This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013XR5883
Resolution of the Committee of the Regions COP 19 UNFCCC – Advancing the International Climate Change Agenda
Resolutie van het Comité van de Regio's — COP 19 UNFCCC — Werk maken van de internationale klimaatveranderingsagenda
Resolutie van het Comité van de Regio's — COP 19 UNFCCC — Werk maken van de internationale klimaatveranderingsagenda
PB C 356 van 5.12.2013, p. 1–2
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
5.12.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 356/1 |
Resolutie van het Comité van de Regio's — COP 19 UNFCCC — Werk maken van de internationale klimaatveranderingsagenda
2013/C 356/01
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
1. |
onderschrijft ten volle het gemeenschappelijke EU-standpunt en roept alle COP 19-partijen op de nodige stappen te ondernemen om tegen 2015 tot een wereldwijde, juridisch bindende klimaatovereenkomst te komen en de temperatuur op aarde niet meer dan 2 °C te laten stijgen. Deze overeenkomst zou dan tegen 2020 ten uitvoer moeten worden gelegd; |
2. |
roept de onderhandelaars op de urgentie hiervan opnieuw in te zien en te streven naar ambitieuzere doelstellingen in de nieuwe overeenkomst; |
3. |
wijst erop dat de nationale regeringen en de EU hun doelstellingen alleen zullen kunnen verwezenlijken met actieve medewerking van lokale en regionale overheden, die het meest direct door de gevolgen van de klimaatverandering worden getroffen en grotendeels voor de tenuitvoerlegging van het beleid verantwoordelijk zijn. Het Comité onderstreept daarom ook de noodzaak van „ruimtelijk gedetailleerde” gegevens over de impact van de klimaatverandering en de aanpassingsstrategieën; |
4. |
pleit ervoor dat het klimaatbeleid in alle sectoren en begrotingen op alle bestuursniveaus in aanmerking wordt genomen en wijst erop dat tal van sectoren waarin hervormingen noodzakelijk zijn, met inbegrip van energie, landbouw, gebouwen, ruimtelijke ordening, afval en vervoer, onder de bevoegdheid van lokale en regionale overheden vallen; |
5. |
verzoekt daarom de internationale autoriteiten en de EU-delegatie lokale en regionale overheden een prominente rol te laten spelen in de internationale onderhandelingen m.b.t. de klimaatverandering en de tenuitvoerlegging van het beleid alsook hun rol als facilitator in deze onderhandelingen te erkennen; |
6. |
is ingenomen met het voorstel van de secretaris-generaal van de VN om in september 2014 met de wereldleiders een klimaattop te houden en is van mening dat ook lokale en regionale overheden hierbij betrokken moeten worden, wil de top doeltreffend zijn; |
7. |
vestigt de aandacht op het feit dat de concentratie van CO2 in de atmosfeer thans de kritieke drempel van 400 ppm overschrijdt en is tevens erg ongerust over de zogenoemde „gigatonkloof” tussen de maatregelen die de onderhandelaars zijn overeengekomen uit te voeren, en de maatregelen die nog moeten worden goedgekeurd om de temperatuurstijging op aarde onder 2 °C te houden; |
8. |
erkent de onzekerheden i.v.m. klimaatmodellen en het verwezenlijken van vooropgestelde reducties, en pleit daarom voor een aanpak van het klimaataanpassingsbeleid op basis van het voorzorgsbeginsel, zodat kan worden geanticipeerd op de gevolgen van een temperatuurstijging met meer dan 2 °C; |
9. |
valt ten volle het standpunt bij dat de in 2015 verwachte VN-overeenkomst over klimaatverandering niet alleen gericht moet zijn op bestrijding maar ook op aanpassing, en onderstreept dat het van belang is om beide benaderingen met dezelfde prioriteit te behandelen; |
10. |
dringt er bij de onderhandelaars op aan hun toezegging van 100 miljard dollar voor het Groen Klimaatfonds na te komen en het concept „verlies en schade” in de praktijk toe te passen, zoals overeengekomen tijdens de conferentie van de partijen bij Doha in 2012; |
11. |
is ingenomen met de vooruitgang die op het gebied van bosbouw is geboekt en moedigt verdere vorderingen aan, met name wat betreft de methodologische aspecten van het VN-programma om door ontbossing of bosdegradatie veroorzaakte emissies tegen te gaan (REDD+ — Reducing Emissions from Deforestation and Degradation). Het Comité pleit er ook voor om de financieringsmogelijkheden op dit gebied dienovereenkomstig uit te breiden; |
12. |
beklemtoont de essentiële rol van de LULUCF-sector (landgebruik, verandering in het landgebruik en bosbouw) om de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen maar wijst op de noodzaak rekening te houden met duurzame ontwikkeling van het platteland en voedselveiligheid, met name in ontwikkelingslanden; |
13. |
herhaalt dat het, wil de overeenkomst billijk zijn, van cruciaal belang is dat met name de meest kwetsbare gebieden in de wereld en de meest kwetsbare groepen in de samenleving veerkracht ontwikkelen ten aanzien van de klimaatverandering; |
14. |
zou graag zien dat de inspanningen om toekomstige emissies te reduceren evenals alle overige bestrijdingsmaatregelen eerlijk verdeeld worden over het geheel van de internationale gemeenschap en dat daarbij terdege rekening wordt gehouden met de verschillende capaciteit en uitgangspositie van landen en regio's; |
15. |
pleit in dit verband ook voor een alomvattende structurele herziening van de EU-regeling voor het verhandelen van emissierechten; |
16. |
vestigt de aandacht op de dringende noodzaak synergieën aan te moedigen tussen aanpassings- en bestrijdingsactiviteiten via uitwisseling van verworven inzichten en goede praktijken, alsook door bevordering van onderzoek en innovatie en beleidscoördinatie; |
17. |
onderstreept dat de EU heeft aangetoond dat het mogelijk is de groei van het bbp los te koppelen van de CO2-emissies. Het Comité herhaalt dat de EU een voortrekkersrol moet blijven spelen en ambitieuze en bindende doelstellingen moet blijven nastreven, bijv. ten aanzien van de vermindering van de CO2-uitstoot, hernieuwbare energie en energie-efficiëntie; |
18. |
wijst op de inspanningen van steden en regio's in de hele EU die lokale of regionale klimaat- en energiestrategieën of -initiatieven hebben aangenomen, die de ambities ook op nationaal niveau een duwtje in de rug kunnen geven. Hierbij zij o.m. gedacht aan het initiatief „Groene Hoofdstad van Europa” of het Burgemeestersconvenant, waarbij de ondertekenaars zich ertoe verbinden CO2-emissies tegen 2020 met meer dan 20 % te verminderen; |
19. |
zou graag zien dat de inspanningen van steden en regio's worden erkend en meegenomen in het MRV-toerekeningssysteem (meten, rapporteren, verifiëren); |
20. |
pleit voor meer wereldwijde informatie-uitwisseling en bevestigt zijn verbintenis ten aanzien van het memorandum van overeenstemming dat het met het Milieuprogramma van de VN (UNEP) heeft ondertekend, teneinde synergieën tussen de verschillende bestuursniveaus te bevorderen en de tenuitvoerlegging van multilaterale milieuovereenkomsten te verbeteren. Het Comité herhaalt in dit verband ook zijn verbintenis ten aanzien van het memorandum van overeenstemming dat het met de conferentie van burgemeesters van de VS heeft ondertekend en dat het met de Chinese burgemeesters zal ondertekenen; |
21. |
zou graag zien dat bij toekomstige EU-strategieën gebruik wordt gemaakt van het potentieel van multilaterale decentrale samenwerking met derde landen en vestigt de aandacht op de specifieke instrumenten die het heeft ontwikkeld om deze samenwerking te vergemakkelijken; |
22. |
wil dat terdege rekening wordt gehouden met de „klimaatcriteria” in de verschillende financiële instrumenten van de EU, met inbegrip van het Europees ontwikkelingsbeleid; |
23. |
attendeert erop dat met de overeenkomst van Cancun meer erkenning is gekomen voor subnationale besturen en lokale overheden en pleit andermaal voor een aanpak op basis van multilevel governance in het kader van het wereldwijde milieubeleid. Het Comité roept de UNFCCC-partijen daarom op zich er duidelijk toe te verbinden subnationale besturen en lokale overheden te ondersteunen en te betrekken bij de tenuitvoerlegging van UNFCCC-besluiten, naar het voorbeeld van Besluit X/22 van het Verdrag inzake biologische diversiteit; |
24. |
geeft de voorzitter van het Comité van de Regio's opdracht deze resolutie toe te sturen aan de voorzitter van het Europees Parlement, de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Europese Commissie, het Litouwse voorzitterschap van de EU en het secretariaat van de UNFCCC. |
Brussel, 9 oktober 2013
De voorzitter van het Comité van de Regio's
Ramón Luis VALCÁRCEL SISO