This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52005AR0215
Opinion of the Committee of the Regions on The contribution of local and regional authorities to combating climate change
Advies van het Comité van de Regio's over De bijdrage van lokale en regionale overheden aan de bestrijding van klimaatveranderingen
Advies van het Comité van de Regio's over De bijdrage van lokale en regionale overheden aan de bestrijding van klimaatveranderingen
PB C 115 van 16.5.2006, p. 88–94
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
16.5.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 115/88 |
Advies van het Comité van de Regio's over „De bijdrage van lokale en regionale overheden aan de bestrijding van klimaatveranderingen”
(2006/C 115/20)
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,
GEZIEN het verzoek van het Britse voorzitterschap van de EU van 30 juni 2005 om een rapport op te stellen over het onderwerp „De bijdrage van lokale en regionale overheden aan de bestrijding van klimaatveranderingen”, conform artikel 265(1) van het EG-Verdrag;
GEZIEN het door de voorzitter op 25 juli 2005 genomen besluit om de commissie „Duurzame ontwikkeling” hiermee te belasten;
GEZIEN de conclusies van de Raad van 22 en 23 maart 2005 en van de Raad milieu van 7 maart 2005;
GEZIEN het CvdR-advies van 21 september 2000 over het Groenboek over de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Europese Unie en de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake het beleid en de maatregelen van de EU om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen — Naar een Europees programma inzake klimaatverandering (EPK) (COM(2000) 87 final en COM(2000) 88 final; CDR 189/2000 fin (1) );
GEZIEN het op 28 juni 2005 door de commissie „duurzame ontwikkeling” goedgekeurde ontwerpadvies (CDR 65/2005 rev.1) over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's Naar de zege in de strijd tegen de wereldwijde klimaatverandering (COM(2005) 35 final);
GEZIEN het ontwerpadvies (CdR 215/2005 rév.1), dat op 6 oktober 2005 door de commissie „Duurzame ontwikkeling” is goedgekeurd (rapporteur: de heer Bodfish (VK/PSE), voorzitter van de Brighton and Hove Council);
Overwegende hetgeen volgt:
1. |
Het klimaat verandert. Wetenschappers zijn het erover eens dat de temperatuur in 2100 wereldwijd tussen de 1,4 en 5,8 °C zal zijn gestegen. |
2. |
De Raad van Ministers van de EU verklaarde in 1996 van mening te zijn dat de gemiddelde wereldwijde temperatuur niet meer dan twee graden boven het pre-industriële niveau mag komen te liggen; |
3. |
De gevolgen van klimaatveranderingen zullen zich in de hele wereld doen voelen, vooral op lokaal niveau: geringere landbouwproductie, overstromingen, bosbranden, schade aan en erosie van de bodem, beperkingen van het watergebruik, schade aan (spoor)wegen, afnemende soortenrijkdom, verstoorde energieleveringen, teruglopende reserves van fossiele brandstoffen, structurele schade en verzakkingen, en problemen in verband met warmte-eilanden (2) en luchtkwaliteit. |
4. |
Extreme weersomstandigheden zoals overstromingen hebben al een grote invloed op de Europese economie en zouden catastrofale vormen kunnen aannemen als de voorspelde klimaatveranderingen bewaarheid worden. |
5. |
Men is het erover eens dat het voorkomen van klimaatveranderingen werkt, maar daarnaast zijn vermindering van én aanpassing aan de nu al optredende gevolgen van klimaatveranderingen geboden. |
6. |
Voor lokale en regionale overheden is een belangrijke rol weggelegd bij het toezicht houden op en het evalueren van klimaatveranderingen, het informeren van de lokale bevolking over eventuele gevolgen, het ontwikkelen van strategieën om te zorgen voor vermindering van en aanpassing aan de gevolgen van klimaatveranderingen en het bevorderen van duurzaam energiegebruik. |
heeft tijdens zijn 62e zitting op 16 en 17 november 2005 (vergadering van 17 november) het volgende advies uitgebracht:
1. Standpunten van het Comité van de Regio's
Inleiding
1.1 |
Het CvdR is tevreden over de voortrekkersrol die de Commissie en de Raad tot dusverre hebben gespeeld bij het bestrijden van klimaatveranderingen en dringt er bij hen op aan om zich hiervoor ook na 2012 te blijven inzetten. |
1.2 |
Het is een goede zaak dat de Raad in maart 2005 nieuwe doelstellingen voor het terugdringen van emissies heeft goedgekeurd. De EU zou er nu op moeten toezien dat deze stappen internationaal navolging vinden. |
1.3 |
Voor lokale en regionale overheden is in dit verband een cruciale rol weggelegd. Zij zijn namelijk verantwoordelijk voor het welzijn van de plaatselijke bevolking en voor het verlenen van essentiële diensten, zij drukken een stempel op het dagelijks leven van de mensen en hun werkomstandigheden, zij zien toe op de naleving van wet- en regelgeving, én zij bezitten praktische kennis en democratische legitimiteit. Zij kunnen als geen enkele andere organisatie een stabiel klimaat helpen handhaven door duurzame energie te gebruiken. |
1.4 |
De grote rol die lokale en regionale overheden kunnen spelen bij de bestrijding van klimaatverandering moet veel breder onderkend worden. Zij zouden daarvoor ook van de nodige middelen moeten worden voorzien. |
1.5 |
In de EU en elders in de wereld hebben de armste bevolkingsgroepen doorgaans het meest te lijden hebben van klimaatveranderingen, en hun aanpassingsvermogen is vaak gering. Bij de bestrijding van klimaatveranderingen moet er meer worden gedaan om brandstofschaarste aan te pakken, de energie-efficiëntie te verbeteren en bevolkingsgroepen weerbaarder te maken tegen de verwachte gevolgen. |
1.6 |
De volgende energiehiërarchie moet de kern vormen van het hele beleidsspectrum:
|
1.7 |
De aanpak van klimaatveranderingen kan voor regio's en gemeenten vaak ook voordelen opleveren, zoals een groter concurrentievermogen van de regionale economie. |
2. Klimaatverandering: niet alleen een gevaar, maar ook een kans
2.1 |
Klimaatverandering vormt een rechtstreeks gevaar voor Europa: de basis van de voorzieningszekerheid wordt steeds wankeler doordat de fossiele brandstoffen opraken, en de veranderende weerspatronen hebben negatieve gevolgen. Heel Europa krijgt te maken met hogere verzekeringsbedragen; veel onroerend goed zal onverzekerbaar worden. |
2.2 |
Klimaatverandering vormt een van de grootste gevaren voor onze manier van leven, maar biedt ook een uitgelezen kans om te werken aan een duurzamere toekomst waarin Europa zich economisch beter kan weren en niemand buiten de boot valt. |
2.3 |
In haar toekomstige beleid ter bestrijding van klimaatverandering kan de EU veel leren van de ervaringen die decentrale overheden hebben opgedaan. In dit verband passeert hieronder een aantal case studies de revue waarin belangrijke aspecten van de bestrijding van klimaatverandering aan de orde komen en aanbevelingen worden gedaan. |
3. Voorbeelden van locale en regionale initiatieven (3)
3.1 Goede prestaties steunen en uitwisselen
Samenwerkingsverbanden om de expertise te vergroten kunnen de uitvoering van lokale en regionale klimaatveranderingstrategieën verbeteren en coördineren én kennis en goede praktijken verspreiden. Decentrale samenwerkingsverbanden hebben goede resultaten geboekt, iets waar Europese en nationale beleidsmakers rekening mee zouden moeten houden.
De door de Climate Alliance in het leven geroepen Climate Star -prijzen gaan naar steden die zich bij de bestrijding van klimaatverandering hebben onderscheiden en schetsen zo een beeld van de successen die in Europa worden geboekt. Ze zetten niet alleen succesvolle projecten in het zonnetje, maar geven ook een impuls aan de uitwisseling van ervaringen tussen decentrale overheden. In nationale programma's, zoals dat van Beacon Council voor duurzame energie (Engeland en Wales), ligt de nadruk eveneens op de uitwisseling van kennis over de problemen die zich op lokale schaal voordoen.
3.2 Meer duurzame energie
Gezien de dreigende klimaatveranderingen moeten we energie steeds meer op lokaal niveau proberen op te wekken. Dat is vaak efficiënter omdat de vervoersafstanden dan korter zijn. Voor het vergroten van de duurzame-energiecapaciteit zijn lokale en regionale overheden van cruciaal belang. Met hun rol bij aanbestedingen en bij het ontwikkelen van plannen drukken zij een duidelijk stempel op de lokale energiecapaciteit en -consumptie. Het ontwikkelen van lokale duurzame energie is ook essentieel om op lokaal niveau een technologische basis (met de bijbehorende vaardigheden) te kunnen leggen. De inspanningen die decentrale overheden tentoonspreiden worden door de EU niet met soortgelijke inspanningen ondersteund. Hier moet verandering in komen, want anders kunnen we niet zorgen voor de deskundigheid en de technologie die straks nodig zijn in een concurrerende, op koolstofarme brandstoffen draaiende samenleving.
De Zweedse stad Malmö heeft in het kader van het programma Steden voor klimaatbescherming van de Internationale Raad voor Plaatselijke Milieu-initiatieven een nieuwe wijk van duizend woningen gebouwd die voor honderd procent wordt voorzien van duurzame energie. Het gaat om stroom die lokaal wordt opgewekt uit zonne-energie, wind- en waterkracht en afval(water). Alle woningen hebben hun eigen elektriciteitsmeter, zodat de stad verbruikspatronen in kaart kan brengen en de duurzame-energiecapaciteit daaraan kan aanpassen.
3.3 De lokale CO2-uitstoot meten en omlaag brengen
Gemeenten en regio's kunnen een grote bijdrage leveren aan het vaststellen en sturen van het energieverbruik en de CO2-uitstoot door zowel huishoudens als bedrijven op hun grondgebied. Een voorwaarde hiervoor is wel dat er meer aandacht wordt besteed aan het ontwikkelen van beoordelingsinstrumenten en aan de beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over het energieverbruik.
De Europa-brede Display -campagne helpt gemeenten om met speciale software het energieverbruik van hun openbare gebouwen in het oog te houden. De gemeenten worden ook aangespoord om dit verbruik in de gebouwen zelf op een voor het publiek duidelijke manier aan te geven en zo de mensen ervan te doordringen hoe belangrijk een zuinig energiegebruik is.
3.4 Klimaatverandering aanpakken — een hele reeks sociale, economische en milieuvoordelen
Als burgers overstappen op consumptie- en productiepatronen waarvoor relatief weinig energie nodig is, gaat hun kwaliteit van leven erop vooruit: ze staan minder bloot aan risico's, op straat is het veiliger dankzij meer duurzame mobiliteit, en huizen worden comfortabeler ongeacht de weersomstandigheden. Al deze verbeteringen zullen het werk zijn van decentrale overheden die proberen lokale activiteiten te stimuleren, markten met een meer lokaal karakter te realiseren en het beheer van energiebronnen op hun grondgebied te verbeteren.
De Engelse stad Brighton and Hove wil met haar Energy Action Partnership zorgen voor comfortabelere huizen voor degenen die het meeste gevaar lopen, zoals ouderen, bewoners van kleine huizen en mensen die net uit het ziekenhuis zijn ontslagen. In 2005, nog maar twee jaar na de start van het partnership, zijn inmiddels 361 particuliere woningen aangepakt, en per jaar is 128 ton CO2 minder uitgestoten. Dankzij de gestroomlijnde subsidie- en de zorgvuldige aanbestedingsprocedures heeft de plaatselijke bevolking al veel baat gehad bij het partnership.
Samen met de Schotse stad Midlothian onderzoekt de stad Heerlen (Nederland) of warm water uit de voormalige steenkolenmijnen gebruikt kan worden voor de verwarming van nieuwbouwprojecten. Tegelijkertijd heeft Heerlen het gebruik van zonne-energie in onder meer gemeentelijke gebouwen een enorme impuls gegeven. De bedoeling hiervan is innovaties ruim baan te geven in de stad zelf en in de Duitse buurtgemeenten en de mensen zo bewust te maken van de mogelijkheden van duurzame energie.
3.5 Meer lokale maatregelen op tal van beleidsterreinen
We moeten niet alleen gebouwen en dorpen, maar ook onze manier van leven en de kost verdienen aanpassen, zodat we opgewassen zijn tegen onvoorspelbare, uiteenlopende en mogelijk extreme weersomstandigheden. Met een eenvoudige, krachtige houding en aanvoer over korte afstanden kunnen gemeenten een en ander gemakkelijker verwezenlijken. Het vermogen om klimaatveranderingen op te vangen gaat erop vooruit als basisbehoeften als voedsel, warmte en licht zo dichtbij mogelijk geproduceerd worden en er voorzieningen zoals winkels in de buurt zijn.
De stad Bristol (Engeland) voert samen met de Primary Healthcare Trust en de Soil Association een proefproject (Food for Life) uit waarbij onbewerkte, verse en gezonde voedingsmiddelen van het seizoen worden ingekocht voor schoolmaaltijden.
3.6 Meer banen
Klimaatveranderingen en duurzame-energiestrategieën bieden een kans om de grootste gevaren voor onze leefomgeving aan te pakken en een sterke technologische basis (met de bijbehorende vaardigheden) te leggen voor de toekomst. Samenwerkingsverbanden tussen lokale bevolkingsgroepen, decentrale overheden, de onderwijssector en de gezondheidszorg en vooral het bedrijfsleven zullen het gevoel van een gezamenlijk doel versterken en tot meer „besparende investeringen” leiden.
In het district Newark and Sherwood (Engeland) zitten bijna geen bewoners van huizen uit de sociale sector nog maar zelden in de kou doordat zij de brandstof niet kunnen betalen. In 1984 was slechts 6 % van de huishoudens hiertoe in staat en tegenwoordig 98,4 %, dankzij investeringen in energie-efficiëntie. De programma's in kwestie hebben 18 jaar lang jaarlijks 30 nieuwe banen opgeleverd. In totaal zal er in de periode 1988-2008 ongeveer 24 miljoen euro voor 7 500 huizen worden uitgegeven. De nieuwe arbeidsplaatsen in Newark zijn niet het enige voordeel; op school presteren de leerlingen beter en de geestelijke gezondheid van de bewoners is erop vooruitgegaan. Volgens de gemeente betaalden deze voordelen zich binnen vier jaar terug.
3.7 Een (mentaal) gezondere plaatselijke bevolking
Veel Europese huishoudens hebben niet genoeg geld om hun woning warm te stoken, wat een groot gevaar inhoudt voor de volksgezondheid. Tegelijkertijd zijn er in de afgelopen zomers meer mensen dan gemiddeld overleden door hitte-uitputting als gevolg van extreme warmte. Gemeenten en regio's kunnen er met bouwvoorschriften en (onder meer) efficiëntere verwarmingssystemen voor zorgen dat woningen comfortabeler en minder gevoelig voor de weersomstandigheden worden. Daarbij dienen zij ook zorg te dragen voor betere ventilatie en een hoger energierendement, zodat de totale CO2-uitstoot omlaag gaat.
In de Engelse streek Carrick heeft de regioraad samen met huurdersorganisaties en andere leden van de Beacon Community Regeneration Partnership de energie-efficiëntie verbeterd van de wijk Beacon Housing Estate in Falmouth, vroeger een van de armste gebieden van Cornwall. De resultaten mogen er zijn: 900 woningen hebben nu een hoger energierendement; in het eerste jaar zijn 300 woningen voorzien van centrale verwarming en isolatiemateriaal; in totaal geven de bewoners 274 000 euro minder aan brandstof uit. Volgens de Regeneration Partnership zijn ook andere veranderingen te danken aan de opgeknapte woningen: de bewoners zijn gezonder (het aantal astmapatiënten is bijvoorbeeld met 50 % gedaald); bij toetsen op de plaatselijke school presteren de jongens twee keer zo goed als voorheen, de criminaliteit is spectaculair gedaald (ook het aantal gevallen van huishoudelijk geweld en het aantal door de kinderbescherming in het oog gehouden kinderen liggen lager); er is nog nooit zo weinig vandalisme geweest; er zijn meer banen; de animo om in de wijk te gaan wonen is gegroeid en de gemeenschapszin is sterker dan ooit.
Veel inwoners van de wijk Lewenborg in Groningen (Nederland) hadden gezondheidsklachten door hun vochtige, tochtige en slecht verwarmde huizen. Samen met een projectontwikkelingbureau, een adviesbureau en een grote bank hebben de provincie en de stad Groningen de energie-efficiëntie van de huizen onderzocht en de bewoners voordelige leningen aangeboden, zodat ze zonder extra kosten het binnenklimaat van hun woningen konden verbeteren. Het resultaat: een betere gezondheid en lagere energierekeningen.
3.8 Gedragsverandering
Lokale en regionale overheden moeten samen met andere partijen uit de publieke sector en het bedrijfsleven werken aan een „energiebesparende” toekomstvisie. Dit is al gedaan in Engeland en Wales, waar de nationale vereniging van gemeenten de visie „Anytown 2025” heeft ontwikkeld, een plan om met behulp van bestaande technologie duurzamer te gaan leven. Deze duurzame toekomst, waarvoor geen nieuwe technologie nodig is, wordt gekenmerkt door elektrische voertuigen, meer groen, warmtekrachtkoppeling en een stratenprofiel dat het gebruik van auto's ontmoedigt. Soortgelijke visies zouden ook deel moeten uitmaken van bijvoorbeeld de toekomstige thematische strategie voor het stadsmilieu, om decentrale overheden te helpen bij het nemen van besluiten die, met bestaande technologie en knowhow, een duurzamere toekomst mogelijk maken.
De burgemeester van Londen heeft als eerste Europese burgemeester in februari 2002 een dagelijkse tolheffing ingevoerd. Dankzij deze vorm van rekeningrijden is de verkeerscongestie met 30 % gedaald en ligt de CO2-uitstoot 20 % lager dan in 2002. Doordat er minder auto's rijden kan het openbaar vervoer beter doorstromen en gaan steeds meer Londenaars op de fiets naar het werk. Met de extra inkomsten is het openbaar vervoer verbeterd. Een ander initiatief van de burgemeester om klimaatverandering te bestrijden is de oprichting van de London Climate Change Agency, dat samen met het bedrijfsleven in heel Londen energieprojecten gaat opzetten waarbij door het gebruik van de schoonste technologie weinig of geen CO2 vrijkomt en nieuwe economische ontwikkelingskansen ontstaan. Verder wil hij er met de invoering van een Low Emission Zone voor zorgen dat in 2008 de meest verontreinigende vrachtwagens, touringcars, bussen en taxi's uit Londen worden geweerd.
In Italië hebben meer dan 350 lokale overheden (gemeenten en provincies) een lokale Agenda 21 goedgekeurd en uitgevoerd. In 1999 hebben zij een Vereniging opgericht om deze benadering uit te breiden en de resultaten van de geïntegreerde lokale plannen meer bekendheid te geven. Aan de hand van een reeks indicatoren heeft iedere stad een strategie uitgewerkt om de CO2-emissies terug te dringen door het energieverbruik te verminderen, door verschillende categorieën en doelgroepen van burgers, zoals scholieren, meer bewust te maken, door een „milieucultuur” te bevorderen en door acties te ondernemen en voorlichtingscampagnes te voeren die zijn gericht op de korte, middellange en lange termijn.
3.9 De voordelen van energie, niet de energie zelf
De samenleving moet inzien dat het mensen niet om het verbruik van energie zelf gaat; het enige wat zij willen zijn de voorzieningen of voordelen die energie kan bieden, zoals warmte, verlichting en openbaar vervoer. Voor sommige van deze voordelen is geen extra energie nodig: huizen kunnen zo worden ontworpen dat ze verwarmd worden door de zon, en voorzieningen kunnen worden gevestigd op plaatsen die zonder auto goed bereikbaar zijn.
Het beginsel van „energiecontracting” zou in de EU een bredere toepassing moeten krijgen; iedereen zou moeten kunnen profiteren van de besparingen die energiebesparende bedrijven (ESCO's) kunnen bieden. Klanten krijgen een modern energiesysteem zonder ervoor te hoeven betalen of dit zelf te moeten regelen. De ESCO's leveren niet alleen energie, maar ook energiediensten, bijvoorbeeld in de vorm van besparingsmaatregelen. Voor lokale overheden is een cruciale rol weggelegd als betrouwbare bemiddelaars bij energieprojecten: zij zorgen voor de installatie van energiezuinige apparatuur en geven subsidies voor energiebesparende ingrepen in door de gemeente beheerde woningen. Zij zijn ook als geen ander in staat om het energiebesparingpotentieel uit te breiden door ESCO's op te richten en door bestaande energiebedrijven ertoe aan te zetten als ESCO's te gaan functioneren door speciale energiebesparende apparatuur in huishoudens te installeren en de kosten hiervoor terug te winnen. Om ervoor te zorgen dat alle huishoudens en bedrijven kunnen profiteren van energiebesparingen dienen lokale en regionale overheden absoluut bij een en ander te worden betrokken.
3.10 Efficiënter energieverbruik
De EU moet erop toezien dat het rendement van ons energieverbruik omhoog gaat, bijvoorbeeld door het gebruik van zuiniger apparaten, warmtekrachtkoppeling en warmte-isolatie van gebouwen.
In 1990 besloot de Engelse stad Leicester dat haar energieverbruik en CO2-uitstoot in 2025 met 50 % moeten zijn gedaald. Zij installeerde „intelligente” meettoestellen in diverse gebouwen die elk halfuur gegevens doorsturen naar het nieuw opgerichte energiecentrum van de gemeenteraad. Dit centrum levert ook een breed scala aan energiediensten aan alle geïnteresseerden, die bijvoorbeeld zuinige en door duurzame energie gevoede apparaten kunnen kopen. Verder heeft het de weg bereid voor koolstofarme technologieën door zich hier sterk voor te maken en op te treden als bemiddelaar tussen aannemers en klanten. Plaatselijke neringdoenden hebben bijvoorbeeld geleerd hoe ze deze technologieën moeten installeren.
3.11 Waar mogelijk duurzame energie
Lokale en regionale overheden zijn goed voor 16 % van het Europese BBP. Veel decentrale overheden stellen inmiddels een bepaalde vorm van duurzame energie verplicht voor nieuwe woningen en voor (een gedeelte van) hun eigen energiebehoefte.
In Lewisham (Londen) wordt sinds 1999 een beleid voor groene energie gevoerd. In november 2000 werd alle elektriciteit al uit duurzame energie opgewekt en was Lewisham de op twee na grootste inkoper van groene energie in West-Europa. Door de niet al te stabiele aanvoer van groene stroom kwam in 2004, ten tijde van de tweede aanbesteding, nog maar 80 % van de elektriciteit uit duurzame bronnen. Lewishams streven was om een markt door groene energie te creëren en tal van overheden volgen nu dit goede voorbeeld.
3.12 Bestrijding van klimaatverandering als vast beleidsonderdeel
Er moet op worden toegezien dat beleidsmaatregelen op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau nooit bijdragen aan klimaatveranderingen, bijvoorbeeld aan de hand van procedures waarbij de eventuele gevolgen van nieuwe regelgeving worden beoordeeld. Ook zou er bij de lidstaten op kunnen worden aangedrongen om duurzame vormen van energieverbruik fiscaal aantrekkelijk te maken.
Het district Middlesbrough (Engeland) heeft een procedure uitgewerkt om na te kunnen gaan welke weerslag klimaatveranderingen hebben op allerlei plaatselijke diensten. Dankzij een samen met een NGO ontwikkelde module hebben alle diensten in het district een beeld kunnen krijgen van het mogelijke effect van veranderende weerpatronen op hun activiteiten. De 16 diensten die de potentiële gevolgen in kaart hebben gebracht zijn overgegaan tot veranderingen in hun dienstverlening. Zo gaat er meer geld naar het onderhoud van wegen in geval van overstromingen, worden gemeentelijke gebouwen voorzien van zonwering om grote hitte en verblindend licht te voorkomen, en worden asfaltwegen zo behandeld dat zij de naar verwachting in de komende 20 jaar toenemende hitte kunnen verwerken.
3.13 Een zaak van de hele gemeenschap
De aanpassing aan en vermindering van klimaatveranderingen kunnen alleen effect sorteren als de hele samenleving — van decentrale overheden tot consumenten en bedrijven — eraan meewerkt. Er is ook een volledig pakket maatregelen nodig om ervoor te zorgen dat we zoveel mogelijk ons voordeel kunnen doen met de verbeterde levenskwaliteit waar de bestrijding van klimaatveranderingen toe kan leiden. Veel van de hier genoemde oplossingen hebben alleen kans van slagen als ze deel uitmaken van een uitgebalanceerd pakket maatregelen. De meeste mensen zijn bijvoorbeeld alleen bereid om hun auto voortaan te laten staan als daar goede lokale voorzieningen en goed en duurzaam openbaar vervoer tegenover staan. Door het geringere aantal auto's zouden transporteurs, dienstverleners en het openbaar vervoer vervolgens minder vaak in het verkeer komen vast te zitten; het tolheffingsgebied in het centrum van Londen is wat dit betreft een lichtend voorbeeld. En als gevolg daarvan worden andere vormen van duurzame mobiliteit zoals fietsen ook weer aantrekkelijker. Om tot zo'n „heilzame cirkel” te komen moet de hele gemeenschap worden gemobiliseerd.
Het Londense district Islington werkt met „energie-ambassadeurs” die cursussen over energie-efficiëntie hebben gevolgd en andere inwoners tot energiebesparend gedrag proberen aan te zetten. Zij gaan op bezoek bij particulieren, kleine en middelgrote bedrijven en scholen om te vertellen hoeveel energie er in Islington wordt verbruikt en op welke manier dit kan worden verminderd, bijvoorbeeld door gebouwen op hun energiezuinigheid te toetsen.
4. Aanbevelingen van het Comité van de Regio's
4.1 |
De Commissie dient te beseffen dat de bestrijding van klimaatverandering een gezamenlijke inspanning moet zijn waarbij alle bestuurslagen niet alleen met elkaar samenwerken, maar ook met het bedrijfsleven, organisaties uit de gezondheidszorg, maatschappelijke groeperingen, het onderwijs en energie-efficiëntie-organisaties. |
4.2 |
De Commissie doet er goed aan de unieke rol van lokale en regionale overheden te erkennen, genoeg middelen uit te trekken voor projecten op het gebied van demonstratie en verspreiding, en expliciet gewag te maken van deze rol in beleidsdocumenten als het komende witboek over energie-efficiëntie. |
4.3 |
De EU zou moeten toezeggen minimaal te streven naar een emissiereductie van 60-80 % in 2050, zoals afgesproken door de Raad in maart 2005, en ervoor moeten zorgen dat internationale fora als het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering deze ambitieuze doelstelling overnemen. |
4.4 |
Het CvdR verheugt zich erover dat het huidige voorzitterschap van de EU en de G8 oog hebben voor klimaatveranderingen, en hoopt dat ook de toekomstige EU-voorzitters deze weg zullen blijven bewandelen. |
4.5 |
De Commissie en de lidstaten zouden hun eigen beleid en dat van de Wereldhandelsorganisatie en internationale financiële instellingen als de Wereldbank moeten ontdoen van alle elementen die bijdragen aan klimaatveranderingen. |
4.6 |
De Commissie moet proberen de minst zuinige producten van de markt te weren door het minimaal toegestane niveau van energie-efficiëntie om de zoveel jaar met 10 of 20 % te verhogen voor alle categorieën apparaten waarin sprake is van een groot verschil in energieverbruik tussen het zuinigste en het minst zuinige apparaat. |
4.7 |
Het moet de Commissie duidelijk zijn dat het nu, gezien het grote aantal nieuwe woningen dat door de bevolkingsgroei vooral in steden nodig is, een goede gelegenheid is om normen voor de energie-efficiëntie van gebouwen vast te stellen die veel strenger zijn dan de Richtlijn over de energieprestaties van gebouwen (2002). Deze kans moet gegrepen worden. Bouwvoorschriften zouden ook meer betrekking moeten hebben op natuurlijke zonwering en ventilatie, zodat gebouwen voor hun binnenklimaat minder afhankelijk zijn van airconditioning. |
4.8 |
De bestrijding van klimaatveranderingen zou deel moeten uitmaken van waterbeheerplannen. |
4.9 |
De Commissie zou in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven nieuwe verzekeringsvormen moeten ontwikkelen die de gevolgen van klimaatveranderingen dekken. |
4.10 |
De Commissie dient ervoor te zorgen dat decentrale overheden tot op postcodeniveau steeds precies kunnen nagaan hoeveel energie er wordt verbruikt zonder dat hierdoor de privacy van individuele gebruikers wordt aangetast. Zonder zulke informatie zijn deze overheden niet in staat om de omschakeling naar een koolstofarme economie in goede banen te leiden. |
4.11 |
De Commissie zou aandacht moeten besteden aan de bijdrage van lokale strategieën en activiteiten ter bestrijding van klimaatverandering aan de verwezenlijking van de Lissabondoelstellingen: banen, groei en concurrentievermogen. Zij zou het Lissabonbeleid en de bestrijding van klimaatverandering beter op elkaar af moeten stemmen. |
4.12 |
Samen met lokale en regionale overheden moeten de Commissie en de lidstaten nagaan of er onmiddellijke maatregelen tegen klimaatverandering nodig zijn en hierover via een gezamenlijke communicatiecampagne verslag uitbrengen. |
4.13 |
De Commissie doet er goed aan om voort te bouwen op de maatregelen die decentrale overheden hebben genomen om te voorkomen dat vrouwen en bepaalde lagen van de samenleving onevenredig zwaar worden getroffen door klimaatveranderingen (4). |
4.14 |
Het CvdR steunt het voorstel om de middelen voor regionaal beleid ook in ruime mate beschikbaar te stellen voor duurzame ontwikkeling (en bestrijding van klimaatverandering). |
4.15 |
De Commissie zou de op handen zijnde thematische strategie voor het stadsmilieu en de thematische strategie voor de luchtkwaliteit goed op elkaar af moeten stemmen om er zeker van te zijn dat de bestrijding van klimaatveranderingen op alle beleidsterreinen ter hand worden genomen. |
4.16 |
De Raad zou strengere en meer op de lange termijn gerichte duurzame-energiedoelstellingen moeten vaststellen om lokale bestuurslagen in de gelegenheid te stellen hun capaciteit aan duurzame energie op te voeren. |
4.17 |
De Commissie zou samen met lokale en regionale overheden en hun Europese netwerken een krachtig koolstofarm toekomstbeeld voor verschillende soorten gemeenten en natuurlijke milieus moeten uitwerken, waarbij bestaande technologie zo goed mogelijk gebruikt wordt en een basis van deskundigheid wordt gelegd die nodig is om dit toekomstbeeld te verwezenlijken. De Commissie moet dit bevorderen door meer aandacht te besteden aan de uitwisseling van goede praktijken tussen decentrale overheden. |
Brussel, 17 november 2005.
De voorzitter
van het Comité van de Regio's
Peter STRAUB
(1) PB C 22, 24-1-2001, blz. 30
(2) Op warme dagen is het in steden soms wel 4 graden warmer dan op het omliggende platteland. Door het uitgestrekte stedelijke landschap, weinig wind en weinig bewolking ontstaan er warmte-eilanden.
(3) De voorbeelden zijn door de rapporteur zelf of met hulp van EU-netwerken van decentrale overheden bijeengebracht. Veel komen uit het Verenigd Koninkrijk en zijn het resultaat van nationale, door verenigingen van decentrale overheden opgezette klimaatveranderingsprojecten. De rapporteur beseft dat er nog veel meer voorbeelden in de EU zijn en zou graag zien dat de EU deze uitwisselt met voorbeelden uit de rest van de wereld.
(4) Volgens onlangs door de Climate Alliance verricht onderzoek (www.klimabuendnis.org)