This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62018CN0021
Case C-21/18: Request for a preliminary ruling from the Svea hovrätt (Sweden) lodged on 11 January 2018 — Textilis Ltd, Ozgur Keskin v Svenskt Tenn Aktiebolag
Zaak C-21/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Svea hovrätt (Zweden) op 11 januari 2018 — Textilis Ltd, Ozgur Keskin / Svenskt Tenn Aktiebolag
Zaak C-21/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Svea hovrätt (Zweden) op 11 januari 2018 — Textilis Ltd, Ozgur Keskin / Svenskt Tenn Aktiebolag
PB C 94 van 12.3.2018, p. 13–14
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
12.3.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 94/13 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Svea hovrätt (Zweden) op 11 januari 2018 — Textilis Ltd, Ozgur Keskin / Svenskt Tenn Aktiebolag
(Zaak C-21/18)
(2018/C 094/16)
Procestaal: Zweeds
Verwijzende rechter
Svea hovrätt
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: Textilis Ltd, Ozgur Keskin
Verwerende partij: Svenskt Tenn Aktiebolag
Prejudiciële vragen
1) |
Moet artikel 4 van verordening (EU) 2015/2424 (1) van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2015 tot wijziging van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad inzake het gemeenschapsmerk, aldus worden uitgelegd dat artikel 7, lid 1, onder e), iii), in de nieuwe formulering van toepassing is op een gerechtelijke beoordeling van de nietigheid [overeenkomstig artikel 52, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009] die plaatsvindt nadat de wijziging in werking is getreden, namelijk na 23 maart 2016, zelfs als de procedure een nietigverklaring betreft en die procedure is gestart vóór die datum en derhalve betrekking heeft op een merk dat vóór die datum is ingeschreven? |
2) |
Moet artikel 7, lid 1, onder e), iii), van verordening nr. 207/2009, in de toepasselijke versie, aldus worden uitgelegd dat een teken dat bestaat uit de tweedimensionale weergave van een tweedimensionale waar, binnen de werkingssfeer valt, bijvoorbeeld een met het betrokken teken gedecoreerde stof? |
3) |
Indien vraag 2 bevestigend wordt beantwoord, volgens welke criteria moeten de woorden „tekens die uitsluitend bestaan uit de vorm die (of een ander kenmerk dat) een wezenlijke waarde aan de waren geeft” in artikel 7, lid 1, onder e), iii), van verordening nr. 207/2009 dan worden uitgelegd in een situatie waarin de inschrijving een breed palet aan warenklassen en waren omvat en waarin het teken op verschillende manieren op de waren kan worden aangebracht? Moet de beoordeling worden gemaakt aan de hand van meer objectieve/algemene criteria, bijvoorbeeld uitgaande van hoe het merk eruitziet en hoe het kan worden aangebracht op verschillende soorten waren, dat wil zeggen, zonder rekening te houden met de manier waarop de merkhouder het teken de facto mogelijk heeft aangebracht of voornemens is aan te brengen op verschillende waren? |