This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2004/251/13
Case C-341/04: Reference for a preliminary ruling by the Supreme Court, Ireland, by order of that court dated 27 July 2004, in the matter of Eurofood IFSC Ltd and in the matter of the Companies Acts 1963 to 2003, Enrico Bondi against Bank of America N.A., Pearse Farrell (the Official Liquidator), Director of Corporate Enforcement and the Certificate/Note holders
Zaak C-341/04: Verzoek van de Supreme Court (Ierland) van 27 juli 2004 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Eurofood IFSC Ltd en inzake de Companies Acts 1963 tot 2003, Enrico Bondi, enerzijds en Bank of America N.A., Pearse. Farrell (curator), de Director of Corporate Enforcement en de certificaathouders, anderzijds
Zaak C-341/04: Verzoek van de Supreme Court (Ierland) van 27 juli 2004 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Eurofood IFSC Ltd en inzake de Companies Acts 1963 tot 2003, Enrico Bondi, enerzijds en Bank of America N.A., Pearse. Farrell (curator), de Director of Corporate Enforcement en de certificaathouders, anderzijds
PB C 251 van 9.10.2004, p. 7–7
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
9.10.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/7 |
Verzoek van de Supreme Court (Ierland) van 27 juli 2004 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Eurofood IFSC Ltd en inzake de Companies Acts 1963 tot 2003, Enrico Bondi, enerzijds en Bank of America N.A., Pearse. Farrell (curator), de Director of Corporate Enforcement en de certificaathouders, anderzijds
(Zaak C-341/04)
(2004/C 251/13)
De Supreme Court (Ierland) heeft bij beschikking van 27 juli 2004, ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 9 augustus 2004, in het geding tussen Eurofood IFSC Ltd en inzake de Companies Acts 1963 tot 2003, Enrico Bondi, enerzijds en Bank of America N.A., Pearse Farrell (curator), de Director of Corporate Enforcement en de certificaathouders, anderzijds, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vragen:
1. |
Wanneer bij een bevoegde rechter in Ierland een verzoek tot vereffening van een insolvente vennootschap wordt ingediend en die rechter een beschikking geeft waarbij hij in afwachting van een beschikking tot vereffening een „provisional liquidator” (voorlopige curator) aanwijst die bevoegd is om het vermogen van de vennootschap in handen te nemen, haar zaken te beheren, een bankrekening te openen en een solicitor in te schakelen, waardoor de directeurs van de vennootschap rechtens hun bevoegdheden verliezen, vormt die beschikking in samenhang met de indiening van het verzoekschrift dan een beslissing die de insolventieprocedure opent, voor de toepassing van artikel 16, uitgelegd tegen de achtergrond van de artikelen 1 en 2 van verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad (1)? |
2. |
Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, vormt de indiening in Ierland van een verzoek bij de High Court tot gedwongen vereffening van een vennootschap door de Court dan de opening van de insolventieprocedure in de zin van de verordening krachtens de Ierse wettelijke bepaling (section 220, lid 2, van de Companies Act, 1963) volgens welke de vereffening van de vennootschap aanvangt op de datum van indiening van het verzoekschrift? |
3. |
Is een rechter van een andere lidstaat dan die waar de vennootschap haar statutaire zetel heeft en dan die waar de vennootschap op een regelmatige basis en op een voor derden herkenbare wijze haar belangen beheert, maar waar de insolventieprocedure het eerst is geopend, op grond van artikel 3 van deze verordening juncto artikel 16 bevoegd om de hoofdinsolventieprocedure te openen? |
4. |
Wanneer
moet dan voor de vaststelling van het „centrum van haar voornaamste belangen” als criterium worden uitgegaan van het voormelde sub b of c? |
5. |
Wanneer het kennelijk in strijd is met de openbare orde van een lidstaat een rechterlijke of administratieve beslissing rechtsgevolgen te laten sorteren voor personen of lichamen wier recht op een eerlijk proces bij die beslissing niet is geëerbiedigd, is deze lidstaat dan krachtens artikel 17 van deze verordening gehouden tot erkenning van een beslissing van een rechter van een andere lidstaat tot opening van de insolventieprocedure voor een vennootschap in een situatie waarin de rechter van de eerste lidstaat ervan overtuigd is dat de betrokken beslissing in strijd met deze beginselen tot stand is gekomen en in het bijzonder waarin de verzoeker in de tweede lidstaat ondanks de verzoeken en in strijd met de desbetreffende beschikking van de rechter van de tweede lidstaat heeft geweigerd de overeenkomstig de wet van de eerste lidstaat regelmatig aangewezen „provisional liquidator” van de vennootschap een kopie van de essentiële documenten tot staving van het verzoek te verstrekken? |
(1) Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures (PB L 160, 30.06.2000, blz. 1).