Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017TN0446

Zaak T-446/17: Beroep ingesteld op 15 juli 2017 — TK/Parlement

PB C 357 van 23.10.2017, p. 15–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

23.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 357/15


Beroep ingesteld op 15 juli 2017 — TK/Parlement

(Zaak T-446/17)

(2017/C 357/19)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: TK (vertegenwoordiger: L. Levi, advocaat)

Verwerende partij: Europees Parlement

Conclusies

het onderhavige beroep ontvankelijk en gegrond verklaren;

mitsdien:

nietig verklaren het besluit van de voorzitter van het Europees Parlement van 26 augustus 2016 tot afwijzing van verzoeksters verzoeken van 28 april 2016;

voor zover nodig, nietig verklaren het besluit van de voorzitter van het Europees Parlement van 5 april 2017 tot afwijzing van verzoeksters klacht van 25 november 2016;

de verwerende partij veroordelen tot betaling van een vergoeding voor verzoeksters immateriële schade, welke ex aequo et bono op 25 000 EUR wordt begroot;

nietig verklaren het besluit van de secretaris-generaal van het Europees Parlement van 26 april 2017 tot afwijzing van de klacht van 16 januari 2017, voor zover dit geen herstel heeft geboden van verzoeksters immateriële schade, en de verwerende partij veroordelen tot betaling van een vergoeding voor verzoeksters immateriële schade, welke ex aequo et bono op 25 000 EUR wordt begroot;

de verwerende partij verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter onderbouwing van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

1.

Eerste middel, dat de besluiten van 26 augustus 2016 en 5 april 2017 betreft en uit drie onderdelen bestaat:

aangaande het verzoek tot nietigverklaring van de besluiten tot afwijzing van het eerste verzoek van 28 april 2016, is het eerste middel ontleend aan schending van artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”), schending van artikel 296 VWEU, schending van artikel 25, lid 2, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (hierna: „Statuut”) en niet-nakoming van de zorgplicht;

aangaande het verzoek tot nietigverklaring van de besluiten tot afwijzing van het tweede verzoek van 28 april 2016, is het eerste middel ontleend aan schending van artikel 2, lid 2, van bijlage IX bij het Statuut en van artikel 41 van het Handvest;

aangaande het verzoek tot schadevergoeding, stelt de verzoekende partij dat zij door de besluiten immateriële schade heeft geleden, die niet kan worden hersteld door de nietigverklaring van de bestreden besluiten.

2.

Tweede middel, betreffende het besluit van 26 april 2017, ontleend aan schending van artikel 41 van het Handvest door de verwerende partij alsmede aan niet-nakoming van de motiverings- en de zorgplicht, aangezien de verwerende partij stelt dat het besluit dat de verzoekende partij middels een klacht heeft betwist nietig is verklaard en dat een besluit is genomen om een onderzoek in te stellen, en aangezien zij daaruit afleidt dat haar verzoek om schadevergoeding niet behoefde te worden ingewilligd. De verzoekende partij meent eveneens te hebben aangetoond dat er sprake is van autonome schade die niet kan worden hersteld door de nietigverklaring van het bestreden besluit. De verwerende partij dient dus niet alleen het middels de klacht betwiste besluit nietig te verklaren, maar eveneens die schade te vergoeden.


Top
  翻译: