This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62019CN0204
Case C-204/19 P: Appeal brought on 1 March 2019 by Ryanair DAC, formerly Ryanair Ltd,Airport Marketing Services Ltd against the judgment of the General Court (Sixth Chamber, Extended Composition) delivered on 13 December 2018 in Case T-53/16: Ryanair and Airport Marketing Services v Commission
Zaak C-204/19 P: Hogere voorziening ingesteld op 1 maart 2019 door Ryanair DAC, voorheen Ryanair Ltd, Airport Marketing Services Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer — uitgebreid) van 13 december 2018 in zaak T-53/16, Ryanair en Airport Marketing Services/Commissie
Zaak C-204/19 P: Hogere voorziening ingesteld op 1 maart 2019 door Ryanair DAC, voorheen Ryanair Ltd, Airport Marketing Services Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer — uitgebreid) van 13 december 2018 in zaak T-53/16, Ryanair en Airport Marketing Services/Commissie
PB C 164 van 13.5.2019, p. 34–35
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
13.5.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 164/34 |
Hogere voorziening ingesteld op 1 maart 2019 door Ryanair DAC, voorheen Ryanair Ltd, Airport Marketing Services Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer — uitgebreid) van 13 december 2018 in zaak T-53/16, Ryanair en Airport Marketing Services/Commissie
(Zaak C-204/19 P)
(2019/C 164/37)
Procestaal: Engels
Partijen
Rekwirantes: Ryanair DAC, voorheen Ryanair Ltd, Airport Marketing Services Ltd (vertegenwoordigers: E. Vahida, advocaat, I.-G. Metaxas-Maranghidis, Δικηγόρος, G. Berrisch, Rechtsanwalt, B. Byrne, Solicitor)
Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Raad van de Europese Unie
Conclusies
— |
vernietiging van het arrest van het Gerecht van 13 december 2018 in zaak T-53/16; en |
— |
nietigverklaring van de artikelen 1, 4, 5 en 6 van besluit (EU) 2016/633 (1) van de Commissie van 23 juli 2014 betreffende steunmaatregel SA.33961 (2012/C) (ex 2012/NN), of, subsidiair, terugverwijzing van de zaak naar het Gerecht, en in elk geval |
— |
verwijzing van de Commissie in de kosten van rekwirantes in hogere voorziening en in de procedure voor het Gerecht in zaak T-53/16. |
Middelen en voornaamste argumenten
Rekwirantes voeren aan dat het bestreden arrest moet worden vernietigd op de volgende gronden.
Ten eerste heeft het Gerecht een onjuiste toepassing gemaakt van artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en van de rechten van verdediging van rekwirantes in de procedure bij de Commissie. Het Gerecht heeft ten onrechte een onderscheid gemaakt tussen de specifieke rechten van artikel 41, lid 2, van het Handvest en het algemene recht op behoorlijk bestuur van artikel 41, lid 1, van het Handvest. Het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat de in artikel 41, lid 2, van het Handvest neergelegde rechten niet toepasselijk zijn op staatssteunonderzoeken. Het Gerecht heeft tevens ten onrechte geoordeeld dat er een tegenstrijdigheid bestaat tussen artikel 41, leden 1 en 2, van het Handvest en de artikelen 107 en 108 VWEU en het heeft ten onrechte geoordeeld dat rekwirantes enkel konden worden beschouwd als een bron van informatie tijdens het onderzoek.
Ten tweede heeft het Gerecht artikel 107, lid 1, VWEU geschonden door een onjuiste uitlegging van het begrip „voordeel”. Het Gerecht heeft ten onrechte beslist dat er voor de toepassing van het criterium van de markdeelnemer in een markteconomie geen hiërarchie van methodologieën bestaat tussen de vergelijkende analyse en andere methodes. Het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat de Commissie mocht afwijken van de vergelijkende analyse en dat zij het door rekwirantes overgelegde vergelijkende bewijsmateriaal terzijde mocht schuiven. Het Gerecht heeft tevens ten onrechte geoordeeld dat de Commissie bij toepassing van het criterium van de incrementele winstgevendheid niet hoeft na te gaan of de verwachte incrementele kosten en de verwachte incrementele niet-luchtvaartgebonden inkomsten weergeven hoe een marktdeelnemer in een markteconomie de luchthaven zou hebben geëxploiteerd en het heeft ten onrechte geoordeeld dat verminderde winstgevendheid, en niet het ontbreken van winstgevendheid, voldoende is om te besluiten dat er sprake is van staatssteun.
Ten derde heeft het Gerecht de toerekenbaarheid aan de staat onjuist beoordeeld door te oordelen dat de exploitant van de luchthaven — „SMAN” — een „staatsorgaan” was, door de „Stardust Marine”-indicatoren niet toe te passen en door onvoldoende te motiveren waarom het in die zin heeft geoordeeld. Het Gerecht heeft ook ten onrechte bevestigd dat de beslissingen van de particuliere onderneming VTAN toerekenbaar waren aan de staat.
(1) Besluit (EU) 2016/633 van de Commissie van 23 juli 2014 betreffende steunmaatregel SA.33961 (2012/C) (ex 2012/NN) die door Frankrijk ten uitvoer is gelegd ten gunste van de Chambre de commerce et d’industrie de Nîmes-Uzès-Le Vigan, Veolia Transport Aéroport de Nîmes, Ryanair Limited en Airport Marketing Services Limited (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 5078) (PB 2016, L 113, blz. 32).