This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 51995PC0118
Proposal for a COUNCIL REGULATION (EC) on notifying the Commission of investment projects of interest to the Community in the petroleum, natural gas and electricity sectors
Voorstel voor een VERORDENING (EG) VAN DE RAAD inzake mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten van communautair belang in de sectoren aardolie, aardgas en elektriciteit
Voorstel voor een VERORDENING (EG) VAN DE RAAD inzake mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten van communautair belang in de sectoren aardolie, aardgas en elektriciteit
/* COM/95/118 def. - CNS 95/0083 */
PB C 346 van 23.12.1995, p. 10–13
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Voorstel voor een VERORDENING (EG) VAN DE RAAD inzake mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten van communautair belang in de sectoren aardolie, aardgas en elektriciteit /* COM/95/118 DEF - CNS 95/0083 */
Publicatieblad Nr. C 346 van 23/12/1995 blz. 0010
Voorstel voor een verordening van de Raad inzake mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten van communautair belang in de sectoren aardolie, aardgas en elektriciteit (95/C 346/05) (Voor de EER relevante tekst) COM(95) 118 def. - 95/0083(CNS) (Door de Commissie ingediend op 1 augustus 1995) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 5 en 213, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op de artikelen 187 en 192, Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het advies van het Europees Parlement (1), Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2), Overwegende dat met het oog op de duidelijkheid en vanwege een aantal nieuwe wijzigingen moet worden overgegaan tot omwerking van Verordening (EEG) nr. 1056/72 van de Raad van 18 mei 1972 inzake mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten van communautair belang in de sectoren aardolie, aardgas en elektriciteit (3); Overwegende dat de vaststelling van een gemeenschappelijk energiebeleid tot de doelstellingen van de Gemeenschappen behoort en dat het de taak van de Commissie is met het oog hierop maatregelen voor te stellen; Overwegende dat de gegevens die op grond van de verordening worden verzameld noodzakelijk zijn voor de permanente activiteiten van de Commissie en dat deze gegevens de enige officiële bron van informatie zijn voor de diensten van de Commissie over de ontwikkeling van de produktie-, raffinage- en transportcapaciteiten op het niveau van de sectoren elektriciteit, aardolie en aardgas; Overwegende dat de Raad na kennisneming van de mededeling van de Commissie van 18 december 1968 over de eerste oriëntatie voor een communautair energiebeleid tijdens zijn 88e zitting van 13 november 1969: - in het licht van het verslag van het Comité van Permanente Vertegenwoordigers de grondbeginselen van deze mededeling heeft goedgekeurd, - de Commissie heeft verzocht, hem zo spoedig mogelijk de meest urgente concrete voorstellen op dit gebied te doen, - heeft besloten, deze voorstellen zo spoedig mogelijk te behandelen, teneinde tot de vaststelling van een communautair energiebeleid te komen; Overwegende dat het opstellen van een overzicht over de ontwikkeling van de investeringen in de Gemeenschap een van de onderdelen van dit beleid vormt, met name om de Gemeenschap in staat te stellen de noodzakelijke vergelijkingen te trekken; Overwegende dat de uitvoering van deze taak een zo nauwkeurig mogelijke kennis van de investeringen vereist; dat de ondernemingen, voor wat kolen en atoomenergie betreft, krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie verplicht zijn mededeling te doen van hun investeringsprojecten; dat het wenselijk is deze gegevens aan te vullen met inlichtingen betreffende de sectoren aardolie, aardgas en elektriciteit; dat het in dit verband noodzakelijk is dat de Commissie op de hoogte wordt gesteld van investeringsprojecten van communautair belang in deze sectoren; Overwegende dat de Commissie om haar taak te kunnen verrichten tevens tijdig op de hoogte moet worden gesteld van elke belangrijke wijziging die in dergelijke projecten wordt aangebracht voor wat onder meer de duur van de uitvoering en de geraamde capaciteiten betreft; dat derhalve mededeling van deze elementen eveneens onontbeerlijk is; Overwegende dat het dienstig is dat de Lid-Staten de Commissie, eventueel met commentaar, mededeling doen van op hun grondgebied overwogen investeringsprojecten inzake produktie, opslag en distributie van koolwaterstoffen en elektrische energie; dat de betrokken personen en ondernemingen te dien einde verplicht moeten zijn, de Lid-Staten bedoelde mededelingen te verstrekken; Overwegende dat sommige Lid-Staten niet de verplichting behoeven te handhaven ten aanzien van de betrokken personen en ondernemingen om de investeringsprojecten te weten te komen die later aan de Commissie zullen moeten worden meegedeeld; Overwegende dat in verband met technische, financiële, industriële en sociale aspecten van de investeringsprojecten in de elektriciteitssector, investeringsplannen steeds vaker minstens vijf jaar vóór het begin van de werkzaamheden worden geformuleerd; Overwegende dat er derhalve bij investeringsprojecten inde elektriciteitssector voor dient te worden gezorgd dat de Commissie in kennis wordt gesteld van projecten waarvan de werkzaamheden binnen vijf jaar gerekend vanaf 1 januari van het lopende jaar moeten beginnen; Overwegende dat in de sector olieraffinage investeringen in ontzwavelingsinstallaties voor residuen, gasolie, feedstock en andere aardolieprodukten steeds belangrijker worden, met het oog op de naleving van de strikte kwaliteitsnormen die ten behoeve van de controle op vervuiling moeten worden aangenomen; Overwegende dat, volgens de artikelen 41 en 42 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, van investeringsprojecten van welke aard dan ook op het gebied van de kernenergie uiterlijk drie maanden vóór het afsluiten van de eerste contracten met de leveranciers of drie maanden vóór de aanvang der werkzaamheden aan de Commissie mededeling moet worden gedaan; dat dit in de praktijk evenwel ten gevolge heeft dat er mededeling wordt gedaan van projecten die in een al zeer ver gevorderd stadium verkeren, en dat dan nog op initiatief van en op het tijdstip dat wordt gekozen door de persoon of de onderneming die de investering doet; Overwegende dat de Commissie de verwerkende industrie alleen kan helpen bij de totstandbrenging van investeringen en aanpassingen die nodig zijn voor de levering van zware uitrusting in het kader van de investeringsprogramma's voor elektriciteitsvoorziening, als zij van tevoren op de hoogte wordt gesteld en wel zo lang vóór de uitvoering ervan, dat zij de industrie aanwijzingen kan verstrekken - die verschillen naar gelang van de mate waarin de bouwplannen reeds bindend zijn - met het oog op een juiste beoordeling van de risico's van technische, financiële en sociale aard; Overwegende dat investeringsprojecten in de elektriciteits- en aardgassector met betrekking tot, respectievelijk, ondergrondse of onderzeese transmissielijnen en pijpleidingen, voor zover deze een essentiële schakel in onderling met elkaar verbonden nationale of internationale netwerken en tevens in de transeuropese netwerken vormen, voor de Gemeenschap van belang zijn en dat informatie over dergelijke investeringsprojecten onontbeerlijk is voor de uitvoering van de opdracht van de Commissie in de elektriciteits- en aardgassector; dat de Commissie in kennis moet worden gesteld van dergelijke projecten; Overwegende dat de ervaring heeft geleerd dat de data van 15 februari en 15 januari de personen, ondernemingen en Lid-Staten niet voldoende tijd laten om de nodige inlichtingen te verzamelen; Overwegende dat het van belang is de Commissie in staat te stellen in voorkomend geval bepaalde uitvoeringsvoorschriften vast te stellen, bij voorbeeld ten aanzien van vorm of inhoud van de te verstrekken mededelingen; Overwegende dat de ervaring heeft geleerd dat de inzameling van bepaalde gegevens, gezien de voordelen die men ervan kan verwachten, meer administratieve beperkingen oplegt dan nodig is en het derhalve noodzakelijk schijnt te zijn om het aantal te verzamelen gegevens te beperken en de aard ervan te wijzigen; Overwegende dat de naleving van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen en het vertrouwelijke karakter van de ingewonnen gegevens moeten worden gewaarborgd, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 1. De Lid-Staten verstrekken de Commissie jaarlijks vóór 15 april de gegevens die zij op de grond van lid 2 hebben ingewonnen omtrent de in de bijlage opgesomde investeringsprojecten met betrekking tot produktie, vervoer, opslag en distributie van koolwaterstoffen en elektrische energie, waarvan de concrete uitvoering (begin der werkzaamheden) in het geval van projecten in de sector koolwaterstoffen normaliter binnen een termijn van drie jaar en in het geval van projecten in de elektriciteitssector binnen een termijn van vijf jaar moet beginnen; bij de mededelingen moet rekening worden gehouden met de meest recente ontwikkelingen van de toestand. De Lid-Staten voegen bij deze mededelingen hun eventuele commentaar. 2. Om te voldoen aan de in lid 1 genoemde verplichting dienen de betrokken personen en ondernemingen jaarlijks vóór 15 maart de Lid-Staat op wiens grondgebied zij de in lid 1 vermelde investeringsprojecten willen gaan uitvoeren, hiervan in kennis te stellen. Deze bepaling is evenwel niet van toepassing wanneer de betrokken Lid-Staat besluit andere middelen te gebruiken om de Commissie de inlichtingen over de in lid 1 genoemde investeringsprojecten te verstrekken. 3. De in lid 1 en 2 bedoelde mededelingen bevatten bovendien gegevens omtrent de in werking of in aanbouw zijnde capaciteiten en de capaciteiten die men binnen een termijn van drie jaar buiten werking wil stellen. 4. Voor de berekening van de in de bijlage genoemde capaciteiten of dimensies houden de Lid-Staten, personen en ondernemingen rekening met alle onderdelen van het project, voor zover deze een technisch geheel vormen, zelfs indien de verwezenlijking van het project in opeenvolgende etappes geschiedt. 5. Onder de in de leden 1 en 2 genoemde mededelingen vallen ook investeringsprojecten waarvan de belangrijkste kenmerken (plaats, bouwer, onderneming, technische kenmerken, enz.) eventueel later geheel of gedeeltelijk kunnen worden herzien, dan wel door een bevoegde autoriteit definitief kunnen worden goedgekeurd. Artikel 2 1. Voor de geprojecteerde of in aanbouw zijnde investeringen dienen de in artikel 1 vermelde mededelingen de volgende gegevens te bevatten: - naam en zetel van de persoon of onderneming die investeringen wil gaan doen, - het nauwkeurig omschreven doel en de aard der investeringen, - de geraamde capaciteit of het geraamde vermogen, - de vermoedelijke datum van indienstneming, - de soort gebruikte grondstoffen. Indien wordt beoogd installaties buiten werking te stellen, dienen de mededelingen de volgende gegevens te bevatten: - aard en capaciteit of vermogen van de installaties; - de vermoedelijke datum waarop zij buiten werking zullen worden gesteld. 2. De Commissie is gemachtigd, binnen de in deze verordening en de bijlage daarvan gestelde grenzen, uitvoeringsbepalingen vast te stellen betreffende vorm, inhoud en andere modaliteiten van de in artikel 1 genoemde mededelingen. Artikel 3 De Commissie doet de Raad een overzicht toekomen van de krachtens deze verordening ontvangen gegevens. Artikel 4 De krachtens deze verordening toegezonden inlichtingen hebben een vertrouwelijk karakter. Deze bepaling vormt geen beletsel voor publikatie van algemene gegevens of van overzichten die geen individuele aanwijzingen over de ondernemingen bevatten. Artikel 5 De Lid-Staten treffen de passende maatregelen opdat de uit artikel 1, lid 2 en artikel 4 voortvloeiende verplichtingen worden nageleefd. Artikel 6 Verordening (EEG) nr. 1056/72 van de Raad wordt ingetrokken. Artikel 7 Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. (1) PB nr. C 280 van 8. 12. 1975, blz. 58. (2) PB nr. C 35 van 16. 2. 1976, blz. 22. (3) PB nr. L 120 van 25. 5. 1972, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1215/76 (PB nr. L 140 van 28. 5. 1976, blz. 1). BIJLAGE INVESTERINGSPROJECTEN 1. AARDOLIESECTOR 1.1. Raffinage - destillatie-installaties met een capaciteit van minstens 1 000 000 ton/jaar; - uitbreidingen van de destillatiecapaciteiten tot meer dan 1 000 000 ton/jaar; - reforming/cracking-installaties met een minimumcapaciteit van 500 ton/dag; - ontzwavelingsinstallaties voor stookolieresiduen/gasolie/feedstock/andere aardolieprodukten. Uitgezonderd zijn chemische installaties die geen stookolie en/of motorbrandstoffen produceren of deze alleen als bijprodukten vervaardigen. 1.2. Vervoer - grensoverschrijdende oliepijpleidingen evenals projecten van gemeenschappelijk belang zoals aangegeven in de richtsnoeren opgesteld conform artikel 129 C van het Verdrag. Uitgezonderd zijn pijpleidingen die bestemd zijn voor militaire doeleinden, alsmede pijpleidingen die dienst door voor installaties die van de toepassing van punt 1.1 zijn uitgezonderd. 2. AARDGASSECTOR 2.1. Vervoer - grensoverschrijdende gaspijpleidingen evenals projecten van gemeenschappelijk belang zoals aangegeven in de richtsnoeren opgesteld conform artikel 129 C van het Verdrag; - kopstations voor de invoer van vloeibaar aardgas. Uitgezonderd zijn gasleidingen en kopstations die bestemd zijn voor militaire doeleinden en gasleidingen en kopstations die dienst doen voor chemische installaties die geen energieprodukten vervaardigen of deze slechts als bijprodukt vervaardigen. 2.2. Distributie - installaties voor onderaardse opslag met een capaciteit van ten minste 150 000 000 m³. Uitgezonderd zijn installaties die bestemd zijn voor militaire doeleinden en installaties die dienst doen voor chemische installaties die geen energieprodukten vervaardigen of deze slechts als bijprodukt vervaardigen. 3. ELEKTRICITEITSSECTOR 3.1. Produktie - thermische installaties (eenheden met een vermogen van 200 MW of meer); - hydro-elektrische installaties (centrales met een vermogen van 50 MW of meer). 3.2. Vervoer - bovengrondse transmissielijnen, voor zover deze geschikt zijn voor een spanning van 345 kV of meer; - ondergrondse of onderzeese transmissielijnen, voor zover deze geschikt zijn voor een spanning van 100 kV of meer en essentiële schakels vormen in onderling verbonden nationale of internationale netwerken; - projecten van gemeenschappelijk belang zoals aangegeven in de richtsnoeren opgesteld conform artikel 129 C van het Verdrag.