Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018AE4580

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het einde van de omschakeling tussen winter- en zomertijd en tot intrekking van Richtlijn 2000/84/EG (COM(2018) 639 final — 2018/0332 (COD))

EESC 2018/04580

PB C 62 van 15.2.2019, p. 305–307 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.2.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 62/305


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het einde van de omschakeling tussen winter- en zomertijd en tot intrekking van Richtlijn 2000/84/EG

(COM(2018) 639 final — 2018/0332 (COD))

(2019/C 62/49)

Algemeen rapporteur:

Maria NIKOLOPOULOU

Raadpleging

Europees Parlement: 13.9.2018

Raad: 19.9.2018

Rechtsgrondslag

Artikel 114, lid 1, en artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

 

 

Besluit van het bureau

18.9.2018

 

 

Bevoegde afdeling

Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij

 

 

Goedkeuring door de voltallige vergadering

17.10.2018

Zitting nr.

538

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

109/1/6

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) neemt kennis van het voorstel van de Commissie om de omschakeling tussen winter- en zomertijd af te schaffen. Aangezien er qua methode, tijdschema en inhoud wel het nodige op dit voorstel valt af te dingen, is het echter essentieel dat er meer tijd voor debat en analyse wordt uitgetrokken. Een doeltreffende, geharmoniseerde en op consensus gebaseerde implementatie van het voorstel is alleen mogelijk indien men erin slaagt een brede maatschappelijke consensus te bereiken en de steun van alle lidstaten te verwerven.

1.2.

Uit de recente online-enquête is gebleken dat sommige Europeanen af willen van de huidige geharmoniseerde regeling voor het verzetten van de klok. Een goed opgezette openbare online-raadpleging kan dienen om een indicatie van de voorkeuren van het publiek te geven en gevestigde democratische processen aan te vullen. Het Comité betreurt dat dit voorstel met spoed is gepubliceerd zonder dat de landelijke regeringen en de maatschappelijke organisaties eerst naar behoren geraadpleegd zijn.

1.3.

De enquête van de Commissie heeft een kwestie opgeworpen die sommige EU-burgers na aan het hart ligt en in sommige lidstaten al jaren een punt van discussie is. Dit geldt echter niet overal in de EU. De Commissie heeft onvoldoende rekening gehouden met het feit dat een grote meerderheid van de respondenten uit één land komt, dat het voorstel in sommige lidstaten werd verworpen en dat er geen duidelijke overeenstemming over de werkelijke voordelen van het afschaffen van de huidige geharmoniseerde regeling bestaat, noch over de vraag of het beter zou zijn om definitief voor de zomer- of juist de wintertijd te kiezen.

1.4.

Dat de Commissie in dit geval voor een spoedprocedure heeft gekozen, is haar in meerdere lidstaten op kritiek komen te staan: burgers vinden daar dat de EU wel andere dringende zaken aan haar hoofd heeft (economische crisis, werkloosheid, immigratie enz.). Het is daarmee de vraag of er wel voldoende maatschappelijk draagvlak voor het initiatief bestaat.

1.5.

Volgens de voorgestelde richtlijn houdt het subsidiariteitsbeginsel in dat elk land zelf bepaalt of het een permanente zomer- dan wel wintertijd aanhoudt ter vervanging van de huidige geharmoniseerde regeling, die haar nut ruimschoots heeft bewezen. Net als de Commissie acht het EESC het van essentieel belang dat alle lidstaten dezelfde tijd kiezen om te voorkomen dat het huidige harmonisatieniveau wordt aangetast. Gebeurt dit niet, dan kunnen tijdverschillen tussen landen die momenteel dezelfde tijd hanteren, leiden tot versnippering en verstoringen op de eengemaakte markt.

1.6.

De implementatie van het voorstel houdt in dat alle digitale systemen en apparaten in de hele wereld opnieuw geprogrammeerd moeten worden. Dit brengt duidelijk kosten met zich mee voor ondernemingen en overheden en heeft mogelijk ook gevolgen voor burgers. Ict-systemen moeten vóór de overschakeling geruime tijd getest worden om ervoor te zorgen dat de uitvoering van de regeling goed verloopt. Het is ondenkbaar dat we snel zullen terugkeren naar de huidige regeling indien de voor 2024 geplande evaluatie negatief uitvalt, omdat dit economische kosten mee zou brengen en de geloofwaardigheid van de Europese instellingen zou aantasten — reden temeer om te pleiten voor uitgebreidere studies, gegevensverzameling, politieke wil en maatschappelijk draagvlak alvorens landen, burgers en bedrijven met een dergelijke ingrijpende verandering worden geconfronteerd.

