This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011IP0224
Free trade agreement with India European Parliament resolution of 11 May 2011 on the state of play in the EU-India Free Trade Agreement negotiations
Vrijhandelsakkoord met India Resolutie van het Europees Parlement van 11 mei 2011 over de stand van zaken bij de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India
Vrijhandelsakkoord met India Resolutie van het Europees Parlement van 11 mei 2011 over de stand van zaken bij de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India
PB C 377E van 7.12.2012, p. 13–19
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
7.12.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 377/13 |
Woensdag 11 mei 2011
Vrijhandelsakkoord met India
P7_TA(2011)0224
Resolutie van het Europees Parlement van 11 mei 2011 over de stand van zaken bij de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India
2012/C 377 E/03
Het Europees Parlement,
— |
gezien de richtsnoeren van de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (OESO) over multinationale ondernemingen en de Tripartiete Verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over beginselen inzake multinationale ondernemingen en sociaal beleid, |
— |
gezien de op 14 november 2001 in Doha goedgekeurde ministeriële verklaring van de vierde zitting van de WTO-ministersconferentie, met name paragraaf 44 over speciale en gedifferentieerde behandeling (SDT), |
— |
gezien zijn resolutie van 29 september 2005 over de betrekkingen tussen de EU en India: een strategisch partnerschap (1), |
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 4 oktober 2006 getiteld "Europa als wereldspeler: wereldwijd concurreren. Een bijdrage aan de EU-strategie voor groei en werkgelegenheid" (COM(2006)0567), |
— |
gezien zijn resolutie van 26 maart 2009 over een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India (2), |
— |
gezien zijn resolutie van 12 juli 2007 over de TRIPS-overeenkomst en de beschikbaarheid van medicijnen (3), |
— |
gezien zijn resolutie van 22 mei 2007 over Europa als wereldspeler - Externe aspecten van het concurrentievermogen (4), |
— |
gezien de strategienota voor India (2007-2013), |
— |
gezien artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement, |
A. |
overwegende dat de Europese Unie voorrang moet blijven geven aan een op regels gebaseerd multilateraal handelssysteem zoals door de WTO tot stand is gebracht, dat de beste vooruitzichten biedt voor open en gelijkwaardige internationale handel door gepaste regels vast te stellen en te waarborgen dat deze worden nageleefd, |
B. |
overwegende dat een succesvolle en evenwichtige afwikkeling van de ontwikkelingsagenda van Doha van groot belang is voor zowel de Europese Unie als voor India, en dat een dergelijke overeenkomst geen beletsel vormt voor bilaterale WTO+-overeenkomsten die een aanvulling kunnen vormen op multilaterale regels, |
C. |
overwegende dat de Europese Unie India's grootste bron van directe buitenlandse investeringen (DBI) is, met 27 % van de totale DBI in 2009; overwegende echter dat het aandeel van de EU de afgelopen drie jaar is teruggelopen van 37 % van de totale DBI in 2007 tot 32 % in 2008 en 27 % in 2009, terwijl de DBI-stromen uit de EU naar China aanzienlijk omvangrijker waren dan die naar India, met een bedrag van 5,3 miljard EUR vergeleken met 3,1 miljard EUR voor India, |
D. |
overwegende dat India in 2000 de zeventiende handelspartner van de Europese Unie was en in 2010 de achtste plaats innam (toen de waarde van de handel 67,8 miljard EUR bedroeg); overwegende echter dat het relatieve aandeel van de EU in de Indiase markt is gedaald van 23,2 % in 1999 tot 14,5 % in 2009, terwijl het aandeel in de Chinese markt in dezelfde periode is verviervoudigd, van 2,6 % in 1999 tot 11,3 % in 2009, |
E. |
overwegende dat India het grootste begunstigde land van het stelsel van algemene preferenties is; overwegende dat de invoer van de Europese Unie uit India tegen preferentiële tarieven of met nulrecht in 2009 een waarde vertegenwoordigde van 19,9 miljard EUR, wat overeenkomt met 83 % van de totale invoer van de EU uit India, |
F. |
overwegende dat beide partijen aanzienlijke voordelen verwachten van de afschaffing van de tarieven en de liberalisering van vestiging en van de handel in diensten, en hebben herhaald te streven naar tariefverlagingen en verdere liberalisering van vestiging en van de handel in diensten, |
G. |
overwegende dat de markttoegang vergezeld moet gaan van transparante en adequate regels en normen om te waarborgen dat liberalisering van de handel gunstig is, |
H. |
overwegende dat de markttoegang wordt gehinderd door niet-tarifaire handelsbelemmeringen zoals gezondheids- en veiligheidsvoorschriften of technische belemmeringen, kwantitatieve beperkingen, conformiteitsprocedures, handelsbeschermende mechanismen, douaneprocedures, interne belasting en het ontbreken van internationale normen en regels, |
I. |
overwegende dat nog meer rekening moet worden gehouden met de onderdelen inzake erkenning, passende en doeltreffende bescherming, tenuitvoerlegging en handhaving van intellectuele eigendomsrechten (IER), met inbegrip van octrooien, merken, auteurs- en soortgelijke rechten, geografische aanduidingen (inclusief merken van oorsprong), industriële ontwerpen en patronen van geïntegreerde schakelingen, |
J. |
overwegende dat namaakgeneesmiddelen mogelijk schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid; overwegende dat India zijn krachten moet bundelen om dit probleem aan te pakken, |
K. |
overwegende dat India een van de belangrijkste producenten en exporteurs van generieke geneesmiddelen is, |
L. |
overwegende dat het welslagen en de duurzaamheid van gezondheidsprogramma's grotendeels afhangen van de blijvende beschikbaarheid van goedkope generieke geneesmiddelen van goede kwaliteit; India's doorslaggevende rol als leverancier van dergelijke producten in overweging genomen en gezien het feit dat bewezen is dat de TRIPS-plusregels inzake intellectuele-eigendomsrechten nadelige gevolgen hebben voor de beschikbaarheid van generieke geneesmiddelen, |
M. |
overwegende dat artikel 1, lid 1, van de samenwerkingsovereenkomst voorziet in respect voor de mensenrechten en democratische beginselen; overwegende dat dit een wezenlijk onderdeel van de overeenkomst vormt, |
N. |
overwegende dat de toegang van EU-ondernemingen tot de Indiase markt nog steeds wordt gehinderd door verschillende niet-tarifaire handelsbelemmeringen zoals bureaucratische gezondheids- en veiligheidsvoorschriften of technische belemmeringen, kwantitatieve beperkingen, veel te restrictieve conformiteitsprocedures, ongerechtvaardigde handelsbeschermende mechanismen, douaneprocedures, interne belasting en het ontbreken van internationale normen en regels, |
Algemene vraagstukken
1. |
is van mening dat de vrijhandelsovereenkomst evenwichtig moet zijn en verenigbaar met de WTO-regels en -verplichtingen; meent dat een succesvolle ontwikkelingsagenda van Doha de handelsprioriteit voor de Europese Unie blijft en dat de onderhandelingen met India over de vrijhandelsovereenkomst derhalve een aanvulling moeten vormen op multilaterale regels; |
2. |
is verheugd over het resultaat van de Top EU- India in december 2010 en moedigt de onderhandelende partijen aan vaart te zetten achter de onderhandelingen en overleg te blijven plegen met de belangrijkste belanghebbenden; herinnert aan de toezeggingen van de EU en India om de besprekingen over de vrijhandelsovereenkomst te bespoedigen en te streven naar substantiële en doelmatige vorderingen met het oog op een snelle sluiting van een ambitieuze en evenwichtige, breed opgezette overeenkomst inzake handel en investeringen; is teleurgesteld over het lage tempo bij de onderhandelingen; roept beide partijen op alles in het werk te stellen om voor eind 2011 een alomvattende, ambitieuze en evenwichtige vrijhandelsovereenkomst te sluiten; |
3. |
roept de Indiase federale en staatsregering op beleid en procedures op elkaar af te stemmen om de mogelijkheden tot het uiterste te kunnen benutten; |
4. |
wijst er andermaal op dat de doelen van het gemeenschappelijk handelsbeleid ten volle moeten worden afgestemd op de algemene doelen van de Europese Unie, dat het gemeenschappelijke handelsbeleid van de EU overeenkomstig artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt gevoerd "in het kader van de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie", en dat het handelsbeleid, overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, onder meer moet bijdragen tot duurzame ontwikkeling, uitbanning van armoede en bescherming van de mensenrechten; |
5. |
wijst gezien de complementariteit van beide economieën op het groeipotentieel van het handels- en investeringsverkeer tussen de EU en India en op de zakelijke mogelijkheden die uit de vrijhandelsovereenkomst voortkomen; beschouwt de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India als een win-winscenario, maar doet de aanbeveling een evaluatie van de bestaande sectorspecifieke problemen uit te voeren om mogelijke nadelen van de overeenkomst voor gevoelige EU-sectoren vast te stellen; |
6. |
verzoekt de Commissie een ambitieus hoofdstuk over duurzame ontwikkeling als essentieel onderdeel in de vrijhandelsovereenkomst op te nemen; |
Handel in goederen
7. |
is ingenomen met de uitkomsten van veel vrijhandelssimulaties die laten zien dat de vrijhandelsovereenkomst de totale uitvoer en invoer van zowel de Europese Unie als India zou doen toenemen; benadrukt dat de bilaterale handel bij het huidige gemiddelde groeipercentage naar verwachting zal toenemen tot 160,6 miljard EUR in 2015; |
8. |
neemt kennis van het feit dat de gemiddelde toegepaste tarieven van India zijn gedaald, maar nog altijd aanzienlijk hoger zijn dan de tarieven van de EU; wijst er met name op dat het gemiddelde tarief van India voor de markttoegang van niet-landbouwproducten (NAMA) momenteel 10,1 % bedraagt, vergeleken met een EU-gemiddelde van 4 %, terwijl het gemiddelde tarief van India voor landbouwproducten 31,8 % bedraagt tegen een EU-gemiddelde van 13,5 %; |
9. |
benadrukt dat bij de handel in industriële producten moet worden gestreefd naar volledige wederzijdse afschaffing van de tarieven, waarbij de timing asymmetrisch verloopt, en dat mogelijke uitzonderingen op deze doelstelling beperkt moeten blijven en moeten worden getoetst en niet mogen inhouden dat sectoren worden uitgesloten die voor beide partijen van belang zijn, zoals personenauto's; |
10. |
merkt op dat de overeenkomst de gevoeligheden in verband met de handel in landbouwproducten dient te respecteren, maar dat dit de openstelling van de markt op complementaire terreinen niet mag verhinderen; |
11. |
verzoekt de Commissie naar behoren rekening te houden met eventuele negatieve gevolgen voor de Europese landbouw, vooral als het gaat om openstelling van de markten, GMO's, melk, rundvlees, bescherming van de intellectuele eigendom en vermelding van de herkomst op etiketten; |
12. |
acht het van belang dat de vrijhandelsovereenkomst ambitieuze hoofdstukken bevat over technische handelsbelemmeringen en sanitaire en fytosanitaire maatregelen; roept de Commissie in dit verband op zich te buigen over lopende kwesties zoals dierenwelzijn; |
13. |
roept beide partijen op ervoor te zorgen dat de regelgeving en de niet-tarifaire handelsbelemmeringen zodanig worden beheerd dat de handel als geheel niet wordt belemmerd; roept zowel de EU als India op doeltreffende methoden te ontwikkelen om het ontstaan van onnodige handelsbelemmeringen op het gebied van regelgeving te voorkomen en bestaande belemmeringen aan te pakken, waarbij het recht van beide partijen op regulering wordt geëerbiedigd; |
14. |
benadrukt dat de vrijhandelsovereenkomst een bindend mechanisme moet bevatten voor het oplossen van geschillen tussen landen en bepalingen inzake bemiddeling over niet-tarifaire handelsbelemmeringen alsook een doeltreffende vrijwaringsclausule; |
Handel in diensten, vestiging
15. |
erkent dat diensten de snelst groeiende sector van de Indiase economie zijn; wijst erop dat India offensieve belangen heeft bij liberalisering van Mode 1 en Mode 4 in de Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten (GATS); merkt op dat de EU de liberalisering van de markttoegang en nationale behandeling krachtens GATS-Mode 3 voor de meeste diensten wil voltooien; merkt op dat de ambities van de vrijhandelsovereenkomst zonder verplichtingen krachtens GATS-Mode 4 niet volledig kunnen worden gerealiseerd; benadrukt dat er enorme voordelen zijn verbonden aan landelijke en EU-brede erkenning van beroepskwalificaties en overeenkomsten over wederzijdse erkenning en vergunningseisen binnen de professionele dienstverlening in zowel de EU als India, die eenvoudig in de vrijhandelsovereenkomst kunnen worden geregeld; wenst evenwel dat een diepgaande analyse wordt verricht met betrekking tot de afzonderlijke lidstaten om negatieve gevolgen voor de arbeidsmarkt in de EU te voorkomen wanneer krachtens GATS-Mode 4 een tijdelijk verblijf wordt toegestaan van de benodigde geschoolde vakmensen; |
16. |
wijst erop dat liberalisering van diensten op geen enkele wijze een belemmering mag vormen voor het recht om diensten, met inbegrip van openbare diensten, te reguleren; |
17. |
merkt op dat de handel in diensten tussen de EU en India betrekkelijk onevenwichtig is, waarbij de EU 1,9 % van haar diensten naar India exporteert en 11,6 % van de totale uitvoer van India naar de EU gaat; |
18. |
roept India dringend op passende wetgeving op het gebied van de gegevensbescherming te ontwikkelen waarmee India de status kan bereiken van een land met voldoende gegevensbescherming om de overdracht van persoonlijke gegevens vanuit de EU toe te staan of mogelijk te maken op basis van en in overeenstemming met EU-wetgeving; |
19. |
is van mening dat het feit om buitenlandse advocaten- en accountantskantoren toe te staan in India actief te zijn belangrijke voordelen zou opleveren voor de Indiase economie en de beroepsgroepen in het land, alsmede voor Europese kantoren met expertise op het gebied van internationaal recht en accountancy en hun cliënten; roept de Commissie op met de Indiase autoriteiten de mogelijkheden en de reikwijdte te onderzoeken van liberalisering van juridische en accountantsdiensten in de vrijhandelsovereenkomst; |
20. |
roept India op zijn bank- en verzekeringssector en de sector detailhandel in overeenstemming met de door de Indiase autoriteiten aangekondigde hervormingen verder open te stellen, gelet op het feit dat passende financiële wetgeving van belang is om het toezicht op de financiële diensten te waarborgen, het systeemrisico te beperken en het hoogst mogelijke niveau van consumentenbescherming te bieden; |
Investeringen
21. |
roept de Commissie op te onderhandelen over een hoofdstuk betreffende investeringen als onderdeel van de vrijhandelsovereenkomst, zodat het proces van investeren in elkaars markten aanmerkelijk kan worden versoepeld doordat investeringsdeals worden bevorderd en beschermd en tegelijkertijd ook naar directe kansen kan worden gezocht; stelt voor dat in het kader van een dergelijk hoofdstuk over investeringen een systeem in het leven wordt geroepen waarbij investeerders uit beide economieën bij één loket informatie kunnen krijgen over de verschillen in regelgeving op het gebied van investeringen en de investeringspraktijk en over juridische aspecten; |
22. |
verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat bepalingen inzake investeringsbescherming het vermogen van de partijen om dwanglicenties uit te geven niet beperken of afbreuk doen aan andere volksgezondheidsmaatregelen; |
Openbare aanbestedingen
23. |
is verheugd dat India erin heeft toegestemd openbare aanbestedingen in de vrijhandelsovereenkomst op te nemen; betreurt echter dat dit alleen op federaal niveau is geschied; roept de Commissie op te onderhandelen over doeltreffende en transparante aanbestedingsstelsels; doet een beroep op India om transparante en billijke procedures te hanteren bij de gunning van overheidsopdrachten en zijn aanbestedingsstelsels open te stellen voor Europese bedrijven; dringt bij India aan op een zo groot mogelijke dekking, met inbegrip van met name overheidsbedrijven; |
Handel en mededinging
24. |
is verheugd over de vooruitgang die is geboekt bij het uitwerken van een hoofdstuk over handel en mededinging in de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India en roept beide partijen op tot intensivering van hun samenwerking op het gebied van handelsgerelateerde mededingingsvraagstukken, intellectuele eigendomsrechten en het industrie- en handelsbeleid; |
25. |
is verheugd over de inzet van India om een krachtige IER-regeling tot stand te brengen en gebruik te maken van de flexibiliteit in TRIPS op het gebied van internationale en nationale wetgeving om aan zijn verplichtingen op het gebied van de volksgezondheid te voldoen, in het bijzonder wat betreft de toegang tot essentiële geneesmiddelen; dringt bij India aan op strikte tenuitvoerlegging en handhaving van deze regeling en op betere toegang tot essentiële geneesmiddelen; roept de EU en India op ervoor te zorgen dat de bepalingen in de vrijhandelsovereenkomst geen belemmering vormen voor de toegang tot essentiële geneesmiddelen terwijl India zijn generieke geneesmiddelenindustrie omvormt tot een op onderzoek gebaseerde industrie; steunt samenwerking tussen de EU en India in hun respectieve op onderzoek gebaseerde farmaceutische industrieën ten einde te zorgen voor groei die beide partijen tot voordeel strekt; |
26. |
verzoekt de Commissie, overeenkomstig zijn resolutie van 12 juli 2007, in het kader van de onderhandelingen over intellectueeleigendomsrechten geen gegevensexclusiviteit te verlangen, en te onderkennen dat gegevensexclusiviteit verstrekkende consequenties heeft voor de productie van generieke geneesmiddelen, en daarom de toegang van ontwikkelingslanden tot geneesmiddelen en het volksgezondheidsbeleid schaadt; |
27. |
verzoekt de Commissie en de betrokken Indiase autoriteiten een gemeenschappelijke definitie van namaakgeneesmiddelen vast te stellen waarbij de toegang tot essentiële geneesmiddelen niet wordt belemmerd, en gezamenlijk maatregelen af te stemmen om namaak doeltreffend te bestrijden, in het bijzonder namaakgeneesmiddelen die schadelijk zijn voor de gezondheid van patiënten; |
28. |
benadrukt dat een hoog niveau van bescherming van geografische aanduidingen, uiterlijk tegen de tijd dat de vrijhandelsovereenkomst in werking treedt, van essentieel belang is; |
Handel en duurzame ontwikkeling
29. |
erkent dat een hoofdstuk over duurzame ontwikkeling een essentieel onderdeel vormt van elke vrijhandelsovereenkomst van de EU en verzoekt beide partijen in te stemmen met een ambitieus hoofdstuk waarin de gemeenschappelijke inzet voor bevordering van duurzame ontwikkeling en inclusieve groei op basis van gedeelde waarden tot uiting komt; verzoekt de Commissie juridisch bindende clausules op te nemen betreffende mensenrechten, sociale en ecologische normen, en de handhaving daarvan, evenals maatregelen die van toepassing zijn bij inbreuken; |
30. |
verlangt dat dit hoofdstuk minimaal de naleving van de acht fundamentele verdragen en de vier prioritaire verdragen van de IAO bestrijkt, alsook de internationaal overeengekomen milieunormen, en tevens stimulansen biedt aan ondernemingen om verplichtingen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen aan te gaan; |
31. |
is ingenomen met alle inspanningen van de Indiase regering om kinderarbeid uit te bannen; verzoekt de Indiase regering en de Commissie activiteiten te blijven financieren die erop gericht zijn kinderen in staat te stellen naar school te gaan; |
32. |
benadrukt dat het van belang is ervoor te zorgen dat EU-ondernemingen die gebruik maken van speciale economische zones de fundamentele arbeidsrechten of andere arbeidsrechten die op door India geratificeerde IAO-verdragen zijn gebaseerd, naleven; |
33. |
onderstreept dat mensenrechten, democratie en veiligheid essentiële elementen zijn van de betrekkingen tussen de EU en India; roept beide partijen derhalve op ervoor te zorgen dat de dialoog over onopgeloste kwesties wordt geïntensiveerd, waarbij in het bijzonder naar Kasjmir wordt verwezen; |
34. |
spreekt zijn krachtige steun uit voor de opneming van juridisch bindende clausules inzake mensenrechten in de internationale overeenkomsten van de EU, met een duidelijk en nauwkeurig overlegmechanisme, naar het voorbeeld van artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou; |
De rol van het Europees Parlement
35. |
verwacht dat de Raad en de Commissie de vrijhandelsovereenkomst in overeenstemming met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (5) aan het Parlement ter goedkeuring zullen voorleggen; |
36. |
verzoekt de Commissie en de Raad voordat zij de vrijhandelsovereenkomst sluiten ten volle rekening te houden met de verzoeken die het Parlement in deze resolutie heeft geformuleerd; wijst er nogmaals op dat het Parlement eerst moet instemmen met de vrijhandelsovereenkomst voordat deze in werking kan treden; verzoekt de Commissie en de Raad geen voorlopige toepassing van de overeenkomst voor te stellen voordat het Parlement de overeenkomst heeft goedgekeurd; |
Andere overwegingen
37. |
verwelkomt de voortgang in India, dat naast begunstigde ook donor van ontwikkelingshulp wordt; |
38. |
wijst erop dat de economische samenwerking tussen de EU en India, mits deze gebaseerd is op een stelsel van gedeelde universele waarden, de norm kan bepalen voor samenwerking met andere landen; |
39. |
meent dat de EU bijzondere aandacht moet besteden aan het Midden- en Kleinbedrijf (MKB) in India, en stelt daarom voor het MKB in alle programma's voor ontwikkelingssamenwerking tussen de EU en India te steunen door middel van maatregelen die marktgeoriënteerde en lokale projecten helpen financieren; |
40. |
is verheugd over de verspreiding in heel India van microkredieten die in toenemende mate worden onderkend als een effectief middel om ontwikkeling vanuit de basis tot stand te brengen; |
*
* *
41. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten en van India. |
(1) PB C 227 E van 21.9.2006, blz. 589.
(2) PB C 117 E van 6.5.2010, blz. 166.
(3) PB C 175 E van 10.7.2008, blz. 591.
(4) PB C 102 E van 24.4.2008, blz. 128.
(5) Artikel 218, lid 6, onder a), punt v), van het VWEU.