This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02010R1093-20210626
Regulation (EU) No 1093/2010 of the European Parliament and of the Council of 24 November 2010 establishing a European Supervisory Authority (European Banking Authority), amending Decision No 716/2009/EC and repealing Commission Decision 2009/78/EC
Consolidated text: Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie
Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie
02010R1093 — NL — 26.06.2021 — 008.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EU) Nr. 1093/2010 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 24 november 2010 (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
VERORDENING (EU) Nr. 1022/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 22 oktober 2013 |
L 287 |
5 |
29.10.2013 |
|
RICHTLIJN 2014/17/ЕU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 4 februari 2014 |
L 60 |
34 |
28.2.2014 |
|
RICHTLIJN 2014/59/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 15 mei 2014 |
L 173 |
190 |
12.6.2014 |
|
VERORDENING (EU) Nr. 806/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 15 juli 2014 |
L 225 |
1 |
30.7.2014 |
|
RICHTLIJN (EU) 2015/2366 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 25 november 2015 |
L 337 |
35 |
23.12.2015 |
|
VERORDENING (EU) 2018/1717 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 14 november 2018 |
L 291 |
1 |
16.11.2018 |
|
VERORDENING (EU) 2019/2033 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 27 november 2019 |
L 314 |
1 |
5.12.2019 |
|
VERORDENING (EU) 2019/2175 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 18 december 2019 |
L 334 |
1 |
27.12.2019 |
VERORDENING (EU) Nr. 1093/2010 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 24 november 2010
tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie
HOOFDSTUK I
OPRICHTING EN RECHTSSTATUS
Artikel 1
Oprichting en werkterrein
De Autoriteit handelt ook overeenkomstig de haar bij deze verordening toegekende bevoegdheden en binnen het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad ( 8 ) en van Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad ( 9 ) voor zover die richtlijn en verordening van toepassing zijn op financiëlesectordeelnemers en de bevoegde autoriteiten die op hen toezicht houden. Uitsluitend met het oog daarop voert de Autoriteit de taken uit die door juridisch bindende Uniehandelingen zijn opgedragen aan de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad ( 10 ), of aan de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad ( 11 ). Bij de uitvoering van die taken raadpleegt de Autoriteit die Europese Toezichthoudende autoriteiten en houdt ze deze op de hoogte van haar werkzaamheden met betrekking tot entiteiten die een „financiële instelling” in de zin van artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 of een „financiëlemarktdeelnemer” in de zin van artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 zijn.
De doelstelling van de Autoriteit is de collectieve belangen te beschermen door bij te dragen aan de stabiliteit en doeltreffendheid van het financiële stelsel op de korte, middellange en lange termijn, in het belang van de economie, de burgers en het bedrijfsleven van de Unie. De Autoriteit draagt, met inachtneming van haar respectieve bevoegdheden, bij aan:
de verbetering van de werking van de interne markt, daaronder met name begrepen een solide, effectief en consistent niveau van regulering en toezicht,
het verzekeren van de integriteit, transparantie, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten,
de versterking van de internationale coördinatie van het toezicht,
het voorkomen van reguleringsarbitrage en het bevorderen van gelijke concurrentievoorwaarden,
het waarborgen van passende regulering en passend toezicht met betrekking tot het aangaan van kredietrisico’s en andere risico’s,
het verbeteren van de bescherming van cliënten en consumenten,
het bevorderen van de convergentie op het gebied van toezicht op de interne markt, en
het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering.
Te dien einde draagt de Autoriteit bij aan het verzekeren van de consistente, efficiënte en effectieve toepassing van de in lid 2 van dit artikel genoemde handelingen, bevordert zij de convergentie op het gebied van het toezicht en verstrekt zij adviezen aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Commissie in overeenstemming met artikel 16 bis.
Bij de uitoefening van de taken die haar bij deze verordening worden toevertrouwd besteedt de Autoriteit bijzondere aandacht aan systeemrisico’s die veroorzaakt worden door instellingen waarvan de insolventie de werking van het financiële stelsel of de reële economie kan aantasten.
Bij de uitvoering van haar taken handelt de Autoriteit onafhankelijk, objectief en op niet-discriminerende en transparante wijze in het belang van de Unie als geheel, en eerbiedigt zij, waar relevant, het evenredigheidsbeginsel. De Autoriteit legt verantwoording af, handelt integer en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden billijk worden behandeld.
De inhoud en vorm van de acties en maatregelen van de Autoriteit, met name richtsnoeren, aanbevelingen, adviezen, vragen en antwoorden, ontwerpen van reguleringsnormen en ontwerpen van uitvoeringsnormen, nemen de toepasselijke wettelijke bepalingen van deze verordening en van de in lid 2 genoemde wetgevingshandelingen volledig in acht. Voor zover toegestaan en relevant op grond van die bepalingen, houden de acties en maatregelen van de Autoriteit, overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, terdege rekening met de aard, de omvang en de complexiteit van de risico’s die inherent zijn aan de activiteiten van een financiële instelling, een onderneming, een andere partij of een financiële activiteit, die door de acties en maatregelen van de Autoriteit worden geraakt.
Artikel 2
Het Europees Systeem voor financieel toezicht
Het ESFS bestaat uit de volgende instanties:
het Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB) voor de in Verordening (EU) nr. 1092/2010 en de onderhavige verordening omschreven taken;
de Autoriteit;
de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit verzekeringen en bedrijfspensioenen), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 ( 12 )van het Europees Parlement en de Raad;
de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit effecten en markten), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 ( 13 )van het Europees Parlement en de Raad;
het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten („Gemengd Comité”) voor de uitoefening van de in de artikelen 54 tot en met 57 van deze verordening, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 en van Verordening (EU) nr. 1095/2010 omschreven taken;
de bevoegde of toezichthoudende autoriteiten als gespecificeerd in de Uniehandelingen die vermeld worden in artikel 1, lid 2, van deze verordening, met inbegrip van de Europese Centrale Bank wat betreft de aan haar krachtens Verordening (EU) nr. 1024/2013 opgedragen taken, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 en van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
Onverminderd nationale bevoegdheden, omvatten verwijzingen in deze verordening naar toezicht alle relevante activiteiten van alle bevoegde autoriteiten die overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen moeten worden uitgevoerd.
Artikel 3
Verantwoordingsplicht van de Autoriteiten
Artikel 4
Definities
Voor de toepassing van onderhavige verordening wordt verstaan onder:
„financiële instelling”: onderneming die onderworpen is aan regulering en toezicht overeenkomstig een van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen;
„financiëlesectordeelnemer”: een entiteit als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn (EU) 2015/849, die ofwel een financiële instelling is in de zin van punt 1 van dit artikel of artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 is, dan wel een financiëlemarktdeelnemer in de zin van artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1095/2010;
„bevoegde autoriteiten”:
bevoegde autoriteiten als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 40, van Verordening (EU) nr. 575/2013, met inbegrip van de Europese Centrale Bank voor kwesties die betrekking hebben op de taken die haar krachtens Verordening (EU) nr. 1024/2013 zijn toevertrouwd;
wat Richtlijn 2002/65/EG betreft, de autoriteiten en organen bevoegd voor het afdwingen van naleving van de vereisten van die richtlijn door financiële instellingen;
wat Richtlijn (EU) 2015/849 betreft, de autoriteiten en organen die toezicht uitoefenen op financiëlesectordeelnemers en bevoegd zijn voor het afdwingen van naleving door die instellingen van de vereisten van die richtlijn;
wat depositogarantiestelsels betreft, organen die depositogarantiestelsels beheren ingevolge Richtlijn 2014/49/EU of, ingeval de activiteiten van het depositogarantiestelsel door een particuliere onderneming worden beheerd, de overheidsinstantie die ingevolge die richtlijn toezicht houdt op die stelsels, en de betrokken administratieve autoriteiten als bedoeld in die richtlijn;
wat Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 14 ) en Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 15 ) betreft, de afwikkelingsautoriteiten die zijn aangewezen overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2014/59/EU, de bij Verordening (EU) nr. 806/2014 opgerichte gemeenschappelijke afwikkelingsraad, en de Raad en de Commissie wanneer zij maatregelen nemen krachtens artikel 18 van Verordening (EU) nr. 806/2014, met uitzondering van het geval waarin zij discretionaire bevoegdheden uitoefenen of beleidskeuzen maken;
„bevoegde autoriteiten” als bedoeld in Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 16 ), in Verordening (EU) 2015/751 van het Europees Parlement en de Raad ( 17 ), in Richtlijn (EU) 2015/2366, in Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 18 ), en in Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 19 );
„organen en autoriteiten” als bedoeld in artikel 20 van Richtlijn 2008/48/EG;
Artikel 5
Rechtsstatus
Artikel 6
Samenstelling
De Autoriteit bestaat uit:
een raad van toezichthouders, die de in artikel 43 vastgestelde taken uitoefent;
een raad van bestuur, die de in artikel 47 vastgestelde taken uitoefent;
een voorzitter, die de in artikel 48 vastgestelde taken uitoefent;
een uitvoerend directeur, die de in artikel 53 vastgestelde taken uitoefent;
een bezwaarcommissie die de in artikel 60 vastgestelde taken uitoefent.
Artikel 7
Zetel
De Autoriteit heeft haar zetel in Parijs, Frankrijk.
De locatie van de zetel van de Autoriteit is niet van invloed op de uitoefening van de taken en bevoegdheden van de Autoriteit, de opzet van haar beheersstructuur, de werking van haar centrale organisatie of de belangrijkste financiering van haar activiteiten, en maakt het, in voorkomend geval, mogelijk dat administratieve ondersteunende diensten en bedrijfsondersteuningsdiensten die geen verband houden met de kerntaken van de Autoriteit, met andere agentschappen van de Unie worden gedeeld. Uiterlijk 30 maart 2019 en daarna elke twaalf maanden dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de inachtneming van dat vereiste door de Europese toezichthoudende autoriteiten.
HOOFDSTUK II
TAKEN EN BEVOEGDHEDEN VAN DE AUTORITEIT
Artikel 8
Taken en bevoegdheden van de Autoriteit
De Autoriteit heeft de volgende taken:
op basis van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen bijdragen tot de invoering van kwalitatief hoogstaande gemeenschappelijke regulerings- en toezichtsnormen en -praktijken, met name door het ontwikkelen van ontwerpen van reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen, richtsnoeren, aanbevelingen en andere maatregelen, waaronder adviezen;
opstellen en actueel houden van een Uniehandboek voor het toezicht op financiële instellingen in de Unie dat beste toezichtspraktijken en hoogkwalitatieve methoden en werkwijzen beschrijft en rekening houdt met onder meer veranderende bedrijfspraktijken en bedrijfsmodellen, alsook met de grootte van financiële instellingen en van markten;
opstellen en actueel houden van een Uniehandboek voor de afwikkeling van financiële instellingen in de Unie dat beste praktijken en hoogkwalitatieve methoden en werkwijzen voor afwikkeling beschrijft, en rekening houdt met de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad en veranderende bedrijfspraktijken en bedrijfsmodellen, alsook met de grootte van financiële instellingen en van markten;
bijdragen tot de consistente toepassing van de juridisch bindende handelingen van de Unie, met name door tot een gemeenschappelijke toezichtscultuur bij te dragen, de consistente, efficiënte en effectieve toepassing van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen te verzekeren, reguleringsarbitrage te voorkomen, onafhankelijkheid van toezichthouders te bevorderen en te monitoren, bij meningsverschillen tussen de bevoegde autoriteiten te bemiddelen en een schikking te treffen, een doeltreffend en consistent toezicht op financiële instellingen en een coherente werking van de colleges van toezichthouders te waarborgen en maatregelen te nemen in onder meer noodsituaties;
vergemakkelijken van de delegatie van taken en verantwoordelijkheden tussen de bevoegde autoriteiten;
nauw samenwerken met het ESRB, met name door het ESRB de nodige informatie te verstrekken voor het uitvoeren van zijn taken en door een behoorlijke follow-up te geven aan de waarschuwingen en aanbevelingen van het ESRB;
organiseren en verrichten van collegiale toetsingen van bevoegde autoriteiten en in dat verband richtsnoeren en aanbevelingen bekendmaken en beste praktijken vaststellen, met de bedoeling de consistentie in de toezichtsresultaten te verhogen;
monitoren en beoordelen van marktontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebied, onder meer, waar relevant, van ontwikkelingen met betrekking tot trends in kredietverstrekking, met name aan huishoudens en het mkb, en in innovatieve financiële diensten waarbij terdege rekening wordt gehouden met ontwikkelingen in verband met ecologische, sociale en governancegerelateerde factoren;
verrichten van marktanalyses om aan te tonen dat de Autoriteit zich van haar taken heeft gekweten;
bevorderen, in voorkomend geval, van de bescherming van depositohouders, consumenten en beleggers, in het bijzonder met betrekking tot tekortkomingen in een grensoverschrijdende context en rekening houdend met de daaraan gerelateerde risico’s;
bevorderen van de consistente en samenhangende werking van colleges van toezichthouders, de monitoring, beoordeling en meting van het systeemrisico, de ontwikkeling en coördinatie van herstel- en afwikkelingsplannen, waarbij in de gehele Unie een hoge beschermingsgraad wordt geboden aan depositohouders en beleggers en er methoden voor de afwikkeling van failliet gaande financiële instellingen worden ontwikkeld alsmede een beoordeling van de noodzaak tot passende financieringsinstrumenten overeenkomstig de artikelen 21 tot en met 26 ter bevordering van de samenwerking tussen bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij het beheer van crises waarbij grensoverschrijdende instellingen betrokken zijn die een systeemrisico kunnen vormen;
bijdragen tot de ontwikkeling van een gemeenschappelijke strategie van de Unie met betrekking tot financiële gegevens;
vervullen van alle andere specifieke taken die in deze verordening of in andere wetgevingshandelingen zijn vastgesteld;
bekendmaken en regelmatig bijwerken van informatie op haar website over haar activiteiten, met name, binnen haar bevoegdheden, ten aanzien van geregistreerde financiële instellingen, teneinde gemakkelijk toegankelijke informatie voor het publiek te garanderen;
op haar website publiceren, en regelmatig bijwerken, van alle technische reguleringsnormen, technische uitvoeringsnormen, richtsnoeren, aanbevelingen en vragen en antwoorden voor elke in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandeling, met inbegrip van overzichten van de stand van zaken ten aanzien van de werkzaamheden en de tijdsplanning van de goedkeuring van ontwerpen van technische reguleringsnormen en ontwerpen van technische uitvoeringsnormen.
▼M1 —————
bijdragen aan het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering, onder meer door de consistente, efficiënte en effectieve toepassing te bevorderen van de wetgevingshandelingen bedoeld in respectievelijk artikel 1, lid 2, van deze verordening, artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 en artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 met betrekking tot de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering.
Bij de uitoefening van haar taken overeenkomstig deze verordening:
maakt de Autoriteit volledig gebruik van de haar ter beschikking staande bevoegdheden; en
houdt de Autoriteit, met inachtneming van de doelstelling om de veiligheid en soliditeit van de financiële instellingen te waarborgen, naar behoren rekening met de diverse soorten financiële instellingen, hun bedrijfsmodellen en met hun verschillende grootten; en
houdt de Autoriteit rekening met technologische innovatie, innovatieve en houdbare bedrijfsmodellen, en de integratie van ecologische, sociale en governancegerelateerde factoren.
Om de in lid 1 vastgestelde taken uit te voeren, beschikt de Autoriteit over de in onderhavige verordening vastgestelde bevoegdheden, met name de bevoegdheid om:
voorstellen voor technische reguleringsnormen te ontwikkelen in de in artikel 10 bedoelde specifieke gevallen;
voorstellen voor technische uitvoeringsnormen te ontwikkelen, in de in artikel 15 bedoelde specifieke gevallen;
richtsnoeren en aanbevelingen te geven, als vastgesteld in artikel 16;
aanbevelingen te doen als bepaald in artikel 29 bis;
in specifieke gevallen aanbevelingen te doen, als bedoeld in artikel 17, lid 3;
waarschuwingen te geven overeenkomstig artikel 9, lid 3;
in de in de artikelen 18, lid 3, en 19, lid 3, genoemde specifieke gevallen individuele besluiten te nemen die gericht zijn tot bevoegde autoriteiten;
in gevallen die betrekking hebben op rechtstreeks toepasselijk Unierecht, individuele besluiten te nemen die gericht zijn tot financiële instellingen, in de in artikel 17, lid 6, in artikel 18, lid 4, en in artikel 19, lid 4, bedoelde specifieke gevallen;
adviezen te verstrekken aan het Europees Parlement, aan de Raad of aan de Commissie als bepaald in artikel 16 bis;
vragen op antwoorden te verstrekken, zoals bepaald in artikel 16 ter;
maatregelen te nemen in overeenstemming met artikel 9 quater;
overeenkomstig artikel 35 de nodige informatie over financiële instellingen te verzamelen;
gemeenschappelijke methoden ter beoordeling van het effect van bepaalde productkenmerken en distributieprocessen op de financiële positie van instellingen en op de consumentenbescherming te ontwikkelen;
een centraal toegankelijke gegevensbank op te zetten van geregistreerde financiële instellingen in haar ambtsgebied, indien dat in de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen is gespecificeerd.
De openbare raadplegingen als bedoeld in de artikelen 10, 15, 16 en 16 bis worden op een zo breed mogelijk schaal gehouden om een inclusieve benadering ten opzichte van alle belanghebbenden te waarborgen en bieden belanghebbenden een redelijke termijn om te reageren. De Autoriteit maakt een samenvatting bekend van de van belanghebbenden ontvangen input en geeft een overzicht van de manier waarop de tijdens de raadpleging verzamelde informatie en standpunten zijn gebruikt in een ontwerp van technische reguleringsnorm en een ontwerp van technische uitvoeringsnorm.
Artikel 9
Taken in verband met consumentenbescherming en financiële activiteiten
De Autoriteit speelt een leidende rol bij het bevorderen van transparantie, eenvoud en billijkheid op de markt voor financiële producten of diensten aan consumenten in de gehele interne markt, onder meer door:
het verzamelen en analyseren van en het verslag uitbrengen over consumententrends, zoals de ontwikkeling van de kosten en lasten van financiële diensten en producten voor consumenten in de lidstaten;
het uitvoeren van diepgaande thematische onderzoeken naar marktgedragingen, waarbij wordt gewerkt aan het opbouwen van een gemeenschappelijk begrip van marktpraktijken om potentiële problemen in kaart te brengen en de impact ervan te analyseren;
het ontwikkelen van retailrisico-indicatoren om mogelijke oorzaken van schade voor consumenten tijdig te identificeren;
het evalueren en coördineren van financiële kennis van de bevoegde autoriteiten en van de door hen genomen educatieve initiatieven;
de ontwikkeling van opleidingsnormen voor de industrie; en
bij te dragen aan de ontwikkeling van gemeenschappelijke openbaarmakingsregels;
bij te dragen tot een gelijk speelveld op de interne markt, waar consumenten en andere gebruikers van financiële diensten gelijke toegang hebben tot financiële diensten en producten;
het bevorderen van verdere ontwikkelingen op het gebied van regelgeving en toezicht die een diepgaandere harmonisatie en integratie op Unieniveau kunnen vergemakkelijken; en
in voorkomend geval, het coördineren van „mystery shopping”-activiteiten van bevoegde autoriteiten.
De Autoriteit evalueert het in de eerste alinea bedoelde besluit met passende tussenpozen en ten minste om de zes maanden. Na ten minste twee opeenvolgende verlengingen en op basis van een passende analyse die erop gericht is de impact op de cliënt of consument te beoordelen, kan de Autoriteit besluiten het verbod met periodes van een jaar te verlengen.
Een lidstaat kan de Autoriteit verzoeken haar besluit te heroverwegen. In dat geval beslist de Autoriteit, overeenkomstig de procedure van artikel 44, lid 1, tweede alinea, of zij dat besluit handhaaft.
De Autoriteit kan ook beoordelen of het nodig is bepaalde soorten financiële activiteiten of praktijken te verbieden of te beperken en, wanneer die noodzaak bestaat, de Commissie en de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis stellen om de vaststelling van dergelijke verboden of dergelijke beperkingen te vergemakkelijken.
Artikel 9 bis
Bijzondere taken met betrekking tot het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering
De Autoriteit neemt, met inachtneming van haar respectieve bevoegdheden, een leidende, coördinerende en monitorende rol op bij het bevorderen van de integriteit, transparantie en veiligheid in het financiële stelsel, door maatregelen vast te stellen die witwassen van geld en terrorismefinanciering in dat stelsel moeten voorkomen en tegengaan. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaan die maatregelen niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van deze verordening en van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen te verwezenlijken, en houden zij terdege rekening met de aard, omvang en complexiteit van de risico’s, bedrijfspraktijken, bedrijfsmodellen en grootte van financiëlesectordeelnemers en van markten. Deze maatregelen omvatten:
het verzamelen van informatie bij bevoegde autoriteiten met betrekking tot zwakke punten die tijdens lopende toezichts- en vergunningverleningsprocedures zijn geconstateerd in de processen en procedures, governanceregelingen, de deskundigheid en betrouwbaarheid, de verwerving van gekwalificeerde deelnemingen, bedrijfsmodellen en activiteiten van financiëlesectordeelnemers wat betreft het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering, alsmede door bevoegde autoriteiten getroffen maatregelen in respons op de volgende wezenlijke zwakke punten die van invloed zijn op een of meer vereisten uit de wetgevingshandelingen bedoeld in artikel 1, lid 2, van deze verordening, artikel 1, lid 2, van verordening (EU) nr. 1094/2010 en artikel 1, lid 2, van verordening (EU) nr. 1095/2010 en van de eventuele nationale wetgeving tot omzetting ervan, respectievelijk met betrekking tot het voorkomen van en tegengaan van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering:
een inbreuk of mogelijke inbreuk door een financiëlesectordeelnemer op dergelijke vereisten,
de ongepaste of ineffectieve toepassing door een financiëlesectordeelnemer van dergelijke vereisten, of
de ongepaste of ineffectieve toepassing door een financiëlesectordeelnemer van zijn interne gedragslijnen en procedures teneinde aan dergelijke vereisten te voldoen.
De bevoegde autoriteiten verstrekken al deze informatie aan de Autoriteit, in aanvulling op alle verplichtingen op grond van artikel 35 van deze verordening, en stellen de Autoriteit steeds tijdig op de hoogte van eventuele latere ontwikkelingen in verband met de verstrekte informatie. De Autoriteit coördineert nauw met financiële-inlichtingeneenheden („FIE’s”) in de Unie als bedoeld in Richtlijn (EU) 2015/849, met inachtneming van hun status en verplichtingen en zonder onnodige overlappingen te creëren;
De bevoegde autoriteiten kunnen eventueel aanvullende informatie die zij van belang achten voor het voorkomen en tegengaan van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, overeenkomstig het nationaal recht delen met de in lid 2 bedoelde centrale databank.
nauwe coördinatie en, in voorkomend geval, informatie-uitwisseling met de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de Europese Centrale Bank, ten aanzien van kwesties die verband houden met de taken die haar bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 zijn toevertrouwd, en met de autoriteiten aan welke van overheidswege het toezicht op meldingsplichtige entiteiten als bedoeld in artikel 2, lid 1, punten 1 en 2, van Richtlijn (EU) 2015/849 is opgedragen, alsook met FIE’s, met inachtneming van de status en de verplichtingen van de FIE’s op grond van Richtlijn (EU) 2015/849;
het ontwikkelen van gemeenschappelijke richtsnoeren en normen voor het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering in de financiële sector en het bijdragen aan de consistente implementatie daarvan, in het bijzonder door het ontwikkelen van ontwerpen van reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen, overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen vastgestelde mandaten, alsook van richtsnoeren, aanbevelingen en andere maatregelen, met inbegrip van adviezen die op de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen zijn gebaseerd;
het bieden van ondersteuning aan bevoegde autoriteiten, naar aanleiding van hun specifieke verzoeken;
het monitoren van marktontwikkelingen en het beoordelen van kwetsbare punten en risico’s in verband met witwassen van geld en terrorismefinanciering in de financiële sector.
Uiterlijk 31 december 2020 stelt de Autoriteit ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin zwakke punten als bedoeld in de eerste alinea, onder a), nader worden omschreven, met inbegrip van de overeenkomstige situaties waarin zich zwakke punten kunnen voordoen, de wezenlijkheid ervan en de praktische uitvoering van de informatieverzameling door de Autoriteit, alsmede het soort informatie dat overeenkomstig, punt a) van de eerste alinea moet worden verstrekt. Bij het opstellen van die technische normen houdt de Autoriteit rekening met het volume van de te verstrekken informatie en de noodzaak overlapping te voorkomen. Ook stelt zij regelingen op ter waarborging van doeltreffendheid en vertrouwelijkheid.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de tweede alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14.
Uiterlijk 31 december 2020 stelt de Autoriteit technische reguleringsnormen op waarin nader wordt bepaald hoe de informatie moet worden geanalyseerd en aan bevoegde autoriteiten beschikbaar moet worden gesteld op een „need-to-know”-basis en vertrouwelijke basis.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de tweede alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14.
Voor de toepassing van de eerste alinea van dit lid ontwikkelt en implementeert de Autoriteit via het op grond van lid 7 van dit artikel ingestelde interne comité methoden die een objectieve beoordeling, alsook een hoogwaardige en consistente evaluatie van de beoordelingen en de toepassing van de methodiek mogelijk maken, en die een gelijk speelveld garanderen. Dat interne comité toetst de risicobeoordelingen op kwaliteit en consistentie. Het bereidt de ontwerpen van risicobeoordelingen voor met het oog op de vaststelling ervan door de raad van toezichthouders overeenkomstig artikel 44.
Alle in de eerste alinea bedoelde instellingen, autoriteiten en organen wijzen een plaatsvervangende vertegenwoordiger aan uit hun personeel, die het lid kan vervangen wanneer die persoon verhinderd is. De lidstaten met meer dan één autoriteit bevoegd voor het waarborgen van de naleving van Richtlijn (EU) 2015/849 door financiëlesectordeelnemers kunnen één vertegenwoordiger voor elke bevoegde autoriteit aanwijzen. Elke lidstaat heeft één stem, ongeacht het aantal in de vergadering vertegenwoordigde bevoegde autoriteiten. Dat comité kan voor de voorbereiding van zijn ontwerpbesluiten interne werkgroepen oprichten voor specifieke aspecten van zijn werkzaamheden. Die groepen staan open voor deelname door personeelsleden van alle in dat comité vertegenwoordigde bevoegde autoriteiten en van de Autoriteit, van de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en van de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten).
De Autoriteit, de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) kunnen te allen tijde schriftelijke opmerkingen bij ieder ontwerpbesluit van het in lid 7 van dit artikel bedoelde comité indienen. De raad van toezichthouders houdt terdege rekening met dergelijke opmerkingen voordat hij een definitief besluit neemt. Indien een ontwerpbesluit is gebaseerd op of in verband staat met de overeenkomstig artikel 9 ter, 17 of 19 aan de Autoriteit verleende bevoegdheden en betrekking heeft op
financiële instellingen in de zin van artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 of de daarop toezicht houdende bevoegde autoriteiten, of
financiëlemarktdeelnemers in de zin van artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 of de daarop toezichthoudende bevoegde autoriteiten.
kan de Autoriteit het besluit uitsluitend nemen in overeenstemming met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) in het geval vermeld in punt a), of met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) in het geval vermeld in punt b). De Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) of de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) geven aan de Autoriteit kennis van hun standpunt binnen 20 dagen vanaf de datum van het ontwerpbesluit van het comité als bedoeld in lid 7. Wanneer zij niet binnen 20 dagen aan de Autoriteit kennis geven van hun standpunt en geen goed onderbouwd verzoek doen voor een verlenging van de kennisgevingstermijn, worden zij geacht met het besluit in te stemmen.
Artikel 9 ter
Verzoek tot het voeren van onderzoek met betrekking tot de voorkoming en het tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering
Artikel 9 quater
Geen-actiebrieven
De Autoriteit neemt de in lid 2 van dit artikel genoemde maatregelen alleen in uitzonderlijke omstandigheden, wanneer zij van oordeel is dat de toepassing van een van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen of van op die wetgevingshandelingen gebaseerde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen waarschijnlijk tot aanzienlijke problemen zal leiden, om een van de volgende redenen:
de Autoriteit is van oordeel dat bepalingen in die handeling rechtstreeks in strijd kunnen zijn met een andere relevante handeling;
wanneer de handeling een van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen is, het ontbreken van gedelegeerde of uitvoeringshandelingen die de betrokken handeling zouden aanvullen of specificeren, zou gewettigde twijfel over de uit de wetgevingshandeling voortvloeiende rechtsgevolgen of de correcte toepassing ervan doen rijzen;
het ontbreken van richtsnoeren en aanbevelingen als bedoeld in artikel 16 zou aanleiding geven tot praktische moeilijkheden bij de toepassing van de betrokken wetgevingshandeling.
In de in lid 1, onder a) en b), bedoelde gevallen verstrekt de Autoriteit de Commissie een advies over een door haar passend geacht optreden, in de vorm van een nieuw wetgevingsvoorstel of een voorstel voor een nieuwe gedelegeerde of uitvoeringshandeling, en over de urgentie die naar het oordeel van de Autoriteit aan het probleem is verbonden. De Autoriteit maakt haar advies openbaar.
In het in lid 1, onder c), van dit artikel bedoelde geval evalueert de Autoriteit zo snel mogelijk de noodzaak om ter zake richtsnoeren of aanbevelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 16.
De Autoriteit handelt met bekwame spoed, met name om bij te dragen aan het zo mogelijk voorkomen van de problemen bedoeld in lid 1.
Artikel 10
Technische reguleringsnormen
Wanneer het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid overdragen om door middel van gedelegeerde handelingen technische reguleringsnormen vast te stellen teneinde consistente harmonisatie te waarborgen op de gebieden die specifiek in de in artikel 1, lid 2, van deze verordening genoemde wetgevingshandelingen zijn vastgesteld, kan de Autoriteit ontwerpen van technische reguleringsnormen ontwikkelen. De Autoriteit legt haar ontwerpen van technische reguleringsnormen ter aanneming aan de Commissie voor. De Autoriteit doet deze ontwerpen van technische reguleringsnormen tegelijkertijd ter informatie toekomen aan het Europees Parlement en de Raad.
De technische reguleringsnormen zijn van technische aard, houden geen strategische beslissingen of beleidskeuzen in, en zijn inhoudelijk beperkt door de wetgevingshandelingen waarop zij gebaseerd zijn.
Alvorens ontwerpen van technische reguleringsnormen bij de Commissie in te dienen, houdt de Autoriteit openbare raadplegingen daarover en analyseert zij de mogelijke kosten en baten daarvan, tenzij dergelijke raadplegingen en analyses sterk buiten verhouding staan tot het toepassingsgebied en het effect van de ontwerpen van technische reguleringsnormen in kwestie of tot de specifieke urgentie van de zaak. Ook wint de Autoriteit het advies in van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep bankwezen.
▼M8 —————
Binnen drie maanden na ontvangst van een ontwerp van technische reguleringsnorm besluit de Commissie of zij het ontwerp aanneemt. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad tijdig op de hoogte wanneer de aanneming niet binnen de termijn van drie maanden kan gebeuren. De Commissie kan besluiten het ontwerp van technische reguleringsnorm slechts gedeeltelijk of gewijzigd aan te nemen indien het belang van de Unie dit vereist.
Indien de Commissie voornemens is een ontwerp van technische reguleringsnorm niet, slechts gedeeltelijk of in gewijzigde vorm aan te nemen, zendt zij het terug naar de Autoriteit en motiveert zij waarom zij het niet heeft aangenomen of motiveert zij haar wijzigingen. De Commissie doet het Europees Parlement en de Raad een kopie van dit schrijven toekomen. Binnen een termijn van zes weken kan de Autoriteit het ontwerp van technische reguleringsnorm wijzigen op basis van de wijzigingsvoorstellen van de Commissie, en deze in de vorm van een formeel advies opnieuw aan de Commissie voorleggen. De Autoriteit doet een kopie van haar formele advies aan het Europees Parlement en de Raad toekomen.
Indien de Autoriteit na het verstrijken van die termijn van zes weken geen gewijzigd ontwerp van technische reguleringsnorm heeft ingediend, of een ontwerp van technische reguleringsnorm heeft ingediend dat niet is gewijzigd op een manier die strookt met de wijzigingsvoorstellen van de Commissie, mag de Commissie de technische reguleringsnorm aannemen met de wijzigingen die zij relevant acht, dan wel de norm verwerpen.
De Commissie mag de inhoud van het door de Autoriteit opgestelde ontwerp van technische reguleringsnorm niet wijzigen zonder voorafgaande coördinatie met de Autoriteit, als bepaald in dit artikel.
Enkel wanneer de Autoriteit geen ontwerp van technische reguleringsnorm bij de Commissie indient binnen de in lid 2 bedoelde termijnen, mag de Commissie middels een gedelegeerde handeling een technische reguleringsnorm aannemen zonder een ontwerp van de Autoriteit.
De Commissie houdt openbare raadplegingen over ontwerpen van technische reguleringsnormen en analyseert de mogelijke kosten en baten daarvan, tenzij dergelijke raadplegingen en analyses niet in een evenredige verhouding staan tot het toepassingsgebied en het effect van de ontwerpen van technische reguleringsnormen in kwestie of tot de specifieke urgentie van de zaak. Ook wint de Commissie het advies in van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep bankwezen.
De Commissie doet het ontwerp van technische reguleringsnorm onmiddellijk aan het Europees Parlement en de Raad toekomen.
De Commissie zendt haar ontwerp van technische reguleringsnorm aan de Autoriteit toe. Binnen een termijn van zes weken kan de Autoriteit het ontwerp van technische reguleringsnorm wijzigen en dit in de vorm van een formeel advies aan de Commissie voorleggen. De Autoriteit doet een kopie van haar formeel advies aan het Europees Parlement en de Raad toekomen.
Indien de Autoriteit na het verstrijken van de in de vierde alinea bedoelde termijn van zes weken geen gewijzigd ontwerp van technische reguleringsnorm heeft ingediend, mag de Commissie de technische reguleringsnorm aannemen.
Indien de Autoriteit binnen de periode van zes weken een gewijzigd ontwerp van technische reguleringsnorm heeft ingediend, mag de Commissie het ontwerp van technische reguleringsnorm wijzigen op basis van de door de Autoriteit voorgestelde wijzigingen, dan wel de technische reguleringsnorm aannemen met de wijzigingen die zij relevant acht. De Commissie mag de inhoud van het door de Autoriteit opgestelde ontwerp van technische reguleringsnorm niet wijzigen zonder voorafgaande coördinatie met de Autoriteit, als bepaald in dit artikel.
Artikel 11
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
Artikel 12
Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie
Artikel 13
Bezwaar tegen technische reguleringsnormen
Het Europees Parlement of de Raad kan binnen een termijn van drie maanden na de datum van kennisgeving van de door de Commissie vastgestelde technische reguleringsnorm tegen de technische reguleringsnorm bezwaar aantekenen. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met drie maanden verlengd.
▼M8 —————
Indien noch het Europees Parlement noch de Raad bij het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn bezwaar heeft aangetekend tegen de technische reguleringsnorm wordt de technische reguleringsnorm bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt deze in werking op de daarin bepaalde datum.
Indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie heeft meegedeeld dat het respectievelijk hij voornemens is geen bezwaar aan te tekenen, mag de technische reguleringsnorm vóór het verstrijken van die termijn worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en in werking treden.
Artikel 14
Niet-bevestiging of wijziging van ontwerpen van technische reguleringsnormen
Artikel 15
Technische uitvoeringsnormen
Alvorens ontwerpen van technische uitvoeringsnormen bij de Commissie in te dienen, houdt de Autoriteit openbare raadplegingen daarover en analyseert zij de mogelijke kosten en baten daarvan, tenzij dergelijke raadplegingen en analyses sterk buiten verhouding staan tot het toepassingsgebied en het effect van de ontwerpen van technische reguleringsnormen in kwestie of tot de specifieke urgentie van de zaak. Ook wint de Autoriteit het advies in van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep bankwezen.
Binnen drie maanden na ontvangst van een ontwerp van technische uitvoeringsnorm besluit de Commissie of zij dit ontwerp aanneemt. De Commissie kan die termijn met één maand verlengen. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad tijdig op de hoogte wanneer de aanneming niet binnen de termijn van drie maanden kan gebeuren. De Commissie kan besluiten het ontwerp van technische uitvoeringsnorm slechts gedeeltelijk of gewijzigd aan te nemen indien het belang van de Unie dit vereist.
Indien de Commissie voornemens is het ontwerp van technische uitvoeringsnorm niet, slechts gedeeltelijk of in gewijzigde vorm aan te nemen, zendt zij het terug naar de Autoriteit en motiveert zij waarom zij niet voornemens is het aan te nemen of waarom zij het heeft gewijzigd. De Commissie doet het Europees Parlement en de Raad een kopie van haar schrijven toekomen. Binnen een termijn van zes weken kan de Autoriteit het ontwerp van technische uitvoeringsnorm wijzigen op basis van de wijzigingsvoorstellen van de Commissie, en dit in de vorm van een formeel advies opnieuw aan de Commissie voorleggen. De Autoriteit doet een kopie van haar formele advies aan het Europees Parlement en de Raad toekomen.
Indien de Autoriteit na het verstrijken van de in de vierde alinea genoemde termijn van zes weken geen gewijzigd ontwerp van technische uitvoeringsnorm heeft ingediend, of een ontwerp van technische uitvoeringsnorm heeft ingediend dat niet is gewijzigd op een manier die strookt met de wijzigingsvoorstellen van de Commissie, kan de Commissie de technische uitvoeringsnorm aannemen met de wijzigingen die zij relevant acht, dan wel de norm verwerpen.
De Commissie mag de inhoud van een door de Autoriteit opgesteld ontwerp van technische uitvoeringsnorm niet wijzigen zonder voorafgaande coördinatie met de Autoriteit, als bepaald in dit artikel.
Enkel wanneer de Autoriteit geen ontwerp van technische uitvoeringsnorm bij de Commissie indient binnen de termijn overeenkomstig lid 2, kan de Commissie middels een uitvoeringshandeling een technische uitvoeringsnorm aannemen zonder een ontwerp van de Autoriteit.
De Commissie houdt openbare raadplegingen over ontwerpen van technische uitvoeringsnormen en analyseert de mogelijke kosten en baten daarvan, tenzij dergelijke raadplegingen en analyses niet in een evenredige verhouding staan tot het toepassingsgebied en het effect van de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen in kwestie of tot de specifieke urgentie van de zaak. Ook wint de Commissie het advies in van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep bankwezen.
De Commissie doet het ontwerp van technische uitvoeringsnorm onmiddellijk aan het Europees Parlement en de Raad toekomen.
De Commissie zendt het ontwerp van technische uitvoeringsnorm aan de Autoriteit toe. Binnen een termijn van zes weken kan de Autoriteit het ontwerp van technische uitvoeringsnorm wijzigen en dit in de vorm van een formeel advies aan de Commissie voorleggen. De Autoriteit doet een kopie van haar formele advies aan het Europees Parlement en de Raad toekomen.
Indien de Autoriteit na het verstrijken van de in de vierde alinea bedoelde termijn van zes weken geen gewijzigd ontwerp van technische uitvoeringsnorm heeft ingediend, kan de Commissie de technische uitvoeringsnorm aannemen.
Indien de Autoriteit binnen die termijn van zes weken een gewijzigd ontwerp van technische uitvoeringsnorm heeft ingediend, mag de Commissie het ontwerp van technische uitvoeringsnorm wijzigen op basis van de door de Autoriteit voorgestelde wijzigingen, dan wel de technische uitvoeringsnorm aannemen met de wijzigingen die zij relevant acht.
De Commissie mag de inhoud van de door de Autoriteit opgestelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen niet wijzigen zonder voorafgaande coördinatie met de Autoriteit, als bepaald in dit artikel.
Artikel 16
Richtsnoeren en aanbevelingen
De richtsnoeren en aanbevelingen zijn in overeenstemming met de bevoegdheden die zijn overgedragen bij de in artikel 1, lid 2, of in dit artikel genoemde wetgevingshandelingen.
Bevoegde autoriteiten en financiële instellingen spannen zich tot het uiterste in om aan die richtsnoeren en aanbevelingen te voldoen.
Binnen twee maanden nadat een richtsnoer of aanbeveling is gegeven, bevestigt elke bevoegde autoriteit of zij aan dat richtsnoer of die aanbeveling voldoet of voornemens is die op te volgen. Wanneer een bevoegde autoriteit daaraan niet voldoet of niet voornemens is die op te volgen, stelt zij de Autoriteit daarvan in kennis, met opgave van de redenen.
Het feit dat de bevoegde autoriteit niet aan het richtsnoer of de aanbeveling in kwestie voldoet of niet voornemens is die op te volgen, wordt door de Autoriteit bekendgemaakt. De Autoriteit kan eveneens per geval besluiten de redenen die de bevoegde autoriteit aanvoert om niet aan het richtsnoer of de aanbeveling in kwestie te voldoen, bekend te maken. De bevoegde autoriteit ontvangt vooraf een kennisgeving van deze bekendmaking.
Indien zulks in dat richtsnoer of die aanbeveling is voorgeschreven, melden de financiële instellingen op duidelijke en gedetailleerde wijze of zij zich aan dat richtsnoer of die aanbeveling houden.
Artikel 16 bis
Adviezen
Artikel 16 ter
Vragen en antwoorden
Alvorens een vraag in te dienen bij de Autoriteit, beoordelen financiële instellingen of zij de vraag in de eerste plaats aan hun bevoegde autoriteit moeten voorleggen.
Alvorens antwoorden op ontvankelijke vragen te publiceren, kan de Autoriteit om verdere verduidelijking verzoeken met betrekking tot de vragen die de in dit lid bedoelde natuurlijke persoon of rechtspersoon heeft gesteld.
Artikel 17
Inbreuk op het Unierecht
Op verzoek van een of meer bevoegde autoriteiten, van het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Stakeholdergroep bankwezen, of op eigen initiatief, met inbegrip wanneer dit is gebaseerd op naar behoren gestaafde informatie van natuurlijke of rechtspersonen, en na de betrokken bevoegde autoriteit op de hoogte te hebben gebracht, geeft de Autoriteit aan hoe zij in de zaak te werk zal gaan en, in voorkomend geval, de aangevoerde inbreuk op of niet-toepassing van het Unierecht zal onderzoeken.
Onverminderd de in artikel 35 vastgestelde bevoegdheden verstrekt de bevoegde autoriteit aan de Autoriteit onverwijld alle informatie die de Autoriteit nodig acht voor haar onderzoek, waaronder wat betreft de wijze waarop de in artikel 1, lid 2, bedoelde handelingen worden toegepast in overeenstemming met het Unierecht.
Onverminderd de in de artikel 35 vastgestelde bevoegdheden kan de Autoriteit, na de betrokken bevoegde autoriteit te hebben ingelicht, een goed onderbouwd en met redenen omkleed verzoek om informatie rechtstreeks richten aan andere bevoegde autoriteiten, telkens als de aan de betrokken bevoegde autoriteit gevraagde informatie ontoereikend is gebleken of ontoereikend wordt geacht om de informatie te verkrijgen die nodig wordt geacht voor het onderzoek van een aangevoerde inbreuk op of niet-toepassing van het Unierecht.
De adressaat van dit soort verzoek verschaft de Autoriteit zonder onnodige vertraging duidelijke, correcte en volledige informatie.
De Autoriteit kan, uiterlijk binnen twee maanden na de aanvang van haar onderzoek, tot de betrokken bevoegde autoriteit een aanbeveling richten waarin wordt uiteengezet welke maatregelen nodig zijn om aan het Unierecht te voldoen.
De bevoegde autoriteit brengt de Autoriteit binnen tien werkdagen na ontvangst van de aanbeveling op de hoogte van de stappen die zij heeft gedaan of voornemens is te doen om de inachtneming van het Unierecht te verzekeren.
Ingeval de bevoegde autoriteit binnen één maand na ontvangst van de aanbeveling van de Autoriteit niet aan het Unierecht heeft voldaan, kan de Commissie, na door de Autoriteit op de hoogte te zijn gebracht of op eigen initiatief, een formeel advies uitbrengen op grond waarvan de bevoegde autoriteit de maatregelen dient te nemen die nodig zijn om het Unierecht na te leven. De Commissie houdt in haar formeel advies rekening met de aanbeveling van de Autoriteit.
De Commissie brengt een dergelijk formeel advies uit uiterlijk drie maanden na het geven van de aanbeveling. De Commissie kan die termijn met één maand verlengen.
De Autoriteit en de bevoegde autoriteiten verstrekken de Commissie alle nodige informatie.
In kwesties met betrekking tot het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering kan, wanneer de betrokken vereisten van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen niet rechtstreeks toepasselijk zijn op financiëlesectordeelnemers, de Autoriteit een besluit vaststellen waarin de bevoegde autoriteit wordt gelast het in lid 4 van dit artikel bedoelde formeel advies na te leven binnen de daarin vermelde termijn. Indien die autoriteit dat besluit niet naleeft, kan de Autoriteit ook in overeenstemming met de eerste alinea een besluit vaststellen. Daartoe past de Autoriteit al het relevante Unierecht toe en, wanneer dat Unierecht uit richtlijnen bestaat, het nationale recht voor zover dit die richtlijnen omzet. Wanneer het betrokken Unierecht uit verordeningen bestaat en wanneer door die verordeningen momenteel uitdrukkelijk opties aan de lidstaten worden gelaten, past de Autoriteit ook het nationale recht toe voor zover dit dient ter uitoefening van die opties.
Het besluit van de Autoriteit is in overeenstemming met het door de Commissie ingevolge lid 4 uitgebrachte formeel advies.
Bij het nemen van maatregelen met betrekking tot aangelegenheden die onderworpen zijn aan een formeel advies ingevolge lid 4 van dit artikel of aan een besluit ingevolge lid 6, conformeren de bevoegde autoriteiten zich aan het formeel advies of het besluit, al naargelang het geval.
Artikel 17 bis
Bescherming van melders
Artikel 18
Maatregelen in noodsituaties
Om deze faciliterende en coördinerende rol te kunnen verrichten wordt de Autoriteit volledig ingelicht over relevante ontwikkelingen en wordt zij uitgenodigd om als waarnemer deel te nemen aan elke relevante bijeenkomst van de desbetreffende bevoegde toezichthoudende autoriteiten.
De Raad kan, na een verzoek van de Autoriteit, de Commissie of het ESRB, in overleg met de Commissie en het ESRB en, voor zover van toepassing, de ESA’s, een tot de Autoriteit gericht besluit nemen waarin bepaald wordt dat er sprake is van een noodsituatie in de zin van deze verordening. De Raad evalueert dat besluit met passende tussenpozen en ten minste elke maand. Indien het besluit op het einde van een periode van een maand niet wordt verlengd, verstrijkt het automatisch. De Raad kan de noodsituatie te allen tijde voor beëindigd verklaren.
Indien het ESRB of de Autoriteit oordeelt dat er een noodsituatie kan ontstaan, geven zij een aan de Raad gerichte vertrouwelijke aanbeveling en leggen zij een beoordeling van de situatie voor. De Raad beoordeelt vervolgens of het nodig is een vergadering bijeen te roepen. In dit proces moet de geheimhouding worden gewaarborgd.
Indien de Raad bepaalt dat er sprake is van een noodsituatie, stelt hij het Europees Parlement en de Commissie daarvan onverwijld naar behoren in kennis.
Op grond van lid 4 vastgestelde besluiten hebben voorrang op eerdere besluiten die door de bevoegde autoriteiten over dezelfde aangelegenheid zijn vastgesteld.
Maatregelen van de bevoegde autoriteiten met betrekking tot kwesties die onderworpen worden aan een besluit ingevolge lid 3 of 4 dienen verenigbaar te zijn met die besluiten.
Artikel 19
Schikking van meningsverschillen tussen bevoegde autoriteiten in grensoverschrijdende situaties
In de gevallen die zijn gespecificeerd in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen en onverminderd de in artikel 17 vastgestelde bevoegdheden, kan de Autoriteit de bevoegde autoriteiten bijstaan bij het bereiken van overeenstemming volgens de procedure van de leden 2 tot en met 4 van dit artikel in één van de volgende omstandigheden:
op verzoek van één of meer betrokken bevoegde autoriteiten wanneer een bevoegde autoriteit het oneens is met de procedure of de inhoud van een optreden, voorgenomen optreden of het niet-optreden van een andere bevoegde autoriteit;
in de gevallen waarin de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen erin voorzien dat de Autoriteit op eigen initiatief bijstand kan verlenen, wanneer op basis van objectieve redenen een verschil van mening tussen bevoegde autoriteiten kan worden geconstateerd.
In de gevallen waarin de bevoegde autoriteiten op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen een gezamenlijk besluit moeten nemen, en waarin op grond van deze handelingen de Autoriteit de betrokken bevoegde autoriteiten op eigen initiatief kan bijstaan bij het bereiken van overeenstemming volgens de procedure van de leden 2 tot en met 4 van dit artikel, wordt een verschil van mening geacht te bestaan wanneer die autoriteiten binnen de in die handelingen bepaalde termijnen geen gezamenlijk besluit nemen.
De betrokken bevoegde autoriteiten stellen de Autoriteit in de volgende gevallen zonder onnodige vertraging in kennis van het feit dat geen overeenstemming is bereikt:
wanneer een termijn voor het bereiken van overeenstemming tussen bevoegde autoriteiten is vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, en een van de volgende gebeurtenissen plaatsvindt:
de termijn is verstreken; of
ten minste twee betrokken bevoegde autoriteiten concluderen, op basis van objectieve redenen, dat er een verschil van mening bestaat;
wanneer geen termijn voor het bereiken van overeenstemming tussen bevoegde autoriteiten is vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, en een van de volgende gebeurtenissen plaatsvindt:
ten minste twee betrokken bevoegde autoriteiten concluderen, op basis van objectieve redenen, dat er een verschil van mening bestaat; of
twee maanden zijn verstreken sinds de datum van ontvangst door een bevoegde autoriteit van een verzoek van een andere bevoegde autoriteit om een bepaalde actie te ondernemen om aan die handelingen te voldoen, en de aangezochte autoriteit heeft nog geen besluit genomen om aan dat verzoek te voldoen.
In afwachting van het besluit van de Autoriteit overeenkomstig de procedure van artikel 44, lid 3 bis, stellen alle bevoegde autoriteiten in de gevallen waarin op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen een gezamenlijk besluit moet worden genomen, hun individuele besluiten uit. Wanneer de Autoriteit besluit te handelen, stellen alle bij het gezamenlijke besluit betrokken bevoegde autoriteiten hun besluiten uit totdat de in de leden 2 en 3 van dit artikel beschreven procedure is afgerond.
In kwesties met betrekking tot het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering kan de Autoriteit, wanneer de betrokken vereisten van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen niet rechtstreeks toepasselijk zijn op financiëlesectordeelnemers, ook een besluit vaststellen in overeenstemming met de eerste alinea van dit lid. Daartoe past de Autoriteit al het relevante Unierecht toe en, wanneer dit Unierecht uit richtlijnen bestaat, het nationale recht voor zover dit die richtlijnen omzet. Wanneer het betrokken Unierecht uit verordeningen bestaat en wanneer door die verordeningen momenteel uitdrukkelijk opties aan de lidstaten worden laten, past de Autoriteit ook het nationale recht toe, voor zover dergelijke opties zijn uitgeoefend.
Artikel 20
Schikking van intersectorale meningsverschillen tussen bevoegde autoriteiten
Het Gemengd Comité schikt overeenkomstig de procedure van de artikelen 19 en 56 intersectorale meningsverschillen die kunnen ontstaan tussen bevoegde autoriteiten als omschreven in artikel 4, punt 2), van deze verordening, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 respectievelijk Verordening (EU) nr. 1095/2010.
Artikel 20 bis
Convergentie van procedures voor toetsing door toezichthouders
De Autoriteit bevordert binnen haar bevoegdheden de convergentie van de procedures van toezichthouders voor toetsing en evaluatie in overeenstemming met Richtlijn 2013/36/EU teneinde in de Unie sterke toezichtnormen tot stand te brengen.
Artikel 21
Colleges van toezichthouders
De Autoriteit neemt het voortouw bij het realiseren van een consistente werking van de colleges van toezichthouders voor grensoverschrijdende instellingen in de gehele Unie, rekening houdend met het systeemrisico dat de in artikel 23 bedoelde financiële instellingen opleveren, en belegt zo nodig een vergadering van een college.
Voor de toepassing van dit lid en van lid 1 van dit artikel wordt de Autoriteit beschouwd als een „bevoegde autoriteit” in de zin van de toepasselijke wetgeving.
De Autoriteit kan:
alle relevante informatie verzamelen en delen in samenwerking met de bevoegde autoriteiten om het werk van het college te vergemakkelijken en een centraal systeem op te zetten en te beheren om deze informatie beschikbaar te stellen aan de bevoegde autoriteiten in het college;
Uniebrede stresstests overeenkomstig artikel 32 initiëren en coördineren om de veerkracht van financiële instellingen, met name het systeemrisico dat de in artikel 23 bedoelde financiële instellingen opleveren, bij ongunstige marktontwikkelingen te beoordelen, en een beoordeling te verrichten van de mogelijkheid dat het systeemrisico toeneemt in stresssituaties, waarbij ervoor wordt gezorgd dat op nationaal niveau bij het houden van dergelijke tests een consistente methode wordt gevolgd, en indien nodig, aan de bevoegde autoriteit een aanbeveling richten om problemen aan te pakken die bij de stresstest aan het licht zijn gekomen, onder meer een aanbeveling om specifieke evaluaties uit te voeren; zij kan de bevoegde autoriteiten aanbevelen inspecties ter plaatse uit te voeren en kan deelnemen aan dergelijke inspecties ter plaatse om de vergelijkbaarheid en betrouwbaarheid van de methoden, praktijken en resultaten van de Uniebrede beoordelingen te waarborgen;
effectieve en efficiënte toezichtpraktijken bevorderen, inclusief het evalueren van de risico’s waaraan financiële instellingen blootgesteld zijn of zouden kunnen zijn als geconstateerd bij het toezichtproces of in stresssituaties;
toezicht houden, overeenkomstig de taken en bevoegdheden die in deze verordening zijn vermeld, op de taken die door de bevoegde autoriteiten worden uitgeoefend; en
verzoeken om verdere beraadslagingen in een college wanneer zij van oordeel is dat een besluit zou resulteren in een incorrecte toepassing van het Unierecht of niet zou bijdragen tot de doelstelling van convergentie inzake toezichtpraktijken. Zij kan de consoliderende toezichthouder tevens verzoeken een vergadering van het college te organiseren of een punt toe te voegen aan de agenda van een vergadering.
Artikel 22
Algemene bepalingen inzake systeemrisico’s
De Autoriteit beraadt zich terdege op het systeemrisico als gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 1092/2010. Zij pakt risico’s op verstoring van de financiële dienstverlening aan wanneer deze verstoring:
veroorzaakt wordt door een verzwakking van het gehele financiële systeem of van delen daarvan, en
mogelijk ernstige negatieve gevolgen kan hebben voor de interne markt en de reële economie.
De Autoriteit beraadt zich, waar passend, op de door het ESRB en haarzelf ingestelde monitoring en beoordeling van systeemrisico’s en reageert op de waarschuwingen en aanbevelingen van het ESRB, overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1092/2010.
De Autoriteit ontwikkelt in samenwerking met het ESRB en overeenkomstig artikel 23 een gemeenschappelijke reeks kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren („risicodashboard”) voor het vaststellen en meten van systeemrisico’s.
De Autoriteit ontwikkelt tevens een adequate regeling voor stresstests die moeten helpen vaststellen welke instellingen een systeemrisico kunnen opleveren. De betrokken instellingen worden onderworpen aan een scherper toezicht en, voor zover nodig, de herstel- en afwikkelingsprocedures bedoeld in artikel 25.
Onverminderd de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen stelt de Autoriteit zo nodig aanvullende richtsnoeren en aanbevelingen voor financiële instellingen op, teneinde rekening te houden met het systeemrisico dat zij opleveren.
De Autoriteit zorgt ervoor dat het systeemrisico dat financiële instellingen kunnen opleveren, in aanmerking wordt genomen bij de ontwikkeling van ontwerpen van technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen op de gebieden die zijn vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgevingshandelingen.
Na een overeenkomstig de eerste alinea gevoerd onderzoek kan de raad van toezichthouders de betrokken bevoegde autoriteiten passende aanbevelingen voor maatregelen doen.
Daartoe kan de Autoriteit gebruikmaken van de bevoegdheden die haar krachtens deze verordening, met inbegrip van artikel 35, zijn verleend.
Artikel 23
Vaststelling en meting van systeemrisico
Artikel 24
Permanente capaciteit om te reageren op systeemrisico’s
Artikel 25
Herstel- en afwikkelingsprocedures
Artikel 26
Europees systeem van depositogarantiestelsels
Artikel 27
Europees systeem van afwikkelings- en financieringsregelingen in de banksector
De Autoriteit beoordeelt de noodzaak van een systeem van coherente, solide en geloofwaardige financieringsmechanismen, met passende financieringsinstrumenten, gekoppeld aan een reeks gecoördineerde regelingen voor crisismanagement.
De Autoriteit draagt bij tot de werkzaamheden betreffende aangelegenheden in verband met gelijke marktvoorwaarden en de cumulatieve gevolgen van stelsels van heffingen op en bijdragen van financiële instellingen, die zouden kunnen worden ingevoerd om een eerlijke lastenverdeling te garanderen, en van stimulansen om systeemrisico’s in te dammen, als onderdeel van een coherent en geloofwaardig afwikkelingskader.
▼M8 —————
Artikel 28
Delegatie van taken en verantwoordelijkheden
De bevoegde autoriteiten brengen de Autoriteit op de hoogte van delegatieovereenkomsten die zij voornemens zijn te sluiten. Zij voeren de overeenkomsten niet eerder dan één maand na het op de hoogte brengen van de Autoriteit uit.
De Autoriteit kan binnen één maand na op de hoogte te zijn gebracht een advies over de voorgenomen overeenkomst geven.
De Autoriteit publiceert op passende manieren elke delegatieovereenkomst zoals door de bevoegde autoriteiten gesloten, om te verzekeren dat alle betrokken partijen op passende wijze op de hoogte worden gebracht.
Artikel 29
Gemeenschappelijke toezichtcultuur
De Autoriteit speelt een actieve rol in het opbouwen van een gemeenschappelijke toezichtcultuur van de Unie en consistente toezichtpraktijken alsmede in het verzekeren van uniforme procedures en consistente benaderingen in geheel de Unie. De Autoriteit voert ten minste de volgende activiteiten uit:
verlenen van adviezen aan bevoegde autoriteiten;
bepalen van strategische toezichtsprioriteiten van de Unie overeenkomstig artikel 29 bis;
opzetten van coördinatiegroepen overeenkomstig artikel 45 ter voor het bevorderen van toezichtsconvergentie en het in kaart brengen van beste praktijken;
bevorderen van een effectieve bilaterale en multilaterale uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten, met betrekking tot alle relevante thema’s, met inbegrip van cyberveiligheid en cyberaanvallen, met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen inzake geheimhouding en gegevensbescherming waarin door de desbetreffende wetgevingshandelingen van de Unie wordt voorzien;
bijdragen tot de ontwikkeling van kwalitatief hoogstaande en uniforme toezichtnormen, daaronder begrepen verslagleggingsnormen en internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig artikel 1, lid 3;
evalueren van de toepassing van de desbetreffende door de Commissie vastgestelde technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen en van de door de Autoriteit gegeven richtsnoeren en aanbevelingen, en in voorkomend geval voorstellen van wijzigingen; en
opzetten van sectorale en sectoroverschrijdende opleidingsprogramma’s, onder meer over technologische innovatie, vergemakkelijken van de uitwisseling van personeelsleden, en de bevoegde autoriteiten aanmoedigen om intensiever gebruik te maken van detacheringsregelingen en andere instrumenten; en
invoeren van een monitoringsysteem voor de beoordeling van wezenlijke ecologische, sociale en governancegerelateerde risico’s, rekening houdend met de Overeenkomst van Parijs binnen het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering.
Om een gemeenschappelijke toezichtscultuur tot stand te brengen, ontwikkelt en actualiseert de Autoriteit een Uniehandboek voor het toezicht op financiële instellingen in de Unie, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de aard, de omvang en de complexiteit van de risico’s, bedrijfspraktijken, bedrijfsmodellen en de grootte van financiële instellingen en van markten. De Autoriteit ontwikkelt en actualiseert ook een Uniehandboek over de afwikkeling van financiële instellingen in de Unie, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de aard, omvang en complexiteit van de risico’s, bedrijfspraktijken, bedrijfsmodellen en de grootte van financiële instellingen en van markten. In zowel het Unietoezichtshandboek als het Unieafwikkelingshandboek worden beste praktijken beschreven en worden hoogkwalitatieve methodieken en werkwijzen nader uitgewerkt.
De Autoriteit houdt, in voorkomend geval, openbare raadplegingen over de in lid 1, onder a), genoemde adviezen en over de in dit lid genoemde hulpmiddelen en instrumenten. Zij analyseert, indien passend, ook de mogelijke kosten en baten daarvan. Die raadplegingen en analyses staan in verhouding tot de reikwijdte, de aard en het effect van de adviezen of hulpmiddelen en instrumenten. Ook wint de Autoriteit in voorkomend geval het advies in van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep bankwezen.
Artikel 29 bis
Strategische toezichtsprioriteiten van de Unie
Na een bespreking in de raad van toezichthouders en rekening houdend met de bijdragen van de bevoegde autoriteiten, bestaande werkzaamheden van de instellingen van de Unie en de analyse, waarschuwingen en aanbevelingen van het ESRB, bepaalt de Autoriteit ten minste om de drie jaar en uiterlijk op 31 maart maximaal twee prioriteiten van Uniebreed belang die toekomstige ontwikkelingen en tendensen weerspiegelen. De bevoegde autoriteiten houden bij de opstelling van hun werkprogramma’s rekening met die prioriteiten en stellen de Autoriteit daarvan in kennis. De Autoriteit bespreekt de relevante activiteiten die in het daaropvolgende jaar moeten worden verricht door de bevoegde autoriteiten en trekt conclusies. De Autoriteit bespreekt mogelijke vervolgmaatregelen, waartoe onder meer richtsnoeren, aanbevelingen aan bevoegde autoriteiten, en collegiale toetsingen, op het betrokken gebied kunnen behoren.
De door de Autoriteit bepaalde strategische prioriteiten van Uniebreed belang beletten de bevoegde autoriteiten niet om hun beste praktijken toe te passen en in te spelen op hen betreffende aanvullende prioriteiten en ontwikkelingen; er wordt rekening gehouden met nationale bijzonderheden.
Artikel 30
Collegiale toetsingen van bevoegde autoriteiten
De collegiale toetsing omvat een beoordeling van onder meer, maar niet beperkt tot:
de adequaatheid van de middelen, de mate van onafhankelijkheid en de governanceregelingen van de bevoegde autoriteit, vooral met het oog op de effectieve toepassing van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen en de capaciteit om op marktontwikkelingen te reageren;
de doeltreffendheid en de mate van convergentie die in de toepassing van het Unierecht en in de toezichtspraktijk, daaronder begrepen de op grond van de artikelen 10 tot en met 16 vastgestelde technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen, richtsnoeren en aanbevelingen, is bereikt, en de mate waarin de toezichtspraktijk de in het Unierecht vastgestelde doelstellingen bereikt;
de toepassing van door bevoegde autoriteiten ontwikkelde beste praktijken waarvan de aanneming voor andere bevoegde autoriteiten nuttig kan zijn;
de effectiviteit en de mate van convergentie die bereikt worden met betrekking tot de handhaving van de bepalingen die zijn goedgekeurd ter uitvoering van het Unierecht, met inbegrip van de bestuursrechtelijke sancties en andere bestuursrechtelijke maatregelen die zijn ingesteld jegens personen die verantwoordelijkheid dragen voor het niet-naleven van die bepalingen.
Overeenkomstig artikel 16, lid 3, stellen de bevoegde autoriteiten alles in het werk om aan die richtsnoeren en aanbevelingen te voldoen.
Bij het opstellen van ontwerpen van technische reguleringsnormen of technische uitvoeringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 15 of van richtsnoeren of aanbevelingen overeenkomstig artikel 16 houdt de Autoriteit rekening met het resultaat van de collegiale toetsing, alsmede met alle andere informatie die de Autoriteit bij de uitvoering van haar taken heeft verkregen, om te zorgen voor convergentie in de richting van de toezichtspraktijken van de hoogste kwaliteit.
Artikel 31
Coördinerende functie
De Autoriteit bevordert een gecoördineerde reactie van de Unie, onder meer door:
de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten te vergemakkelijken;
de reikwijdte vast te stellen en in voorkomend geval de betrouwbaarheid te controleren van informatie die aan alle betrokken bevoegde autoriteiten ter beschikking moet worden gesteld;
onverminderd artikel 19, op verzoek van de bevoegde autoriteiten of op eigen initiatief niet-bindende bemiddeling te verrichten;
het ESRB, de Raad en de Commissie onverwijld op de hoogte brengen van elke mogelijke noodsituatie;
passende maatregelen te treffen in geval van ontwikkelingen die de werking van de financiële markten in gevaar kunnen brengen met het oog op de coördinatie van acties van de relevante bevoegde autoriteiten;
passende maatregelen te treffen om acties van de relevante bevoegde autoriteiten te coördineren om de markttoetreding te faciliteren van marktdeelnemers of producten die gebruikmaken van technologische innovatie;
de informatie centraal te verzamelen die overeenkomstig de artikelen 21 en 35 van de bevoegde autoriteiten is ontvangen als uitvloeisel van de wettelijke rapportageverplichtingen van instellingen. De Autoriteit deelt deze informatie met de andere betrokken bevoegde autoriteiten.
Artikel 31 bis
Uitwisseling van informatie over de deskundigheid en betrouwbaarheid
De Autoriteit zet, samen met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), een systeem op voor de uitwisseling van informatie die relevant is voor de beoordeling door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen van de deskundigheid en betrouwbaarheid van houders van gekwalificeerde deelnemingen, bestuurders en sleutelfunctionarissen van financiële instellingen.
Artikel 32
Beoordeling van marktontwikkelingen, met inbegrip van stresstests
De Autoriteit initieert en coördineert Uniebrede beoordelingen van de veerkracht van financiële instellingen bij ongunstige marktontwikkelingen. Hiertoe ontwikkelt zij:
gemeenschappelijke methoden voor het beoordelen van het effect van economische scenario’s op de financiële positie van een financiële instelling, rekening houdend met onder meer risico’s afkomstig van schadelijke ecologische ontwikkelingen;
gemeenschappelijke methoden voor het vaststellen welke financiële instellingen moeten worden opgenomen in de Uniebrede beoordelingen;
gemeenschappelijke benaderingen voor communicatie over de resultaten van deze beoordelingen van de veerkracht van financiële instellingen;
gemeenschappelijke methoden ter beoordeling van het effect van bepaalde producten of distributieprocessen op een financiële instelling;
gemeenschappelijke methoden voor de waardebepaling van de activa, indien dit voor de stresstests nodig wordt geacht, en
gemeenschappelijke methoden ter beoordeling van het effect van milieurisico’s op de financiële stabiliteit van financiële instellingen.
Voor de toepassing van dit lid werkt de Autoriteit samen met het ESRB.
Onverminderd de in Verordening (EU) nr. 1092/2010 vastgestelde taken van het ESRB verstrekt de Autoriteit op haar bevoegdheidsgebied eenmaal per jaar, en zo nodig vaker, aan het Europees Parlement, aan de Raad, aan de Commissie en aan het ESRB beoordelingen van trends, potentiële risico’s en kwetsbare punten, in combinatie met het in artikel 22, lid 2, van deze verordening bedoelde risicodashboard.
De Autoriteit neemt in deze beoordelingen een indeling van de voornaamste risico’s en zwakke plekken op en beveelt in voorkomend geval preventieve of remediërende maatregelen aan.
Artikel 33
Internationale betrekkingen, waaronder gelijkwaardigheid
Wanneer een derde land, overeenkomstig een van kracht zijnde gedelegeerde handeling die de Commissie heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn (EU) 2015/849, is opgenomen in de lijst van rechtsgebieden die in hun nationale regelgeving ter bestrijding van witwassen van geld en terrorismefinanciering strategische tekortkomingen vertonen die een aanzienlijke bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie, gaat de Autoriteit geen administratieve regelingen aan met de regelgevende, toezichthoudende en, in voorkomend geval, afwikkelingsautoriteiten van dat derde land. Een en ander sluit andere vormen van samenwerking tussen de Autoriteit en de respectieve autoriteiten van dat derde land om dreigingen voor het financiële stelsel van de Unie te verminderen, niet uit.
Voorts gaat zij na of de criteria op basis waarvan die gelijkwaardigheidsbesluiten zijn genomen en de daarin bepaalde voorwaarden, nog steeds vervuld worden.
De Autoriteit kan contacten onderhouden met relevante autoriteiten in derde landen. De Autoriteit dient bij het Europees Parlement, bij de Raad, bij de Commissie en bij de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) een vertrouwelijk verslag in met een samenvatting van de bevindingen inzake haar monitoring van alle gelijkwaardige derde landen. Het verslag is met name gericht op de gevolgen voor de financiële stabiliteit, marktintegriteit, beleggersbescherming of de werking van de interne markt.
Wanneer de Autoriteit in de in dit lid bedoelde derde landen relevante ontwikkelingen op het gebied van regulering, toezicht of, in voorkomend geval, afwikkeling of handhavingspraktijken constateert die van invloed kunnen zijn op de financiële stabiliteit van de Unie of van één of meer van haar lidstaten, op de integriteit van de markt of de bescherming van beleggers of de werking van de interne markt, stelt zij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie daarvan vertrouwelijk en zonder onnodige vertraging in kennis.
Onverminderd de specifieke voorwaarden bepaald in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen en volgens de voorwaarden van de tweede zin van lid 1 van dit artikel, werkt de Autoriteit, voor zover mogelijk, samen met de betrokken bevoegde autoriteiten en, in voorkomend geval, ook met de afwikkelingsautoriteiten van derde landen waarvan het regulerings- en toezichtskader als gelijkwaardig zijn erkend. In beginsel verloopt die samenwerking op basis van administratieve regelingen die met de desbetreffende autoriteiten van die derde landen zijn aangegaan. Bij de onderhandelingen over die administratieve regelingen neemt de Autoriteit bepalingen over de volgende punten op:
de mechanismen waarmee de Autoriteit relevante informatie kan krijgen, onder meer informatie over het reguleringsregime, de toezichtsbenadering, relevante marktontwikkelingen en veranderingen die van invloed kunnen zijn op het gelijkwaardigheidsbesluit;
voor zover vereist voor de follow-up van die gelijkwaardigheidsbesluiten, de procedures voor het coördineren van toezichtsactiviteiten, met inbegrip van, waar nodig, inspecties ter plaatse.
De Autoriteit stelt de Commissie in kennis wanneer een bevoegde autoriteit van een derde land weigert dit soort administratieve regelingen aan te gaan of wanneer deze weigert om daadwerkelijk mee te werken.
In het in artikel 43, lid 5, bedoelde verslag neemt de Autoriteit informatie op over de administratieve regelingen die zijn overeengekomen met toezichthoudende autoriteiten, internationale organisaties of overheidsdiensten in derde landen, over de bijstand die de Autoriteit aan de Commissie heeft verleend bij de voorbereiding van gelijkwaardigheidsbesluiten en over de monitoring door de Autoriteit uitgevoerd in overeenstemming met lid 3 van dit artikel.
▼M8 —————
Artikel 35
Verzamelen van informatie
Indien complete of correcte informatie niet beschikbaar is of niet tijdig beschikbaar wordt gesteld in overeenstemming met lid 1 of lid 5, kan de Autoriteit, middels een naar behoren gerechtvaardigd en met redenen omkleed verzoek, de volgende instellingen rechtstreeks om informatie verzoeken:
de desbetreffende financiële instellingen;
holdings of filialen van een relevante financiële instelling;
niet-gereguleerde operationele entiteiten binnen een financiële groep of conglomeraat die van belang zijn voor de financiële activiteiten van de desbetreffende financiële instellingen.
De geadresseerde van een dergelijk verzoek verstrekt de Autoriteit onverwijld en zonder onnodige vertraging duidelijke, correcte en volledige informatie.
De Autoriteit brengt de desbetreffende bevoegde autoriteiten op de hoogte van verzoeken ingevolge dit lid en ingevolge lid 5.
Op verzoek van de Autoriteit verlenen de bevoegde autoriteiten aan de Autoriteit bijstand bij het verzamelen van de informatie.
Artikel 36
Verhouding met het ESRB
▼M8 —————
Zij neemt, volgens de toepasselijke besluitvormingsprocedure, een besluit over alle maatregelen die moeten worden genomen overeenkomstig de haar bij deze verordening verleende bevoegdheden voor de behandeling van de in de waarschuwingen en de aanbevelingen aangewezen kwesties.
Indien de Autoriteit aan een waarschuwing of aanbeveling geen gevolg geeft, motiveert zij dit voor het ESRB. Het ESRB stelt het Europees Parlement daarvan in kennis overeenkomstig artikel 19, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1092/2010. Het ESRB stelt ook de Raad hiervan in kennis.
Een adressaat die voornemens is de aanbeveling van het ESRB niet op te volgen, omkleedt zijn voornemen met redenen die hij voorlegt aan en bespreekt met de raad van toezichthouders.
Indien de bevoegde autoriteit, overeenkomstig artikel 17, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1092/2010, het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en het ESRB van de door haar in antwoord op een aanbeveling van het ESRB genomen maatregelen in kennis stelt, houdt zij naar behoren rekening met de zienswijzen van de raad van toezichthouders.
▼M8 —————
Artikel 37
Stakeholdergroep bankwezen
De Stakeholdergroep bankwezen komt op eigen initiatief telkens wanneer dit nodig wordt geacht, en in elk geval ten minste viermaal per jaar bijeen.
De Stakeholdergroep bankwezen is samengesteld uit 30 leden. Het gaat hierbij om:
13 leden die op evenwichtige wijze de financiële instellingen vertegenwoordigen die in de Unie opereren, van wie drie coöperatieve en spaarbanken vertegenwoordigen;
13 leden die de vertegenwoordigers van werknemers van financiële instellingen die in de Unie opereren, consumenten, gebruikers van bankdiensten en vertegenwoordigers van het mkb vertegenwoordigen; en
vier leden die onafhankelijke vooraanstaande academici zijn.
Het Europees Parlement mag de voorzitter van de Stakeholdergroep bankwezen uitnodigen om voor het Parlement een verklaring af te leggen en desgevraagd door zijn leden gestelde vragen te beantwoorden.
De Autoriteit verstrekt, met inachtneming van het bij artikel 70 van deze verordening voorgeschreven beroepsgeheim, alle nodige informatie, en zorgt voor adequate secretariële ondersteuning van de Stakeholdergroep bankwezen. Voor leden van de Stakeholdergroep bankwezen die een organisatie zonder winstoogmerk vertegenwoordigen, met uitsluiting van vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, wordt een toereikende vergoeding vastgesteld. Voor deze vergoeding worden de voorbereidende en follow-upwerkzaamheden van de leden in aanmerking genomen en ze komt op zijn minst overeen met de vergoedingstarieven voor ambtenaren overeenkomstig Titel V, hoofdstuk 1, afdeling 2, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad ( 25 ) (Statuut van de ambtenaren). De Stakeholdergroep bankwezen kan werkgroepen voor technische aangelegenheden instellen. De ambtstermijn van de leden van de Stakeholdergroep bankwezen bedraagt vier jaar, waarna een nieuwe selectieprocedure plaatsvindt.
De leden van de Stakeholdergroep bankwezen kunnen twee opeenvolgende ambtstermijnen vervullen.
Wanneer de leden van de Stakeholdergroep bankwezen geen overeenstemming kunnen bereiken over een advies, mogen een derde van de leden van die groep, of de leden die een groep stakeholders vertegenwoordigen, een afzonderlijk advies uitbrengen.
De Stakeholdergroep bankwezen, de Stakeholdergroep effecten en markten, de Stakeholdergroep verzekeringen en herverzekeringen en de Stakeholdergroep bedrijfspensioenen kunnen een gezamenlijke advies uitbrengen over kwesties die verband houden met de werkzaamheden van de ESA’s op grond van artikel 56 over gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke handelingen.
Artikel 38
Vrijwaringsmaatregelen
Wanneer een lidstaat meent dat een op grond van artikel 19, lid 3, genomen besluit afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden, kan hij, binnen twee weken na kennisgeving aan de bevoegde autoriteit van het besluit van de Autoriteit, de Autoriteit en de Commissie ervan in kennis stellen dat de bevoegde autoriteit het besluit niet zal uitvoeren.
In zijn kennisgeving legt de lidstaat duidelijk en specifiek uit waarom en hoe het besluit afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden.
In geval van dergelijke kennisgeving wordt het besluit van de Autoriteit opgeschort.
Binnen een termijn van één maand na kennisgeving door de lidstaat brengt de Autoriteit de lidstaat ervan op de hoogte of zij haar besluit handhaaft dan wel wijzigt of herroept. Indien het besluit wordt gehandhaafd of gewijzigd, verklaart de Autoriteit dat de budgettaire verantwoordelijkheden onverlet blijven.
Indien de Autoriteit haar besluit handhaaft, beslist de Raad, bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen, uiterlijk twee maanden nadat de Autoriteit de lidstaat op de hoogte heeft gebracht als bepaald in de vierde alinea, of het besluit van de Autoriteit wordt gehandhaafd.
Indien de Raad, na zich op de zaak te hebben beraden, geen besluit neemt tot handhaving van het besluit van de Autoriteit, overeenkomstig de vijfde alinea, komt het besluit van de Autoriteit te vervallen.
Indien een lidstaat van oordeel is dat een op grond van artikel 18, lid 3, genomen besluit afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden, kan hij de Autoriteit, de Commissie en de Raad, binnen drie werkdagen na kennisgeving aan de bevoegde autoriteit van het besluit van de Autoriteit, ervan in kennis stellen dat de bevoegde autoriteit het besluit niet zal uitvoeren.
In zijn kennisgeving legt de lidstaat duidelijk en specifiek uit waarom en hoe het besluit afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden.
In geval van dergelijke kennisgeving wordt het besluit van de Autoriteit opgeschort.
De Raad roept binnen tien werkdagen een vergadering bijeen en neemt, met gewone meerderheid van de leden, een besluit over de vraag of het besluit van de Autoriteit wordt herroepen.
Indien de Raad, na zich op de zaak te hebben beraden, overeenkomstig de vierde alinea geen besluit tot herroeping van het besluit van de Autoriteit neemt, wordt de opschorting van het besluit van de Autoriteit beëindigd.
Indien de Raad overeenkomstig lid 3 heeft besloten een op grond van artikel 18, lid 3, genomen besluit van de Autoriteit niet te herroepen, en de betrokken lidstaat nog steeds van oordeel is dat het besluit van de Autoriteit afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden, kan die lidstaat de Commissie en de Autoriteit daarvan in kennis stellen en de Raad verzoeken de kwestie opnieuw te bestuderen. De betrokken lidstaat zet duidelijk de redenen uiteen waarom hij het niet eens is met het besluit van de Raad.
Binnen vier weken na de in de eerste alinea bedoelde kennisgeving bevestigt de Raad zijn oorspronkelijke besluit of neemt hij een nieuw besluit overeenkomstig lid 3.
De periode van vier weken kan door de Raad met nog eens vier weken worden verlengd, indien de bijzondere omstandigheden van het geval zulks vereisen.
Artikel 39
Besluitvormingsprocedures
HOOFDSTUK III
ORGANISATIE
AFDELING 1
Raad van toezichthouders
Artikel 40
Samenstelling
De raad van toezichthouders bestaat uit:
de voorzitter;
de hoofden van de nationale overheidsinstanties die bevoegd zijn voor het toezicht op kredietinstellingen in elke lidstaat; deze hoofden ontmoeten elkaar ten minste tweemaal per jaar persoonlijk;
één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van de Commissie;
een door de raad van toezicht van de Europese Centrale Bank aan te wijzen vertegenwoordiger, zonder stemrecht;
één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van het ESRB;
één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van elk van beide andere Europese toezichthoudende autoriteiten.
Het in lid 1, onder b), bedoelde lid van de raad van toezichthouders kan, wanneer hij binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/59/EU handelt, zich in voorkomend geval laten vergezellen door een, niet stemgerechtigde, vertegenwoordiger van de afwikkelingsautoriteit in elke lidstaat.
Om binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/59/EU op te treden, is de voorzitter van de gemeenschappelijke afwikkelingsraad waarnemer bij de raad van toezichthouders.
De raad van toezichthouders kan besluiten waarnemers toe te laten.
De uitvoerend directeur kan zonder stemrecht aan de vergaderingen van de raad van toezichthouders deelnemen.
Artikel 41
Interne comités
Elk lid van het panel heeft één stem.
Besluiten van het panel worden aangenomen wanneer ten minste vier leden voorstemmen.
Elk lid van het panel heeft één stem.
Besluiten van het panel worden aangenomen wanneer ten minste vier leden voorstemmen.
Elk lid van het panel heeft één stem.
Besluiten van het panel worden aangenomen wanneer ten minste vier leden van het panel voorstemmen.
Artikel 42
Onafhankelijkheid van de raad van toezichthouders
Artikel 43
Taken
▼M8 —————
De raad van toezichthouders stelt vóór 30 september van elk jaar op basis van een voorstel van de raad van bestuur het werkprogramma van de Autoriteit voor het komende jaar vast en zendt het ter informatie aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.
Het werkprogramma wordt vastgesteld onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure en wordt bekendgemaakt.
De raad van toezichthouders stelt het meerjarenwerkprogramma van de Autoriteit vast en zendt het ter informatie aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.
Het meerjarenwerkprogramma wordt vastgesteld onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure en wordt bekendgemaakt.
Artikel 43 bis
Transparantie van door de raad van toezichthouders genomen besluiten
Niettegenstaande artikel 70 voorziet de Autoriteit, uiterlijk zes weken na elke vergadering van de raad van toezichthouders, het Europees Parlement ten minste van een uitgebreid en relevant verslag van het verloop van die vergadering waarmee een volledig begrip van de besprekingen mogelijk wordt, met inbegrip van een geannoteerde lijst van besluiten. In dat verslag zijn de besprekingen binnen de raad van toezichthouders die betrekking hebben op individuele financiële instellingen niet weergegeven, behoudens andersluidende bepaling in artikel 75, lid 3, of in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen.
Artikel 44
Besluitvorming
Met betrekking tot de in de artikelen 10 tot en met 16 van deze verordening genoemde handelingen en de ingevolge artikel 9, lid 5, derde alinea, van deze verordening en hoofdstuk VI van deze verordening vastgestelde maatregelen en besluiten en in afwijking van de eerste alinea van dit lid, besluit de raad van toezichthouders met gekwalificeerde meerderheid van zijn leden, als bepaald in artikel 16, lid 4, VEU en in artikel 3 van Protocol nr. 36 betreffende de overgangsbepalingen; die meerderheid omvat ten minste een gewone meerderheid van zijn bij de stemming aanwezige leden van bevoegde autoriteiten uit lidstaten die deelnemende lidstaten zijn in de zin van artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 („deelnemende lidstaten”), en een gewone meerderheid van zijn bij de stemming aanwezige leden van bevoegde autoriteiten uit lidstaten die geen deelnemende lidstaten zijn („niet-deelnemende lidstaten”).
De voorzitter stemt niet over de in de tweede alinea bedoelde besluiten.
Met betrekking tot de samenstelling van de panels in overeenstemming met artikel 41, leden 2, 3 en 4, en de leden van de commissie voor collegiale toetsing als bedoeld in artikel 30, lid 2, streeft de raad van toezichthouders, bij het onderzoek van de voorstellen van zijn voorzitter, naar consensus. Bij gebreke van consensus neemt de raad van toezichthouders besluiten bij een meerderheid van drie vierde van zijn stemgerechtigde leden. Elk stemgerechtigd lid heeft één stem.
Met betrekking tot de op grond van artikel 18, leden 3 en 4, vastgestelde besluiten en in afwijking van de eerste alinea van dit lid neemt de raad van toezichthouders besluiten bij gewone meerderheid van zijn stemgerechtigde leden, welke bestaat uit een gewone meerderheid van zijn leden van bevoegde autoriteiten uit deelnemende lidstaten en een gewone meerderheid van zijn leden van bevoegde autoriteiten uit niet-deelnemende lidstaten.
In afwijking van de eerste alinea wordt vanaf de datum waarop vier of minder stemgerechtigde leden afkomstig zijn van bevoegde autoriteiten uit niet-deelnemende lidstaten, het voorgestelde besluit aangenomen bij een gewone meerderheid van de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders, die ten minste één stem omvat van leden van bevoegde autoriteiten uit niet-deelnemende lidstaten.
De eerste alinea is niet van toepassing op de uitvoerend directeur en op de vertegenwoordiger van de Europese Centrale Bank die door de raad van toezicht van de bank is benoemd.
AFDELING 2
Raad van bestuur
Artikel 45
Samenstelling
Elk lid van de raad van bestuur, uitgezonderd de voorzitter, heeft een plaatsvervanger, die hem vervangt als hij niet aanwezig kan zijn.
Artikel 45 bis
Besluitvorming
Artikel 45 ter
Coördinatiegroepen
Artikel 46
Onafhankelijkheid van de raad van bestuur
De leden van de raad van bestuur handelen onafhankelijk en objectief, in het uitsluitende belang van de Unie als geheel, en vragen noch aanvaarden instructies van instellingen of organen van de Unie, van regeringen of van enig ander publiek of privaat orgaan.
Lidstaten, instellingen of organen van de Unie en andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de leden van de raad van bestuur bij het vervullen van hun taken.
Artikel 47
Taken
AFDELING 3
voorzitter
Artikel 48
Benoeming en taken
De Autoriteit wordt vertegenwoordigd door een voorzitter, die een voltijds, onafhankelijk deskundige is.
De voorzitter is verantwoordelijk voor het voorbereiden van de werkzaamheden van de raad van toezichthouders, met inbegrip van het opstellen van de door de raad van toezichthouders goed te keuren agenda, het bijeenroepen van de vergaderingen en het behandelen van besluitpunten, en zit de vergaderingen van de raad van toezichthouders voor.
De voorzitter is verantwoordelijk voor het opstellen van de agenda van de raad van bestuur, die door de raad van bestuur moet worden goedgekeurd, en zit de vergaderingen van de raad van bestuur voor.
De voorzitter kan de raad van bestuur uitnodigen om het opzetten van een coördinatiegroep in overeenstemming met artikel 45 ter te overwegen.
Wanneer de voorzitter niet langer voldoet aan de in artikel 49 bedoelde voorwaarden of wanneer is vastgesteld dat hij op ernstige wijze is tekortgeschoten, kan de Raad, op basis van een voorstel van de Commissie dat door het Europees Parlement is goedgekeurd, een besluit vaststellen waarbij de voorzitter uit zijn ambt wordt ontzet.
De raad van toezichthouders kiest uit zijn leden ook een ondervoorzitter die de functies van de voorzitter uitoefent als deze afwezig is. Die ondervoorzitter wordt niet gekozen uit de leden van de raad van bestuur.
In de loop van de negen maanden die voorafgaan aan het einde van het vijfjarige mandaat van de voorzitter, beoordeelt de raad van toezichthouders:
de in de eerste ambtstermijn behaalde resultaten en de wijze waarop die zijn bereikt;
de taken en de behoeften van de Autoriteit in de komende jaren.
Ten behoeve van de in de eerste alinea bedoelde evaluatie worden de taken van de voorzitter verricht door de ondervoorzitter.
De Raad kan, op voorstel van de raad van toezichthouders en met de hulp van de Commissie en rekening houdend met de in de eerste alinea bedoelde evaluatie, het mandaat van de voorzitter eenmaal verlengen.
Artikel 49
Onafhankelijkheid van de voorzitter
Onverminderd de rol van de raad van toezichthouders met betrekking tot de taken van de voorzitter, vraagt noch aanvaardt de voorzitter instructies van instellingen of organen van de Unie, van regeringen of van enig ander publiek of privaat orgaan.
De lidstaten, de instellingen en organen van de Unie of andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de voorzitter bij het vervullen van zijn taken.
Overeenkomstig het Statuut, bedoeld in artikel 68, blijft de voorzitter na vertrek uit de dienst verplicht zich met betrekking tot de aanvaarding van bepaalde benoemingen of gunsten integer en discreet op te stellen.
Artikel 49 bis
Onkosten
De voorzitter maakt alle georganiseerde bijeenkomsten met externe belanghebbenden binnen twee weken na de bijeenkomst openbaar en maakt alle ontvangen voordelen openbaar. Onkosten worden bijgehouden in een openbaar register overeenkomstig het Statuut.
▼M8 —————
AFDELING 4
Uitvoerend directeur
Artikel 51
Benoeming
In de loop van de negen maanden die voorafgaan aan het einde van het mandaat van de uitvoerend directeur, voert de raad van toezichthouders een beoordeling uit van met name:
de in de eerste ambtstermijn behaalde resultaten en de wijze waarop die zijn bereikt;
de taken en de behoeften van de Autoriteit in de komende jaren.
Rekening houdend met de in de eerste alinea bedoelde beoordeling kan de raad van toezichthouders het mandaat van de uitvoerend directeur één keer verlengen.
Artikel 52
Onafhankelijkheid
Onverminderd de respectieve rol van de raad van bestuur en van de raad van toezichthouders met betrekking tot de taken van de uitvoerend directeur, vraagt noch aanvaardt de uitvoerend directeur instructies van instellingen of organen van de Unie, van een regering van een lidstaat of van welk ander publiek of privaat orgaan dan ook.
De lidstaten, de instellingen en organen van de Unie of andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de uitvoerend directeur bij het vervullen van zijn taken.
Overeenkomstig het in artikel 68 bedoelde Statuut blijft de uitvoerend directeur na vertrek uit de dienst verplicht zich met betrekking tot de aanvaarding van bepaalde benoemingen of gunsten integer en discreet op te stellen.
Artikel 52 bis
Kosten
De uitvoerend directeur maakt bijeenkomsten en de genoten gastvrijheid openbaar. Onkostenvergoedingen worden bijgehouden in een openbaar register overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren.
Artikel 53
Taken
HOOFDSTUK IV
GEMENGDE ORGANEN VAN DE EUROPESE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEITEN
AFDELING 1
Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten
Artikel 54
Oprichting
Het Gemengd Comité dient als forum waarmee de Autoriteit regelmatig en nauw samenwerkt om, met volledige inachtneming van specifieke sectorale kenmerken, te zorgen voor de intersectorale samenhang met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), in het bijzonder met betrekking tot:
Artikel 55
Samenstelling
Het Gemengd Comité stelt zijn reglement van orde vast. Het reglement kan voorzien in bijkomende deelnemers aan de vergaderingen van het Gemengd Comité.
Het Gemengd Comité vergadert ten minste om de drie maanden.
Artikel 56
Gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke handelingen
Binnen de reikwijdte van haar in hoofdstuk II van deze verordening bepaalde taken en, in voorkomend geval inzonderheid met betrekking tot de uitvoering van Richtlijn 2002/87/EG komt de Autoriteit, in voorkomend geval, tot gemeenschappelijke standpunten bij consensus met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten).
Indien dit vereist is op grond van het Unierecht, worden maatregelen die krachtens de artikelen 10 tot en met 16 en besluiten die krachtens de artikelen 17, 18 en 19 van deze verordening met betrekking tot de toepassing van Richtlijn 2002/87/EG en van andere in artikel 1, lid 2, van deze verordening genoemde wetgevingshandelingen worden vastgesteld en die ook binnen de bevoegdheid van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) of de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) vallen, parallel vastgesteld, naargelang het geval, door de Autoriteit, de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten).
Artikel 57
Subcomités
AFDELING 2
Bezwaarcommissie
Artikel 58
Samenstelling en werking
De bezwaarcommissie bestaat uit zes leden en zes vervangers, allen personen van hoog aanzien die bewezen hebben op een voldoende hoog niveau over relevante kennis van het Unierecht en internationale beroepservaring te beschikken in de sectoren banken, verzekeringen, bedrijfspensioenen, effectenmarkten of op het gebied van andere financiële diensten, en die geen deel uitmaken van het huidige personeel van de bevoegde autoriteiten of van andere nationale instellingen of organen of instellingen of organen van de Unie die bij de activiteiten van de Autoriteit betrokken zijn en geen lid zijn van de Stakeholdergroep bankwezen. De leden en plaatsvervangende leden zijn onderdanen van een lidstaat en beschikken over een grondige kennis van ten minste twee officiële talen van de Unie. De bezwaarcommissie beschikt over voldoende juridische expertise om deskundig juridisch advies te geven over de rechtmatigheid, met inbegrip van de evenredigheid, van de wijze waarop de Autoriteit haar bevoegdheden uitoefent.
De bezwaarcommissie wijst zelf haar voorzitter aan.
Na ontvangst van de shortlist kan het Europees Parlement kandidaten voor het lidmaatschap en vervangers uitnodigen om voor het Parlement een verklaring af te leggen en eventuele door zijn leden gestelde vragen te beantwoorden.
Het Europees Parlement mag de leden van de bezwaarcommissie uitnodigen om voor het Parlement een verklaring af te leggen en desgevraagd door zijn leden gestelde vragen te beantwoorden, met uitzondering van verklaringen, vragen of antwoorden die betrekking hebben op individuele gevallen waarover de bezwaarcommissie heeft beslist of die bij deze aanhangig zijn.
Artikel 59
Onafhankelijkheid en onpartijdigheid
Een lid van de bezwaarcommissie kan om een van de in de leden 1 en 2 genoemde redenen of als aan zijn onpartijdigheid wordt getwijfeld, door een partij in de bezwaarprocedure worden gewraakt.
Wraking kan niet zijn gegrond op de nationaliteit van leden en is niet ontvankelijk als de partij in de bezwaarprocedure, terwijl zij op de hoogte was van een reden tot het maken van het bezwaar, toch reeds een andere procedurehandeling heeft verricht dan het maken van bezwaar tegen de samenstelling van de bezwaarcommissie.
De bezwaarcommissie beslist in de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen zonder deelname van het betrokken lid over de te nemen maatregelen.
Voor het nemen van deze beslissing wordt het betrokken lid in de bezwaarcommissie vervangen door zijn plaatsvervanger. Indien de plaatsvervanger in een vergelijkbare situatie verkeert, wijst de voorzitter van de Autoriteit een van de andere beschikbare plaatsvervangers aan.
De leden van de bezwaarcommissie verbinden zich ertoe in het openbaar belang en onafhankelijk op te treden.
Daartoe leggen zij een verbintenisverklaring af alsmede een verklaring omtrent hun belangen, waarin zij hetzij verklaren dat zij geen belangen hebben die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, hetzij al hun directe en indirecte belangen vermelden die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid.
Deze verklaringen worden jaarlijks schriftelijk openbaar gemaakt.
HOOFDSTUK V
RECHTSMIDDELEN
Artikel 60
Bezwaarprocedures
De bezwaarcommissie neemt binnen drie maanden na instelling van het bezwaar een besluit ter zake.
Een ingevolge lid 1 van dit artikel aangetekend bezwaar heeft geen schorsende werking.
De bezwaarcommissie kan echter, indien hij van oordeel is dat de omstandigheden dit vereisen, de toepassing van het bestreden besluit opschorten.
Artikel 60 bis
Bevoegdheidsoverschrijding door de Autoriteit
Elke natuurlijke of rechtspersoon kan de Commissie een met redenen omkleed advies zenden indien die persoon van mening is dat de Autoriteit haar bevoegdheid heeft overschreden – daaronder begrepen het geval waarin zij, handelend op grond van de artikelen 16 en 16 ter, het evenredigheidsbeginsel in de zin van artikel 1, lid 5, niet heeft nageleefd, en dat van rechtstreeks en individueel belang is voor die persoon.
Artikel 61
Beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Unie
HOOFDSTUK VI
FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 62
Begroting van de Autoriteit
De inkomsten van de Autoriteit, een Europees orgaan overeenkomstig artikel 70 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad ( 26 ) („het Financieel Reglement”), bestaan met name uit een combinatie van:
verplichte bijdragen van de voor toezicht op de financiële instellingen bevoegde nationale openbare autoriteiten, die worden bepaald overeenkomstig een formule die gebaseerd is op de stemmenweging van artikel 3, lid 3, van het Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen. Voor de toepassing van dat artikel blijft artikel 3, lid 3, van het Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen ook na de daarin vastgestelde uiterste termijn van 31 oktober 2014 van toepassing;
een subsidie van de Unie uit de algemene begroting van de Europese Unie (afdeling Commissie);
vergoedingen die aan de Autoriteit worden betaald in de gevallen als bedoeld in de relevante rechtsinstrumenten van de Unie;
vrijwillige bijdragen van lidstaten of waarnemers;
overeengekomen vergoedingen voor publicaties, opleidingen en andere door de Autoriteit verstrekte diensten, indien hierom specifiek is verzocht door een of meer bevoegde autoriteiten.
Vrijwillige bijdragen van lidstaten of waarnemers als bedoeld in punt d) van de eerste alinea worden niet aanvaard indien de aanvaarding daarvan twijfel zou doen ontstaan over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de Autoriteit. Vrijwillige bijdragen die een compensatie vormen voor de kosten van door een bevoegde autoriteit aan de Autoriteit gedelegeerde taken, worden niet geacht twijfel te doen ontstaan over de onafhankelijkheid van de Autoriteit.
Artikel 63
Vaststelling van de begroting
Artikel 64
Uitvoering van en toezicht op de begroting
Uiterlijk op 15 juni van elk jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit ook een verslagleggingspakket aan de rekenplichtige van de Commissie, in een gestandaardiseerd formaat zoals door de rekenplichtige van de Commissie voor consolidatiedoeleinden vastgesteld.
Artikel 65
Financiële regels
De financiële regeling die van toepassing is op de Autoriteit wordt vastgesteld door de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie. Die regeling mag niet afwijken van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie ( 27 ), tenzij de specifieke eisen voor de werking van de Autoriteit zulks vereisen en alleen na de voorafgaande toestemming van de Commissie.
Artikel 66
Fraudebestrijdingsmaatregelen
HOOFDSTUK VII
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 67
Voorrechten en immuniteiten
Het Protocol (nr. 7) inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het TFEU is gehecht, is van toepassing op de Autoriteit en haar personeel.
Artikel 68
Personeel
Artikel 69
Aansprakelijkheid van de Autoriteit
Artikel 70
Beroepsgeheim
Onverminderd de gevallen die onder het strafrecht vallen, mag vertrouwelijke informatie die de in lid 1 bedoelde personen ontvangen tijdens de uitvoering van hun taken, aan geen enkele persoon of autoriteit worden bekendgemaakt, behalve in samengevatte of geaggregeerde vorm, zodat de individuele financiële instellingen niet kunnen worden geïdentificeerd.
De verplichting op grond van lid 1 van dit artikel en van de eerste alinea van dit lid staat er niet aan in de weg dat de Autoriteit en de bevoegde autoriteiten de informatie gebruiken voor de handhaving van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, en met name voor juridische procedures voor de vaststelling van besluiten.
Dezelfde eisen inzake beroepsgeheim gelden ook voor waarnemers die de bijeenkomsten bijwonen van de raad van bestuur en de raad van toezichthouders en die deelnemen aan de activiteiten van de Autoriteit.
Die informatie valt onder het in de leden 1 en 2 bedoelde beroepsgeheim. De Autoriteit legt in haar huishoudelijk reglement de praktische regelingen voor de uitvoering van de in de leden 1 en 2 vermelde geheimhoudingsregels vast.
Artikel 71
Gegevensbescherming
Deze verordening laat de verplichtingen van de lidstaten onverlet met betrekking tot hun verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EU) 2016/679 of de verplichtingen van de Autoriteit met betrekking tot haar verwerking van persoonsgegevens op grond van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad ( 30 ) bij het uitoefenen van haar taken.
Artikel 72
Toegang tot documenten
Artikel 73
Talenregeling
Artikel 74
Zetelovereenkomst
De noodzakelijke regelingen betreffende de huisvesting van de Autoriteit in de lidstaat waar haar zetel is gevestigd en de door die lidstaat ter beschikking te stellen voorzieningen, alsmede de specifieke voorschriften welke in die lidstaat gelden voor het personeel van de Autoriteit en hun gezinsleden, worden vastgelegd in een vestigingsovereenkomst tussen de Autoriteit en die lidstaat, die zij sluiten nadat de raad van bestuur daarmee heeft ingestemd.
De gastlidstaat zorgt ervoor dat de Autoriteit in optimale omstandigheden kan werken, onder andere door het aanbieden van meertalig onderwijs met een Europese dimensie en adequate vervoersverbindingen.
Artikel 75
Deelname van derde landen
HOOFDSTUK VIII
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 76
Verhouding met het Comité van Europese bankentoezichthouders
De Autoriteit wordt beschouwd als de rechtsopvolger van het Comité van Europese bankentoezichthouders (Committee of European Banking Supervisors - CEBS). Uiterlijk op de datum van oprichting van de Autoriteit worden alle activa en passiva en alle lopende verrichtingen van het CEBS automatisch aan de Autoriteit overgedragen. Het CEBS stelt een verklaring op waaruit de afsluiting van zijn activa en passiva op het tijdstip van de overdracht blijkt. Die verklaring wordt aan een audit onderworpen en goedgekeurd door het CEBS en door de Commissie.
Artikel 77
Overgangsbepalingen voor het personeel
Alle in lid 1 bedoelde contractuele personeelsleden wordt de mogelijkheid geboden een tijdelijk contract te sluiten overeenkomstig artikel 2, onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, in de rang als bepaald in de personeelsformatie van de Autoriteit.
Na de inwerkingtreding van deze verordening organiseert de voor het sluiten van contracten bevoegde Autoriteit een interne selectie voor het contractueel personeel van het CEBT of het secretariaat daarvan om de bekwaamheid, efficiëntie en integriteit van de in dienst te nemen personen te toetsen. In de interne selectieprocedure wordt ten volle rekening gehouden met de vaardigheden en ervaring die de individuele werknemer voor de aanwerving heeft laten zien.
Artikel 78
Nationale bepalingen
De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze verordening metterdaad wordt toegepast.
Artikel 79
Wijzigingen
Besluit nr. 716/2009/EG wordt hierbij gewijzigd in zoverre dat het CEBT verwijderd wordt uit de lijst van begunstigden in afdeling B van de bijlage bij dat besluit.
Artikel 80
Intrekking
Besluit 2009/78/EG van de Commissie tot instelling van het CEBT wordt hierbij ingetrokken met ingang van 1 januari 2011.
Artikel 81
Evaluatie
Uiterlijk op 31 december 2021 en vervolgens om de drie jaar publiceert de Commissie een algemeen verslag over de met de werkzaamheden van de Autoriteit en met de in deze verordening vastgestelde procedures opgedane ervaring. In dat verslag worden onder meer de volgende elementen beoordeeld:
de mate van doeltreffendheid en convergentie in toezichtspraktijken die de bevoegde autoriteiten hebben bereikt:
de mate van onafhankelijkheid van de bevoegde autoriteiten en de mate van convergentie in normen die gelijkwaardig zijn aan corporate governance;
de onpartijdigheid, objectiviteit en onafhankelijkheid van de Autoriteit;
de werking van de colleges van toezichthouders;
de geboekte vooruitgang met betrekking tot convergentie op gebieden als crisispreventie, -management en -afwikkeling, daaronder begrepen financieringsmechanismen van de Unie;
de rol van de Autoriteit wat systeemrisico’s betreft;
de toepassing van de bij artikel 38 ingestelde vrijwaringsclausule;
de toepassing van het bij artikel 19 ingestelde bindende bemiddelende optreden;
de werking van het Gemengd Comité;
de belemmeringen voor of het effect op prudentiële consolidatie overeenkomstig artikel 8.
In het in lid 1 bedoelde verslag wordt ook onderzocht:
of het toezicht op bankwezen, verzekeringen en bedrijfspensioenen, effecten en financiële markten gescheiden moet blijven;
of het prudentieel toezicht en het toezicht op de gedragsregels moeten worden gecombineerd dan wel gescheiden;
of de architectuur van het ESFS moet worden vereenvoudigd en versterkt om de samenhang tussen het macro- en het microniveau en tussen de ESA’s te vergroten;
of de ontwikkeling van het ESFS gelijke tred houdt met de wereldwijde ontwikkeling;
of er binnen het ESFS voldoende diversiteit en topkwaliteit beschikbaar is;
of verantwoordingsplicht en transparantie met betrekking tot de publicatievoorschriften adequaat zijn;
of de middelen waarover de Autoriteit beschikt, berekend zijn op de uitvoering van haar taken;
of de vestigingsplaats van de Autoriteit behouden moet worden, of het passend is de ESA’s met het oog op een betere onderlinge coördinatie naar één vestigingsplaats over te brengen.
Artikel 81 bis
Evaluatie van de stemregeling
Met ingang van de datum waarop het aantal niet-deelnemende lidstaten vier bereikt, evalueert de Commissie de werking van de in de artikelen 41 en 44 omschreven stemregeling, rekening houdend met de sinds de inwerkingtreding van deze verordening opgedane ervaring, en brengt zij hierover verslag uit aan het Europees Parlement, de Europese Raad en de Raad.
Artikel 82
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2011, uitgezonderd artikel 76 en artikel 77, leden 1 en 2, die van toepassing zijn met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
De Autoriteit wordt opgericht op 1 januari 2011.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
( 1 ) Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB L 133 van 22.5.2008, blz. 66).
( 2 ) Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
( 3 ) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
( 4 ) Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 149).
( 5 ) Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 214).
( 6 ) Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35).
( 7 ) Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).
( 8 ) Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
( 9 ) Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 1)
( 10 ) Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).
( 11 ) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
( 12 ) Zie bladzijde 48 van dit Publicatieblad.
( 13 ) Zie bladzijde 84 van dit Publicatieblad.
( 14 ) Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).
( 15 ) Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 225 van 30.7.2014, blz. 1).
( 16 ) Richtlijn 2014/17/ЕU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 34).
( 17 ) Verordening (EU) 2015/751 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende afwikkelingsvergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 1).
( 18 ) Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7).
( 19 ) Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009 (PB L 94 van 30.3.2012, blz. 22).
( 20 ) Verordening (EU) 2019/2033van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014 (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 1).
( 21 ) Richtlijn (EU) 2019/2034van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 64).
( 22 ) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
( 23 ) Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie („EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
( 24 ) Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PB L 305 van 26.11.2019, blz. 17).
( 25 ) PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.
( 26 ) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
( 27 ) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie van 18 december 2018 houdende de financiële kaderregeling van de bij het VWEU en het Euratom-Verdrag opgerichte organen, bedoeld in artikel 70 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 122 van 10.5.2019, blz. 1).
( 28 ) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
( 29 ) Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).
( 30 ) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
( 31 ) PB 17 van 6.10.1958, blz. 385.