2.   Samenvatting van het Commissievoorstel

2.1.

De oudste EU-wetgeving betreffende de zomertijd dateert van 1980 en had tot doel de bestaande en uiteenlopende nationale zomertijdschema’s en regelingen te standaardiseren, zodat de omschakeling tussen zomer- en wintertijd binnen de eengemaakte markt geharmoniseerd verloopt.

2.2.

Sinds 2001 wordt de zomertijd in de EU geregeld bij Richtlijn 2000/84/EG, op grond waarvan alle lidstaten verplicht zijn de laatste zondag van maart over te schakelen op de zomertijd en de laatste zondag van oktober terug te keren naar de standaardtijd (wintertijd).

2.3.

Op grond van het subsidiariteitsbeginsel worden beslissingen over de standaardtijd echter door de lidstaten afzonderlijk genomen voor hun volledige grondgebied of delen daarvan.

2.4.

Uit een enquête die de Commissie tussen 4 juli en 16 augustus 2018 heeft gehouden blijkt dat er in verschillende Europese landen weerstand bestaat tegen het verzetten van de klok. Van de ongeveer 4,6 miljoen respondenten was 84 % vóór afschaffing van het systeem en 16 % tegen. De voorstanders van afschaffing geven de voorkeur aan de zomertijd (60 %). Belangrijk punt is dat verreweg de meeste respondenten (3,1 miljoen) uit één lidstaat kwamen (Duitsland) en dat het voorstel in sommige landen werd verworpen (Griekenland en Cyprus) of geen duidelijke meerderheid opleverde (Malta).

2.5.

In zijn resolutie van 8 februari 2018 steunde het Europees Parlement het idee om de huidige regeling te veranderen en riep het de Commissie op met een wetgevingsvoorstel te komen. De Vervoersraad boog zich in december 2017 en juni 2018 over deze kwestie, maar slaagde er niet in een unaniem standpunt te bereiken. Eventuele afschaffing is geen punt van discussie geweest tijdens vergaderingen van andere betrokken ministers of van regeringsleiders. Ook is het EESC niet eerder hierover geraadpleegd.

2.6.

De Commissie stelt voor de huidige geharmoniseerde regeling, waarbij de klok twee keer per jaar wordt verzet, af te schaffen en het hele jaar door dezelfde tijd aan te houden. Die tijd wordt overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel door iedere lidstaat zelf bepaald. De Commissie hoopt dat alle landen, zonder uitzondering, dezelfde zomer-/wintertijd zullen invoeren zodat de huidige harmonisatie behouden blijft en versnippering van de eengemaakte markt wordt voorkomen. De voorgestelde richtlijn zou op 1 april 2019 in werking treden.

2.7.

De Commissie erkent dat de voordelen van het verzetten van de klok op het gebied van energie, gezondheid, verkeersveiligheid en landbouw niet onomstotelijk bewezen zijn. Wat wel vaststaat, is dat het ontbreken van harmonisatie op dit vlak gevolgen kan hebben voor de eengemaakte markt, voor de luchtvaart, de scheepvaart en het wegvervoer, en voor zakelijke reizigers en vakantiegangers (1).

3.   Algemene opmerkingen

3.1.

Het EESC vindt dat de Commissie met een interessant voorstel is gekomen om de regeling inzake het verzetten van de klok, zoals vastgelegd in Richtlijn 2000/84/EG, af te schaffen, maar wijst erop dat er qua methoden, tijdschema en inhoud wel het nodige op dit voorstel valt af te dingen. Zo moet er beslist meer tijd worden uitgetrokken voor debat en analyse om tot een echt brede maatschappelijke consensus te komen en de steun van alle lidstaten te verwerven. Deze factoren zijn van cruciaal belang om een doeltreffende en geharmoniseerde implementatie van het voorstel te waarborgen.

3.2.

De methode die de Commissie heeft gebruikt — een online-enquête in juli en augustus 2018 — heeft interessante gegevens over de verwachtingen van een deel van de Europese bevolking opgeleverd, maar is niet het enige instrument om de publieke opinie te peilen. Gezien de vele politieke, economische en sociale gevolgen was het beter geweest om eerst de maatschappelijke organisaties en een groter aantal lidstaten naar behoren bij een en ander te betrekken en te raadplegen en pas daarna een voorstel in te dienen.

3.3.

Uit de enquête is niet gebleken dat alle lidstaten het met elkaar eens zijn (het voorstel werd in Griekenland en Cyprus verworpen) en vooral belangrijk is dat veruit de meeste respondenten slechts uit één land (Duitsland) kwamen. De kwestie leeft dus wel in sommige, maar niet alle lidstaten. Meer in het bijzonder kan een online-enquête niet de plaats innemen van een democratisch raadplegingsproces dat alle niveaus en wetgevingsfasen (vooraf, tijdens en achteraf) omvat.

3.4.

Dat de Commissie in dit geval voor een spoedprocedure heeft gekozen, is haar in sommige lidstaten op kritiek komen te staan: burgers vinden daar dat de EU wel andere dringende zaken aan haar hoofd heeft (economische crisis, werkloosheid, immigratie enz.). Het is daarmee de vraag of er wel voldoende maatschappelijk draagvlak voor het initiatief bestaat. Bovendien hebben sommige landelijke regeringen zich nog niet duidelijk voor of tegen afschaffing van de huidige regeling uitgesproken of nog niet voor zomer- of juist wintertijd gekozen; dit heeft voor hen geen prioriteit.

3.5.

Wat de inhoud betreft, vindt het Comité het een interessant idee om een debat over deze kwestie op te zetten, maar wijst het erop dat er gezien een aantal punten in het huidige voorstel meer tijd voor discussie moet worden uitgetrokken, om een brede maatschappelijke consensus en overeenstemming tussen alle lidstaten te bereiken.

3.5.1.

Het zijn de lidstaten die over het vaststellen van de tijd gaan. Volgens de voorgestelde richtlijn houdt het subsidiariteitsbeginsel in dat elk land zelf bepaalt of het een permanente zomer- dan wel wintertijd aanhoudt. Indien daarbij niet alle landen op één lijn komen te zitten en de huidige harmonisatie dus wordt aangetast, dreigt de eengemaakte markt zwaar te gaan lijden onder de kosten als gevolg van asynchrone tijden (versnippering). De voordelen zullen dan niet opwegen tegen de nadelen. De Commissie erkent dit probleem in haar effectbeoordeling. Het Comité acht het noodzakelijk dat op voorhand, d.w.z. voor de officiële presentatie van het Commissievoorstel, een grotere consensus wordt bereikt.

3.5.2.

De Commissie wijst er zelf op dat het initiatief gebaseerd is op een aantal studies die door verschillende organisaties en lidstaten zijn uitgevoerd en die geen eenduidige conclusies opleveren of elkaar zelfs tegenspreken. Het Comité pleit er dan ook voor dat in elke EU-lidstaat een nadere effectbeoordeling wordt verricht, waarbij alle sociaaleconomische sectoren worden betrokken, om beter na te kunnen gaan welke regeling geschikter is.

3.6.

De technologische aanpassing van systemen op mondiaal niveau brengt duidelijk economische kosten met zich mee voor ondernemingen en overheden en heeft mogelijk ook gevolgen voor burgers. Bovendien moeten ICT-systemen geruime tijd van tevoren getest worden om ervoor te zorgen dat de uitvoering van de regeling goed verloopt.

3.7.

De Commissie wil het effect van de richtlijn weliswaar evalueren (in 2024), maar een wijziging van de klok is een kostbare aangelegenheid. Het is dan ook niet realistisch om te verwachten dat we snel zullen terugkeren naar de huidige situatie als deze evaluatie negatief uitvalt, omdat dit economische kosten mee zou brengen en de geloofwaardigheid van de Europese instellingen zou aantasten.

Brussel, 17 oktober 2018.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  The application of summer time in Europe, studie van ICF International in opdracht van DG MOVE, 19 september 2014.


Top
  翻译: