszijde loopt en evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig, en wel vanaf een afstand van 20 m achter de oogpunten van de bestuurder tot de horizon (zie figuur 8). Bovendien moet de bestuurder vanaf een afstand van 4 m achter het verticale vlak door zijn oogpunten, het weggedeelte met een breedte van 1 m kunnen overzien dat wordt begrensd door het vlak dat door het buitenste punt van het voertuig loopt en evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig. |
5.4. |
Buitenspiegels, zogenoemde breedtespiegels (klasse IV) |
5.4.1. |
Breedtespiegel aan de bestuurderszijde Het gezichtsveld moet zodanig zijn dat de bestuurder ten minste een vlak en horizontaal weggedeelte met een breedte van 15 m kan overzien dat wordt begrensd door het vlak dat door het buitenste punt van het voertuig aan de bestuurderszijde loopt en evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig, en wel ten minste van 10 tot 25 m achter de oogpunten van de bestuurder. Bovendien moet de bestuurder vanaf een afstand van 1,5 m achter het verticale vlak door zijn oogpunten, het weggedeelte met een breedte van 4,5 m kunnen overzien dat wordt begrensd door het vlak dat door het buitenste punt van het voertuig loopt en evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig (zie figuur 9). |
5.4.2. |
Breedtespiegel aan de passagierszijde Het gezichtsveld moet zodanig zijn dat de bestuurder ten minste een vlak en horizontaal weggedeelte met een breedte van 15 m kan overzien dat wordt begrensd door het vlak dat door het buitenste punt van het voertuig aan de passagierszijde loopt en evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig, en wel ten minste van 10 tot 25 m achter de oogpunten van de bestuurder. Bovendien moet de bestuurder vanaf een afstand van 1,5 m achter het verticale vlak door zijn oogpunten, het weggedeelte met een breedte van 4,5 m kunnen overzien dat wordt begrensd door het vlak dat door het buitenste punt van het voertuig loopt en evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig (zie figuur 9). |
5.5. |
Buitenspiegels, zogenoemde trottoirspiegels (klasse V) Het gezichtsveld moet zodanig zijn dat de bestuurder ter zijde van het voertuig een vlak en horizontaal weggedeelte kan overzien dat wordt begrensd door de volgende verticale vlakken (zie de figuren 10a en 10b): |
5.5.1. |
het vlak dat door het buitenste punt van de cabine van het voertuig aan de passagierszijde loopt en evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig; |
5.5.2. |
het 2 m naar buiten gelegen vlak evenwijdig aan het in punt 5.5.1 genoemde vlak; |
5.5.3. |
aan de achterzijde: het 1,75 m naar achteren gelegen vlak evenwijdig aan het verticale vlak door de oogpunten van de bestuurder; |
5.5.4. |
aan de voorzijde: het 1 m naar voren gelegen vlak evenwijdig aan het verticale vlak door de oogpunten van de bestuurder. Indien het verticale dwarsvlak door het voorste punt van de bumper minder dan 1 m voor het verticale vlak door de oogpunten van de bestuurder ligt, blijft het gezichtsveld tot dit vlak beperkt. |
5.5.5. |
Indien het in figuur 11 beschreven gezichtsveld kan worden waargenomen door de combinatie van het gezichtsveld van een breedtespiegel (klasse IV) en een vooruitkijkspiegel (klasse VI), is de montage van een trottoirspiegel (klasse V) niet verplicht. |
5.6. |
Vooruitkijkspiegels (klasse VI) |
5.6.1. |
Het gezichtsveld moet zodanig zijn dat de bestuurder ten minste een vlak en horizontaal weggedeelte kan overzien dat wordt begrensd door:
De voorzijde van dit gezichtsveld mag aan de passagierszijde worden afgerond met een straal van 2 000 mm (zie figuur 11). De bepalingen voor vooruitkijkspiegels zijn verplicht voor voertuigen van de categorieën N 2 ≥ 7.5 en N3 met bediening voorin (zoals gedefinieerd in Richtlijn 70/156/EEG, bijlage I(a), voetnoot (Z)). Indien voertuigen van deze categorieën waarvan de carrosserieconstructie andere kenmerken heeft, met behulp van een vooruitkijkspiegel niet aan de voorschriften kunnen voldoen, moet een camerabeeldscherminrichting worden gebruikt. Indien geen van deze mogelijkheden het vereiste gezichtsveld biedt, moet een andere inrichting voor indirect zicht worden gebruikt. Die inrichting moet binnen het in figuur 11 beschreven gezichtsveld een object van 50 cm hoogte en met een diameter van 30 cm kunnen waarnemen.
|
5.6.2. |
Als de bestuurder echter, rekening houdend met de belemmeringen van de A-stijlen, een recht lijnstuk kan overzien dat 300 mm voor het voertuig op een hoogte van 1 200 mm boven het wegoppervlak loopt tussen een verticaal vlak in de lengterichting dat door het buitenste punt van het voertuig aan de bestuurderszijde loopt en evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig en een verticaal vlak in de lengterichting dat door het punt 900 mm buiten het buitenste punt van het voertuig aan de passagierszijde loopt en evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig, is een vooruitkijkspiegel van klasse VI niet verplicht. |
5.7. |
Bij spiegels bestaande uit verschillende spiegeloppervlakken met uiteenlopende kromtestralen of die niet in hetzelfde vlak liggen, moet met ten minste een van de spiegeloppervlakken het gezichtsveld worden verkregen en aan de afmetingen worden voldaan (zie punt 2.2.2 van bijlage II) die voor de desbetreffende klasse zijn voorgeschreven. |
5.8. |
Belemmeringen |
5.8.1. |
Binnenspiegels (klasse I) Het gezichtsveld mag worden beperkt door de aanwezigheid van hoofdsteunen en inrichtingen zoals, met name, zonnekleppen, ruitenwissers op de achterruit, verwarmingselementen en een remlicht van de categorie S3 of door onderdelen van de carrosserie, zoals raamstijlen in geval van twee achterdeuren, mits al deze inrichtingen samen niet meer dan 15 % van het voorgeschreven gezichtsveld beslaan indien zij worden geprojecteerd op een verticaal vlak loodrecht op het verticale vlak door de lengteas van het voertuig. De mate van belemmering wordt gemeten met de hoofdsteunen in de laagste stand en met de zonnekleppen in weggeklapte positie. |
5.8.2. |
Buitenspiegels (klassen II, III, IV, V en VI) Bij de hierboven omschreven gezichtsvelden wordt met belemmeringen door de carrosserie en bepaalde delen hiervan, zoals andere spiegels, portiergrepen, markeringslichten, richtingaanwijzers en achterbumpers, alsmede delen voor reiniging van de spiegeloppervlakken geen rekening gehouden indien deze belemmeringen samen minder dan 10 % van het gezichtsveld afschermen. |
5.9. |
Beproevingsmethode Bij het bepalen van het gezichtsveld worden krachtige lichtbronnen in de oogpunten geplaatst en wordt het op een controlescherm weerkaatste licht gemeten. Ook andere, gelijkwaardige methoden kunnen worden toegepast. |
ANDERE INRICHTINGEN VOOR INDIRECT ZICHT DAN SPIEGELS
6. |
Inrichtingen voor indirect zicht moeten zodanige prestaties leveren dat het kritische object in het beschreven gezichtsveld met inachtneming van de kritische waarneming kan worden waargenomen. |
7. |
Het rechtstreekse zicht van de bestuurder moet door de montage van een inrichting voor indirect zicht zo min mogelijk worden belemmerd. |
8. |
Voor de vaststelling van de waarnemingsafstand in geval van een camera-beeldscherminrichting voor indirect zicht moet de methode van aanhangsel 1 van deze bijlage worden toegepast. |
9. |
Montagevoorschriften voor het beeldscherm De kijkrichting voor het beeldscherm moet ongeveer overeenkomen met die voor de hoofdspiegel. |
10. |
Voertuigen van de categorieën M2 en M3 en volledige of voltooide voertuigen van de categorieën N2 > 7,5 t en N3 met een speciale carrosserie voor vuilophaling mogen aan de achterzijde van de carrosserie zijn uitgerust met een andere inrichting voor indirect zicht dan een spiegel, teneinde onderstaande gezichtsvelden te bestrijken: |
10.1 |
Het gezichtsveld (zie figuur 12) moet zodanig zijn dat de bestuurder ten minste een vlak en horizontaal weggedeelte kan overzien dat wordt begrensd door:
|
10.2. |
Indien voertuigen van deze categorieën niet kunnen voldoen aan de eisen van punt 10.1 of middels een camera-beeldscherminrichting, mogen andere inrichtingen voor indirect zicht worden gebruikt. In dat geval moet de inrichting binnen het in punt 10.1 beschreven gezichtsveld een object van 50 cm hoogte met een diameter van 30 cm kunnen waarnemen. |
Aanhangsel
Bepaling van de waarnemingsafstand
1. CAMERA-BEELDSCHERMINRICHTING VOOR INDIRECT ZICHT
1.1. |
Scheidend vermogen van een camera Het scheidend vermogen van een camera is als volgt gedefinieerd:
waarin: ωc = scheidend vermogen van de camera (boogminuten). βc = gezichtshoek van de camera (°); Nc = aantal beeldlijnen van de camera (#). De fabrikant moet de waarden van βc en Nc opgeven. |
1.2. |
Bepaling van de kritische kijkafstand van het beeldscherm Voor een beeldscherm van een bepaalde omvang en met bepaalde kenmerken kan een afstand tot het beeldscherm worden berekend waarbinnen de waarnemingsafstand uitsluitend van de prestaties van de camera afhangt. Deze kritische kijkafstand rm,c is als volgt gedefinieerd:
waarin: rm,c = kritische kijkafstand (m); Hm = hoogte van het beeld van het beeldscherm (m); Nm = aantal beeldlijnen van het beeldscherm (-) ωoog = scheidend vermogen van de waarnemer (boogminuten). Het getal 60 betreft de omrekening van boogminuten naar booggraden. De fabrikant moet de waarden van Hm en Nm opgeven. ωoog = 1. |
1.3. |
Bepaling van de waarnemingsafstand |
1.3.1. |
Maximale waarnemingsafstand binnen de kritische kijkafstand. Indien het systeem zodanig is gemonteerd dat de afstand oog-beeldscherm kleiner is dan de kritische kijkafstand, is de maximale waarnemingsafstand als volgt gedefinieerd:
waarin: rd = waarnemingsafstand (m); Do = diameter van het object (m); ƒ = vermenigvuldigingsfactor; ωc , βc en Nc overeenkomstig punt 2.1; D0 = 0,8 m; ƒ = 8. |
1.3.2. |
Waarnemingsafstand groter dan de kritische kijkafstand. Indien het systeem zodanig is gemonteerd dat de afstand oog-beeldscherm groter is dan de kritische kijkafstand, is de maximale waarnemingsafstand als volgt gedefinieerd:
waarin: rm = kijkafstand tot het beeldscherm; (m) Dm = diagonaal van het beeldscherm; (inches) Nm = aantal beeldlijnen van het beeldscherm; (-) βc en Nc overeenkomstig punt 2.1; Nm en ωoog overeenkomstig punt 2.2. |
2. SECUNDAIRE FUNCTIONELE VOORSCHRIFTEN
Op basis van de montageomstandigheden moet worden beoordeeld of de volledige inrichting nog aan de functionele voorschriften van bijlage II voldoet, in het bijzonder wat de correctie voor invallend licht en de maximale en minimale luminantie van het beeldscherm betreft. Ook moet worden beoordeeld in hoeverre correctie voor invallend licht plaatsvindt en onder welke hoek het zonlicht op een beeldscherm kan vallen; de uitkomsten moeten worden vergeleken met de resultaten van de metingen die op het systeem zijn uitgevoerd.
Dit kan gebeuren op basis van een CAD-model, een hoekbepaling van het licht bij een op het desbetreffende voertuig gemonteerde inrichting, of door metingen aan het desbetreffende voertuig, zoals beschreven in bijlage II, deel B, punt 3.2.
BIJLAGE IV
CONCORDANTIETABEL ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 6
Richtlijn 71/127/EEG zoals gewijzigd |
Deze richtlijn |
- |
Artikel 1 |
- |
Artikel 2 |
Artikel 1 |
- |
Artikel 2 |
- |
Artikel 3 |
- |
Artikel 4 |
- |
Artikel 5 |
- |
Artikel 6 |
- |
Artikel 7 |
Artikel 3 |
Artikel 8 |
- |
- |
Artikel 4 |
Artikel 9 |
- |
Artikel 10 |
Artikel 5 |
- |
Artikel 6 |
- |
Artikel 7 |
Artikel 11 |
Artikel 8 |
Bijlage I |
Bijlage I |
Aanhangsel 1 van bijlage I |
Aanhangsel 1 van bijlage II |
|
Aanhangsel 1 van bijlage I |
|
Aanhangsel 2 van bijlage I |
|
Aanhangsel 3 van bijlage I |
|
Aanhangsel 4 van bijlage I |
|
Aanhangsel 5 van bijlage I |
Aanhangsel 2 van bijlage I |
Aanhangsel 6 van bijlage I |
Bijlage II |
Bijlage II, deel A |
- |
Bijlage II, deel B |
Aanhangsel 1 van bijlage II |
Aanhangsel 1 van bijlage II |
- |
Aanhangsel 2 van bijlage II |
Aanhangsel 2 van bijlage II |
|
Aanhangsel 3 van bijlage II |
Bijlage I en aanhangsel 5 van bijlage I |
Bijlage III |
Aanhangsel 2 van bijlage I |
- |
Bijlage III |
Aanhangsel van bijlage III |
Aanhangsel 1 van bijlage III |
- |
Aanhangsel 4 van bijlage I |
|
Bijlage IV |