Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009AE1694

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de „Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — De voordelen van de interne markt benutten door betere administratieve samenwerking” (COM(2008) 703 definitief)

PB C 128 van 18.5.2010, p. 103–106 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

18.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 128/103


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de „Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — De voordelen van de interne markt benutten door betere administratieve samenwerking”

(COM(2008) 703 definitief)

(2010/C 128/19)

Rapporteur: HERNÁNDEZ BATALLER

De Commissie heeft op 6 november 2008 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig art. 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s - De voordelen van de interne markt benutten door betere administratieve samenwerking

COM(2008) 703 final.

De afdeling Interne markt, productie en consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 9 september 2009 goedgekeurd.

Tijdens zijn op 4 en 5 november 2009 gehouden 457e zitting (vergadering van 5 november) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht, dat met 128 stemmen vóór, bij 2 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies

1.1.   Het informatiesysteem voor de interne markt (hierna: IMI) houdt in dat de grensoverschrijdende samenwerking meer op een gedecentraliseerde leest wordt geschoeid en dat meer netwerken worden aangegaan, wat de interne markt ten goede zal komen. Het Comité kan zich dan ook vinden in deze aanpak. Het denkt dat dit systeem ertoe zal bijdragen dat de internemarktregels daadwerkelijk worden toegepast en dat de nodige maatregelen worden genomen om de hinderpalen waar burgers en bedrijfsleven mee te maken krijgen, uit de weg te ruimen.

1.2.   De maatschappelijke organisaties kunnen in hun eigen lidstaat een actieve en specifieke rol spelen bij de toepassing van IMI. Ook kunnen zij helpen het systeem bekendheid te geven en de burgers ermee vertrouwd te maken.

1.3.   IMI zal duidelijk maken welke nationale obstakels de correcte tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn en de richtlijn betreffende beroepskwalificaties in de weg staan, en in een latere fase mogelijk ook worden uitgebreid tot andere sectoren. Het lijkt dan ook aangewezen dat de Commissie met het oog op het uit de weg ruimen van deze obstakels een waarschuwingsmechanisme en/of specifieke sancties invoert.

1.4.   Aangezien via IMI allerhande informatie wordt uitgewisseld is het systeem onderworpen aan de communautaire wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens. Het Comité pleit er dan ook voor de jurisprudentie van het Hof van Justitie te volgen en de nodige verplichtingen inzake kennisgeving op te leggen, zodat de betrokkenen het in de desbetreffende wetgeving vastgelegde recht van toegang daadwerkelijk kunnen uitoefenen.

2.   Inleiding

2.1.   Het „beginsel van gemeenschapstrouw”, waarvan de grote lijnen worden uiteengezet in artikel 10 van het EG-Verdrag en dat uitvoerig aan de orde komt in de jurisprudentie van het Hof van Justitie (1), houdt in dat de lidstaten:

alle maatregelen van intern recht nemen die nodig zijn voor de uitvoering van de regels en besluiten van de Unie;

onderling en met de Gemeenschap samenwerken om de doelstellingen van het Verdrag en het afgeleid recht te bereiken.

2.2.   Tot nog toe was er alleen sprake van administratieve samenwerking tussen de lidstaten en de Gemeenschap op specifieke gebieden, zoals belastingen (2) (aanwijzing van een centraal verbindingsbureau in elke lidstaat en de verplichting van de lidstaten om elkaar bij te staan), douane en mededinging (netwerk van nationale autoriteiten), of het asiel-, immigratie- en buitenlands beleid (het ARGO-programma van 2002).

2.3.   Het EESC heeft de administratieve samenwerking tussen de nationale en de communautaire autoriteiten al aangekaart in een initiatiefadvies (3). De conclusie daarvan luidt dat duidelijke en effectieve bestuurlijke en beleidsprocedures in de lidstaten samen met betere (uitvoering en handhaving van) wetgeving een onlosmakelijk onderdeel zijn van een goede EU-governance.

2.4.   Bij besluit 2004/387/EG (4) van 21 april 2004 is een programma opgezet voor de interoperabele levering van pan-Europese e-overheidsdiensten aan Europese overheidsdiensten, EU-instellingen en andere entiteiten en aan ondernemingen en burgers (IDABC). In dit besluit wordt bepaald dat de Gemeenschap bij de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang en horizontale maatregelen bijdraagt in de kosten in verhouding tot haar belangen (art. 10).

2.5.   Op 17 maart 2006 hebben de vertegenwoordigers van de lidstaten in het Raadgevend Comité voor de interne markt hun goedkeuring gehecht aan een algemeen plan voor de toepassing van het informatiesysteem voor de interne (IMI), dat erop gericht is de communicatie tussen de lidstaten te verbeteren. In Beschikking 2008/49/EG (5) van de Commissie inzake de bescherming van persoonsgegevens bij de invoering van het informatiesysteem interne markt wordt bepaald dat dit informatiesysteem dient te worden beschouwd als een project van gemeenschappelijk belang zoals bedoeld in het IDABC-besluit.

2.6.   IMI is opgezet om de uitvoering van wetgevingsbesluiten op het gebied van de interne markt, waarvoor uitwisseling van informatie tussen de nationale autoriteiten vereist is, vlotter te doen verlopen.

3.   De mededeling van de Commissie

Gebrek aan vertrouwen in het wettelijke kader en in het toezicht in andere lidstaten heeft geleid tot een wildgroei aan regels en overlappingen in de controle op grensoverschrijdende activiteiten. Dit was tot nog toe een van de grootste struikelblokken voor een goede werking van de interne markt. Het is dan ook zaak dat de autoriteiten van de lidstaten nauw gaan samenwerken en meer vertrouwen krijgen in elkaars regelingen.

3.1.1.   Dankzij IMI kunnen de lidstaten aan hun juridische verplichtingen op het gebied van de uitwisseling van informatie voldoen en nieuwe vormen van administratieve samenwerking opzetten, wat langs niet-elektronische weg onmogelijk zou zijn.

Met IMI krijgen de bevoegde nationale autoriteiten de beschikking over een eenvoudig hulpmiddel om na te gaan welke instanties in een andere lidstaat bevoegd zijn. Daarnaast kan via gestructureerde vragenlijsten informatie over bepaalde EU-wetgevingsgebieden worden opgevraagd.

3.2.1.   Door gebruik te maken van IMI kunnen de lidstaten de communicatie die nodig is om de internemarktwetgeving naar behoren ten uitvoer te leggen, efficiënter en goedkoper maken. Toch is besloten het systeem in een eerste fase te beperken tot twee gebieden, nl. de erkenning van beroepskwalificaties (hier is het systeem al in werking getreden) en de dienstenrichtlijn. De ervaring die op deze manier wordt opgedaan zal in een later stadium worden gebruikt om het systeem uit te breiden tot andere gebieden die cruciaal zijn voor de werking van de interne markt.

3.2.2.   IMI zal zo bijdragen aan het klimaat van vertrouwen dat nodig is om de interne markt rimpelloos en voor de volle 100 % te doen functioneren.

3.3.   IMI is een meertalig instrument dat is uitgewerkt voor een EU met 27 lidstaten en 23 officiële talen, maar dat ter beschikking zal staan van alle 30 EER-landen. Meertaligheid is een verrijking. Het IMI-systeem maakt gebruik van nieuwe technologieën en (geautomatiseerde) vertaling en laat daarmee concreet zien hoe de EU bestaande belemmeringen uit de weg kan ruimen en de communicatiekloof tussen overheden in Europa kan verkleinen.

3.4.   IMI is een stap in de richting van doeltreffender en gedecentraliseerde grensoverschrijdende samenwerking die is gebaseerd op het aangaan van netwerken, en sluit dus aan bij het streven naar een moderner beheer van de interne markt.

3.5.   IMI helpt de bevoegde nationale instanties bij het uit de weg ruimen van praktische hinderpalen zoals taalproblemen of het ontbreken van duidelijke aanspreekpunten in andere landen, zodat de lidstaten vlotter kunnen samenwerken bij de tenuitvoerlegging van de internemarktwetgeving. Bedoeling is immers de dagelijkse samenwerking tussen de lidstaten efficiënter te doen verlopen.

3.6.   IMI is ontwikkeld op basis van de volgende drie uitgangspunten:

het systeem legt de lidstaten op het vlak van administratieve samenwerking geen extra verplichtingen op naast die welke al in de internemarktwetgeving zijn opgenomen;

het biedt voldoende flexibiliteit, zodat de uiteenlopende bestuurlijke structuren en culturen in Europa probleemloos naast elkaar kunnen bestaan;

het is een uniform systeem op basis van herbruikbare bouwstenen, dat kan worden toegepast op verschillende facetten van de internemarktwetgeving, zodat een wildgroei aan informatiesystemen wordt vermeden.

De Commissie merkt terecht op dat het IMI-systeem gevolgen heeft voor de bescherming van persoonsgegevens en wijst er dan ook op dat de desbetreffende bepalingen, m.n. Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001 volledig van toepassing zijn.

3.7.1.   De toegang tot de in het kader van IMI beheerde informatie blijft dan ook beperkt tot de nationale autoriteiten en instanties die in de richtlijnen waarop het systeem op dit moment van toepassing is, worden aangewezen als bevoegde autoriteiten.

3.8.   Ten slotte verklaart de Commissie dat meer moet worden geïnvesteerd in opleiding en bewustmaking, willen we de gewenste resultaten bereiken. De Commissie zal de verschillende mogelijkheden bekijken en eventueel nagaan of een programma voor opleiding en uitwisseling dient te worden opgezet.

3.9.   In haar aanbeveling van 29 juni 2009 (6) over maatregelen ter verbetering van de werking van de interne markt, wijst de Commissie op het cruciale belang van een gecoördineerde en op samenwerking gebaseerde aanpak in de vorm van een partnerschap tussen de Commissie en de lidstaten, met als gemeenschappelijk doel een betere omzetting, toepassing en handhaving van de internemarktregels te garanderen. Een dergelijke kijk houdt in dat de lidstaten samen verantwoordelijk zijn voor het beheer van de interne markt en daarin derhalve een meer proactieve rol moeten gaan spelen.

4.   Algemene opmerkingen

IMI impliceert dat de grensoverschrijdende samenwerking meer op decentrale leest wordt geschoeid en dat meer netwerken worden aangegaan, en is daarmee een opsteker voor het recht van de burgers, de instellingen en het bedrijfsleven op goed bestuur. Er mag onder geen beding worden afgeweken van de grondbeginselen, te weten flexibiliteit, herbruikbare bouwstenen en het vermijden van nieuwe verplichtingen voor de lidstaten.

4.1.1.   Met IMI wordt het recht op goed bestuur daadwerkelijk in praktijk gebracht: de burgers kunnen nu via een flexibele regeling nauwkeurige en concrete informatie verkrijgen over de vereisten waaraan zij moeten voldoen om zich in een bepaalde lidstaat te vestigen, diensten te verlenen of te werken, en kunnen precies nagaan bij welke instanties zij hun verzoek moeten indienen. Bovendien komen op deze manier ook de ongewettigde nationale belemmeringen aan het licht die de in de Gemeenschapswetgeving vastgelegde vrijheden in de weg staan, zodat de Commissie de nodige maatregelen kan nemen.

4.2.   Een vlotte werking van de interne markt houdt in dat de lidstaten nauw samenwerken en vertrouwen hebben in IMI; dat zou bovendien de transparantie en goed bestuur bevorderen. Om nauwe grensoverschrijdende samenwerking tussen de voor de interne markt bevoegde nationale autoriteiten mogelijk te maken moeten de lidstaten erop toezien dat de grensoverschrijdende netwerken of de door de Commissie in het leven geroepen systemen voor elektronische informatie zoals IMI, naar behoren functioneren.

4.3.   In Besluit 2004/387/EG (IDABC) wordt voorzien in een schema op basis waarvan de exploitatie- en onderhoudskosten van de pan-Europese e-overheids- en infrastructuurdiensten billijk over de Gemeenschap en de lidstaten worden omgeslagen (art. 7-3). De lidstaten moeten dus de nodige middelen vrijmaken voor een vlotte werking van IMI. Aangezien het hier om een gedeelde bevoegdheid en dus ook een gedeelde verantwoordelijkheid gaat is het Comité van oordeel dat de lidstaten een extra inspanning moeten leveren.

Het systeem kan pas echt in praktijk worden gebracht als de bestuurlijke samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie wordt versterkt. Het toepassingsgebied van IMI, dat op dit moment beperkt is tot de richtlijn betreffende beroepskwalificaties en de richtlijn betreffende diensten op de interne markt, moet in de toekomst worden uitgebreid.

4.4.1.   Met het oog op betere bestuurlijke samenwerking wordt bij Beschikking 2008/49/EG een regeling ingevoerd voor de uitwisseling en verwerking van gegevens. Aangezien het om gevoelige informatie gaat worden deze taken verdeeld over verschillende administratieve instanties en wordt elke instantie belast met het beheer van een bepaald onderdeel. IMI-actoren zijn de Commissie en, op nationaal niveau, de coördinatoren en de gebruikers. Deze laatsten kunnen onder toezicht van de nationale autoriteit of de coördinator de taak van behandelaar, toewijzer, toezichthouder of lokale gegevensbeheerder vervullen.

4.4.2.   IMI moet worden afgestemd op de mechanismen voor bestuurlijke samenwerking die zijn vastgelegd in de richtlijnen waarop het systeem van toepassing is (de dienstenrichtlijn en de richtlijn betreffende beroepskwalificaties), nl. de mechanismen voor de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde nationale autoriteiten. In dat verband moet rekening worden gehouden met eventuele directe of indirecte betrekkingen tussen IMI-gebruikers en de in bedoelde richtlijnen aangewezen nationale autoriteiten, m.n. als deze direct of indirect van invloed zijn op de interne markt.

4.4.3.   Met het oog op de coördinatie met IMI zou het m.n. nuttig zijn de volgende aspecten uit de dienstenrichtlijn over te nemen:

a)

de brede definitie van bevoegde instantie (art. 4);

b)

de oprichting van gemeenschappelijke loketten („één-loket”) (art. 6) en contactpunten (art. 28);

c)

de vaststelling van in verregaande mate geharmoniseerde procedures voor vergunning en communicatie met de aanvrager (art. 13);

d)

de invoering van alarmmechanismen (art. 32), die eventueel kunnen leiden tot de oprichting van een Europees netwerk van instanties van de lidstaten.

4.4.4.   Uit de richtlijn betreffende beroepskwalificaties zouden dan weer de volgende aspecten moeten worden overgenomen:

a)

de brede definitie van bevoegde autoriteit en de gelijkstelling van beroepstitels die worden afgegeven door beroepsorganisaties (art. 3);

b)

administratieve samenwerking tussen de lidstaten in het kader van de vrije dienstverlening (art. 8);

c)

de harmonisatie van de procedures voor de erkenning van beroepskwalificaties met het oog op vestiging in een andere lidstaat (art. 51);

d)

de specifieke regeling voor administratieve samenwerking met het oog op de toepassing van de bepalingen inzake de uitwisseling van informatie over tuchtrechtelijke maatregelen of strafrechtelijke sancties, de lijst van bevoegde autoriteiten en hun coördinator (art. 56) en, ten slotte, de oprichting van nationale contactpunten die ermee belast worden alle concrete informatie te verstrekken die nodig is voor de tenuitvoerlegging van de richtlijn (art. 57).

4.4.5.   Het Comité is van mening dat bij de inwerkingtreding van IMI van meet af aan ook rekening moet worden gehouden met de sociale aspecten (periode waarin bijdragen zijn betaald, pensioenrechten, enz.) die verband houden met de gebieden waarop het systeem in deze eerste fase van toepassing is. Deze visie strookt niet alleen met het algemene beleid van het Comité, maar vloeit voort uit het feit dat de economische en de sociale kant van beroepsactiviteiten niet los van elkaar kunnen worden gezien.

4.4.6.   Het Comité heeft al herhaaldelijk gehamerd op dit verband, bv. in zijn advies van 14 januari 2009 (7) over de sociale en milieudimensie van de interne markt, waarin het erop wijst dat de Europese instellingen rekening dienen te houden met de gerechtvaardigde belangen van bedrijven en de noodzaak om de fundamentele sociale rechten te eerbiedigen, zoals die door het Europees recht, de internationale arbeidsnormen en de wetgeving van de individuele lidstaten erkend worden, met inbegrip van het recht om collectieve onderhandelingen te voeren.

4.4.7.   Het Comité heeft al vaker een lans gebroken voor harmonisatie op dit vlak, we denken dan m.n. aan de onderlinge afstemming van de socialezekerheidsregelingen en de overdraagbaarheid van pensioenrechten (8).

4.5.   Ook dringt het erop aan dat de nodige maatregelen worden genomen om de bevoegde autoriteiten het belang van IMI te doen inzien en hen vertrouwd te maken met dit systeem, zodat de volledige Gemeenschapswetgeving naar behoren kan functioneren en we voor de volle 100 % de vruchten kunnen plukken van de interne markt.

4.6.   Om de bestuurlijke samenwerking te versterken moet de werking van IMI worden verbeterd en moeten de daarbij betrokken organisaties meer steun krijgen. Daarnaast moeten het Comité en de maatschappelijke organisaties een grotere rol gaan spelen. Zo zouden zij campagnes kunnen opzetten om IMI meer bekendheid te geven en het belang ervan voor de interne markt te beklemtonen.

4.7.   Aan de hand van de ervaring die wordt opgedaan met IMI en de ontwikkeling van de EU-wetgeving kunnen de krijtlijnen voor een vollediger en gedetailleerder Europese regelgeving inzake administratieve samenwerking worden getrokken. Zo zou een verordening kunnen worden uitgevaardigd waarin de meest algemene aspecten worden behandeld.

4.8.   Het IMI-systeem is in dit verband een eerste stap: de regelingen voor administratieve samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie, worden gestroomlijnd. Het gaat dan om samenwerking op gebieden die verband houden met de onderlinge erkenning en het beginsel van non-discriminatie, die van cruciaal belang zijn voor de werking van de interne markt. Bovendien heeft de Commissie erop toegezien dat de taken nauwgezet verdeeld zijn over de verschillende voor IMI bevoegde instanties, zodat de bescherming van persoonsgegevens – een kwestie van cruciaal belang voor de EU-burgers – verzekerd is.

4.9.   Nog in verband met de bescherming van persoonsgegevens willen we hier ten slotte wijzen op de recente publicatie van de conclusies van advocaat-generaal Ruiz-Jarabo Colomer (9), waarin deze zijn kijk geeft op een aantal beginselen van deze regelgeving die hier ten volle van toepassing zijn. Zijn interpretatie is bevestigd in het arrest van het Hof van Justitie van de EG van 7 mei 2009 inzake de verplichting om niet alleen voor het heden, maar ook voor het verleden te voorzien in een recht op toegang tot informatie over de ontvangers of de categorieën ontvangers van de gegevens en tot de inhoud van de verstrekte informatie, en om een termijn voor de bewaring van deze informatie vast te stellen die een juist evenwicht vormt tussen, enerzijds, het belang van de betrokkene om zijn persoonlijke levenssfeer te beschermen, en, anderzijds, de last die de verplichting tot bewaring van die informatie inhoudt voor de voor de verwerking verantwoordelijke.

4.10.   Het gaat om de uitlegging van twee verschillende, mogelijk tegenstrijdige rechten die zijn vastgelegd in Richtlijn 95/46, nl. het recht op de vernietiging van persoonsgegevens na een jaar, en het recht van de betrokkene op toegang tot informatie over de verwerking van die gegevens. Als gegevens op grond van Richtlijn 95/46 worden verwijderd, kan het recht op toegang niet langer worden uitgeoefend: informatie die niet meer bestaat, kan immers niet meer worden opgevraagd. Het lijkt raadzaam de interpretatie te volgen van de advocaat-generaal en het Hof van Justitie, die de twee in het Gemeenschapsrecht vastgelegde rechten en de uitoefening daarvan met elkaar verenigt. Volgens deze uitlegging moet de betrokkene op de hoogte worden gebracht van de verstrekking van de gegevens aan derden, de identiteit van de ontvangers en het bestaan van een termijn van een jaar voor de uitoefening van het recht op toegang, waarna de gegevens worden vernietigd en dus niet langer toegankelijk zijn.

Brussel, 5 november 2009

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Mario SEPI


(1)  Zaak C-392/02, arrest van 15.11.2005 en de conclusie van advocaat-generaal Geelhoed.

(2)  PB L 264 van 15.10.2003.

(3)  PB C 325 van 30.12.2006.

(4)  PB L 181 van 18.5.2004.

(5)  PB L 13 van 16.1.2008.

(6)  PB L 176 van 7.7.2009, blz. 17.

(7)  PB C 182 van 4.8.2009, blz. 1.

(8)  PB C 228 van 22.9.2009.

(9)  Conclusies van 22.12.2008, zaak C-553/07.


Top
  翻译: