Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011AP0206

Overgangsregelingen voor bilaterale investeringsovereenkomsten tussen lidstaten en derde landen ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2011 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van overgangsregelingen voor bilaterale investeringsovereenkomsten tussen lidstaten en derde landen (COM(2010)0344 – C7-0172/2010 – 2010/0197(COD))
P7_TC1-COD(2010)0197 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 10 mei 2011 met het oog op de aanneming van Verordening (EU) nr. …/2011 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van overgangsregelingen voor bilaterale investeringsovereenkomsten tussen lidstaten en derde landen [Am 1 tenzij anders aangeduid]

PB C 377E van 7.12.2012, p. 203–211 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 377/203


Dinsdag 10 mei 2011
Overgangsregelingen voor bilaterale investeringsovereenkomsten tussen lidstaten en derde landen ***I

P7_TA(2011)0206

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2011 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van overgangsregelingen voor bilaterale investeringsovereenkomsten tussen lidstaten en derde landen (COM(2010)0344 – C7-0172/2010 – 2010/0197(COD))

2012/C 377 E/33

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2010)0344),

gelet op artikel 294, lid 2, en de artikelen 270, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0172/2010),

gelet op artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gelet op artikel 55 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie internationale handel en het advies van de Commissie economische en monetaire zaken (A7-0148/2011),

1.

stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.


Dinsdag 10 mei 2011
P7_TC1-COD(2010)0197

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 10 mei 2011 met het oog op de aanneming van Verordening (EU) nr. …/2011 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van overgangsregelingen voor bilaterale investeringsovereenkomsten tussen lidstaten en derde landen

[Am 1 tenzij anders aangeduid]

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 207, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn buitenlandse directe investeringen onder de gemeenschappelijke handelspolitiek komen te vallen. Overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder e), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna "het Verdrag" genoemd) heeft de Unie exclusieve bevoegdheid op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Daarom kan alleen de Unie op dat gebied wetgevend optreden en juridisch bindende handelingen vaststellen. Overeenkomstig artikel 2, lid 1, van het Verdrag kunnen de lidstaten zulks slechts zelf doen als zij daartoe door de Unie gemachtigd zijn.

(2)

Daarnaast zijn in hoofdstuk 4 van titel IV in het derde deel van het Verdrag gemeenschappelijke regels vastgesteld voor het kapitaalverkeer tussen lidstaten en derde landen, die ook gelden voor het kapitaalverkeer in verband met investeringen. Door lidstaten gesloten internationale overeenkomsten betreffende buitenlandse investeringen kunnen op die regels van invloed zijn.

(3)

Ten tijde van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon hadden de lidstaten een groot aantal bilaterale investeringsovereenkomsten met derde landen gesloten. Het Verdrag bevat geen expliciete overgangsbepalingen voor dergelijke overeenkomsten, die nu onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie zijn komen te vallen. Bovendien kunnen sommige van die overeenkomsten bepalingen bevatten die van invloed zijn op de gemeenschappelijke regels inzake kapitaalverkeer van deel 3, titel IV, hoofdstuk 4, van het Verdrag.

(4)

Hoewel bilaterale overeenkomsten krachtens het internationaal publiekrecht voor de lidstaten bindend blijven en geleidelijk zullen worden vervangen door toekomstige overeenkomsten van de Unie over hetzelfde onderwerp, moeten de voorwaarden voor hun voortbestaan en hun relatie tot het investeringsbeleid van de Unie, en met name de gemeenschappelijke handelspolitiek, adequaat geregeld worden. Die relatie zal zich verder ontwikkelen naarmate de Unie haar bevoegdheden op het gebied van het gemeenschappelijke investeringsbeleid uitoefent met als hoofddoel voor de investeerders van alle lidstaten in gelijke mate het best mogelijke beschermingssysteem tot stand te brengen, en te zorgen voor gelijke investeringsvoorwaarden op de markten van derde landen . Omdat tijdens de uitwerking van het nieuwe investeringsbeleid de door de lidstaten gesloten bilaterale investeringsovereenkomsten bij wijze van overgang nog geldig blijven, moeten de rechten van investeerders wier investeringen onder het toepassingsgebied van die overeenkomsten vallen, worden erkend en moet de rechtszekerheid ervan gewaarborgd blijven .

(5)

In het belang van EU-investeerders en hun investeringen in derde landen, en van de lidstaten met buitenlandse investeerders en investeringen moeten bilaterale overeenkomsten die de investeringsvoorwaarden regelen en garanderen, van kracht blijven. De Commissie dient de maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om alle bestaande bilaterale investeringsovereenkomsten van de lidstaten geleidelijk te vervangen door nieuwe, voor de gehele EU geldende overeenkomsten. [Am 6]

(6)

Deze verordening stelt de voorwaarden vast waaronder lidstaten gemachtigd moeten worden internationale investeringsovereenkomsten van kracht te laten blijven of in werking te laten treden.

(7)

Deze verordening stelt de voorwaarden vast waaronder lidstaten gemachtigd worden internationale investeringsovereenkomsten te handhaven , te wijzigen of te sluiten.

(8)

Aangezien de machtiging tot handhaving, wijziging of sluiting van onder deze verordening vallende overeenkomsten wordt verleend op een gebied waarop de Unie exclusief bevoegd is, moet die worden beschouwd als een overgangsmaatregel . De machtiging laat de toepassing van artikel 258 van het Verdrag met betrekking tot het niet nakomen van de krachtens de Verdragen op de lidstaten rustende verplichtingen onverlet, behalve die met betrekking tot onverenigbaarheden die voortvloeien uit de verdeling van bevoegdheden tussen de Unie en haar lidstaten.

(9)

De Commissie dient de machtiging voor een overeenkomst met een derde land in te trekken wanneer een door de Commissie met het desbetreffende derde land uitonderhandelde investeringsovereenkomst van de Unie reeds is geratificeerd. De Commissie kan de machtiging voor een overeenkomst intrekken indien die overeenkomst in strijd is met het recht van de Unie voor zover het geen onverenigbaarheden betreft die voortvloeien uit de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en haar lidstaten inzake directe buitenlandse investeringen , of als zij een ernstige belemmering oplevert voor de sluiting van toekomstige investeringsovereenkomsten van de Unie met dat derde land . Mocht ten slotte de Raad binnen een jaar na indiening van een aanbeveling van de Commissie op grond van artikel 218, lid 3, van het Verdrag geen besluit genomen hebben over de machtiging om investeringsonderhandelingen te openen, dan bestaat ook de mogelijkheid tot intrekking van de machtiging.

(10)

Uiterlijk tien jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van ▐ deze verordening. ▐ Tenzij zij worden vervangen door een investeringsovereenkomst van de Unie of anderszins worden beëindigd, blijven door lidstaten met derde landen gesloten bilaterale overeenkomsten krachtens het internationaal publiekrecht voor de partijen bindend.

(11)

Overeenkomsten waarvoor krachtens deze verordening machtiging is verleend, of machtigingen om onderhandelingen te openen om ▐ met een derde land een nieuwe bilaterale overeenkomst te sluiten, mogen in geen geval een ernstige belemmering vormen voor de sluiting van toekomstige investeringsovereenkomsten van de Unie met dat derde land .

(12)

Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie dragen er zorg voor dat alle als vertrouwelijk aangemerkte informatie wordt behandeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (2).

(13)

Overeenkomsten tussen lidstaten inzake investeringen vallen niet onder deze verordening.

(14)

Het is nodig bepaalde regelingen te treffen om ervoor te zorgen dat krachtens deze verordening gehandhaafde overeenkomsten uitvoerbaar blijven, ook ten aanzien van geschillenregeling, en tegelijk de exclusieve bevoegdheid van de Unie eerbiedigen.

(15)

Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend . Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (3),

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Werkingssfeer

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze verordening stelt de voorwaarden en de procedure vast waaronder lidstaten gemachtigd zijn bilaterale investeringsovereenkomsten met derde landen van kracht te laten blijven, te wijzigen of te sluiten.

HOOFDSTUK II

Machtiging om overeenkomsten van kracht te laten blijven

Artikel 2

Kennisgeving aan de Commissie

Binnen dertig dagen na de inwerkingtreding van deze verordening stellen de lidstaten de Commissie in kennis van alle vóór de inwerkingtreding van deze verordening met derde landen gesloten en/of ondertekende bilaterale investeringsovereenkomsten die zij krachtens dit hoofdstuk van kracht wensen te laten blijven of in werking wensen te laten treden. De kennisgeving gaat vergezeld van een kopie van die bilaterale overeenkomsten. De lidstaten stellen de Commissie eveneens in kennis van de toekomstige veranderingen in de status van deze overeenkomsten .

Artikel 3

Machtiging om overeenkomsten van kracht te laten blijven

Niettegenstaande de bevoegdheden van de Unie inzake investeringen en onverminderd de andere verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het recht van de Unie, is het de lidstaten overeenkomstig artikel 2, lid 1, van het Verdrag toegestaan bilaterale investeringsovereenkomsten die overeenkomstig artikel 2 van deze verordening zijn aangemeld, van kracht te laten blijven.

Artikel 4

Bekendmaking

1.   Om de twaalf maanden maakt de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie een lijst bekend van de overeenkomstig artikel 2 of artikel 11, lid 7, aangemelde overeenkomsten.

2.   De eerste bekendmaking van de lijst van de in lid 1 bedoelde overeenkomsten geschiedt uiterlijk drie maanden na afloop van de aanmeldingstermijn overeenkomstig artikel 2.

Artikel 5

Evaluatie

1.   De Commissie kan de overeenkomstig artikel 2 aangemelde overeenkomsten beoordelen en ▐ met name nagaan of de overeenkomsten:

a)

in strijd zijn met het recht van de Unie voor zover het geen onverenigbaarheden betreft die voortvloeien uit de verdeling van bevoegdheden tussen de Unie en haar lidstaten inzake buitenlandse directe investeringen , of

b)

een ernstige belemmering vormen voor de sluiting van toekomstige investeringsovereenkomsten tussen de Unie en derde landen.

2.   Uiterlijk tien jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van bestaande bilaterale investeringsovereenkomsten met derde landen .

Article 6

Intrekking van de machtiging

1.    De in artikel 3 bedoelde machtiging wordt ingetrokken wanneer de Unie reeds een door de Commissie onderhandelde investeringsovereenkomst met datzelfde land heeft geratificeerd .

De in artikel 3 bedoelde machtiging kan worden ingetrokken wanneer:

a)

een overeenkomst in strijd is met het recht van de Unie voor zover het geen onverenigbaarheden betreft die voortvloeien uit de verdeling van bevoegdheden tussen de Unie en haar lidstaten inzake buitenlandse directe investeringen , of

b)

een overeenkomst een ernstige belemmering vormt voor het sluiten van toekomstige investeringsovereenkomsten van de Unie met het derde land in kwestie , of

c)

de Raad binnen een jaar na indiening van een aanbeveling van de Commissie op grond van artikel 218, lid 3, van het Verdrag, geen besluit genomen heeft over de machtiging om onderhandelingen te openen over een overeenkomst die een uit hoofde van artikel 2 aangemelde overeenkomst geheel of gedeeltelijk overlapt.

2.   Indien de Commissie van oordeel is dat er redenen zijn om de in artikel 3 bedoelde machtiging in te trekken, brengt zij aan de betrokken lidstaat een met redenen omkleed advies uit ▐. Tussen de Commissie en de betrokken lidstaat vindt overleg plaats. Dit overleg kan de mogelijkheid betreffen dat de lidstaat binnen een afgesproken termijn opnieuw met het derde land gaat onderhandelen.

3.   Indien de aangelegenheid tijdens het in lid 2 bedoelde overleg niet binnen de gegeven termijn kan worden opgelost, kan de Commissie de machtiging voor de betrokken overeenkomst intrekken of, al naar het geval, een aanbeveling richten aan de Raad om machtiging te verlenen voor onderhandelingen over een investeringsovereenkomst van de Unie overeenkomstig artikel 207, lid 3, van het Verdrag . De Commissie neemt een besluit over de intrekking van de machtiging volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde procedure. Het besluit bevat de eis dat de lidstaat passende maatregelen neemt en de overeenkomst in kwestie zo nodig beëindigt.

4.   Als de machtiging wordt ingetrokken, schrapt de Commissie de overeenkomst uit de in artikel 4 bedoelde lijst.

HOOFDSTUK III

Machtiging tot wijziging of sluiting van overeenkomsten

Artikel 7

Machtiging tot wijziging of sluiting van overeenkomsten

Onder de in de artikel 8 tot en met 12 neergelegde voorwaarden wordt een lidstaat gemachtigd onderhandelingen aan te gaan om een bestaande bilaterale investeringsovereenkomst met een derde land te wijzigen of een nieuwe te sluiten.

Artikel 8

Kennisgeving aan de Commissie

1.   Wanneer een lidstaat voornemens is onderhandelingen te openen ▐ om een bestaande bilaterale investeringsovereenkomst met een derde land te wijzigen of om een nieuwe te sluiten, stelt hij de Commissie schriftelijk van dit voornemen in kennis.

2.   Deze kennisgeving omvat relevante documentatie en een opgave van de bepalingen waarover zal worden onderhandeld, de onderhandelingsdoelstellingen en alle andere relevante informatie. In het geval van wijzigingen op een bestaande overeenkomst, wordt in de kennisgeving aangegeven over welke bepalingen opnieuw zal worden onderhandeld.

