This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2004/251/09
Case C-302/04: Reference for a preliminary ruling by the Szombathelyi Városi Bíróság by order of that court of 10 June 2004 in the case Ynos Kft. against János Varga
Zaak C-302/04: Verzoek van het Szombathelyi Városi Bíróság (Hongarije) van 10 juni 2004 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Ynos Kft. en János Varga
Zaak C-302/04: Verzoek van het Szombathelyi Városi Bíróság (Hongarije) van 10 juni 2004 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Ynos Kft. en János Varga
PB C 251 van 9.10.2004, p. 5–5
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
9.10.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/5 |
Verzoek van het Szombathelyi Városi Bíróság (Hongarije) van 10 juni 2004 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Ynos Kft. en János Varga
(Zaak C-302/04)
(2004/C 251/09)
Het Szombathelyi Városi Bíróság (Hongarije) heeft bij beschikking van 10 juni 2004, ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 19 juli 2004, in het geding tussen Ynos Kft. en János Varga, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vragen:
1) |
Kan artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad (1) van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: „richtlijn”), volgens hetwelk de lidstaten bepalen dat oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen een verkoper en een consument onder de in het nationale recht geldende voorwaarden de consument niet binden, aldus worden uitgelegd, dat het de grondslag vormt voor een nationale bepaling als artikel 209, lid 1, van de Polgári Törvénykönyv (Hongaars burgerlijk wetboek; hierna: „Ptk.”), dat van toepassing is wanneer het oneerlijke karakter wordt vastgesteld van een algemene voorwaarde van een overeenkomst, volgens welke de oneerlijke bedingen de consument ipso iure blijven binden, maar alleen wanneer sprake is van een uitdrukkelijke verklaring van de consument, dat wil zeggen wanneer deze bedingen met succes worden betwist? |
2) |
Kan uit deze bepaling van de richtlijn, volgens welke de overeenkomst voor de partijen bindend blijft indien de overeenkomst zonder de oneerlijke bedingen kan voortbestaan, worden afgeleid dat de geldigheid van de gehele overeenkomst niet kan worden aangetast indien de overeenkomst zonder de oneerlijke bedingen kan voortbestaan, wanneer de door een verkoper vastgestelde oneerlijke bedingen onder de in het nationale recht geldende voorwaarden de consument niet binden, maar de verkoper zonder die bedingen, die deel uitmaken van de overeenkomst, die overeenkomst niet met de consument zou hebben gesloten? |
3) |
Is het vanuit het oogpunt van de toepassing van het gemeenschapsrecht van belang dat het hoofdgeding is ontstaan vóór de toetreding van de Republiek Hongarije tot de Europese Unie, doch na de aanpassing van haar nationaal recht aan de richtlijn? |
(1) PB L 95, blz. 29.