This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012XC0111(04)
Communication from the Commission — Approval of the content of a draft for a Commission Regulation on de minimis aid for the provision of services of general economic interest Text with EEA relevance
Mededeling van de Commissie — Goedkeuring van de inhoud van een ontwerp-verordening van de Commissie betreffende de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen Voor de EER relevante tekst
Mededeling van de Commissie — Goedkeuring van de inhoud van een ontwerp-verordening van de Commissie betreffende de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen Voor de EER relevante tekst
PB C 8 van 11.1.2012, p. 23–27
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
11.1.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 8/23 |
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE
Goedkeuring van de inhoud van een ontwerp-verordening van de Commissie betreffende de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen
(Voor de EER relevante tekst)
2012/C 8/04
Op 20 december 2011 heeft de Commissie de inhoud goedgekeurd van een ontwerp voor een verordening van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen. Het betreffende ontwerp voor een verordening van de Commissie is aan de onderhavige mededeling gehecht. De publieke consultatie over dit ontwerp voor een verordening van de Commissie is geopend voor een periode van één maand te rekenen vanaf de bekendmaking van deze mededeling.
BIJLAGE
ONTWERP VERORDENING (EU) Nr. …/… VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2011
betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen (1), en met name artikel 2, lid 1,
Na bekendmaking van de ontwerp-verordening (2),
Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 994/98 wordt de Commissie gemachtigd om bij verordening een plafond vast te stellen beneden hetwelk steunmaatregelen geacht worden niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag te voldoen en derhalve niet onder de aanmeldingsprocedure van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vallen. |
(2) |
Op basis van die verordening heeft de Commissie met name Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun (3) vastgesteld, waarin een algemeen de-minimisplafond op 200 000 EUR per begunstigde over een periode van drie belastingjaren is bepaald. |
(3) |
Uit de ervaring die de Commissie heeft opgedaan bij de toepassing van de staatssteunregels op ondernemingen die diensten van algemeen economisch belang in de zin van artikel 106, lid 2, van het Verdrag verrichten, is gebleken dat het plafond beneden hetwelk voordelen die dit soort ondernemingen verleend krijgen, geacht kunnen worden het handelsverkeer tussen lidstaten niet ongunstig te beïnvloeden en/of de mededinging te verstoren of dreigen te verstoren, in sommige gevallen kan verschillen van het algemene de-minimisplafond dat in Verordening (EG) nr. 1998/2006 is bepaald. Bij ten minste sommige van deze voordelen bestaat namelijk de kans dat deze compensatie vormen voor additionele kosten die verband houden met het verrichten van diensten van algemeen economisch belang. Daarnaast is het geografische toepassingsbereik van veel activiteiten die als het verrichten van een dienst van algemeen economisch belang kunnen worden aangemerkt, beperkt. Het is dus passend om — naast Verordening (EG) nr. 1998/2006 — een verordening in te voeren die specifieke de-minimisregels bevat voor ondernemingen die diensten van algemeen economisch belang verrichten. |
(4) |
In het licht van de ervaring van de Commissie dient steun aan ondernemingen die een dienst van algemeen economisch belang verrichten, geacht te worden het handelsverkeer tussen lidstaten niet ongunstig te beïnvloeden en/of de mededinging niet te verstoren of dreigen te verstoren, mits het totale bedrag dat de begunstigde onderneming aan steun voor het beheer van diensten van algemeen economisch belang ontvangt, niet meer dan 500 000 EUR over een periode van drie belastingjaren bedraagt. |
(5) |
Gelet op de bijzondere regels die in de sectoren van de primaire productie van landbouwproducten, de visserij en de aquacultuur gelden, en gezien het risico dat in die sectoren steunbedragen die kleiner zijn dan die welke in deze verordening zijn vastgesteld, aan de criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag kunnen voldoen, dient deze verordening niet op die sectoren van toepassing te zijn. Dit laat maatregelen onverlet die worden verleend aan in de visserijsector actieve ondernemingen die een dienst van algemeen economisch belang verrichten die geen verband houdt met visserijproducten, zoals bijvoorbeeld de inzameling van scheepsafval. Ten einde rekening te houden met het feit dat in het vrachtvervoer over de weg en in het reizigersvervoer over de weg werkzame ondernemingen gemiddeld klein in omvang zijn en gelet op de overcapaciteit van die sector en de doelstellingen van het vervoersbeleid wat betreft congestie op de weg en het vrachtvervoer, dient steun voor de aanschaf van wegvervoermiddelen voor vracht door ondernemingen die vrachtvervoer voor rekening van derden uitvoeren, te worden uitgesloten. Dit doet geen afbreuk aan de positieve benadering van de Commissie ten aanzien van staatssteun voor schonere en milieuvriendelijkere voertuigen in andere Unie-instrumenten dan deze verordening. Gelet op Besluit 2010/787/EU van de Raad van 10 december 2010 betreffende staatssteun ter bevordering van de sluiting van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen (4) dient deze verordening niet op de kolenindustrie van toepassing te zijn. |
(6) |
Gezien de overeenkomsten die er bestaan tussen de verwerking en afzet van landbouwproducten, enerzijds, en van niet-landbouwproducten, anderzijds, dient deze verordening te gelden voor de verwerking en afzet van landbouwproducten mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. In dat verband dienen noch activiteiten op landbouwbedrijven die nodig zijn om een product voor te bereiden voor de eerste verkoop (zoals oogsten, maaien en dorsen van graan of het verpakken van eieren), noch de eerste verkoop aan wederverkopers of verwerkende bedrijven als verwerking of afzet te worden beschouwd. |
(7) |
Het Hof van Justitie heeft verklaard dat de lidstaten, wanneer de Unie een regeling voor de totstandbrenging van een gemeenschappelijke marktordening in een bepaalde landbouwsector heeft vastgesteld, zich dienen te onthouden van elke maatregel die daarvan afwijkt of er inbreuk op maakt. Daarom dient deze verordening niet van toepassing te zijn op steun waarvan het bedrag is vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid afgenomen of op de markt gebrachte producten. Evenmin dient zij van toepassing te zijn op de-minimissteun waaraan de verplichting is gekoppeld om deze met primaire producenten te delen. |
(8) |
Deze verordening dient niet van toepassing te zijn op de-minimisexportsteun of de-minimissteun waarmee binnenlandse producten ten opzichte van ingevoerde producten worden begunstigd. |
(9) |
Deze verordening dient niet van toepassing te zijn op ondernemingen in moeilijkheden in de zin van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (5). |
(10) |
Het zou niet mogelijk mogen zijn om steun die het de-minimissteunplafond overschrijdt, op te splitsen in een aantal kleinere tranches om deze tranches op die wijze onder de toepassing van deze verordening te brengen. |
(11) |
In lijn met de beginselen die voor steun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag gelden, dient de-minimissteun geacht te worden te zijn verleend op het tijdstip waarop de onderneming krachtens de toepasselijke nationale wet- en regelgeving een wettelijke aanspraak op de steun verwerft. |
(12) |
Om te vermijden dat de in verschillende Unie-instrumenten vastgestelde maximum steunintensiteiten worden omzeild, mag de-minimissteun niet worden gecumuleerd met staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten indien een dergelijke cumulering ertoe zou leiden dat een steunintensiteit hoger uitkomt dan de intensiteit die in de specifieke omstandigheden van elke zaak door een groepsvrijstellingsverordening of een besluit van de Commissie is vastgesteld. |
(13) |
Deze verordening mag de toepassing van Verordening (EG) nr. 1998/2006 op ondernemingen die diensten van algemeen economisch belang verrichten, niet beperken. De lidstaten dienen, wat betreft steun voor het beheer van diensten van algemeen economisch belang, de vrijheid te behouden om een beroep te doen op ofwel de onderhavige verordening ofwel Verordening (EG) nr. 1998/2006. |
(14) |
Het Hof van Justitie heeft in zijn Altmark-arrest (6) criteria vastgesteld om te bepalen wanneer compensatie voor het verrichten van een dienst van algemeen economisch belang geen staatssteun vormt. Niettemin, mag op grond van de onderhavige verordening verleende de-minimissteun hoe dan ook niet worden gecumuleerd met compensaties voor dezelfde dienst, ongeacht of deze op grond van het Altmark-arrest staatssteun vormt of niet. Daarom vallen steunmaatregelen alleen onder deze verordening indien het volledige compensatiebedrag, ongeacht of dit staatssteun vormt, de in de onderhavige verordening vastgestelde drempel niet overschrijdt. |
(15) |
Met het oog op transparantie en een correcte toepassing van de onderhavige verordening dient in deze verordening een duidelijke drempel te worden bepaald ook voor gevallen waarin de steun niet in de vorm van een subsidie wordt verleend, maar bijvoorbeeld als lening of kapitaalinjectie. Met het oog op een eenvormige, transparante en eenvoudige toepassing van de staatssteunregels dient het mogelijk te zijn deze drempel toe te passen, ongeacht de specifieke kenmerken van de maatregelen en zonder dat een berekening hoeft te worden uitgevoerd. Daarom mag steun verleend in een andere vorm dan subsidie alleen het voordeel van de onderhavige verordening genieten indien het aan de onderneming uitgekeerde steunbedrag niet meer dan 500 000 EUR bedraagt. Wanneer de steun de vorm heeft van een garantie, dient deze verordening alleen van toepassing te zijn wanneer het gegarandeerde gedeelte van de onderliggende lening niet meer dan 500 000 EUR bedraagt. |
(16) |
De Commissie heeft tot taak erop toe te zien dat de staatssteunregels in acht worden genomen en inzonderheid dat, wanneer op grond van de de-minimisregels steun wordt verleend, de desbetreffende voorwaarden in acht worden genomen. De lidstaten dienen, in overeenstemming met het in artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde samenwerkingsbeginsel, de vervulling van deze taak te vergemakkelijken door de nodige maatregelen te treffen om te waarborgen dat het totale bedrag dat eenzelfde onderneming aan de-minimissteun voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang wordt verleend, het totale toegestane plafond. Met het oog daarop en om inachtneming van de bepalingen inzake cumulering met steun op grond Verordening (EG) nr. 1998/2006 te verzekeren, dienen de lidstaten bij het verlenen van de-minimissteun op grond van deze verordening de betrokken onderneming, onder verwijzing naar deze verordening, het steunbedrag mee te delen en er op te wijzen dat dit een de-minimiskarakter heeft. Voorts dient de betrokken lidstaat, alvorens dit soort steun te verlenen, van de onderneming een verklaring te verlangen over andere onder de onderhavige verordening of onder Verordening (EG) nr. 1998/2006 vallende, gedurende het betrokken belastingjaar en de twee voorgaande belastingjaren ontvangen de-minimissteun. Bij wijze van alternatief dient de lidstaat de mogelijkheid te hebben de eerbiediging van het plafond te garanderen door middel van een centraal register. |
(17) |
Deze verordening laat de voorwaarden van het Unierecht inzake overheidsopdrachten of aanvullende uit het Verdrag of uit sectorale Uniewetgeving voortvloeiende voorwaarden onverlet. |
(18) |
Deze verordening dient te gelden ten aanzien van steun die vóór de inwerkingtreding van deze verordening is verleend aan ondernemingen die diensten van algemeen economisch belang verrichten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Toepassingsbereik
1. Deze verordening is uitsluitend van toepassing op steun welke wordt verleend aan ondernemingen die een dienst van algemeen economisch belang in de zin van artikel 106, lid 2, van het Verdrag verrichten.
2. Deze verordening is niet van toepassing op:
a) |
steun verleend aan in de sectoren visserij en aquacultuur actieve ondernemingen voor zover die onder Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (7) vallen; |
b) |
steun verleend aan ondernemingen die in de primaire productie van de in Bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten werkzaam zijn; |
c) |
steun verleend aan ondernemingen die actief zijn op het gebied van de verwerking en de afzet van de in Bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten, in de volgende gevallen:
|
d) |
steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer naar derde landen of lidstaten, met name steun die direct aan de uitgevoerde hoeveelheden is gerelateerd, en steun voor de oprichting en exploitatie van een distributienet of andere lopende uitgaven in verband met werkzaamheden op het gebied van uitvoer; |
e) |
steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen; |
f) |
steun verleend aan ondernemingen die in de kolenindustrie in de zin van Besluit 2010/787/EU van de Raad actief zijn; |
g) |
steun voor de aanschaf van wegvervoermiddelen voor vracht door ondernemingen die vrachtvervoer voor rekening van derden uitvoeren; |
h) |
steun aan ondernemingen in moeilijkheden. |
3. In deze verordening wordt verstaan onder:
a) „landbouwproducten”: de in Bijlage I bij het Verdrag vermelde producten, met uitzondering van visserijproducten;
b) „de verwerking van landbouwproducten”: een bewerking van een landbouwproduct die een product oplevert dat nog steeds een landbouwproduct is, met uitzondering van activiteiten op landbouwbedrijven die nodig zijn om een plantaardig of dierlijk product voor de eerste verkoop voor te bereiden;
c) „afzet van landbouwproducten”: het in voorraad hebben of uitstellen met het oog op verkoop, te koop aanbieden, leveren of op enige andere wijze verhandelen, met uitzondering van de eerste verkoop door een primaire producent aan wederverkopers of verwerkingsbedrijven en alle activiteiten waarmee een product voor een dergelijke eerste verkoop wordt voorbereid. Verkoop door een primaire producent aan eindgebruikers geldt als afzet indien deze plaatsvindt in afzonderlijke lokalen die uitsluitend voor dat doel worden gebruikt.
Artikel 2
De-minimissteun
1. Steun aan ondernemingen met betrekking tot het verrichten van een dienst van algemeen economisch belang, wordt geacht niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag te voldoen — en is derhalve vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting uit hoofde van artikel 108, lid 3, van het Verdrag — indien deze aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden voldoet.
2. Steunmaatregelen kunnen het voordeel van deze verordening alleen genieten indien het totale steunbedrag dat een onderneming die diensten van algemeen economisch belang verricht, niet meer dan 500 000 EUR over een periode van drie belastingjaren bedraagt.
3. Wanneer steun in een andere vorm dan subsidies wordt verleend, zoals leningen of kapitaalinjecties, kan deze alleen het voordeel van de onderhavige verordening genieten indien het in lid 2 vastgestelde plafond niet wordt overschreden. Wanneer de steun de vorm heeft van een garantie, overschrijdt het gegarandeerde gedeelte van de onderliggende lening dat plafond niet.
4. Wanneer het totale aan een onderneming die diensten van algemeen economisch belang verricht, verleende steunbedrag het in lid 2 bepaalde plafond overschrijdt, komt die steun niet in aanmerking voor deze verordening, zelfs niet voor een gedeelte van het steunbedrag dat het plafond niet overschrijdt. In dat geval kan voor deze steunmaatregel het voordeel van de onderhavige verordening niet worden ingeroepen.
5. De-minimissteun wordt niet gecumuleerd met staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten indien die cumulering ertoe zou leiden dat een steunintensiteit hoger uitkomt dan de intensiteit die in de specifieke omstandigheden van elke zaak door een groepsvrijstellingsverordening of een besluit van de Commissie is vastgesteld.
6. De-minimissteun op grond van deze verordening mag worden gecumuleerd met de-minimissteun op grond van Verordening (EG) nr. 1998/2006 tot het in artikel 2, lid 2, van deze verordening vastgestelde plafond. Echter, de-minimissteun op grond van de onderhavige verordening wordt niet gecumuleerd met compensaties voor dezelfde dienst van algemeen economisch belang, ongeacht of deze staatssteun vormt of niet.
Artikel 3
Monitoring
1. Wanneer een lidstaat voornemens is op grond van deze verordening de-minimissteun aan een onderneming te verlenen, stelt deze de onderneming schriftelijk in kennis van het als bruto-subsidie-equivalent uitgedrukte voorgenomen steunbedrag, van de dienst van algemeen economisch belang ten aanzien waarvan die steun wordt verleend en van het feit dat het de-minimissteun betreft, met uitdrukkelijke verwijzing naar deze verordening en de titel en de vindplaats ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Wanneer op grond van deze verordening in het kader van een regeling de-minimissteun wordt verleend aan verschillende ondernemingen en in het kader van die regeling aan die ondernemingen uiteenlopende bedragen aan individuele steun worden verleend, kan de betrokken lidstaat ervoor opteren om deze verplichting te vervullen door de ondernemingen een vast bedrag mee te delen dat met het in het kader van die regeling maximaal uit te keren steunbedrag overeenstemt. In dat geval wordt het vaste bedrag gebruikt om te bepalen of het in artikel 2, lid 2, vastgestelde plafond is bereikt. Alvorens de steun te verlenen, verlangt de lidstaat van de onderneming die de dienst van algemeen economisch belang verricht, een verklaring in schriftelijke of elektronische vorm over alle andere op grond van deze verordening of op grond van Verordening (EG) nr. 1998/2006 aan de onderneming die diensten van algemeen economisch belang verricht, gedurende de twee voorgaande belastingjaren en het lopende belastingjaar verleende de-minimissteun.
De lidstaat verleent nieuwe de-minimissteun op grond van deze verordening pas nadat deze zich ervan heeft vergewist dat hiermee het totale, op grond van deze verordening aan een onderneming die diensten van algemeen economisch belang verricht, aan de-minimissteun verleende steunbedrag niet zodanig doet toenemen dat het in artikel 2, lid 2, vastgestelde plafond wordt overschreden, en dat de regels inzake cumulatie van artikel 2, lid 6, in acht worden genomen.
2. Wanneer een lidstaat een centraal register voor de-minimissteun heeft opgezet dat alle gegevens bevat over alle de-minimissteun die door autoriteiten in die lidstaat is verstrekt aan ondernemingen welke diensten van algemeen economisch belang verrichten, is lid 1 niet van toepassing op die lidstaat.
3. De lidstaten leggen dossiers aan die alle gegevens bevatten met betrekking tot de toepassing van deze verordening. Deze dossiers bevatten alle gegevens die nodig zijn om te kunnen nagaan of de voorwaarden van deze verordening in acht zijn genomen. De dossiers betreffende individuele de-minimissteun worden gedurende tien belastingjaren vanaf het tijdstip van de steunverlening bewaard. Voor de-minimissteunregelingen worden de dossiers bewaard gedurende tien jaar te rekenen vanaf het tijdstip van de laatste individuele steunverlening op grond van die regeling. De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie op haar schriftelijk verzoek binnen 20 werkdagen, of binnen de langere termijn die de Commissie in haar verzoek vaststelt, alle gegevens die de Commissie nodig acht om te kunnen nagaan of aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan, en met name om te kunnen vaststellen ten belope van welk totaalbedrag een bepaalde onderneming op grond van deze verordening en van Verordening (EG) nr. 1988/2006 de-minimissteun heeft ontvangen.
Artikel 4
Overgangsbepalingen
Deze verordening is van toepassing op steun die voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang is verleend vóór de inwerkingtreding van deze verordening, mits die steun aan de in de artikelen 1 en 2 van deze verordening vastgestelde voorwaarden voldoet. Steun voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang die niet aan deze voorwaarden voldoet, wordt door de Commissie beoordeeld overeenkomstig de relevante beschikkingen, besluiten, kaderregelingen, richtsnoeren, mededelingen en bekendmakingen.
Na het verstrijken van de geldigheidsduur van deze verordening kan alle de minimis-steun die aan de voorwaarden van deze verordening voldoet, nog gedurende zes maanden geldig ten uitvoer worden gelegd.
Artikel 5
Inwerkingtreding en geldigheidsduur
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is van toepassing tot en met 31 december 2018.
De Commissie is voornemens deze verordening vijf jaar na de inwerkingtreding ervan opnieuw te bezien.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2011.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 142 van 14.5.1998, blz. 1.
(2) PB C 8 van 11.1.2012, blz. 23.
(3) PB L 379 van 28.12.2006, blz. 5.
(4) PB L 336 van 21.12.2010, blz. 24.
(5) PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.
(6) Arrest van 24 juli 2003, zaak C-280/00, Altmark Trans GmbH en Regierungspräsidium Magdeburg/Nahverkehrsgesellschaft Altmark GmbH, Jurispr. 2003, blz. I-7747.