3.   De Commissie stelt de kennisgeving en desgevraagd de begeleidende documenten ter beschikking van de overige lidstaten, met inachtneming van de in artikel 14 neergelegde vereisten van vertrouwelijkheid.

4.     Wanneer een lidstaat voornemens is een nieuwe investeringsovereenkomst met een derde land te sluiten, raadpleegt de Commissie binnen dertig dagen de overige lidstaten over de vraag of een overeenkomst van de Unie een toegevoegde waarde zou opleveren.

5.   De in lid 1 bedoelde kennisgeving wordt ten minste drie kalendermaanden vóór aanvang van de formele onderhandelingen met het betrokken derde land toegezonden.

6.   Als de door de lidstaat verstrekte informatie onvoldoende is om overeenkomstig artikel 9 machtiging te verlenen tot het openen van formele onderhandelingen, kan de Commissie om aanvullende informatie verzoeken.

Artikel 9

Machtiging om formele onderhandelingen te openen

1.   De Commissie verleent machtiging tot het openen van formele onderhandelingen tenzij zij tot de conclusie komt dat de opening van de onderhandelingen:

a)

in strijd is met het recht van de Unie voor zover het geen onverenigbaarheden betreft die voortvloeien uit de verdeling van bevoegdheden tussen de Unie en haar lidstaten inzake buitenlandse directe investeringen , of

b)

de doelstellingen van lopende ▐ onderhandelingen tussen de Unie en het betrokken derde land ondermijnt, of

c)

zich niet laat inpassen in het investeringsbeleid van de Unie, of

d)

een serieuze belemmering vormt voor de sluiting van toekomstige investeringsovereenkomsten van de Unie met dat derde land.

2.   In het kader van de in lid 1 bedoelde machtiging kan de Commissie van de lidstaat verlangen dat in de onderhandelingen passende clausules worden opgenomen.

3.   Besluiten over de in lid 1 bedoelde machtiging worden volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde procedure genomen. De Commissie neemt haar besluit binnen 90 dagen na ontvangst van de in artikel 8 bedoelde kennisgeving. Als voor het besluit aanvullende informatie vereist is, gaat de termijn van 90 dagen in op de datum waarop die aanvullende informatie is ontvangen.

4.     Wanneer een eenvoudige meerderheid van de lidstaten ingevolge artikel 8, lid 4, belangstelling toont voor sluiting van een investeringsovereenkomst van de Unie met het derde land in kwestie, kan de Commissie de machtiging inhouden en in plaats daarvan de Raad een onderhandelingsmandaat voorstellen overeenkomstig artikel 207, lid 3, van het Verdrag. De Commissie houdt het Europees Parlement onverwijld en volledig op de hoogte in alle stadia van de procedure.

Bij het nemen van haar besluit slaat de Commissie acht op de geografische prioriteiten van de investeringsstrategie van de Unie en het vermogen van de Commissie om onderhandelingen te voeren over een nieuwe overeenkomst met de Unie met het derde land in kwestie.

Artikel 10

Deelneming van de Commissie aan de onderhandelingen

De Commissie wordt op de hoogte gehouden van de voortgang en de resultaten die in de verschillende stadia van de onderhandelingen worden geboekt, en kan verlangen aan de investeringsonderhandelingen tussen de lidstaat en het derde land deel te nemen. De Commissie kan als waarnemer deelnemen aan de onderhandelingen tussen de lidstaat en het derde land voor zover het de exclusieve bevoegdheid van de Unie betreft.

Artikel 11

Machtiging tot ondertekening en sluiting van een overeenkomst

1.   Vóór de ondertekening van een overeenkomst stelt de betrokken lidstaat de Commissie in kennis van het resultaat van de onderhandelingen en deelt hij de Commissie de tekst van de overeenkomst mee.

2.   De in lid 1 bedoelde kennisgevingsplicht strekt zich ook uit tot overeenkomsten waarover vóór de inwerkingtreding van deze verordening onderhandeld is maar die nog niet gesloten zijn en daarom niet onder de in artikel 2 bedoelde kennisgevingsplicht vallen.

3.   Na de kennisgeving gaat de Commissie na of de na onderhandelingen tot stand gekomen overeenkomst niet ▐ in strijd is met de vereisten krachtens artikel 9, leden 1 en 2, die door de Commissie aan de lidstaat zijn medegedeeld .

4.   Wanneer de Commissie tot de vaststelling komt dat de onderhandelingen hebben geleid tot een overeenkomst die niet aan de in lid 3 bedoelde vereisten voldoet, wordt de lidstaat niet gemachtigd de overeenkomst te ondertekenen en te sluiten.

5.   Wanneer de Commissie tot de vaststelling komt dat de onderhandelingen hebben geleid tot een overeenkomst die aan de in lid 3 bedoelde vereisten voldoet, wordt de lidstaat gemachtigd de overeenkomst te ondertekenen en te sluiten.

6.   Besluiten krachtens de leden 4 en 5 worden genomen volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde procedure. De Commissie neemt het besluit binnen 60 dagen na ontvangst van de in de leden 1 en 2 bedoelde kennisgevingen. Als voor het besluit aanvullende informatie vereist is, gaat de termijn van 60 dagen in op de datum waarop die aanvullende informatie is ontvangen.

7.   Als overeenkomstig lid 5 een machtiging is verleend, stelt de betrokken lidstaat de Commissie in kennis van de sluiting en inwerkingtreding van de overeenkomst.

8.     Wanneer de Commissie besluit met een derde land te onderhandelen over een bilaterale investeringsovereenkomst of een overeenkomst inzake buitenlandse directe investeringen, stelt zij alle lidstaten naar behoren in kennis van haar voornemen en van de strekking van de nieuwe overeenkomst.

Artikel 12

Toetsing

1.   Uiterlijk tien jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van dit hoofdstuk, waarin zal worden nagegaan of deze verordening en het ene of andere hoofdstuk daarvan moeten blijven worden toegepast.

2.   Het in lid 1 bedoelde verslag bevat een overzicht van de op grond van deze verordening aangevraagde en verleende machtigingen.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Gedrag van de lidstaten met betrekking tot overeenkomsten met een derde land

1.   Voor alle binnen de werkingssfeer van deze verordening vallende overeenkomsten brengt de betrokken lidstaat de Commissie onverwijld op de hoogte van alle vergaderingen die uit hoofde van de overeenkomst plaatsvinden. Aan de Commissie worden de agenda en alle relevante informatie verstrekt die inzicht verschaffen in de te bespreken onderwerpen. De Commissie kan de betrokken lidstaat om nadere inlichtingen verzoeken. Als een te bespreken onderwerp van invloed kan zijn op de uitvoering van het investeringsbeleid van de Unie, en met name de gemeenschappelijke handelspolitiek, kan de Commissie de betrokken lidstaat vragen een bepaald standpunt in te nemen.

2.   Voor alle binnen de werkingssfeer van deze verordening vallende overeenkomsten brengt de betrokken lidstaat de Commissie onverwijld op de hoogte van eventuele aan hem voorgelegde opmerkingen dat een bepaalde maatregel in strijd is met de overeenkomst. De lidstaat brengt de Commissie onmiddellijk op de hoogte van eventuele uit hoofde van de overeenkomst ingediende verzoeken tot geschillenregeling zodra de lidstaat van het verzoek kennis draagt. De lidstaat en de Commissie werken volledig samen en nemen alle nodige maatregelen om voor een doeltreffende verdediging te zorgen, wat zo nodig ook kan inhouden dat de Commissie aan de procedure deelneemt.

3.   Voor alle binnen de werkingssfeer van deze verordening vallende overeenkomsten vraagt de betrokken lidstaat de Commissie om toestemming alvorens een in de overeenkomst opgenomen mechanisme voor geschillenregeling tegen een derde land in werking te stellen en stelt hij dergelijke mechanismen in werking als de Commissie zulks verlangt. Dergelijke mechanismen omvatten overleg met de andere partij bij de overeenkomst en de regeling van het geschil indien de overeenkomst daarin voorziet. De lidstaat en de Commissie werken volledig samen bij de afwikkeling van de procedures binnen de relevante mechanismen, wat zo nodig kan inhouden dat de Commissie aan de relevante procedures deelneemt.

Artikel 14

Vertrouwelijkheid

Bij de kennisgeving aan de Commissie van onderhandelingen en het resultaat daarvan overeenkomstig de artikelen 8 en 11, kunnen de lidstaten aangeven of door hen verstrekte informatie als vertrouwelijk dient te worden beschouwd en of deze informatie aan andere lidstaten kan worden doorgegeven.

Artikel 15

Comité

1.   De Commissie zal worden bijgestaan door het Raadgevend Comité voor het beheer van overgangsregelingen inzake internationale investeringsovereenkomsten. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te

Namens het Europees Parlement

De voorzitter

Namens de Raad

De voorzitter


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 10 mei 2011.

(2)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

(3)   PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.


Top
  翻译: