This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62018CA0093
Case C-93/18: Judgment of the Court (First Chamber) of 2 October 2019 (request for a preliminary ruling from the Court of Appeal in Northern Ireland — United Kingdom) — Ermira Bajratari v Secretary of State for the Home Department (Reference for a preliminary ruling — Citizenship of the Union — Directive 2004/38/EC — Right of residence of a third-country national who is a direct relative in the ascending line of Union citizen minors — Article 7(1)(b) — Condition of sufficient resources — Resources formed by income from employment occupied without a residence card and work permit)
Zaak C-93/18: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 2 oktober 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Court of Appeal in Northern Ireland - Verenigd Koninkrijk) – Ermira Bajratari/Secretary of State for the Home Department (Prejudiciële verwijzing – Burgerschap van de Unie – Richtlijn 2004/38/EG – Verblijfsrecht van een onderdaan van een derde land die een rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn is van minderjarige burgers van de Unie – Artikel 7, lid 1, onder b) – Voorwaarde van voldoende bestaansmiddelen – Bestaansmiddelen die voortvloeien uit inkomsten uit arbeid die wordt verricht zonder verblijfs- en arbeidsvergunning)
Zaak C-93/18: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 2 oktober 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Court of Appeal in Northern Ireland - Verenigd Koninkrijk) – Ermira Bajratari/Secretary of State for the Home Department (Prejudiciële verwijzing – Burgerschap van de Unie – Richtlijn 2004/38/EG – Verblijfsrecht van een onderdaan van een derde land die een rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn is van minderjarige burgers van de Unie – Artikel 7, lid 1, onder b) – Voorwaarde van voldoende bestaansmiddelen – Bestaansmiddelen die voortvloeien uit inkomsten uit arbeid die wordt verricht zonder verblijfs- en arbeidsvergunning)
PB C 413 van 9.12.2019, p. 7–8
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
9.12.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 413/7 |
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 2 oktober 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Court of Appeal in Northern Ireland - Verenigd Koninkrijk) – Ermira Bajratari/Secretary of State for the Home Department
(Zaak C-93/18) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Burgerschap van de Unie - Richtlijn 2004/38/EG - Verblijfsrecht van een onderdaan van een derde land die een rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn is van minderjarige burgers van de Unie - Artikel 7, lid 1, onder b) - Voorwaarde van voldoende bestaansmiddelen - Bestaansmiddelen die voortvloeien uit inkomsten uit arbeid die wordt verricht zonder verblijfs- en arbeidsvergunning)
(2019/C 413/08)
Procestaal: Engels
Verwijzende rechter
Court of Appeal in Northern Ireland
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Ermira Bajratari
Verwerende partij: Secretary of State for the Home Department
in tegenwoordigheid van: Aire Centre
Dictum
Artikel 7, lid 1, onder b), van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG moet aldus worden uitgelegd dat een minderjarige Unieburger ook over voldoende bestaansmiddelen beschikt om te voorkomen dat hij tijdens zijn verblijf een onredelijke belasting vormt voor het socialebijstandsstelsel van het gastland, als deze bestaansmiddelen afkomstig zijn van de inkomsten die zijn vader, een derdelander die in dat gastland niet beschikt over een verblijfs- en arbeidsvergunning, verwerft uit arbeid die op onrechtmatige wijze wordt verricht.