This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 51999AC0938
Opinion of the Economic and Social Committee on the 'Proposal for a Council Directive on the Protection of workers from the risks related to exposure of carcinogens at work (Sixth individual Directive within the meaning of Article 16 (1) of Directive 89/391/EEC)'
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)"
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)"
PB C 368 van 20.12.1999, p. 18–19
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)"
Publicatieblad Nr. C 368 van 20/12/1999 blz. 0018 - 0019
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)" (1999/C 368/07) De Raad heeft op 17 mei 1999 besloten, overeenkomstig artikel 198 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel. De Afdeling "Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap", die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 30 september 1999 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Etty. Het Comité heeft tijdens zijn 367e zitting (vergadering van 20 oktober 1999) het volgende advies uitgebracht, dat met 97 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 2 onthoudingen is goedgekeurd. 1. Het Comité is het in grote lijnen met de Commissie eens dat de EU-wetgeving eenvoudiger en duidelijker moet worden zonder dat aan de bescherming afbreuk wordt gedaan. Dit geldt vooral voor de soms grote wirwar van voorschriften die betrekking hebben op de veiligheid en gezondheid op de werkplek. 2. De huidige wetgeving zal door de codificatie niet ingrijpend veranderen. 3. Op 1 april 1987 besloot de Commissie dat tot codificatie van voorschriften moet worden overgegaan uiterlijk nadat deze voor de tiende maal zijn gewijzigd; dit is een minimumregel. De Richtlijn over carcinogene agentia van 1990(1) was nog maar één keer gewijzigd toen de Commissie op 8 april 1999 haar voorstel publiceerde. Intussen is deze Richtlijn op 29 april 1999 voor de tweede maal gewijzigd. Met de codificatie van besluiten kan het best worden begonnen op beleidsterreinen waar de behoefte aan duidelijkheid het grootst is. De Commissie moet zien te voorkomen dat een situatie ontstaat waarin codificatievoorstellen bijna onmiddellijk worden gevolgd door een nieuw wijzigingsvoorstel. Het Commissievoorstel houdt verband met de werkingssfeer van de Richtlijn. Aanvankelijk bood deze werkenden alleen bescherming tegen stoffen die op EU-niveau zijn geclassificeerd. Na de eerste wijziging had de Richtlijn ook betrekking op stoffen die door andere officiële instanties als kankerverwekkend worden aangemerkt. De voorbereidingen om als onderdeel van de codificatie een tweede wijziging door te voeren, blijken vergevorderd te zijn. Het valt dan ook te verwachten dat het nieuwe voorstel binnenkort zal worden goedgekeurd. 4. Het Comité kan zich volledig vinden in het voorstel. 5. Op het beleidsterrein in kwestie is het de eerste keer dat een dergelijk voorstel onder de aandacht van het Comité wordt gebracht. Daarom wil het Comité graag meer in het algemeen zijn licht laten schijnen over de codificatie van wetgeving op het gebied van de veiligheid en gezondheid op het werk: - lopen de te codificeren besluiten inzake bescherming van werkenden en burgers uiteen, dan dienen steeds de bepalingen die de veiligheid en gezondheid op het werk het meest ten goede komen, van toepassing te blijven (zie pt. 2); - bevatten de besluiten in kwestie ontheffingen (bijvoorbeeld uitgesloten sectoren), dan moeten de betrokken EU-diensten en -instanties zich onmiddellijk buigen over de vraag of deze nog altijd gerechtvaardigd zijn; vervolgens dienen snel conclusies getrokken en uitgevoerd te worden; - codificatie moet de wetgeving niet alleen duidelijker en toegankelijker voor de doorsnee EU-burger maken, maar is ook van belang voor de regeringen, parlementen en sociaal-economische belangengroeperingen in vooral de Midden- en Oost-Europese kandidaat-lidstaten. In dit verband pleit het Comité eens te meer voor nauwere samenwerking met de organisaties en instanties die zich in deze landen bezighouden met de veiligheid en gezondheid op het werk; - codificatie is niet alleen een zaak van D.-G. V, maar in belangrijke mate ook van de juridische diensten van de Commissie. Niettemin verzoekt het Comité de Commissie nogmaals erop toe te zien dat D.-G. V over genoeg middelen en mankracht kan blijven beschikken om zijn taken naar behoren uit te voeren. - Als de EU-wetgeving er dankzij de diverse codificaties inderdaad duidelijker en toegankelijker op wordt, zou D.-G. V na kunnen gaan of d.m.v. aanvullende besluiten en maatregelen kan worden gezorgd voor een betere toepassing van de bestaande wetgeving. Brussel, 20 oktober 1999. De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité B. RANGONI MACHIAVELLI (1) Richtlijn 90/394/EEG, PB L 196 van 26.7.1990.