This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62009CJ0132
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
1. Beroep wegens niet-nakoming – Inleidend verzoekschrift – Uiteenzetting van bezwaren en middelen – Vormvereisten
(Art. 226 EG; Statuut van het Hof van Justitie, art. 21, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 38, lid 1, sub c)
2. Beroep wegens niet-nakoming – Bevoegdheid van Hof – Grenzen – Statuut van Europese school
(Art. 10 EG en 226 EG)
1. De Commissie is ingevolge artikel 21, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie en artikel 38, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof verplicht, in elk krachtens artikel 226 EG ingediend verzoekschrift de exacte grieven aan te geven waarover zij een uitspraak van het Hof verlangt. Deze conclusies moeten op ondubbelzinnige wijze worden geformuleerd om te vermijden dat het Hof ultra petita recht doet of nalaat uitspraak te doen op een van de grieven.
(cf. punten 36‑37)
2. Het Hof is niet bevoegd om te beslissen op het beroep dat de Europese Commissie krachtens artikel 226 EG heeft ingesteld op grond dat het Koninkrijk België de verplichtingen niet zou zijn nagekomen die op hem rusten krachtens het op 12 oktober 1962 tussen de raad van bestuur van de Europese school en de regering van het Koninkrijk België gesloten akkoord inzake de vestigingsplaats, gelezen in samenhang met artikel 10 EG. Zoals uit artikel 28 van de op 12 april 1957 te Luxemburg ondertekende Overeenkomst houdende het Statuut van de Europese school blijkt, gelden voor dat akkoord immers dezelfde regels als voor deze overeenkomst voor de uitlegging waarvan het Hof niet bevoegd is, aangezien, ondanks het feit dat dit Statuut verband houdt met de Gemeenschap en de werking van haar instellingen, het hierbij gaat om een tussen de lidstaten gesloten internationale overeenkomst die geen deel uitmaakt van het gemeenschapsrecht. Deze beoordeling geldt niet alleen voor de procedure van prejudiciële verwijzing, maar ook voor de in artikel 226 EG bepaalde procedure, die slechts betrekking kan hebben op de niet-nakoming door een lidstaat van een van de krachtens het Verdrag op hem rustende verplichtingen.
Bovendien kan noch de eventuele consolidatie van het acquis van de overeenkomst van 1957 door het op 21 juni 1994 te Luxemburg ondertekende verdrag, dat thans van kracht is, noch de verwijzing in laatstgenoemd verdrag naar de akkoorden inzake vestigingsplaatsen, met terugwerkende kracht de juridische aard van het akkoord inzake de vestigingsplaats wijzigen, welk akkoord een internationale overeenkomst is, gesloten tussen de raad van bestuur en de regering van één lidstaat. Wat ten slotte de eventuele toepassing van het in artikel 26 van het verdrag van 1994 geformuleerde arbitragebeding betreft, kan een niet-nakomingsprocedure in de zin van het EG-Verdrag en de rechtspraak van het Hof slechts op grond van artikel 226 EG worden ingeleid.
(cf. punten 44‑46, 51‑53 en dictum)