This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013IR3303
Opinion of the Committee of the Regions — Green Paper on the long-term financing of the European economy
Advies van het Comité van de Regio's — Groenboek over de langetermijnfinanciering van de Europese economie
Advies van het Comité van de Regio's — Groenboek over de langetermijnfinanciering van de Europese economie
PB C 356 van 5.12.2013, p. 75–79
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
5.12.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 356/75 |
Advies van het Comité van de Regio's — Groenboek over de langetermijnfinanciering van de Europese economie
2013/C 356/13
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
— |
is ingenomen met het initiatief van de Commissie om een Groenboek over de langetermijnfinanciering van de Europese economie uit te brengen en met het oog op de toekomstige ontwikkeling van de EU aan de hand van vragen een breed debat aan te zwengelen over de wijze waarop het aanbod van langetermijnfinancieringen kan worden bevorderd en het systeem van financiering voor langetermijninvesteringen in Europa kan worden verbeterd en gediversifieerd; |
— |
deelt het standpunt van de Commissie dat de financiële sector in Europa er sinds de financiële crisis minder goed in slaagt besparingen te kanaliseren naar investeringsbehoeften op lange termijn; als gevolg van de financiële crisis en de huidige zwakke macro-economische situatie is, met name in lidstaten die onder financiële druk staan, een klimaat van onzekerheid en risicoaversie ontstaan; |
— |
vraagt zich af of bij het verstrekken van langetermijnfinanciering en het nemen van specifieke maatregelen ter bevordering van langlopende investeringen wel voldoende rekening wordt gehouden met de bijzondere lokale en regionale omstandigheden; |
— |
betreurt dat de EU de concurrentie en de armslag van regeringen op bepaalde investeringsterreinen die van bijzonder belang zijn voor de lokale en regionale overheden aan banden heeft gelegd. De coördinatie- en goedkeuringsprocedures duren te lang en zijn te gecompliceerd, waardoor de concurrentiepositie van Europa op de wereldmarkt verslechtert en andere regio's in de wereld aantrekkelijker worden voor investeerders. |
Rapporteur |
Uno SILBERG (EE/EA), lid van de gemeenteraad van Kose |
Referentiedocument |
Groenboek van de Commissie over de langetermijnfinanciering van de Europese economie COM(2013) 150 final |
I. ALGEMENE OPMERKINGEN
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
Slimme en inclusieve groei
1. |
is ingenomen met het initiatief van de Commissie om een Groenboek over de langetermijnfinanciering van de Europese economie uit te brengen en met het oog op de toekomstige ontwikkeling van de EU aan de hand van vragen een breed debat aan te zwengelen over de wijze waarop het aanbod van langetermijnfinancieringen kan worden bevorderd en het systeem van financiering voor langetermijninvesteringen in Europa kan worden verbeterd en gediversifieerd. |
2. |
Het deelt het standpunt van de Commissie dat de financiële sector in Europa er sinds de financiële crisis minder goed in slaagt besparingen te kanaliseren naar investeringsbehoeften op lange termijn; als gevolg van de financiële crisis en de huidige zwakke macro-economische situatie is, met name in lidstaten die onder financiële druk staan, een klimaat van onzekerheid en risicoaversie ontstaan. |
3. |
Europa staat, zo onderschrijft het CvdR, voor de dringende uitdaging de EU terug te brengen op de weg van slimme, duurzame en inclusieve groei. Tegelijkertijd moet meer rekening worden gehouden met de specifieke lokale en regionale omstandigheden en met de problemen van het midden- en kleinbedrijf. |
4. |
Essentieel is allereerst een brede en diepgaande, op het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel stoelende samenwerking tussen de EU-instellingen, lidstaten, steden en regio's, lokale en regionale overheden en belanghebbende partijen om de crisis te boven te komen, nieuwe uitdagingen het hoofd te bieden en gemeenschappelijke doelstellingen vast te stellen en te verwezenlijken. |
5. |
Vergroting van de gemiddelde toegevoegde waarde van ondernemingen in de productiesector die aan veel mensen werk verschaffen, zou de economie, naar de mening van het CvdR, een belangrijke groei-impuls kunnen geven. De ontwikkeling van dit soort bedrijven m.b.v. innovatie en eenvoudiger kapitaalvoorwaarden zou van wezenlijke invloed zijn op de hele economie. |
6. |
Op kenniskapitaal gebaseerde activa maken nu al 80 % uit van het vermogen van 's werelds grootste bedrijven (beursgenoteerde ondernemingen op de S&P 500-index). Mogelijke motoren voor groei zijn in de eerste plaats te vinden in sectoren waar het mondiale groeipotentieel het grootst is: groene economie, landbouw (o.m. efficiënter gebruik van plaatselijke natuurlijke hulpbronnen en bio-economie), senioreneconomie, gezondheids- en welzijnszorg en inzet van ICT-toepassingen en de creatieve industrie in economische en andere sectoren. In de VS bijv. zou de komende tien jaar wel eens een groot deel van de nieuwe banen (bijna 60 %) kunnen ontstaan rond producten en diensten die nu nog helemaal niet bestaan. M.b.v. ICT-toepassingen kan kennis van de overheidssector worden gebruikt en hergebruikt. Het economische nut daarvan kan leiden tot een jaarlijkse stijging van het bbp met 140 miljard euro (1). |
7. |
Het CvdR verwijst naar adviezen die het eerder heeft uitgebracht over aanverwante thema's, nl. „Synergieën tussen particuliere en overheidsinvesteringen op lokaal en regionaal niveau” (2), „De mobilisering van particuliere en openbare investeringen voor herstel en structurele verandering op lange termijn” (3), het „Programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en middelgrote ondernemingen (2014-2020)” (4), „Meer synergieën verwezenlijken tussen de begrotingen op Europees, nationaal en subnationaal niveau” (5), en „De rol van lokale en regionale overheden in de bevordering van (banen)groei” (6). |
II. STANDPUNTEN VAN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
Aanbod van langetermijnfinanciering en kenmerken van langlopende investeringen
8. |
Het CvdR schaart zich achter de analyse van de Commissie, waarin met name wordt benadrukt dat beleggers geen rechtszekerheid hebben en bij hun investeringen zeer voorzichtig te werk gaan. Zij geven de voorkeur aan kortlopende en meer liquide beleggingsvormen, en investeren voornamelijk in particuliere investeringsobjecten. De blik van financiële instellingen is vaak gericht op opkomende economieën, die zich snel ontwikkelen en lage lonen hanteren. |
9. |
Het CvdR maakt zich tevens zorgen over de internationale concurrentie om buitenlands kapitaal, die snel toeneemt omdat schuldenlanden dringend nieuw kapitaal nodig hebben om groeibevorderende investeringen te doen en bestaande schulden te kunnen aflossen. De aandacht mag niet, of niet alleen, op leningen worden gericht, maar moet ook uitgaan naar andere kapitaalbronnen. |
10. |
Regio's en gemeenten vervullen vele verschillende rollen op de financiële markt. Zo doen ze belangrijke langetermijninvesteringen en treden ze in de rol van investeerder via plaatselijke ondernemingen of om redenen van economisch beleid. Daarnaast zijn ze zelf een investeringsdoel op de financiële markt. |
11. |
Zowel de doelstellingen als de voorwaarden waaronder de overheidssector opereert op de financiële markt verschillen aanzienlijk van de particuliere sector. Er zijn bijv. grote verschillen in opbrengstvereisten, beleggingshorizon en risicotolerantie tussen publieke en particuliere investeerders. De Commissie zou daarom bij de langetermijnfinanciering haar aandacht vooral moeten richten op de activiteiten van de overheidssector. |
12. |
Het CvdR vraagt zich af of bij het verstrekken van langetermijnfinanciering en het nemen van specifieke maatregelen ter bevordering van langlopende investeringen wel voldoende rekening wordt gehouden met de bijzondere lokale en regionale omstandigheden. |
13. |
Het CvdR betreurt dat de EU de concurrentie en de armslag van regeringen op bepaalde investeringsterreinen die van bijzonder belang zijn voor de lokale en regionale overheden aan banden heeft gelegd. De coördinatie- en goedkeuringsprocedures duren te lang en zijn te gecompliceerd, waardoor de concurrentiepositie van Europa op de wereldmarkt verslechtert en andere regio's in de wereld aantrekkelijker worden voor investeerders. |
14. |
Het CvdR dringt erop aan dat de lokale en regionale overheden de mogelijkheden krijgen en ondersteund worden om ook in economisch mindere tijden langlopende investeringen te doen die de werkgelegenheid, technische innovatie, groene groei en energie-, vervoers- en communicatie-infrastructuur bevorderen. |
Bevordering van langetermijnfinanciering van de Europese economie. Het vermogen van financiële instellingen om langetermijnfinanciering in goede banen te leiden. Commerciële banken
15. |
Het CvdR wijst erop dat in de conclusies van de Europese Raad van december 2012 (7) wordt benadrukt dat „in het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact (…) gebruik [kan] worden gemaakt van de mogelijkheden die het bestaande begrotingskader van de EU biedt om een evenwicht te scheppen tussen de behoeften inzake productieve overheidsinvesteringen en de doelstellingen op het gebied van begrotingsdiscipline”. Gelet op het bovenstaande hoopt het CvdR dat het stabiliteitspact wordt aangepast om ervoor te zorgen dat in de berekeningen van het begrotingstekort onderscheid wordt gemaakt tussen lopende uitgaven en investeringen teneinde overheidsinvesteringen met rendement op de lange termijn niet te belemmeren. |
16. |
Het CvdR constateert tot zijn tevredenheid dat banken er geleidelijk aan weer in slagen om financiële middelen naar langlopende investeringen te sluizen, maar merkt op dat er tot dusver alleen op zeer onredelijke voorwaarden geld ter beschikking is gesteld voor lokale investeringen. |
Nationale en multilaterale ontwikkelingsbanken en financiële stimulansen
17. |
Het CvdR acht het van belang dat de nationale en multilaterale ontwikkelingsbanken a) strategisch belangrijke investeringen ondersteunen, met name in infrastructuur en energievoorziening, en b) een anticyclisch financieel beleid voeren, d.w.z. in tijden van economische groei minder financiële middelen beschikbaar stellen en de investeringen vooral bij een economische crisis een flinke impuls geven. |
18. |
Het CvdR is het ermee eens dat op EU-niveau een buitensporige consolidatie van banken voorkomen dient te worden, maar pleit wel voor verdere intensivering van de samenwerking om beschikbare financiële middelen voor investeringen op lokaal en regionaal niveau te bundelen. |
19. |
Het CvdR vindt dat investeringen in duurzame economische groei onderworpen moeten worden aan langlopende controles en dringt erop aan dat voorlopige investeringsplannen doorgezet worden. Op langere termijn zouden projectobligaties ook de duurzaamheid op lokaal en regionaal niveau waarborgen. |
20. |
Het CvdR is van mening dat langetermijninvesteringen op lokaal en regionaal niveau ook ondersteund zouden kunnen worden door — in aanvulling op beleidsinstrumenten en -kaders — de bureaucratische rompslomp af te bouwen, de onlinecommunicatie uit te breiden en het besluitvormingsproces aanzienlijk te bespoedigen. |
Institutionele beleggers
21. |
Het CvdR deelt de opvatting dat institutionele beleggers bij de langetermijnfinanciering een essentiële rol spelen en dat de Solvency II-richtlijn nageleefd dient te worden. Hoe groter het belegde tegoed, hoe groter ook de rol van deze beleggers. Er dient voor gezorgd te worden dat de beschikbare middelen in de economie van de EU en niet in die van Azië of andere delen van de wereld geïnvesteerd worden. |
De gecombineerde effecten van regelgevingshervorming op financiële instellingen
22. |
Het CvdR wijst erop dat de huidige en geplande hervormingen van de prudentiële voorschriften tot cumulatieve effecten op lange termijn zullen leiden. Het regelgevingsstelsel moet nu goed uitgedacht worden en de mogelijke effecten — op lokaal en regionaal niveau — dienen jaar na jaar nauwlettend in het oog te worden gehouden. |
De efficiëntie en de effectiviteit van de financiële markten om langetermijnfinancieringsinstrumenten aan te bieden
23. |
Een sterkere interne kapitaalmarkt en infrastructuur ter ondersteuning van de lokale en regionale financiële instellingen en een gegarandeerde bescherming van investeerders kunnen zorgen voor een betere financiering via de kapitaalmarkt van langetermijninvesteringen in Europa. Pensioenfondsen die in lokale en regionale ontwikkeling investeren moeten hierbij worden betrokken. |
24. |
Investeringsproducten of pakketten van potentiële investeringen (zoals wegenbouw- of nutsprojecten) dienen verder te worden ontwikkeld om ze meer geschikt te maken voor rechtstreekse investeringen door pensioenfondsen. |
25. |
De arbeidsproductiviteit moet zo snel mogelijk omhoog. Deze productiviteit moet voortdurend worden aangepast aan een steeds veranderende economische situatie. In zulke omstandigheden kan het zinvol zijn als werknemers tegelijkertijd als aandeelhouders en investeerders kunnen en willen fungeren die er belang bij hebben dat in de bedrijven waar zij werken voor de lange termijn wordt geïnvesteerd. In het geval van lokale investeringen, met name in de energie- en milieusector, is het nodig dat er investeringsstructuren worden uitgewerkt die de lokale of regionale overheid de mogelijkheid bieden niet alleen als consument maar ook als financier op te treden. |
26. |
Eventueel kan het voor veranderingen en lokale ontwikkeling bevorderlijk zijn als werknemers tegelijkertijd aandeelhouders en investeerders zijn, voor zover zij dat willen en voor zover de mogelijkheid tot deelname in het kader van de gegeven marktstructuur überhaupt aanwezig is. Verandering van boekhoudregels en meer transparantie kunnen daarbij de bereidheid tot deelname positief beïnvloeden. |
27. |
Het is zaak micro-ondernemingen en het midden- en kleinbedrijf meer bij een en ander te betrekken, op beurzen voor meer transparantie te zorgen en investeerders een stem in het kapittel te geven. Het aandeel van de markt voor kredieten buiten de financiële sector moet omhoog en de toegang tot de markt voor mkb-leningen zou gemakkelijker moeten worden. |
28. |
De securitisatiemarkt van de EU kan nieuw leven worden ingeblazen als wordt nagegaan hoe financiële instellingen het kapitaal gebruiken en als er door middel van uniforme transparante evaluatiemethoden voor wordt gezorgd dat alleen naar behoren gegarandeerd kapitaal wordt gebruikt. De maatregelen zouden vrij kapitaal kunnen genereren dat voor investeringen kan worden gebruikt. Tegelijkertijd moet voor een liquide markt voor projectobligaties worden gezorgd. |
Horizontale factoren die langetermijnbesparingen en -financiering mogelijk maken
29. |
Het creëren van verschillende modellen voor specifieke spaarrekeningen in de EU en de eventuele voordelen van deze modellen hangen samen met de vraag hoe gegarandeerd kan worden dat spaartegoeden rente opbrengen. |
30. |
Het CvdR vreest dat een verplichte of ten dele verplichte EU-spaarrekening in diverse lidstaten op een onomwonden neen zou kunnen stuiten, en als zo'n rekening een vrijwillig karakter krijgt zou er van de kant van het publiek nauwelijks interesse voor zijn. Bij de selectie van een model voor een specifieke EU-spaarrekening zou de voorkeur absoluut moeten uitgaan naar modellen die het meest geschikt zijn om het aangetaste vertrouwen te herstellen en de werkgelegenheids- en groeidoelstellingen van de Europa 2020-strategie op lokaal en regionaal niveau te helpen verwezenlijken. |
Fiscaliteit
31. |
Het zou een goede zaak zijn als de EU-lidstaten gezamenlijk zouden beslissen om bij kapitaalinvesteringen lage belastingtarieven te hanteren. |
32. |
Wat goede prikkels voor langetermijnsparen betreft moet worden nagedacht over nationale belastingvoordelen die de aanzet geven tot snelle herinvestering van winsten, langetermijninvesteringen en kapitaalinvesteringen in micro-ondernemingen en het midden- en kleinbedrijf. Hierbij zou onderscheid moeten worden gemaakt tussen inkomen uit kapitaal en inkomen uit andere bronnen. Bovendien verdient het aanbeveling na te denken over gedifferentieerde belastingtarieven en belastingvrijstelling voor termijndeposito's. |
33. |
Bij het beoordelen van het nut van een lagere vennootschapsbelasting voor ondernemingen zou moeten worden uitgegaan van de tot nu toe verzamelde positieve of negatieve ervaringen. In sommige lidstaten bijvoorbeeld blijft de totale winst nog altijd onbelast, ongeacht of er wel of niet geherinvesteerd wordt. Slechts een paar manieren waarop winst uit een onderneming vloeit worden belast, bijvoorbeeld dividenden, speciale voordelen of betalingen in natura (natural benefits). Uiteindelijk bedraagt het belastingtarief ongeveer 4 à 5 %. Zo'n systeem is geen stimulans voor lokale investeringen. |
34. |
Bij diverse enquêtes over investeringsbesluiten wordt het belastingstelsel pas op de vierde, vijfde of zesde plaats genoemd. Er blijken belangrijkere factoren te zijn — zoals het voorhanden zijn van goed opgeleide arbeidskrachten, van onder meer energie en water, en lage basiskosten — en ook factoren zoals corruptie, die een onderneming in haar activiteiten kunnen belemmeren. |
35. |
Er zou moet worden nagedacht over de mogelijkheid om het geherinvesteerde gedeelte van de winst en de rente-inkomsten uit investeringen niet te belasten en O&O- en milieuprojecten van belasting vrij te stellen. |
36. |
Bovendien is het CvdR voor een strakkere coördinatie om het vennootschapsbelastingstelsel te vereenvoudigen, de belastinggrondslagen te verbreden en de belastingtarieven te verlagen. Inmenging van de overheid in de economie en het leven van mensen moet worden beperkt. Ondernemingen en burgers moeten juist meer eigen verantwoordelijkheid voor hun economische situatie aan de dag gaan leggen, waarbij tegelijkertijd verschillende initiatieven worden gepromoot. |
Verslagleggingsbeginselen
37. |
Het CvdR stelt vast dat de beginselen inzake verslaglegging op basis van de waarde in het economisch verkeer niet in alle lidstaten toegepast worden. Ze worden gebruikt door ondernemingen die binnen de EU in meerdere lidstaten tegelijkertijd actief zijn. Tot op heden hebben de beginselen inzake verslaglegging op basis van de waarde in het economisch verkeer nog niet tot veranderingen in het gedrag van beleggers geleid. |
38. |
In geval van langetermijnfinancieringen moet de stabiliteit van verslagleggingsbeginselen die berusten op een marktconforme waardering van activa en passiva worden gewaarborgd, en er moeten alternatieve maatregelen worden gepland om met het oog op de marktwaarde van activa en hun bronnen het aflopen van langetermijnfinancieringen risicovrij vorm te geven. |
Regelingen inzake corporate governance
39. |
De betrokkenheid van de aandeelhouders op lange termijn kan bevorderd worden door belastingvoordelen voor dividenden te verlenen. Hetzelfde geldt als een groter deel van de dividendopbrengsten wordt uitgekeerd aan aandeelhouders die de dividendopbrengsten beleggen op lange termijn. Bovendien zouden er belastingvoordelen moeten zijn voor langetermijninvesteringen in lokale en regionale ontwikkeling. |
40. |
Daar waar prikkels voor vermogensbeheerders averechts uitwerken, is het ongetwijfeld zaak de verslaglegging transparanter te maken, teneinde voor vertrouwen te zorgen tussen publiek, ondernemingseigenaars, ondernemingsleiding en werknemers. |
Informatieverstrekking en rapportage
41. |
Verhoogde integratie van financiële en niet-financiële informatie kan ertoe bijdragen dat een onderneming een duidelijker overzicht van haar economische situatie op lange termijn krijgt en daardoor betere besluiten kan nemen. Toch zou het — gezien het huidige leeftempo en de mogelijkheden van het digitale tijdperk — niet terecht zijn om van de kwartaalrapportage af te zien. Met een kwartaalrapportage is het bovendien mogelijk om een inschatting van een gewijzigde situatie te maken voordat problemen zich opstapelen of het aanzienlijk duurder wordt om de gevolgen ervan op te vangen. |
42. |
Het CvdR raadt aan om goed naar de omvang en reikwijdte van de kwartaalindicatoren te kijken en daarbij alle mogelijkheden van het digitale tijdperk in aanmerking te nemen. Tegelijkertijd is het van belang om gegevens niet tendentieus, maar op objectieve en betrouwbare wijze en met begrijpelijke samenvattingen in de gespecialiseerde media te publiceren, waarbij zo nodig deskundigen worden ingeschakeld of een beknopte analyse wordt toegevoegd. |
43. |
De economische wetenschap en de statistiek hebben al genoeg comparatieve indicatoren inzake de lange termijn voorhanden, waardoor het een dure onderneming is om reeds bestaande indicatoren te gebruiken, te controleren en te analyseren. Vaststelling van nieuwe indicatoren lijkt dus niet erg efficiënt. Dit zou echter anders kunnen worden als er een indicator of een mediaan van vergelijkende indicatoren wordt gevonden met een bijzonder hoge informatieve waarde. |
Het gemak waarmee kmo's toegang verkrijgen tot bancaire en niet-bancaire financiering
44. |
Het midden- en kleinbedrijf heeft het inderdaad lastiger om toegang tot financiering te krijgen dan grote ondernemingen. Daarbij komt dat kmo's in diverse lidstaten worden bemoeilijkt in hun functioneren doordat ze in wetgeving in velerlei opzichten worden benadeeld. |
45. |
Het CvdR stelt voor om na te gaan of er een openbare beurs of een op internet gebaseerde obligatiemarkt kan worden opgezet waarop iedereen vrij en zonder tussenkomst van een makelaar kan investeren in de plaatselijke of regionale ontwikkeling. |
46. |
Het CvdR raadt kmo's aan om voor aanvullende leningen gebruik te maken van kredietcoöperaties, bouwspaarfondsen en soortgelijke kleine financiële instellingen. Helaas is het marktaandeel daarvan in de meeste Oost-Europese landen zeer klein en wordt hun ontwikkeling ook van overheidswege vaak niet gestimuleerd. Zo bestaat er in sommige lidstaten een garantieregeling voor banktegoeden die niet voor kredietcoöperaties geldt. |
47. |
Lokale en regionale overheden, organisaties voor financiële bijstand, instanties die verantwoordelijk zijn voor het openbaar bezit en monetaire marktorganisaties zouden kunnen overwegen om lokale en regionale coöperatieven op te richten als alternatieve financieringsbron voor lokale en regionale langetermijnfinanciering. |
48. |
Het CvdR adviseert om te onderzoeken welke wetswijzigingen er voor een efficiënte werking van kredietcoöperaties nodig en relevant zijn, en om hiervoor met voorstellen te komen. |
49. |
Zo'n netwerk van kleine financiële instellingen kan voor vele lokale en regionale problemen een oplossing zijn. Er moet voor worden gezorgd dat een gegarandeerd percentage van het durfkapitaal in handen is van kmo's. Tegelijkertijd moet worden overwogen om meer gebruik te maken van ondersteuning van kredietverlening. |
50. |
De totstandbrenging van een EU-regelgevingskader voor alternatieve niet-bancaire bronnen van financiering voor kmo's kan onder bepaalde voorwaarden de lokale en regionale ontwikkeling zeker ten goede komen. Met het huidige rechtskader worden kmo's eerder beperkt dan bevoordeeld. |
Brussel, 9 oktober 2013
De voorzitter van het Comité van de Regio's
Ramón Luis VALCÁRCEL SISO
(1) Europese Commissie, Public Sector Information — Raw Data for New Services and Products (http://bit.ly/wa4AR).
(2) CdR 272/2013
(3) CdR 21/2010
(4) CdR 98/2012
(5) CdR 1778/2012
(6) CdR 1186/2012
(7) Conclusies van de Europese Raad van 13 en 14 december 2012, I. Economisch beleid, paragraaf 2.