Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52005AE1245

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan de Raad over risico- en crisisbeheer in de landbouw (COM(2005) 74 final)

PB C 28 van 3.2.2006, p. 18–24 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

3.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 28/18


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de „Mededeling van de Commissie aan de Raad over risico- en crisisbeheer in de landbouw”

(COM(2005) 74 final)

(2006/C 28/04)

De Commissie heeft op 20 april 2005 besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 262 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap te raadplegen over de „Mededeling van de Commissie aan de Raad over risico- en crisisbeheer in de landbouw”

De afdeling Landbouw, plattelandsontwikkeling en milieu, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 7 oktober 2005 goedgekeurd. Rapporteur was de heer BROS.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 26 en 27 oktober 2005 gehouden 421e zitting (vergadering van 26 oktober 2005) het volgende advies uitgebracht, dat met 122 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 3 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Inleiding

1.1

Aan deze mededeling van de Commissie is een hele reeks andere werkzaamheden op Europees niveau voorafgegaan: het rapport van de Commissie over risicobeheer van januari 2001, de discussie die in het voorjaar 2001 tijdens het Zweedse voorzitterschap in de Raad is gehouden, het Spaanse memorandum en de internationale conferentie die begin 2002 in Madrid is gehouden over „Landbouwverzekeringen en inkomensgaranties”, het Griekse memorandum en het seminar over natuurrampen dat in 2003 in Thessaloniki werd georganiseerd, en de conferentie van het Nederlandse voorzitterschap in december 2004 over de materiële en immateriële kosten van dierziektebestrijding.

1.2

Meer in het bijzonder is de mededeling het logische gevolg van de verbintenis die de Commissie in het kader van de hervorming van het GLB in juni 2003 in Luxemburg is aangegaan in de volgende verklaring:

„De Commissie zal specifieke maatregelen bestuderen om rekening te houden met risico's, crises en nationale calamiteiten op het gebied van landbouw. Voor eind 2004 zal aan de Raad een verslag worden voorgelegd dat vergezeld gaat van passende voorstellen. De Commissie zal met name studeren op de financiering van die maatregelen via de 1 % modulatiegeld die rechtstreeks naar de lidstaten wordt teruggesluisd en op de opname in elke gemeenschappelijke marktordening van een artikel waarbij de Commissie gemachtigd wordt om bij een crisis in de hele Gemeenschap op te treden volgens de lijnen die hiertoe in de gemeenschappelijke marktordening voor rundvlees zijn uitgestippeld.”

1.3

Daarnaast is de mededeling een reactie op de conclusies van de Raad van december 2003, waarin wordt gevraagd het debat voort te zetten, de inventaris op te maken van de beschikbare instrumenten voor risicobeheer, na te gaan welke mogelijkheden er op het gebied van risicobeheer bestaan en welke nieuwe instrumenten kunnen worden ontwikkeld (gemeenschappelijke marktordening, financiële toezeggingen, mededingingsregels), en de richtsnoeren inzake staatssteun voor landbouw te beoordelen en aan te passen.

1.4

In het verleden bood het GLB de landbouwers bescherming via maatregelen voor markt- en prijsondersteuning. De laatste hervorming heeft er echter toe geleid dat de landbouwers meer rechtstreeks worden geconfronteerd met een hele reeks risico's. Vandaar dat de Commissie in het kader van het GLB nieuwe instrumenten zoekt die de landbouwers moeten helpen risico's en crises beter te leren opvangen.

1.5

De Commissie heeft in haar werkdocumenten een lijst opgesteld van de bestaande risico's in de landbouw. Het gaat dan om risico's op menselijk of persoonlijk vlak, kapitaalrisico's (gebouwen en dergelijke), financiële risico's, en risico's die verband houden met aansprakelijkheid (biotechnologie ...), de productie (klimaat ....) of de prijzen. Ook geeft de Commissie een overzicht van de bestaande instrumenten voor risicobeheer: schulden en investeringen (belastingvrij sparen), aanpassing van productietechnieken, diversificatie, afzettechniek (contracten, integratie), termijnmarkt, onderlinge stabilisatiefondsen en verzekering.

1.6

Het gaat hier om een hele waaier onderwerpen die moeten worden uitgediept om zo goed mogelijk tegemoet te komen aan de verwachtingen en om de negatieve gevolgen van crisissituaties in de landbouw zo veel mogelijk te beperken.

2.   Het voorstel van de Commissie

2.1

Op de eerste drie bladzijden van de mededeling schetst de Commissie de achtergrond van de problematiek van risico- en crisisbeheer. In de bij de mededeling gevoegde werkdocumenten worden tal van ideeën aangekaart. In de eigenlijke voorstellen behandelt de Commissie de expliciet in de conclusies van de Raad vervatte wensen, te weten de uitbreiding van het veiligheidsnet en de financiering van maatregelen voor risico en crisisbeheer met modulatiegeld. De Commissie ziet daartoe drie mogelijkheden: de verzekering tegen natuurrampen, steun aan onderlinge fondsen, en het uitwerken van een basisdekking tegen inkomenscrises.

2.2

Het modulatiegeld moet worden gebruikt voor maatregelen die gericht zijn op plattelandsontwikkeling. Een en ander houdt in dat het concurrentievermogen van de bedrijven moet worden verbeterd (doelstelling 1), dat het jaarperiodiciteitsbeginsel en de regels inzake staatssteun moeten worden nageleefd, en dat wordt voldaan aan de WTO-criteria voor de „groene doos”.

2.3

De eerste optie bestaat in de invoering van een verzekering tegen natuurrampen. De Commissie hoopt op die manier de behoefte aan ad-hoc-betalingen door de lidstaten te verminderen. De premie die de landbouwer betaalt kan tot 50 % worden gesubsidieerd. De landbouwer heeft recht op een vergoeding als zijn verlies hoger ligt dan 30 % van de gemiddelde landbouwproductie in de vorige drie jaar, of dan het op de vorige vijf jaar gebaseerde driejaarsgemiddelde (waarbij dus de hoogste en de laagste waarde niet in aanmerking worden genomen). De verzekering mag niet meer dan 100 % van het inkomensverlies vergoeden. Bij uitkering mogen geen eisen worden gesteld inzake wat of hoeveel de boer in de toekomst moet produceren. Herverzekeringsregelingen van particuliere verzekeringsondernemingen zijn een mogelijk alternatief voor het subsidiëren van verzekeringspremies.

2.4

De tweede mogelijkheid zijn de onderlinge stabilisatiefondsen. Bedoeling is de landbouwers ertoe aan te zetten de risico's gezamenlijk te dragen. Zo zou een tijdelijke en degressieve subsidie voor administratieve kosten kunnen worden verleend, te berekenen aan de hand van het aantal deelnemende landbouwers. Het fonds moet worden erkend door de lidstaat, en er dient voor elk geval afzonderlijk te worden nagegaan of een en ander in overeenstemming is met de groenedooscriteria van de WTO.

2.5

De derde optie is een basisdekking tegen inkomenscrises. Deze regeling is geïnspireerd op het Canadese model en de groenedoosbepalingen. Bedoeling is om de beschikbare middelen bij een crisis te verhogen (inkomenssteun). De regeling moet openstaan voor alle landbouwers. Er wordt een compensatie verstrekt als het verlies hoger ligt dan 30 % van het gemiddelde inkomen in de referentieperiode (idem optie 1). Er dient een indicator voor het inkomen te worden vastgesteld, het compensatieniveau moet lager liggen dan 70 % van het inkomensverlies en er mogen geen eisen worden gesteld inzake wat of hoeveel de boer in de toekomst moet produceren.

3.   Algemene opmerkingen

3.1

Het Comité is ingenomen met deze mededeling, die een debat op gang heeft gebracht over een problematiek die voor de toekomst van de landbouw van cruciaal belang is. De mededeling is opgesteld naar aanleiding van een aantal specifieke vragen die in een bindend kader zijn gesteld. Dit document is echter nog maar een blauwdruk, en de Commissie zal dieper op een en ander moeten ingaan om op de in de Inleiding beschreven risico- en crisissituaties te kunnen reageren.

3.2

In de hoofdstukken 1 (Inleiding) en 2 (Achtergrond) schetst de Commissie de nieuwe situatie die na de hervorming van het GLB in 2003 (invoering van één bedrijfstoeslag) is ontstaan. Ook geeft zij een overzicht van de genomen maatregelen en de door de Raad opgelegde taakverdeling om de risico's en crises in de landbouw aan te pakken. Noch in de Commissiemededeling noch in het werkdocument van DG Landbouw wordt expliciet ingegaan op de gewijzigde risicosituatie in de Europese landbouw.

3.3

De hervorming van juni 2003 heeft tot veel sterkere schommelingen van de landbouwprijzen geleid, die nog eens bovenop de prijsfluctuaties van de productiemiddelen komen. Voor de landbouwbedrijven betekent dit dat zij een veel grotere kans lopen te worden getroffen door een economische crisis. Bovendien is een aanzienlijk gedeelte van de wetenschappelijke wereld het erover eens dat ook het klimaat steeds grilliger wordt. Mocht er zich een crisis voordoen, dan zijn de landbouwers steeds de zwakste schakel. Zij moeten dus kunnen terugvallen op efficiënte regelingen om risico- en crisissituaties het hoofd te bieden. Het Comité wil zich hier daarom uitspreken over een groot aantal van de door de Commissie aangesneden kwesties.

3.4

Positief is dat de Commissie drie mogelijkheden openlaat. Deze drie voor de lidstaten facultatieve opties zouden elkaar moeten aanvullen. Zij zijn op zich interessant en mogen niet bij voorbaat van de hand worden gewezen, maar verdienen het stuk voor stuk nader te worden bekeken.

3.5

Voor de financiering van deze opties overweegt de Commissie het gebruik van modulatiegeld. Het zou evenwel verstandig zijn geweest van tevoren na te gaan wat de voorgestelde maatregelen zullen kosten. Het Comité onderstreept dat het Commissievoorstel vanuit budgettair oogpunt neutraal is, maar vraagt zich af of de middelen die zouden worden uitgetrokken in verhouding staan tot de behoeften.

3.6

De middelen van de eerste pijler zijn bedoeld om de markten en inkomens te stabiliseren tot 2013. Aangezien tal van landbouwbedrijven voor hun overleven hiervan afhankelijk zijn, mogen de rechtstreekse betalingen niet nog verder worden afgeroomd.

3.7

Het bedrag dat vrijkomt via modulatie kan per lidstaat sterk verschillen; voor de nieuwe lidstaten is dat zelfs nihil. Het Comité schuift daarom een alternatieve oplossing naar voren: elke lidstaat reserveert een gedeelte van zijn nationale EOGFL-budget voor risico- en crisisbeheer, met een maximum van 0,1 % van het nationale landbouwproduct.

3.8

De Commissie denkt bij het gebruik van modulatiegeld met name aan plattelandsontwikkeling. Het Comité plaatst de zaken in een breder perspectief en meent dat ook kan worden gedacht aan maatregelen op het vlak van de gemeenschappelijke marktordeningen (GMO's), concurrentiebeleid, handel, enz.

3.9

Het beheer van bepaalde risico- en crisissituaties valt niet onder het landbouwbeleid. We denken aan natuurrampen die onvoorspelbaar zijn en dus niet kunnen worden verzekerd, en epidemieën (zoals mond- en klauwzeer), die losstaan van het GLB. In dit soort specifieke situaties zou gebruik moeten worden gemaakt van andere instrumenten, zoals het Veterinair Fonds of het Solidariteitsfonds. Bovendien wordt op Europees niveau al onderhandeld over een regeling voor natuurrampen, waarmee de risico's voor de landbouw zouden worden gedekt (1).

3.10

Het Comité hamert erop dat al deze maatregelen pas vruchten kunnen afwerpen als zij worden gebruikt in aanvulling op de bestaande mechanismen voor marktbeheer van de GMO's, waarbij per sector immers de meest doeltreffende instrumenten zijn gekozen. Voorts is het van cruciaal belang dat de EU in het kader van de Doha-ronde vasthoudt aan de communautaire preferentie.

3.11   Plattelandsontwikkeling

3.11.1   Landbouwverzekeringen

3.11.1.1

Het Comité herinnert aan zijn advies over „Landbouwverzekeringen in de Gemeenschap” (2). Een groot gedeelte van de hierin vervatte wensen is nog steeds actueel. Landbouwverzekeringen zijn bij uitstek geschikt om een aantal welbepaalde risico's te dekken. Het beheer van uitzonderlijke risico's moet echter een taak blijven van de overheid.

