This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62017CN0259
Case C-259/17: Request for a preliminary ruling from the Budai Központi Kerületi Bíróság (Hungary) lodged on 16 May 2017 — Zoltán Rózsavölgyi and Zoltánné Rózsavölgyi v Unicredit Leasing Hungary Zrt. and Unicredit Leasing Immo Truck Zrt.
Zaak C-259/17: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Budai Központi Kerületi Bíróság (Hongarije) op 16 mei 2017 — Zoltán Rózsavölgyi en Zoltánné Rózsavölgyi/Unicredit Leasing Hungary Zrt. en Unicredit Leasing Immo Truck Zrt.
Zaak C-259/17: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Budai Központi Kerületi Bíróság (Hongarije) op 16 mei 2017 — Zoltán Rózsavölgyi en Zoltánné Rózsavölgyi/Unicredit Leasing Hungary Zrt. en Unicredit Leasing Immo Truck Zrt.
PB C 256 van 7.8.2017, p. 8–11
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
7.8.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 256/8 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Budai Központi Kerületi Bíróság (Hongarije) op 16 mei 2017 — Zoltán Rózsavölgyi en Zoltánné Rózsavölgyi/Unicredit Leasing Hungary Zrt. en Unicredit Leasing Immo Truck Zrt.
(Zaak C-259/17)
(2017/C 256/07)
Procestaal: Hongaars
Verwijzende rechter
Budai Központi Kerületi Bíróság
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Rózsavölgyi Zoltán, Rózsavölgyi Zoltánné
Verwerende partij: Unicredit Leasing Hungary Zrt., Unicredit Leasing Immo Truck Zrt.
Prejudiciële vragen
1) |
Kan de nietigverklaring wegens oneerlijkheid (waardoor de consument niet door het beding wordt gebonden) van het beding dat het eigenlijke voorwerp van een leningsovereenkomst bepaalt, met name rekening houdende met het feit dat, indien de bepaling van het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst oneerlijk is dit leidt tot ongeldigheid van de gehele overeenkomst (en niet een gedeeltelijke ongeldigheid), tot gevolg hebben (bijvoorbeeld door middel van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak, van een bepaald rechtsgevolg waarin in een bepaling van nationaal recht is voorzien, van een normatieve bepaling of van een besluit tot uniformering van het recht) dat aldus de juridische kwalificatie van de overeenkomst, of de gevolgen ervan, zodanig verandert dat in het bijzonder een op vreemde valuta gebaseerde leningsovereenkomst (waarbij de uit de leningsovereenkomst voortvloeiende vorderingen in een vreemde munt worden vastgesteld en geboekt — hierna: „rekenmunt” — en de verplichting tot betaling van die vorderingen wordt nagekomen in de nationale munt — hierna: „betaalmunt”) dient te worden beschouwd als een leningsovereenkomst in Hongaarse forint.
|
2) |
Betreffen de juridische gevolgen van de oneerlijkheid [van een beding] een absoluut zuivere rechtsvraag of is het mogelijk om in het kader van de beoordeling van die gevolgen belang te hechten aan
|
3) |
Vormt het beding waarbij het wisselkoersrisico bij de consument wordt gelegd [namelijk de bepaling(en) van de overeenkomst waarbij het risico wordt geregeld] voor de toepassing van artikel 3, lid 1, artikel 4, lid 2, artikel 5 en artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG (1) (dat wil zeggen voor de beoordeling van de oneerlijkheid en de juridische gevolgen ervan) een geheel van bedingen? |
4) |
Kan artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG (volgens hetwelk oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen een verkoper en een consument de consument niet binden) aldus worden uitgelegd, dat het beding in kwestie (niet een bepaald onderdeel ervan, maar het beding in zijn totaliteit) in zijn geheel oneerlijk kan zijn of dat het voor een deel niet oneerlijk is en voor een deel wel, zodat het deels van toepassing blijft (bijvoorbeeld naar gelang de beoordeling door de rechter in kwestie) en dat het de consument kan binden (dat wil zeggen dat het, wat de gevolgen ervan betreft, in beide gevallen slechts in bepaalde mate oneerlijk is), bijvoorbeeld door middel van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing, van een bepaald rechtsgevolg waarin in een bepaling van nationaal recht is voorzien, van een normatieve bepaling of van een besluit tot uniformering van het recht?
|
5) |
|
6) |
Hoe dient voor de beoordeling van de vraag of een contractueel beding waarbij het wisselkoersrisico bij de consument wordt gelegd (welk beding wordt gebruikt als algemene contractvoorwaarde door de beroepshalve handelende contractpartij en waarover niet individueel is onderhandeld) en dat is opgesteld op grond van een noodzakelijkerwijs algemene wettelijke informatieplicht, oneerlijk is, de bewijslast te worden verdeeld tussen de consument en de beroepshalve handelende contractpartij teneinde te beoordelen of de consument daadwerkelijk de gelegenheid heeft gehad om kennis te nemen van het litigieuze beding waarmee hij vóór het sluiten van de leningsovereenkomst onweerlegbaar heeft ingestemd [artikel 3, lid 3, van richtlijn 93/13/EEG en bijlage, punt 1, onder i)]? |
7) |
Dient in de context van op vreemde valuta gebaseerde leningsovereenkomsten, dat wil zeggen voor transacties betreffende diensten waarvan de prijs samenhangt met de koersschommelingen op de geldmarkten, te worden aangenomen dat de kredietinstellingen die met een consument een overeenkomst sluiten met gebruikmaking van hun eigen wisselkoers verkopers zijn die geen invloed hebben op de fluctuaties van de koers in de zin van punt 2, onder c), van de bijlage bij richtlijn 93/13/EEG? |
(1) Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB 1993, L 95, blz. 29).