This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2005/106/62
Case T-57/05: Action brought on 8 February 2005 by Jeremy Henry Moore Newsum, Mark Anthony Loveday and Robin Shedden Broadhurst against the Commission of the European Communities
Zaak T-57/05: Beroep, op 8 februari 2005 ingesteld door J. H. Moore Newsum, M. A. Loveday en R. Shedden Broadhurst tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
Zaak T-57/05: Beroep, op 8 februari 2005 ingesteld door J. H. Moore Newsum, M. A. Loveday en R. Shedden Broadhurst tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
PB C 106 van 30.4.2005, p. 29–30
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 106/29 |
Beroep, op 8 februari 2005 ingesteld door J. H. Moore Newsum, M. A. Loveday en R. Shedden Broadhurst tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
(Zaak T-57/05)
(2005/C 106/62)
Procestaal: Engels
Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 8 februari 2005 beroep ingesteld tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen door J. H. Moore Newsum, M. A. Loveday en R. Shedden Broadhurs, wonende te Londen (Verenigd Koninkrijk), vertegenwoordigd door M. Kingston QC, D. Park, barrister, en J. Withinshaw, solicitor.
Verzoekers concluderen dat het het Gerecht behage:
— |
de volgende onderdelen van de beschikking van de Commissie van 7 december 2004 tot vaststelling, op grond van richtlijn 92/43/EEG van de Raad, van de lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio (1) (kennisgeving geschied onder nr. C(2004) 4032), nietig te verklaren:
|
— |
verweerster te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Verzoekers zijn eigenaars van stukken grond die gedeeltelijk voor landbouw en voor mijnbouw worden aangewend, welke thans bij de bestreden beschikking zijn beschermd als gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio.
Verzoekers voeren aan dat de bestreden beschikking de fundamentele rechten schendt die hun door de algemene beginselen van het gemeenschapsrecht worden gewaarborgd. Deze schending van fundamentele beginselen is onwettig aangezien de betrokken eigenaars bij de vaststelling van de beschikking van de Commissie (en bij de tenuitvoerlegging van richtlijn 92/43/EEG (2)) geen enkele vorm van participatie is verleend. Verzoekers betogen ook dat de Commissie steun heeft gegeven voor en instemming heeft betuigd met een door de betrokken lidstaat opgezette inspraakprocedure die qua aard en duur gebrekkig en onaangepast was.
Voorts is volgens verzoekers geen rekening gehouden met economische en sociale voorwaarden, waaronder verzoekers' eigendomsrechten. De bestreden beschikking is eveneens in strijd met de bepalingen van richtlijn 92/43/EEG zelf omdat de vraag van de schadeloosstelling onbeantwoord en onopgelost blijft.
Volgens verzoekers vermeldt de bestreden beschikking niet voor welke soorten en habitats de opgesomde gebieden van communautair belang worde, vastgesteld en is de beschikking gebaseerd op onjuiste technische informatie. Blijkbaar zijn de betrokken gebieden in de lijst opgenomen wegens de aanwezigheid van de kamsalamander en het bestaan van graslanden op zinkhoudende bodems. Verzoekers betogen dat de kamsalamander geen prioritaire soort en de genoemde graslanden geen prioritaire habitat vormen en dat zij derhalve niet weten op welke prioritaire habitat of prioritaire soort de bestreden beschikking betrekking heeft.
(1) PB L 387, blz. 1.
(2) Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).