Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007AE0988

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over het vervoer van gevaarlijke goederen over land COM(2006) 852

PB C 256 van 27.10.2007, p. 44–47 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 256/44


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over het vervoer van gevaarlijke goederen over land

COM(2006) 852

(2007/C 256/09)

De Raad van de Europese Unie heeft op 19 januari 2007 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig de artikelen 71 en 251 van het EG-Verdrag, te raadplegen over het bovengenoemde voorstel.

De gespecialiseerde afdeling Vervoer, energie, infrastructuur, informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 19 juni 2007 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Ostrowski.

Het Comité heeft tijdens zijn op 11 en 12 juli 2007 gehouden 437e zitting (vergadering van 11 juli) het volgende advies uitgebracht, dat met 136 stemmen voor, bij 4 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Standpunt van het EESC

1.1

Het Comité is ingenomen met het voorstel van de Commissie voor een richtlijn over het vervoer van gevaarlijke goederen over land. Bedoeling is de communautaire wetgeving inzake het vervoer van deze goederen te harmoniseren en aldus de veiligheid ervan te verhogen.

1.2

Het voorstel omvat een aanpassing van vier bestaande richtlijnen en vier beschikkingen van de Commissie inzake het vervoer van gevaarlijke goederen. Deze worden in één wetgevingsdocument samengevoegd. Tegelijkertijd wordt het bereik van de communautaire regelgeving uitgebreid naar de binnenvaart (naast weg- en spoorvervoer).

1.3

De Commissie is terecht van oordeel dat zolang er geen eenvormige communautaire regelgeving is voor alle vormen van vervoer over land (over de weg, het spoor en de binnenwateren), niet kan worden gezegd dat gevaarlijke goederen op de meest veilige manier kunnen worden vervoerd.

1.4

Een harmonisatie van de bindende regelgeving inzake het weg- en spoorvervoer van gevaarlijke goederen, waarbij de bestaande bepalingen niet fundamenteel worden gewijzigd, maar de werkingssfeer ervan wel wordt uitgebreid tot de binnenvaart, betekent zowel voor de overheidsinstellingen als voor de betrokkenen uit de privé-sector inderdaad een aanzienlijke vereenvoudiging van de regelgeving en administratieve procedures.

1.5

Door de drie vormen van vervoer over land in één wetsdocument te behandelen en de mogelijkheid te creëren om internationale overeenkomsten en verdragen alleen in de bijlagen bij de richtlijn te vermelden (in plaats van ze in hun geheel in de richtlijn op te nemen, zoals nu het geval is), wordt het acquis communautaire aanzienlijk afgeslankt.

1.6

Het voorstel om de nieuwe bepalingen vast te leggen in een richtlijn, is een goede oplossing. Aangezien er echter veel uitzonderingsregels zijn en de lidstaten veel armslag wordt geboden in het toepassen van de bepalingen, roept het EESC alle landen op om op dit terrein zo nauw mogelijk samen te werken met de Commissie, zodat de wetgeving inderdaad wint aan eenvormigheid.

1.7

Aangezien de technische aspecten van het vervoer van gevaarlijke goederen en de definitie van deze goederen in het voorstel zeer specialistisch zijn, behandelt het Comité in dit advies uitsluitend de meer algemene aspecten van het voorstel.

1.8

Het is een goede zaak dat bij de inhoud van het voorstel terdege rekening is gehouden met de standpunten van de lidstaten en betrokken partijen (d.w.z. belangenorganisaties van bedrijven die betrokken zijn bij het vervoer van gevaarlijke goederen) en dat zo veel mogelijk naar een gemeenschappelijk standpunt is gestreefd.

1.9

Positief is ook dat de Commissie in deze materie verder zal worden bijgestaan door een speciaal regelgevend comité voor het vervoer van gevaarlijke goederen, en wel binnen het kader van de comitéprocedure.

1.10

Omdat de belangenorganisaties deel konden nemen aan de vergaderingen van het regelgevend comité, konden zij tijdens de voorbereiding van het voorstel regelmatig hun mening geven, wat te appreciëren valt. Daarnaast was er ook overleg met de EFTA-landen en werd het Europees Parlement doorlopend op de hoogte gehouden van het verloop van de werkzaamheden.

1.11

Ook de raadpleging van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart was een zeer waardevol initiatief. Ongeveer 80 % van het vervoer van gevaarlijke goederen in Europa vindt immers plaats via de Rijn.

1.12

Het Comité heeft verder kennis genomen van het feit dat externe deskundigen tijdens de jaren 2004-2005 het beleid op dit terrein hebben geëvalueerd en hun bevindingen hebben neergelegd in het document „Evaluation of the EU policy on the transport of dangerous goods since 1994”. Deze evaluatie bevestigt dat de door de Commissie voorgestelde aanpak juist is. Ook tijdens de openbare hoorzittingen heeft een ruime meerderheid te kennen gegeven voorstander te zijn van het door de Commissie voorgestelde beleid.

1.13

Als de Europese Unie de noodzakelijke vertaling en publicatie van de technische bijlagen bij de richtlijn overlaat aan de lidstaten, dient de Commissie beslist geld uit te trekken voor deze vertalingen die op nationaal niveau worden geproduceerd.

1.14

Gelet op het voorgaande is het Comité ervan overtuigd dat het huidige voorstel, dat is opgesteld door zeer bekwame en uit verschillende lidstaten afkomstige deskundigen inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over land, dient te worden gesteund.

1.15

Niettemin dient de aandacht te worden gevestigd op enkele zaken die volgens het Comité nog moeten worden gepreciseerd of verduidelijkt, en wel: de definitie van gevaarlijke goederen in het kader van de richtlijn; de toekenning van het recht aan lidstaten om het vervoer van gevaarlijke goederen op hun territorium te verbieden om andere redenen dan veiligheid, en het volledig ontbreken van informatie in de bijlagen III.2 en III.3.

De desbetreffende opmerkingen van het Comité worden toegelicht in het hoofdstuk „Bijzondere opmerkingen”.

2.   Belangrijkste punten uit het voorstel

2.1

Het vervoer over land van gevaarlijke goederen (chemische producten, materialen voor reiniging, benzine, explosieve materialen, patronen voor kleine wapens, spuitbussen, radioactief materiaal, pesticiden, enz.) gaat gepaard met een groot risico op ongevallen. Dit geldt voor alle vervoerswijzen — zowel voor het weg- en spoorvervoer als voor de binnenvaart. Niet alleen voor de personen die betrokken zijn bij het vervoer van deze goederen, maar ook voor talrijke stads- en plattelandsbewoners vormt dit een gevaar voor hun gezondheid en leven.

2.2

Er zijn reeds eerder acties ondernomen om het vervoer van gevaarlijke goederen op de meest veilige manier te doen verlopen. Momenteel wordt het internationale vervoer van gevaarlijke goederen geregeld door internationale verdragen en overeenkomsten die op de aanbevelingen van de Verenigde Naties zijn gebaseerd. Met het oog op een veilig vervoer van gevaarlijke goederen en het vrije en multimodale karakter van internationale vervoerdiensten hebben de VN een document terzake opgesteld en geactualiseerd: „Recommendations on the transport of dangerous goods; model regulations”.

2.3

Het reglementeren van het vervoer van gevaarlijke goederen is niet alleen belangrijk vanwege de aard van de goederen, maar ook vanwege het volume. De hoeveelheid gevaarlijke goederen die jaarlijks in de EU wordt vervoert, bedraagt inmiddels 110 miljard ton km, wat neerkomt op ongeveer 8 % van alle in de EU vervoerde goederen. Hiervan wordt 58 % over de weg vervoerd, 25 % over het spoor, en 17 % over de binnenwateren. Behalve voor het spoorvervoer neemt het volume nog altijd toe.

2.4

In Europa zijn de regels die voortvloeien uit internationale verdragen, met behulp van drie instrumenten in de vervoersector geïmplementeerd:

a)

ADR = de Europese overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (gesloten op 30 september 1957 te Genève, als gewijzigd);

b)

RID = Reglement betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen per spoor (bijlage C bij het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF), gesloten op 3 juni 1999 te Vilnius, als gewijzigd);

c)

ADN = Europese overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (gesloten te Genève op 26 mei 2000, als gewijzigd).

2.5

De Europese wetgeving inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over land betreft uitsluitend het weg- en spoorvervoer. Voor deze vervoerswijzen garandeert de wetgeving reeds een hoog niveau van veiligheid, evenals de vrije verstrekking van vervoersdiensten en de vrije beweging van transportmiddelen binnen de EU. Het gemeenschapsrecht terzake omvat vier wetgevingsdocumenten, te weten:

a)

Richtlijn 94/55/EG van de Raad van 21 oktober 2004 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg;

b)

Richtlijn 96/49/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor;

c)

Richtlijn 96/35/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de aanwijzing en de beroepsbekwaamheid van veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor of over de binnenwateren;

d)

Richtlijn 2000/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2000 betreffende de minimumeisen voor het examen voor veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor of over de binnenwateren.

2.6

Er bestaat echter geen communautaire regelgeving betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren. Wel bestaan er twee regelgevingskaders die het vervoer over de Rijn en de Donau (ADN-R en ADN-D) regelen, maar deze hebben slechts een regionaal bereik. Daarnaast zijn er ook nog nationale voorschriften, die het binnenlands vervoer regelen. Het gebrek aan wetgeving op dit terrein is onder meer te wijten aan het feit dat de ADN-overeenkomst niet werd ondertekend. Het door de Commissie in 1997 gepubliceerde voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per schip over de binnenwateren werd niet goedgekeurd en in 2004 ingetrokken.

2.7

Momenteel is men echter bezig de overeenkomst betreffende het vervoer over de binnenwateren te ratificeren. Naar verwachting zal deze overeenkomst ten laatste in 2009 in werking treden. Gelet hierop is het Comité het er met de Commissie over eens dat het logisch is om, al was het maar omwille van de harmonisatie, het vervoer over de binnenwateren ook op te nemen in het Gemeenschapsrecht. Tegelijkertijd kan de huidige wetgeving geactualiseerd en geüniformiseerd worden. Het zou trouwens onaanvaardbaar zijn als er zich twee verschillende rechtskaders zouden ontwikkelen: het ene voor internationaal vervoer en het andere voor binnenlands vervoer. Nog een goede reden om de Europese wetgeving betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen aan te passen, is het feit dat ze erg ingewikkeld is. De wetsteksten betreffende bepaalde vormen van vervoer bevatten een aantal tegenstrijdigheden, terwijl sommige bepalingen achterhaald zijn of dat binnen afzienbare tijd zullen worden. Twee richtlijnen zijn bijvoorbeeld inmiddels al overbodig, aangezien de bepalingen ervan zijn opgenomen in ADR, RID en ADN. Verder hebben we in verband met de huidige structuur van de bestaande richtlijnen ook te maken met een probleem van technische aard. De richtlijnen bepalen namelijk dat om de twee jaar, bij elke wijziging van de internationale overeenkomsten en verdragen, de uitgebreide technische bijlagen volledig moeten worden vertaald. Dit is niet alleen een uitzonderlijk moeilijke, maar ook dure opgave.

2.8

Als er op dit terrein niets wordt ondernomen, zullen de problemen blijkens de door de Commissie gepresenteerde informatie niet alleen aanhouden, maar zelfs verergeren. De toch al ingewikkelde bepalingen zullen hoogst waarschijnlijk nog ingewikkelder worden ten gevolge van de wijzigingen in de internationale overeenkomsten en verdragen, verouderde bepalingen zullen blijven bestaan en de gebruikers op het verkeerde been zetten, en het risico op inbreuken op de bestaande regelgeving zal toenemen. In plaats van gebruiksvriendelijker te worden, worden de communautaire voorschriften zo misschien wel totaal gebruiksonvriendelijk. Nu er meer en meer gebruik wordt gemaakt van multimodaal vervoer, leidt het bestaan van verschillende richtlijnen per vervoerswijze tot steeds meer dagelijkse praktische problemen op het gebied van vervoer en tot een onnodige stijging van de kosten. Verder remt het bestaan van verschillende voorschriften voor internationaal en binnenlands vervoer over de binnenwateren de ontwikkeling van die sector, hoewel deze vormen van vervoer blijkens de statistieken veelal te prefereren zouden zijn.

2.9

Daarom wordt voorgesteld een nieuwe richtlijn goed te keuren, die de vier bestaande richtlijnen en de vier beschikkingen van de Commissie betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land en per spoor actualiseert en in één enkel wetgevingsinstrument onderbrengt (de drie verschillende soorten vervoer over land zullen worden samengebracht in één enkel wetgevingsdocument), waarbij de communautaire regelgeving ook zal worden toegepast op het vervoer over de binnenwateren.

2.10

De nieuwe richtlijn zal in de plaats komen van de bestaande (gewijzigde) Richtlijnen 94/55/EG en 96/49/EG betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen, de Richtlijnen 96/35/EG en 2000/18/EG betreffende veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen en de (gewijzigde) Beschikkingen 2005/263/EG en 2005/180/EG van de Commissie houdende toestemming tot vaststelling van bepaalde afwijkingen door de lidstaten krachtens de Richtlijnen 94/55/EG en 96/49/EG. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de bepalingen van de Richtlijnen 96/35/EG en 2000/18/EG intussen opgenomen zijn in de bijlagen bij de Richtlijnen 94/55/EG en 96/49/EG, zodat deze eerste twee richtlijnen overbodig zijn geworden voor het weg- en spoorvervoer.

2.11

Met dit voorstel worden de bestaande bepalingen betreffende het internationaal vervoer opgenomen in het Gemeenschapsrecht en worden de bepalingen inzake het internationaal vervoer ook van toepassing op het binnenlands vervoer. Het voorstel betekent dus een aanzienlijke vereenvoudiging van het Gemeenschapsrecht op het gebied van het vervoer van gevaarlijke goederen, hoewel de wetgeving een ruimer toepassingsgebied krijgt.

2.12

Daarnaast is het de bedoeling de noodzakelijke vertaling en publicatie van de technische bijlagen bij de Richtlijn niet meer voor de Europese Unie (in de praktijk de Commissie) te laten verrichten, maar over te laten aan de lidstaten. Hiervoor pleit o.a. het feit dat de vertalingen die op Europees niveau werden gemaakt, niet altijd van de beste kwaliteit waren of niet aansloten bij de realiteit van de lidstaten, zodat deze alsnog zelf vertalingen moesten maken of correcties moesten aanbrengen. Om de twee jaar worden deze bijlagen geactualiseerd. De Commissie zou dan financiële steun moeten geven voor de uitvoering van het vertaalwerk op nationaal niveau. De Commissie is er echter van overtuigd dat het bedrag dat de Europese Unie op die manier uitspaart op de eigen vertalingen en publicaties groter is dan het bedrag dat de lidstaten aan steun zullen ontvangen.

2.13

Het voorstel moet ertoe leiden dat de internationale verdragen en overeenkomsten betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen niet meer in hun geheel worden opgenomen in de richtlijn, zoals dat nu het geval is, maar nog slechts vermeld worden in de bijlagen. Verwacht wordt dat dit de omvang van het acquis communautaire met ongeveer 2 000 bladzijden zal verminderen.

2.14

Als het Gemeenschapsrecht eenvoudiger wordt, zal ook de omzetting ervan in nationale wetgeving eenvoudiger worden. De harmonisatie van de bepalingen betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen zou het werk van de rechtshandhavingsinstanties (o.a. hun rapportage) eenvoudiger en efficiënter maken.

2.15

Door de bepalingen te vereenvoudigen en te harmoniseren, worden de administratieve procedures eenvoudiger voor alle actoren die betrokken zijn bij het vervoer van gevaarlijke goederen van oorsprong tot bestemming.

2.16

Geharmoniseerde bepalingen zouden ook de documenten die nodig zijn voor vervoersoperaties en -middelen, de opleiding van aangeworven personen, evenals het werk van veiligheidsadviseurs inzake het vervoer van gevaarlijke goederen vereenvoudigen.

2.17

Het voorstel is opgenomen in het programma van de Commissie voor de modernisering en vereenvoudiging van het acquis communautaire en in het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie.

3.   Specifieke opmerkingen

Het Comité wenst kanttekeningen te plaatsen bij een aantal punten:

3.1

Ten eerste wordt in het voorstel voor een „Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over het vervoer van gevaarlijke goederen over land” in het hoofdstuk over definities wel gedetailleerd uitgelegd wat een aantal specifieke woorden of begrippen (b.v. ADR, RID, ADN, voertuig, wagon, vaartuig) in het kader van deze richtlijn betekenen, maar van het begrip „gevaarlijke goederen” zelf wordt geen enkele omschrijving gegeven. Waarschijnlijk is dit een moeilijke opgave, aangezien er talrijke goederen zijn en de technische ontwikkelingen niet stilstaan, zodat de lijst gevaarlijke goederen voortdurend aangroeit. Toch dient er volgens het Comité te worden uitgelegd wat in het kader van deze richtlijn bedoeld wordt met het begrip „gevaarlijke goederen”.

3.2

Ten tweede behouden de lidstaten op basis van dit voorstel het recht om, uitsluitend om andere dan veiligheidsredenen, het vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied te reguleren of te verbieden. Hoewel het Comité begrijpt waarom lidstaten dit recht behouden, begrijpt het niet waarom dit „uitsluitend om andere dan veiligheidsredenen” wordt toegestaan. Terwijl dit voorstel toch bedoeld is om het vervoer van gevaarlijke goederen veiliger te maken, betekent deze formulering dat lidstaten het vervoer van gevaarlijke goederen niet mogen verbieden als dit vervoer gevaren met zich meebrengt. Dit lijkt niet logisch. Verder vraagt het Comité zich af op welke wijze de onderlinge afstemming van de bepalingen die grensoverschrijdend vervoer verbieden, zal worden gewaarborgd als de lidstaten verschillende verbodsbepalingen gaan hanteren.

3.3

Ten derde bevat bijlage III (Vervoer over de binnenwateren) onder III.2. en III.3. geen informatie over de geplande aanvullende overgangsbepalingen of de aanvullende nationale bepalingen. In dit verband wil het Comité graag weten of deze bepalingen echt wel gepland zijn of dat ze nog moeten worden ontwikkeld.

Brussel, 11 juli 2007

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Dimitris DIMITRIADIS


Top
  翻译: