Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019CN0137

Zaak C-137/19: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State (België) op 20 februari 2019 — B. M. O./Belgische Staat

PB C 164 van 13.5.2019, p. 22–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

13.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 164/22


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State (België) op 20 februari 2019 — B. M. O./Belgische Staat

(Zaak C-137/19)

(2019/C 164/25)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: B. M. O.

Verwerende partij: Belgische Staat

Prejudiciële vraag

Moet artikel 4, lid 1, onder c), van richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (1), in voorkomend geval juncto artikel 16, lid 1, van dezelfde richtlijn, aldus worden uitgelegd dat van een onderdaan van een derde land wordt vereist dat hij niet alleen op het tijdstip waarop een verzoek om een verblijfsvergunning wordt ingediend, maar ook op het tijdstip waarop de administratie uiteindelijk over dat verzoek beslist, „minderjarig” moet zijn?


(1)  PB L 251, blz. 12.


Top
  翻译: