This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document JOL_2005_209_R_0026_01
2005/599/: Council Decision of 21 June 2005 concerning the signing, on behalf of the European Community, of the Agreement amending the Partnership Agreement between the members of the African, Caribbean and Pacific Group of States, of the one part, and the European Community and its Member States, of the other part, signed in Cotonou on 23 June 2000#Agreement amending the Partnership Agreement between the members of the African, Caribbean and Pacific Group of States, of the one part, and the European Community and its Member States, of the other part, signed in Cotonou on 23 June 2000#Final act
2005/599/: Besluit van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tot wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000
Overeenkomst tot wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000
Slotakte
2005/599/: Besluit van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tot wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000
Overeenkomst tot wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000
Slotakte
PB L 209 van 11.8.2005, p. 26–64
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB L 168M van 21.6.2006, p. 32–70
(MT)
11.8.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 209/26 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 21 juni 2005
betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tot wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000
(2005/599/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 310, in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, tweede zin,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij besluit van 27 april 2004 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen met de ACS-staten te openen met het oog op het wijzigen van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (1), hierna „de Overeenkomst van Cotonou” genoemd. De onderhandelingen werden in februari 2005 afgesloten. |
(2) |
De Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst van Cotonou dient namens de Gemeenschap te worden ondertekend, |
BESLUIT:
Artikel 1
De ondertekening van de Overeenkomst tot wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000, en van de aan de Slotakte gehechte verklaringen die de Gemeenschap unilateraal of samen met andere partijen heeft afgelegd, wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd onder voorbehoud van het besluit van de Raad tot sluiting van voornoemde Overeenkomst.
De tekst van de Overeenkomst en van de Slotakte is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de personen aan te wijzen die bevoegd zijn de Overeenkomst namens de Gemeenschap te ondertekenen onder voorbehoud van sluiting.
Gedaan te Luxemburg, 21 juni 2005.
Voor de Raad
De voorzitter
F. BODEN
(1) PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3. Overeenkomst gewijzigd bij PB L 385 van 29.12.2004, blz. 29.
OVEREENKOMST
tot wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,
DE PRESIDENT VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN,
DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ESTLAND,
DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE,
DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN IERLAND,
DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CYPRUS,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LETLAND,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LITOUWEN,
ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HONGARIJE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALTA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,
DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK POLEN,
DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË,
DE PRESIDENT VAN DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN ZWEDEN,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, hierna „de Gemeenschap” genoemd, wier staten hierna „de lidstaten” worden genoemd,
en
DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
enerzijds, en
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ANGOLA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN ANTIGUA EN BARBUDA,
HET STAATSHOOFD VAN HET GEMENEBEST VAN DE BAHAMA'S,
HET STAATSHOOFD VAN BARBADOS,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN BELIZE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BENIN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOTSWANA,
DE PRESIDENT VAN BURKINA FASO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOEROENDI,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAMEROEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAAPVERDIË,
DE PRESIDENT VAN DE CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE BONDSREPUBLIEK DER COMOREN,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CONGO,
DE REGERING VAN DE COOKEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK IVOORKUST,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DJIBOUTI,
DE REGERING VAN HET GEMENEBEST DOMINICA,
DE PRESIDENT VAN DE DOMINICAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE STAAT ERITREA,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE FEDERALE REPUBLIEK ETHIOPIË,
DE PRESIDENT VAN DE SOEVEREINE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK FIJI,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GABON,
DE PRESIDENT EN HET STAATSHOOFD VAN DE REPUBLIEK GAMBIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GHANA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN GRENADA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE-BISSAU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK EQUATORIAAL GUINEA
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUYANA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HAÏTI,
HET STAATSHOOFD VAN JAMAICA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KENIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KIRIBATI,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK LESOTHO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LIBERIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MADAGASKAR,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALAWI,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALI,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK DER MARSHALLEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE REPUBLIEK MAURITANIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MAURITIUS,
DE REGERING VAN DE FEDERALE STATEN VAN MICRONESIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MOZAMBIQUE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NAMIBIË,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK NAURU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NIGER,
DE PRESIDENT VAN DE FEDERALE REPUBLIEK NIGERIA,
DE REGERING VAN NIUE,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK PALAU,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT PAPOEA-NIEUW-GUINEA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK RWANDA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT KITTS EN NEVIS,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT LUCIA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT VINCENT EN DE GRENADINES,
HET STAATSHOOFD VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT SAMOA,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK SÃO TOMÉ AND PRÍNCIPE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SENEGAL,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DER SEYCHELLEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SIERRA LEONE,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE SALOMONSEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZUID-AFRIKA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SOEDAN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK SWAZILAND,
DE PRESIDENT VAN DE VERENIGDE REPUBLIEK TANZANIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TSJAAD,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TOGO,
ZIJNE MAJESTEIT KONING TAUFA'AHAU TUPOU IV VAN TONGA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TRINIDAD EN TOBAGO,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN TUVALU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OEGANDA,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK VANUATU,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK ZAMBIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZIMBABWE,
wier staten hierna „de ACS-staten” worden genoemd,
anderzijds,
GELET OP het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Overeenkomst van Georgetown tot oprichting van de Groep van Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS), anderzijds,
GELET OP de Partnerschapsovereenkomst, tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (hierna „de Overeenkomst van Cotonou” genoemd),
OVERWEGENDE dat artikel 95, lid 1, van de Overeenkomst van Cotonou bepaalt dat de overeenkomst wordt gesloten voor een periode van twintig jaar die aanvangt op 1 maart 2000.
OVERWEGENDE dat artikel 95, lid 3, van de Overeenkomst van Cotonou bepaalt dat de partijen tien maanden vóór het verstrijken van elke periode van vijf jaar onderhandelingen openen om na te gaan welke wijzigingen eventueel in de bepalingen van de Overeenkomst van Cotonou moeten worden aangebracht.
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,
DE PRESIDENT VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN,
DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ESTLAND,
DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE,
DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN IERLAND,
DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CYPRUS,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LETLAND,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LITOUWEN,
ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HONGARIJE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALTA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,
DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK POLEN,
DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË,
DE PRESIDENT VAN DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN ZWEDEN,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ANGOLA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN ANTIGUA EN BARBUDA,
HET STAATSHOOFD VAN HET GEMENEBEST VAN DE BAHAMA'S,
HET STAATSHOOFD VAN BARBADOS,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN BELIZE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BENIN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOTSWANA,
DE PRESIDENT VAN BURKINA FASO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOEROENDI,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAMEROEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAAPVERDIË,
DE PRESIDENT VAN DE CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE BONDSREPUBLIEK DER COMOREN,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CONGO,
DE REGERING VAN DE COOKEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK IVOORKUST,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DJIBOUTI,
DE REGERING VAN HET GEMENEBEST DOMINICA,
DE PRESIDENT VAN DE DOMINICAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE STAAT ERITREA,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE FEDERALE REPUBLIEK ETHIOPIË,
DE PRESIDENT VAN DE SOEVEREINE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK FIJI,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GABON,
DE PRESIDENT EN HET STAATSHOOFD VAN DE REPUBLIEK GAMBIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GHANA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN GRENADA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE-BISSAU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK EQUATORIAAL-GUINEE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUYANA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HAÏTI,
HET STAATSHOOFD VAN JAMAICA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KENIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KIRIBATI,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK LESOTHO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LIBERIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MADAGASKAR,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALAWI,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALI,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK DER MARSHALLEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE REPUBLIEK MAURITANIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MAURITIUS,
DE REGERING VAN DE FEDERALE STATEN VAN MICRONESIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MOZAMBIQUE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NAMIBIË,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK NAURU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NIGER,
DE PRESIDENT VAN DE FEDERALE REPUBLIEK NIGERIA,
DE REGERING VAN NIUE,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK PALAU,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT PAPOEA-NIEUW-GUINEA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK RWANDA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT KITTS EN NEVIS,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT LUCIA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT VINCENT EN DE GRENADINES,
HET STAATSHOOFD VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT SAMOA,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK SÃO TOMÉ AND PRÍNCIPE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SENEGAL,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DER SEYCHELLEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SIERRA LEONE,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE SALOMONSEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZUID-AFRIKA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SOEDAN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK SWAZILAND,
DE PRESIDENT VAN DE VERENIGDE REPUBLIEK TANZANIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TSJAAD,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TOGO,
ZIJNE MAJESTEIT KONING TAUFA'AHAU TUPOU IV VAN TONGA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TRINIDAD EN TOBAGO,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN TUVALU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OEGANDA,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK VANUATU,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK ZAMBIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZIMBABWE,
ALS VOLGT ZIJN OVEREENGEKOMEN:
Enig Artikel
Overeenkomstig de procedure van artikel 95 wordt de Overeenkomst van Cotonou als volgt gewijzigd:
A. PREAMBULE
1. |
Na de achtste overweging, die begint met „IN AANMERKING NEMENDE het Verdrag inzake de rechten van de mens …”, worden de volgende overwegingen ingevoegd: „OPNIEUW BEVESTIGENDE dat de ernstigste misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan, niet ongestraft mogen blijven en dat de effectieve vervolging ervan moet worden gewaarborgd door maatregelen op nationaal niveau te nemen en de wereldwijde samenwerking te intensiveren; OVERWEGENDE dat de instelling en het effectief functioneren van het Internationaal Strafhof een belangrijke ontwikkeling voor vrede en internationale gerechtigheid zijn;”. |
2. |
De 10e overweging die begint met „IN OVERWEGING NEMENDE dat de doelstellingen en beginselen …”, wordt vervangen door: „OVERWEGENDE dat de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, zoals die zijn vastgelegd in de Millenniumverklaring die de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 2000 heeft vastgesteld, met name de uitroeiing van extreme armoede en honger, alsmede de ontwikkelingsdoelen en de beginselen die zijn overeengekomen op de Conferenties van de Verenigde Naties, een duidelijke visie bieden en aan de samenwerking tussen de ACS en de Europese Unie in het kader van deze Overeenkomst ten grondslag moeten liggen;”. |
B. TEKST VAN DE ARTIKELEN VAN DE PARTNERSCHAPSOVEREENKOMST
1. |
De inleiding van artikel 4 wordt vervangen door: „De ACS-staten bepalen de beginselen, strategieën en modellen voor de ontwikkeling van hun economie en hun samenleving in volledige soevereiniteit. Zij stellen samen met de Gemeenschap de samenwerkingsprogramma's vast waarin de Overeenkomst voorziet. De partijen erkennen echter dat niet-overheidsactoren en plaatselijke gedecentraliseerde autoriteiten in het ontwikkelingsproces een complementaire rol kunnen spelen en daartoe een bijdrage kunnen leveren. Niet-overheidsactoren en plaatselijke gedecentraliseerde autoriteiten worden daartoe in voorkomend geval, overeenkomstig de voorwaarden bepaald in de Overeenkomst, op de volgende wijze bij het proces betrokken:” |
2. |
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
3. |
De titel van artikel 9 wordt vervangen door: „ ”. |
4. |
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
|
5. |
De volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 11 bis Bestrijding van terrorisme De partijen uiten opnieuw hun krachtige veroordeling van alle daden van terrorisme en verbinden zich ertoe het terrorisme te bestrijden door internationale samenwerking overeenkomstig het Handvest van de Verenigde Naties en het internationale recht, de desbetreffende verdragen en instrumenten en met name de volledige tenuitvoerlegging van de resoluties 1373 en 1456 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en andere relevante VN-resoluties. De partijen komen hiertoe overeen:
Artikel 11 ter Samenwerking inzake de bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens 1. De partijen zijn van oordeel dat de verspreiding van massavernietigingswapens en de middelen om die zowel aan staten als aan niet-statelijke actoren te verschaffen, een van de ernstigste bedreigingen voor de internationale stabiliteit en veiligheid vormt. De partijen komen daarom overeen samen te werken en bij te dragen tot de bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens en de middelen tot verschaffing daarvan, door volledige naleving en nationale tenuitvoerlegging van hun bestaande verplichtingen op grond van de internationale ontwapenings- en non-proliferatieverdragen en -overeenkomsten en andere internationale verplichtingen op dit gebied. De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel element van deze Overeenkomst vormt. 2. De partijen komen voorts overeen samen te werken en bij te dragen tot de doelstelling van non-proliferatie door:
De financiële en technische bijstand voor de samenwerking bij het bestrijden van de verspreiding van massavernietigingswapens wordt gefinancierd met andere specifieke middelen dan die welke bestemd zijn voor de financiering van de ACS-EG-samenwerking. 3. De partijen komen overeen een regelmatige politieke dialoog in te stellen ter begeleiding en consolidatie van deze elementen. 4. Indien een partij, na een versterkte politieke dialoog te hebben gevoerd, waarbij met name gebruik is gemaakt van verslagen van het Internationaal Atoomagentschap (IAEA), de Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons (OPCW) en andere relevante multilaterale instellingen, van oordeel is dat een andere partij niet heeft voldaan aan een verplichting die voortvloeit uit lid 1 van dit artikel inzake de non-proliferatie van massavernietigingswapens, verstrekt die partij, behalve in bijzondere dringende gevallen, de andere partij, de ACS-Raad van ministers en de EU-Raad van de ministers alle terzake dienende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, teneinde tot een voor de partijen aanvaardbare oplossing te komen. Met dit doel verzoekt zij de andere partij om overleg te plegen over maatregelen die door de betrokken partijen zijn genomen of moeten worden genomen om de situatie recht te zetten. 5. Het overleg vindt plaats op het niveau en in de vorm die het meest geschikt wordt geacht om tot een oplossing te komen. Het overleg begint uiterlijk 30 dagen na de datum van het verzoek; de duur ervan wordt, afhankelijk van de aard en ernst van de schending, met wederzijdse instemming vastgesteld. De dialoog in het kader van de overlegprocedure duurt in geen geval langer dan 120 dagen. 6. Indien het overleg niet tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing leidt, indien overleg wordt geweigerd of in bijzonder dringende gevallen, kunnen passende maatregelen worden genomen. Deze maatregelen worden ingetrokken zodra de redenen ervoor hebben opgehouden te bestaan.”. |
6. |
Aan artikel 23 wordt het volgende punt toegevoegd:
|
7. |
Artikel 25, lid 1, punt d), wordt vervangen door:
|
8. |
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
|
9. |
De inleiding van artikel 28 wordt vervangen door: „In het kader van de samenwerking wordt effectieve bijstand verleend ter verwezenlijking van de doelstellingen en prioriteiten van de ACS-staten in de context van de regionale en subregionale samenwerking en integratie, met inbegrip van de interregionale samenwerking en de samenwerking tussen de ACS-staten onderling. De regionale samenwerking kan ook betrekking hebben op ontwikkelingslanden die niet tot de ACS behoren, alsmede op de landen en gebieden overzee en de ultraperifere regio's. In deze context is de steunverlening in het kader van de samenwerking gericht op:”. |
10. |
Artikel 2, onder a), punt i) wordt vervangen door:
|
11. |
Artikel 30, lid 2, wordt vervangen door:
|
12. |
Aan artikel 43, lid 4, wordt het volgende streepje toegevoegd:
|
13. |
Artikel 58 wordt vervangen door: „Artikel 58 Begunstigden 1. Voor financiële steun uit hoofde van deze Overeenkomst komen de volgende entiteiten en organisaties in aanmerking:
2. Met instemming van de betrokken ACS-staat of -staten komen eveneens voor financiële steun in aanmerking:
3. Niet-statelijke actoren uit de ACS-staten en de Gemeenschap die een plaatselijk karakter hebben, komen in aanmerking voor financiële steun uit hoofde van deze Overeenkomst volgens de modaliteiten die zijn overeengekomen bij de nationale en regionale indicatieve programma's.”. |
14. |
De leden 2 en 3 van artikel 68 worden vervangen door:
|
15. |
Artikel 89, lid 1, wordt vervangen door:
|
16. |
Artikel 96 wordt als volgt gewijzigd:
|
17. |
Artikel 97, lid 2, wordt vervangen door:
|
18. |
Arikel 100, tweede alinea, wordt vervangen door: „Artikel 100 Status van de teksten De aan deze Overeenkomst gehechte protocollen en bijlagen vormen daarvan een integrerend deel. De bijlagen I bis, II, III, IV en VI kunnen door de Raad van ministers worden herzien en/of gewijzigd op basis van een aanbeveling van het ACS-EG-Comité voor Samenwerking inzake Ontwikkelingsfinanciering. Deze Overeenkomst, opgesteld in de Deense, Duitse, Engelse, Estse, Finse, Franse, Griekse, Hongaarse, Italiaanse, Letse, Litouwse, Maltese, Nederlandse, Poolse, Portugese, Sloveense, Slowaakse, Spaanse, Tsjechische en Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, wordt nedergelegd in de archieven van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en het secretariaat van de ACS-staten, die beide een voor eensluitend gewaarmerkt afschrift aan elk van de ondertekenende staten zal doen toekomen.”. |
C. BIJLAGEN
1. |
Aan bijlage I wordt het volgende punt toegevoegd:
|
2. |
De volgende bijlage wordt ingevoegd: „BIJLAGE I BIS Meerjarig financieel kader voor de samenwerking in het kader van deze Overeenkomst
|
3. |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
4. |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
5. |
De volgende bijlage wordt toegevoegd: „BIJLAGE VII Politieke dialoog inzake mensenrechten, democratische beginselen en de rechtsstaat Artikel 1 Doelen 1. Het in artikel 96, lid 3, onder a), bedoelde overleg wordt, behalve in bijzonder dringende gevallen, gevoerd nadat een uitvoerige politieke dialoog heeft plaatsgevonden zoals bedoeld in artikel 8 en artikel 9, lid 4, van de Overeenkomst. 2. Beide partijen voeren deze politieke dialoog in de geest van de Overeenkomst en met inachtneming van de richtlijnen voor de politieke dialoog tussen de ACS en de Europese Unie die de Raad van ministers heeft vastgesteld. 3. De politieke dialoog is een proces dat versterking van de betrekkingen tussen de ACS en de Europese Unie dient te bevorderen en bij dient te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het partnerschap. Artikel 2 Geïntensiveerde politieke dialoog voorafgaand aan overleg op grond van artikel 96 1. De politieke dialoog inzake eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat wordt gevoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 en artikel 9, lid 4, van de Overeenkomst en met inachtneming van internationaal erkende normen. In het kader van deze dialoog kunnen de partijen overeenstemming bereiken over een gemeenschappelijke agenda en gemeenschappelijke prioriteiten. 2. Binnen het kader van internationaal overeengekomen normen kunnen de partijen gezamenlijk specifieke ijkpunten of doelstellingen ontwikkelen en overeenkomen met betrekking tot de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat, daarbij rekening houdende met de specifieke en bijzondere omstandigheden van de betrokken ACS-staat. Deze ijkpunten zijn een middel om doelen te verwezenlijken door het vaststellen van tussentijdse doelstellingen en termijnen voor de verwezenlijking daarvan. 3. De in de leden 1 en 2 bedoelde politieke dialoog wordt op systematische en formele wijze gevoerd en dient alle mogelijkheden uit te putten alvorens overeenkomstig artikel 96 van de Overeenkomst overleg wordt gepleegd. 4. Behalve in bijzonder dringende gevallen, zoals bedoeld in artikel 96, lid 2, onder b), van de Overeenkomst, kan overleg op grond van artikel 96 ook plaatsvinden zonder voorafgaande geïntensiveerde politieke dialoog, indien een van de partijen de in het kader van een eerdere dialoog aangegane verplichtingen systematisch niet nakomt, of indien een partij weigert in goed vertrouwen een dialoog aan te gaan. 5. De politieke dialoog op grond van artikel 8 van de Overeenkomst wordt door de partijen ook benut om landen bij te staan ten aanzien waarvan passende maatregelen als bedoeld in artikel 96 worden genomen, teneinde de betrekkingen te normaliseren. Artikel 3 Aanvullende regels inzake overleg op grond van artikel 96 van de Overeenkomst 1. De partijen streven naar het bevorderen van een gelijk niveau van vertegenwoordiging bij het overleg op grond van artikel 96 van de Overeenkomst. 2. De partijen zien toe op transparante interactie voor, tijdens en na het formele overleg, daarbij rekening houdende met de specifieke ijkpunten en doelstellingen bedoeld in artikel 2, lid 2, van deze bijlage. 3. De partijen benutten de periode van dertig dagen vóór de aanvang van het overleg, waarin is voorzien in artikel 96, lid 3, van de Overeenkomst, om zich op dit overleg terdege voor te bereiden en om nader overleg te plegen binnen de ACS-groep en tussen de Gemeenschap en haar lidstaten. Tijdens het overleg dienen de partijen flexibele tijdschema's overeen te komen, waarbij zij erkennen dat in bijzonder dringende gevallen, zoals gedefinieerd in artikel 96, lid 3, onder b), van de Overeenkomst en in artikel 1, lid 4, van deze bijlage, onmiddellijk optreden noodzakelijk kan zijn. 4. De partijen erkennen de rol van de ACS-groep in de politieke dialoog op basis van modaliteiten die de ACS-groep vaststelt en aan de Gemeenschap en haar lidstaten mededeelt. 5. De partijen erkennen de noodzaak van gestructureerd en voortdurend overleg overeenkomstig artikel 96 van de Overeenkomst. De Raad van ministers kan hiertoe nadere modaliteiten vaststellen.” |
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hieronder hun handtekening hebben gesteld.
SLOTAKTE
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,
DE PRESIDENT VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN,
DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ESTLAND,
DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE,
DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN IERLAND,
DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CYPRUS,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LETLAND,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LITOUWEN,
ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HONGARIJE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALTA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,
DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK POLEN,
DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË,
DE PRESIDENT VAN DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN ZWEDEN,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
en van DE EUROPESE GEMEENSCHAP,
enerzijds, en
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ANGOLA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN ANTIGUA EN BARBUDA,
HET STAATSHOOFD VAN HET GEMENEBEST VAN DE BAHAMA'S,
HET STAATSHOOFD VAN BARBADOS,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN BELIZE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BENIN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOTSWANA,
DE PRESIDENT VAN BURKINA FASO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOEROENDI,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAMEROEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAAPVERDIË,
DE PRESIDENT VAN DE CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE BONDSREPUBLIEK DER COMOREN,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CONGO,
DE REGERING VAN DE COOKEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK IVOORKUST,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DJIBOUTI,
DE REGERING VAN HET GEMENEBEST DOMINICA,
DE PRESIDENT VAN DE DOMINICAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE STAAT ERITREA,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE FEDERALE REPUBLIEK ETHIOPIË,
DE PRESIDENT VAN DE SOEVEREINE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK FIJI,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GABON,
DE PRESIDENT EN HET STAATSHOOFD VAN DE REPUBLIEK GAMBIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GHANA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN GRENADA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE-BISSAU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK EQUATORIAAL-GUINEE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUYANA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HAÏTI,
HET STAATSHOOFD VAN JAMAICA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KENIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KIRIBATI,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK LESOTHO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LIBERIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MADAGASKAR,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALAWI,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALI,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK DER MARSHALLEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE REPUBLIEK MAURITANIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MAURITIUS,
DE REGERING VAN DE FEDERALE STATEN VAN MICRONESIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MOZAMBIQUE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NAMIBIË,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK NAURU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NIGER,
DE PRESIDENT VAN DE FEDERALE REPUBLIEK NIGERIA,
DE REGERING VAN NIUE,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK PALAU,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT PAPOEA-NIEUW-GUINEA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK RWANDA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT KITTS EN NEVIS,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT LUCIA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT VINCENT EN DE GRENADINES,
HET STAATSHOOFD VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT SAMOA,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK SÃO TOMÉ EN PRÍNCIPE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SENEGAL,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DER SEYCHELLEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SIERRA LEONE,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE SALOMONSEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZUID-AFRIKA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SOEDAN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK SWAZILAND,
DE PRESIDENT VAN DE VERENIGDE REPUBLIEK TANZANIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TSJAAD,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TOGO,
ZIJNE MAJESTEIT KONING TAUFA'AHAU TUPOU IV VAN TONGA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TRINIDAD EN TOBAGO,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN TUVALU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OEGANDA,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK VANUATU,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK ZAMBIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZIMBABWE,
anderzijds,
op de vijfentwintigste dag van juni in het jaar tweeduizend vijf bijeengekomen te Luxemburg voor de ondertekening van de Overeenkomst tot wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000,
hebben bij de ondertekening van deze overeenkomst hun goedkeuring gehecht aan de volgende aan deze Slotakte gehechte verklaringen:
Verklaring I Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou
Verklaring II Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 68 van de Overeenkomst van Cotonou
Verklaring III Gemeenschappelijke verklaring betreffende bijlage I bis
Verklaring IV Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 3, lid 5, van bijlage IV
Verklaring V Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 9, lid 2, van bijlage IV
Verklaring VI Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 12, lid 2, van bijlage IV
Verklaring VII Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 13 van bijlage IV
Verklaring VIII Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 19 bis van bijlage IV
Verklaring IX Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 24, lid 3, van bijlage IV
Verklaring X Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 2 van bijlage VII
Verklaring XI Verklaring van de Gemeenschap betreffende artikel 4 en artikel 58, lid 2, van de Overeenkomst van Cotonou
Verklaring XII Verklaring van de Gemeenschap betreffende artikel 11 bis van de Overeenkomst van Cotonou
Verklaring XIII Verklaring van de Gemeenschap betreffende artikel 11 ter, lid 2, van de Overeenkomst van Cotonou
Verklaring XIV Verklaring van de Gemeenschap betreffende de artikelen 28, 29, 30 en 58 van de Overeenkomst van Cotonou en artikel 6 van bijlage IV
Verklaring XV Verklaring van de Europese Unie betreffende bijlage I bis
Verklaring XVI Verklaring van de Gemeenschap betreffende artikel 4, lid 3, artikel 5, lid 7, artikel 16, leden 5 en 6 en artikel 17, lid 2 van bijlage IV
Verklaring XVII Verklaring van de Gemeenschap betreffende artikel 4, lid 5 van bijlage IV
Verklaring XVIII Verklaring van de Gemeenschap betreffende artikel 20 van bijlage IV
Verklaring XIX Verklaring van de Gemeenschap betreffende de artikelen 34, 35 en 36 van bijlage IV
Verklaring XX Verklaring van de Gemeenschap betreffende artikel 3 van bijlage VII
VERKLARING I
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 8 van de overeenkomst van cotonou
Wat betreft de dialoog op nationaal en regionaal niveau wordt voor de toepassing van artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou onder „ACS-groep” verstaan: de trojka van het ACS-Comité van Ambassadeurs en de voorzitter van het ACS-subcomité voor politieke, sociale, humanitaire en culturele aangelegenheden; de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS—EU wordt geacht te bestaan uit de medevoorzitters van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS—EU of de daartoe voorgedragen personen.
VERKLARING II
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 68 van de overeenkomst van Cotonou
De ACS-EG-Raad van Ministers zal, uit hoofde van artikel 100 van de Overeenkomst van Cotonou een onderzoek instellen naar de voorstellen van de ACS met betrekking tot bijlage II betreffende kortdurende fluctuaties van de exportopbrengsten (FLEX).
VERKLARING III
Gemeenschappelijke verklaring betreffende bijlage I bis
Mocht de Overeenkomst van Cotonou op 1 januari 2008 niet in werking zijn getreden, dan wordt de samenwerking gefinancierd uit de resterende bedragen van het 9e EOF en uit de vorige EOF's.
VERKLARING IV
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 3, lid 5, van bijlage IV
Voor de toepassing van artikel 3, lid 5, worden met bijzondere behoeften de behoeften bedoeld die het gevolg zijn van uitzonderlijke en/of onvoorziene omstandigheden zoals post-crisissituaties. Met ‘uitzonderlijke prestaties’ wordt de situatie bedoeld waarin buiten de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie om de toewijzing van een land volledig is vastgelegd en een aanvullende financiering van het normale indicatieve programma kan worden geabsorbeerd dankzij een doeltreffend beleid op het gebied van armoedebestrijding en een gezond financieel beheer.
VERKLARING V
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 9, lid 2, van bijlage IV
Voor de toepassing van artikel 9, lid 2, worden met nieuwe behoeften de behoeften bedoeld die het gevolg zijn van uitzonderlijke en/of onvoorziene omstandigheden zoals post-crisissituaties. Met „uitzonderlijke prestaties” wordt de situatie bedoeld waarin buiten de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie om, de regionale toewijzing volledig is vastgelegd en een aanvullende financiering van het regionaal indicatief programma kan worden geabsorbeerd op basis van een doeltreffend beleid op het gebied van regionale integratie en een gezond financieel beheer.
VERKLARING VI
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 12, lid 2, van bijlage IV
Voor de toepassing van artikel 12, lid 2, worden met nieuwe behoeften de behoeften bedoeld die het gevolg kunnen zijn van uitzonderlijke en/of onvoorziene omstandigheden zoals nieuwe verbintenissen in het kader van internationale initiatieven of gemeenschappelijke uitdagingen van de ACS-landen.
VERKLARING VII
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 13 van bijlage IV
Gelet op de bijzondere geografische situatie van het Caribische gebied en de Stille Oceaan kan de ACS-Raad van Ministers of het ACS-Comité van Ambassadeurs in afwijking van artikel 13, lid 2, onder a), van bijlage IV een specifiek financieringsverzoek voor de ene of de andere regio indienen.
VERKLARING VIII
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 19 bis van bijlage IV
Overeenkomstig artikel 100 van de Overeenkomst van Cotonou, zal de Raad van ministers de teksten van bijlage IV betreffende de gunning en uitvoering van opdrachten onderzoeken, teneinde deze goed te keuren vóór de inwerkingtreding van de Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst van Cotonou.
VERKLARING IX
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 24, lid 3, van bijlage IV
De ACS-staten worden vooraf geraadpleegd over elke wijziging van de in artikel 24, lid 3, van bijlage IV bedoelde communautaire regels.
VERKLARING X
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 2 van bijlage VII
Deze internationaal erkende normen zijn die welke zijn vervat in de instrumenten genoemd in de preambule van de Overeenkomst van Cotonou
VERKLARING XI
Verklaring van de gemeenschap betreffende artikel 4 en artikel 58, lid 2, van de overeenkomst van cotonou
Voor de toepassing van artikel 4 en artikel 58, lid 2, wordt de term „plaatselijke gedecentraliseerde autoriteiten” geacht alle niveaus van decentralisatie te omvatten, met inbegrip van „collectivités locales”.
VERKLARING XII
Verklaring van de gemeenschap betreffende artikel 11 bis van de overeenkomst van cotonou
De financiële en technische bijstand voor de samenwerking bij het bestrijden van terrorisme wordt gefinancierd uit andere middelen dan die welke bestemd zijn voor de financiering van de ACS-EG-ontwikkelingssamenwerking.
VERKLARING XIII
Verklaring van de gemeenschap betreffende artikel 11 ter, lid 2, van de overeenkomst van cotonou
De maatregelen die zijn uiteengezet in artikel 11 ter, lid 2, zullen worden genomen binnen een aangepaste termijn die rekening houdt met de specifieke beperkingen van elk land.
VERKLARING XIV
Verklaring van de gemeenschap betreffende de artikelen 28, 29, 30 en 58 van de overeenkomst van cotonou en artikel 6 van bijlage IV
De tenuitvoerlegging van de bepalingen betreffende regionale samenwerking waarbij niet tot de ACS behorende landen zijn betrokken, is afhankelijk van de tenuitvoerlegging van gelijkwaardige bepalingen in het kader van de financiële instrumenten van de Gemeenschap op het gebied van samenwerking met andere landen en regio's in de wereld. De Gemeenschap zal de ACS-groep van de inwerkingtreding van deze gelijkwaardige bepalingen in kennis stellen.
VERKLARING XV
Verklaring van de europese unie betreffende bijlage I BIS
1. |
De Europese Unie verbindt zich ertoe zo vroeg mogelijk en indien dat haalbaar is uiterlijk in september 2005, een exact bedrag voor te stellen voor het meerjarige financiële kader voor samenwerking in het kader van de Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst van Cotonou en voor de toepassingsperiode daarvan. |
2. |
Het minimumpeil van de steun zoals bedoeld in punt 2 van bijlage I bis wordt gegarandeerd, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid voor de ACS-staten om steun te ontvangen uit andere middelen uit hoofde van andere financiële instrumenten die reeds bestaan of kunnen worden ingesteld ter ondersteuning van maatregelen op gebieden als humanitaire noodhulp, voedselzekerheid, armoedegerelateerde ziekten, steun voor de tenuitvoerlegging van overeenkomsten inzake economisch partnerschap, steun voor beoogde maatregelen na de hervorming van de suikermarkt, alsmede op het gebied van vrede en stabiliteit. |
3. |
De uiterste termijn voor de vastlegging van middelen van het 9e EOF, vastgesteld op 31 december 2007, kan indien nodig worden herzien. |
VERKLARING XVI
Verklaring van de gemeenschap betreffende artikel 4, lid 3, artikel 5, lid 7, artikel 16, leden 5 en 6, en artikel 17, lid 2, van bijlage IV
Deze bepalingen zijn niet van invloed op de rol van de lidstaten in het besluitvormingsproces.
VERKLARING XVII
Verklaring van de gemeenschap betreffende artikel 4, lid 5, van bijlage IV
Artikel 4, lid 5, van bijlage IV en de hervatting van de normale beheersprocedures zullen bij besluit van de Raad op voorstel van de Commissie uitgevoerd worden. Dit besluit wordt aan de ACS-groep meegedeeld.
VERKLARING XVIII
Verklaring van de gemeenschap betreffende artikel 20 van bijlage IV
Het bepaalde in artikel 20 van bijlage IV zal worden uitgevoerd volgens het principe van wederkerigheid met andere donors.
VERKLARING XIX
Verklaring van de gemeenschap betreffende de artikelen 34, 35 en 36 van bijlage IV
De respectieve gedetailleerde verantwoordelijkheden van de functionarissen die met het beheer en de uitvoering van de middelen van het Fonds zijn belast, zullen worden opgenomen in een handboek van procedures waarover overleg zal plaatsvinden met de ACS-staten overeenkomstig artikel 12 van Overeenkomst van Cotonou en dat beschikbaar zal zijn vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst van Cotonou. Voor elke wijziging van dit handboek zal dezelfde procedure worden gevolgd.
VERKLARING XX
Verklaring van de gemeenschap betreffende artikel 3 van bijlage VII
Ten aanzien van de modaliteiten zoals bedoeld in artikel 3 van bijlage VII wordt het door de Raad van de Europese Unie in de Raad van ministers in te nemen standpunt gebaseerd op een voorstel van de Commissie.