3.11.1.2

Volgens de huidige richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector mag de steun niet meer bedragen dan 80 % van de kosten van de verzekeringspremie waarmee verliezen worden gedekt die samenhangen met natuurrampen zoals aardbevingen en andere uitzonderlijke gebeurtenissen. Slechte weersomstandigheden of ziekten van planten en dieren worden enkel beschouwd als natuurrampen indien de schade ten minste 20 % van de normale productie bedraagt in gebieden met een ontwikkelingsachterstand; in de andere regio's moet het verlies ten minste 30 % bedragen.

3.11.1.3

Verzekeringen die niet alleen schade door natuurrampen maar ook door slechte weersomstandigheden of ziekten van planten en dieren dekken, zonder dat het hierboven vermelde minimum wordt bereikt, komen in aanmerking voor staatssteun met een maximum van 50 % van de kosten van de premie.

3.11.1.4

De nieuwe voorstellen van de Commissie gaan dus minder ver dan de steun die nu al mag worden verstrekt in het kader van de staatssteun. Om zoveel mogelijk landbouwers ertoe te brengen gebruik te maken van de geboden mogelijkheden dient een en ander aantrekkelijker te worden gemaakt.

3.11.1.5

Een aantal lidstaten beschikt over mechanismen voor risicopreventie die in bepaalde sectoren hun nut hebben bewezen (bv. multiriskverzekeringen). Het Comité kan zich daarom vinden in het voorstel van de Commissie om een nieuw instrument op het gebied van landbouwverzekeringen te creëren. Het is immers niet de bedoeling dat de invoering van nieuwe EU-bepalingen de bestaande regelingen waarvan gebleken is dat ze op nationaal niveau doeltreffend zijn, op de helling zet.

3.11.1.6

Hoewel landbouwverzekeringen in het kader van plattelandsontwikkeling tot de horizontale maatregelen behoren, moet ook een sectorale toepassing mogelijk worden gemaakt, teneinde tegemoet te komen aan de behoeften van de verschillende EU-regio's.

3.11.1.7

De mogelijkheden van herverzekering zijn al herhaaldelijk bestudeerd in niet gepubliceerde documenten. Ziekenfondsen en particuliere verzekeraars zouden samen een herverzekeringsfonds kunnen oprichten. Een Europese herverzekeringsregeling zou een duidelijke communautaire meerwaarde kunnen opleveren.

3.11.2   Onderlinge stabilisatiefondsen

3.11.2.1

De door de Commissie voorgestelde steun is niet aantrekkelijk genoeg. Er zou ten minste moeten worden voorzien in een subsidie voor het opstarten van onderlinge stabilisatiefondsen, zodat hun werking tijdens de beginperiode verzekerd is. Steun van de producentenorganisaties is hierbij wel vereist.

3.11.2.2

Dat de onderhandelingen van de Raad over de oprichting van een onderling stabilisatiefonds voor de sector varkensvlees in het slop zijn geraakt, toont aan dat het hier om een moeilijke materie gaat. De bijdragen van de landbouwers alleen volstaan niet om de gevolgen van een ernstige crisis op te vangen. Onderlinge stabilisatiefondsen echter kunnen er in veel gevallen voor zorgen dat economisch levensvatbare bedrijven een crisis overleven.

3.11.2.3

Rechtstreeks beheer van het marktoptreden van de onderlinge stabilisatiefondsen — waarbij valt te denken aan verkoopbevordering, verwerking, afzet of verkoop aan derde landen — zou voor de producenten en de andere betrokkenen uit de sector een sterke stimulans zijn om zich te verenigen. De sector zou zo een grotere rol gaan spelen op de markt en meer verantwoordelijkheid krijgen, wat aansluit bij de grondgedachte van de hervorming van 2003. Bovendien weten de betrokkenen uit het bedrijfsleven vaak beter dan de overheid hoe het beschikbare instrumentarium efficiënt kan worden aangewend.

3.11.2.4

Overigens is het niet de bedoeling dat al bestaande onderlinge stabilisatiefondsen hierdoor aan de zijlijn komen te staan; zij moeten integendeel mee kunnen profiteren van de oprichting van nieuwe fondsen.

3.11.3   Basisdekking tegen inkomenscrises

3.11.3.1

Ook deze mogelijkheid dient in overweging te worden genomen en nader te worden bestudeerd. In tal van sectoren in de EU wordt inkomenssteun verleend in de vorm van rechtstreekse steun. De hier voorgestelde regeling mag dan ook in geen geval in de plaats komen van de rechtstreekse betalingen aan de landbouwers. Dat mag de Commissie er echter niet van weerhouden de alternatieven op lange termijn na te gaan.

Kijken we naar de situatie in Canada (3), dat al een dergelijke regeling toepast, dan wordt duidelijk dat deze optie op middellange en lange termijn ook voor de EU interessant zou kunnen zijn. Voor sommige van onze handelspartners zoals de VS en Canada is dit mechanisme van groot belang. In Canada is het een van de voornaamste regelingen voor de ondersteuning van het landbouwinkomen, waarvoor evenwel een aanzienlijk budget moet worden vrijgemaakt, dat in de EU op dit moment niet beschikbaar is.

3.11.4   Informatie over de bestaande maatregelen voor risico- en crisisbeheer

3.11.4.1

Het Comité is het met de Commissie eens dat meer aandacht moet uitgaan naar de ontwikkeling van marktinstrumenten voor risicobeheer (verzekeringen, de termijnmarkt en de contractteelt).

3.11.4.2

Het Comité verwijst hier naar zijn advies over plattelandsontwikkeling (4) en dringt erop aan dat opleidings- en voorlichtingsacties ten laste zouden komen van het Europees Sociaal Fonds. Met plattelandsontwikkeling worden immers weer andere doeleinden nagestreefd.

3.11.5   Harmonisatie

3.11.5.1

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zijn het de lidstaten zelf die zich bezighouden met plattelandsontwikkeling. Zij zijn enkel verplicht de landbouwmilieumaatregelen toe te passen. Het Comité erkent dat het beleid op deze manier beter kan worden afgestemd op de reële behoeften van de EU-regio's. Men mag echter niet vergeten dat de kans op het ontstaan van risico- en crisissituaties in de hele EU is toegenomen. Een zekere mate van harmonisatie is dus noodzakelijk, zodat alle landbouwers in de EU gelijke kansen krijgen en gebruik kunnen maken van de regelingen voor risico- en crisisbeheer.

3.12   Voorstellen met betrekking tot de gemeenschappelijke marktordeningen

Naast de drie opties van de Commissie wil het EESC nog een aantal andere voorstellen doen. Om snel en doeltreffender te kunnen ingrijpen in een crisissituatie en de kosten te beperken, moet de Commissie een aantal instrumenten uitwerken waarmee kan worden vooruitgelopen op de situatie en waarmee de problemen op het juiste niveau worden aangepakt.

Hierbij kan worden gedacht aan verkoopbevordering, particuliere opslag, productiebeperking, enz. Dankzij bepaalde mechanismen die inzicht verschaffen in de marktsituatie, is het tegenwoordig mogelijk om op het ontstaan van een conjuncturele crisis te anticiperen. Aanleiding daartoe is immers vaak een tijdelijke kloof tussen vraag en aanbod op regionaal niveau. Door snel op te treden, eventueel per regio, kan worden voorkomen dat de crisis wortel schiet en zich uitbreidt.

3.12.1   Verkoopbevordering van landbouwproducten

3.12.1.1

Er zijn op EU-niveau verschillende financieringsinstrumenten voor verkoopbevordering voorhanden (plattelandsontwikkeling, interne markt of de markt van derde landen). Zoals al eerder opgemerkt is verkoopbevordering in een vroeg stadium zeer efficiënt om te voorkomen dat een crisis zich uitbreidt. De Commissie zou de verschillende regelingen terzake dan ook moeten vereenvoudigen, zodat het mogelijk wordt snel in te grijpen.

3.12.2   Steun voor opslag

3.12.2.1

Voor bepaalde gemeenschappelijke marktordeningen is al gebleken dat steun voor opslag nuttig kan zijn bij sectorgebonden crisissituaties. Door de verkoop over een langere periode te spreiden kan conjuncturele overproductie worden vermeden. Producentenorganisaties zouden daarom op EU-niveau de mogelijkheid moeten krijgen om dergelijke maatregelen toe te passen in het kader van de onderlinge stabilisatiefondsen. Overigens zou deze mogelijkheid het voor de producenten ook aantrekkelijker maken zich te verenigen.

3.12.3   Uitbreiding van het veiligheidsnet bij een crisissituatie op de markt

3.12.3.1

Overeenkomstig artikel 38 van de Verordening houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (5), is de Commissie gemachtigd op te treden wanneer zich een ernstige communautaire crisis voordoet: „Wanneer een aanmerkelijke prijsstijging of -daling op de markt van de Gemeenschap wordt geconstateerd, kunnen, als deze toestand waarschijnlijk zal voortduren en de markt verstoort of dreigt te verstoren, de nodige maatregelen worden genomen.”.

3.12.3.2

Geen van de andere gemeenschappelijke marktordeningen bevat een dergelijke clausule: de Commissie is dus blijkbaar van mening dat uitbreiding van het veiligheidsnet overbodig is, en wordt daarin door de Raad gevolgd. Het Comité betreurt deze stellingname.

3.12.3.3

Het Comité wijst erop dat met de hervorming van 2003 een nieuwe situatie is ontstaan. Bovendien zijn er gemeenschappelijke marktordeningen die geen veiligheidsnet kennen. Een vertrouwenscrisis van de consument in de sector varkensvlees of gevogelte, waardoor de consumptie in een vrije val terechtkomt, zou voor tal van bedrijven de doodssteek zijn.

3.12.3.4

Uitbreiding van de clausule inzake het veiligheidsnet zou betekenen dat de Commissie beschikt over een rechtsgrondslag om op te treden indien zij dat nodig acht, niet meer en niet minder. Het Comité verzoekt de Commissie en de Raad dan ook hun standpunt te herzien, zodat alle sectoren op gelijke voet komen te staan.

3.12.4   Steun voor de verwerking

3.12.4.1

In het geval van producten die vers of verwerkt kunnen worden verbruikt, kan een crisis op de markt van verse producten worden vermeden door de verwerking te ondersteunen, wat erop neerkomt dat overproductie in de verwerkende sector tijdelijk wordt toegestaan. Deze sector is immers stabieler, en dus minder onderhevig aan productieschommelingen. Dergelijke maatregelen kunnen of aan de lidstaten, of aan de producentenorganisaties worden overgelaten.

3.12.5   Steun voor vrijwillige productiebeperking

3.12.5.1

Beperking van de productie behoort tot de meest efficiënte maatregelen. Als uit de prognoses blijkt dat het aanbod de vraag zal gaan overstijgen, dan kan een crisis worden voorkomen door vrijwillige of verplichte productiebeperking vóór de oogst. Dergelijke maatregelen kunnen of aan de lidstaten, of aan de producentenorganisaties worden overgelaten.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1   Definitie van crisissituaties in de landbouw

4.1.1

De Commissie omschrijft een crisis als „een onvoorziene situatie die de levensvatbaarheid van landbouwbedrijven, op lokaal niveau of in een hele productiesector, in gevaar brengt” (6). Het Comité is evenwel van oordeel dat een duidelijk onderscheid dient te worden gemaakt tussen economische en andere crises, en dat objectieve en doorzichtige criteria moeten worden gebruikt voor de definitie van een economische crisis.

4.1.2

Ook zou de Commissie duidelijk moeten aangeven wat het verschil is tussen een economische crisis op regionaal, nationaal of communautair niveau. Om een waterdichte definitie te kunnen opstellen is een goede kennis van de markten onontbeerlijk: zo moet worden uitgegaan van de gemiddelde prijs van de laatste drie jaar, of van het op de laatste vijf jaar gebaseerde driejaarsgemiddelde waarin de hoogste en de laagste waarde niet in aanmerking worden genomen. In geval van een prijsdaling van X % gedurende Y aantal dagen, is er sprake van een marktcrisis. De factoren X en Y moeten worden ingevuld per sector, per lidstaat, en zelfs per productiegebied. Op die manier zou de overheid de begin- en einddatum van een crisis kunnen bepalen.

4.1.3

Voor de overige crisissituaties beschikken de lidstaten over definities die volstaan om de problemen in hun context te plaatsen en aan te pakken.

4.2   Aanpassing van de mededingingsregels in het geval van een crisis

4.2.1

Bij een crisis daalt de producentenprijs, maar deze daling wordt niet altijd doorberekend naar de consument (7), wat een optimale marktwerking in de weg staat. De Verordening van de Raad uit 1962 inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten (8) zou moeten worden herzien, zodat DG Mededinging meer bevoegdheden krijgt en bij een crisis kan afwijken van de geldende regels om de goede werking van de markt veilig te stellen.

4.2.2

Daartoe kunnen m.n. voor de sector groenten en fruit specifieke instrumenten worden ingevoerd. Dergelijk ingrijpen van de overheid om de werking van de markt in goede banen te leiden, moet door de Commissie mogelijk worden gemaakt in het kader van de uitzonderingsregelingen die bv. voor de verzekeringssector al bestaan. Dit soort afwijkingen van de mededingingsregels is altijd tijdelijk en de overheid is verplicht om tijdens de crisis controle uit te oefenen.

4.2.3

Ondernemingen die de hele productieketen controleren, of distributiebedrijven (via de aankoopcentrales), kunnen zo bv. brancheovereenkomsten op prijsgebied afsluiten.

4.2.4

Ook kan voor niet verwerkte producten worden gedacht aan een beperking van het verschil tussen de aankoopprijs bij de producent en de verkoopprijs aan de consument.

4.3   Beter beheer van handelsstromen

4.3.1

De WTO-kaderovereenkomst van augustus 2004 inzake de vrijmaking van de handel in landbouwproducten houdt in dat alle uitvoerrestituties worden opgeheven, op voorwaarde dat ook de andere, vergelijkbare instrumenten worden afgeschaft. Hoe snel en vanaf wanneer er een eind moet komen aan de restituties is nog niet afgesproken.

4.3.2

Hoe meer de EU haar markt openstelt, hoe meer de producenten echter ook worden blootgesteld aan crisissituaties. Tijdens de onderhandelingen moet daarom worden vastgehouden aan de communautaire preferentie. De sociale, milieu- en prijsnormen van de EU mogen niet door sociale en milieudumping van goedkope importproducten worden omzeild. De criteria betreffende voedselsoevereiniteit moeten in acht worden genomen. Om deze redenen moet er een systeem voor adequate bescherming van de buitengrenzen en markttoegang opgezet worden.

4.3.3

In een crisissituatie zou de EU de invoer moeten beperken en de speelruimte waarover zij na de inwerkingtreding van de toekomstige WTO-overeenkomsten nog beschikt, zo veel mogelijk moeten benutten om de uitvoer te bevorderen.

4.3.4

De Commissie zou kunnen overwegen een gedeelte van de in Genève aangemelde rechten te behouden om zo een nieuw instrument voor het beheer van de handelsstromen te creëren.

4.3.5

Dit recht zou dan niet worden gebruikt voor sectorale restituties; wel zou bv. samen met derde landen een mechanisme kunnen worden uitgewerkt (zoals met Egypte reeds bestaat) om bij een crisis in de EU toch de bevoorrading van de externe markten te vergemakkelijken, zonder daarom ook de crisis te exporteren.

4.3.6

Overleg met de bevoegde autoriteiten van derde landen zou het mogelijk maken om een prijs vast te stellen die de markt van het land in kwestie niet verstoort. De EU-subsidie zou dan bedoeld zijn voor de transportkosten, de administratieve kosten, of, in het geval van voedselhulp, de kosten van de goederen.

4.4   Loskomen van het jaarperiodiciteitsbeginsel

4.4.1

Gezien de manier waarop de EU-begroting op dit moment werkt, met eigen middelen en jaarlijkse uitgaven, is het onmogelijk afstand te doen van het jaarperiodiciteitsbeginsel. Om de EU vlotter te doen functioneren zou dit beginsel, waaraan zware nadelen kleven, op termijn evenwel toch moeten worden herzien.

4.4.2

Niettemin is het ook op kortere termijn al mogelijk deze verplichting te omzeilen. Zo zouden de bedragen die worden geïnvesteerd in de stabilisatiefondsen kunnen worden beschouwd als uitgaven. De middelen in kwestie zouden enkel worden aangesproken in de jaren waarin een crisis zulks noodzakelijk maakt.

4.5   Steun van de producentenorganisaties

4.5.1

In het kader van het beheer van handelsrisico's is het bijzonder nuttig als producenten zich verenigen om zo hun stempel te kunnen drukken op de onderhandelingen. De Commissie moet dit idee verder uitwerken en producenten ertoe aanzetten zich te gaan organiseren.

4.5.2

Met het oog op risicobeheer zou het Comité graag zien dat de producentenorganisaties en de betrokkenen uit de sector zich aaneensluiten op het niveau waarop zij zich het best van hun taken kunnen kwijten.

5.   Conclusies

5.1

De voorstellen van de Commissie brengen een oplossing voor de problemen op het gebied van risico- en crisisbeheer iets dichterbij, maar vormen nog maar een eerste stap.

5.2

De voorstellen zijn slechts een aanvulling op het beheer van de landbouwmarkten zoals dat op Europees niveau is vastgelegd in de GMO's en de handelsvoorschriften. In geen geval mag worden getornd aan deze bepalingen, die hun nut hebben bewezen.

5.3

De bestaande instrumenten, die kunnen worden ingezet bij bepaalde risico- en crisissituaties, moeten op elkaar worden afgestemd. Het Veterinair Fonds en het Solidariteitsfonds moeten in stand gehouden en versterkt worden, zodat ook zij oplossingen kunnen bieden voor risico- en crisissituaties in de landbouw, in aanvulling op de hier uiteengezette voorstellen van de Commissie.

5.4

De hervorming van het GLB van 2003 en het feit dat het klimaat alsmaar grilliger wordt hebben ingrijpende gevolgen voor het beheer van landbouwbedrijven, die steeds meer zijn blootgesteld aan risico- en crisissituaties. Het is daarom van cruciaal belang dat tijdens de onderhandelingen in het kader van de Doha-ronde over de vrijmaking van de handel wordt vastgehouden aan de communautaire preferentie.

5.5

De drie door de Commissie uiteengezette opties moeten worden uitgewerkt en op korte tot middellange termijn in de praktijk worden gebracht. Toch volstaan deze voorstellen niet om de problemen die we de komende jaren naar alle waarschijnlijkheid mogen verwachten, het hoofd te bieden. Tijdens de volgende hervorming van de GMO's dienen de werkzaamheden in dit verband dan ook te worden voortgezet op sectoraal niveau. Tezelfdertijd dient te worden gewerkt aan een horizontale benadering.

5.6

Het voorstel om 1 % van het modulatiegeld vrij te maken voor de financiering is positief. Toch zou bv. ook 0,1 % van het nationale landbouwproduct kunnen worden vrijgemaakt om ervoor te zorgen dat alle landbouwers in de EU gelijk worden behandeld. In de toekomst zullen ook andere financieringsbronnen moeten worden aangesproken.

5.7

Het Comité dringt er sterk op aan dat de nodige ex ante en ex post beoordelingen worden opgesteld, zodat een beeld kan worden verkregen van het nieuwe risiconiveau in de landbouw en van de budgettaire middelen die nodig zijn om de gevolgen op te vangen van de hervorming van het GLB, de toenemende grilligheid van het klimaat en de WTO-onderhandelingen. Daarnaast zijn dergelijke evaluaties ook nodig om na te gaan of de voorgestelde oplossingen aansluiten bij de realiteit.

5.8

De mogelijkheid dat producenten en bedrijfstakken zich gaan organiseren, opent nieuwe perspectieven voor de Europese landbouwsector. De Commissie moet verdere maatregelen nemen om een en ander te stimuleren.

5.9

De Commissie is zo verstandig geweest om drie opties voor te stellen. Het is nu zaak geen van deze opties uit te sluiten, maar de verschillende mogelijkheden open te houden en verder uit te werken.

5.10

De problematiek van risico- en crisisbeheer is in de ogen van het Comité van kapitaal belang. De Commissie zou de verschillende regelingen zo snel mogelijk moeten samenbrengen in een wetgevingsvoorstel, waarover het Comité te zijner tijd hoopt te worden geraadpleegd.

Brussel, 26 oktober 2005

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Anne Marie SIGMUND


(1)  Zie het momenteel in voorbereiding zijnde EESC-advies over de „Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: verbetering van het communautair mechanisme voor civiele bescherming”, rapporteur: mevrouw Sánchez Miguel

(2)  PB C 313 van 30-11-92, blz. 25

(3)  Verdere informatie hierover is terug te vinden op het internet: http://www.agr.gc.ca/pcsra/main.html

(4)  PB C 221 van 8-9-2005, blz. 40

(5)  Verordening nr. 1254/1999; PB L 160 van 26-6-1999, blz. 21

(6)  COM(2005) 74 final

(7)  PB C 255 van 14-10-2005, blz. 44

(8)  Verordening nr. 62/1962, PB nr. 30 van 20-4-1962, blz. 993


Top
  翻译: