Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51999PC0551

Voorstel voor een Beschikking van de Raad betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven van de lidstaten voor het verzamelen van gegevens, alsmede in de financiering van studies en modelprojecten ter ondersteuning van het gemeenschappelijk visserijbeleid

/* COM/99/0551 def. - CNS 99/0224 */

PB C 56E van 29.2.2000, p. 29–33 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51999PC0551

Voorstel voor een Beschikking van de Raad betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven van de lidstaten voor het verzamelen van gegevens, alsmede in de financiering van studies en modelprojecten ter ondersteuning van het gemeenschappelijk visserijbeleid /* COM/99/0551 def. - CNS 99/0224 */

Publicatieblad Nr. C 056 E van 29/02/2000 blz. 0029 - 0033


Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven van de lidstaten voor het verzamelen van gegevens, alsmede in de financiering van studies en modelprojecten ter ondersteuning van het gemeenschappelijk visserijbeleid

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

Voor de toepassing en de verdere ontwikkeling van het GVB is een doeltreffend communautair visserij-onderzoek vereist. Het onderzoek op het gebied van de visserij en de aquacultuur heeft per definitie een sterk communautaire dimensie die meer bevoegdheden en middelen vergt dan waarover de individuele lidstaten beschikken. De meeste visbestanden zijn voor meer dan één lidstaat van belang. Economisch gezien is de communautaire integratie van de sector zeer sterk ontwikkeld, met name wat de markten betreft. De milieuproblematiek, die zowel voor de visserij als voor de aquacultuur van groot belang is, heeft vaak een grensoverschrijdende dimensie. De wetenschapsgebieden waarop voor het visserij- en aquacultuuronderzoek research moeten worden verricht, zijn van een dusdanige omvang dat alleen via een grootschalige communautaire samenwerking snel resultaten kunnen worden bereikt.

Volgens het Vijfde kaderprogramma voor onderzoek zou bij de research sterker rekening moeten worden gehouden met de behoeften van de verschillende takken van gemeenschappelijk beleid, en dus ook van het GVB. Als de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek op niveau wil blijven, moet de research echter innovatief zijn. Het systematisch verzamelen van gegevens waarbij telkens weer dezelfde methodes worden toegepast, is niet bepaald innovatief te noemen; volgens het kaderprogramma voor onderzoek is de subsidiabiliteit van dergelijke activiteiten dan ook niet gegarandeerd. Toch is dat werk nodig. Dit voorstel heeft dan ook betrekking op de raakvlakken van het onderzoek met andere activiteiten, namelijk het verzamelen van basisgegevens in het stadium dat aan het onderzoek voorafgaat, en vervolgens het toepassen van onderzoekresultaten op de problemen van het GVB.

Er moet hiervoor een financiële regeling worden getroffen die aansluit bij het voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een communautair kader voor het verzamelen en beheren van voor het gemeenschappelijk visserijbeleid essentiële visserijgegevens. Dit is dan ook de eerste doelstelling van dit voorstel (Titel I): die titel voorziet in een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven van de lidstaten in het kader van de nationale programma's voor het verzamelen van de essentiële basisgegevens, voor zover die uitgaven verband houden met communautaire programma's. De looptijd van de regeling is zes jaar, zodat de vereiste stabiliteit is gegarandeerd.

Er moet niet alleen een financiële bijdrage worden verleend in de uitgaven van de lidstaten voor het verzamelen en beheren van de essentiële gegevens, maar er moet ook worden gezorgd voor methodologische begeleiding bij de uitvoering van deze programma's. Daarbij gaat het om de evaluatie van de kwaliteit van de verzamelde gegevens, de standaardisering van de methodes, en de coördinatie tussen de lidstaten. Verder moet worden nagegaan of het mogelijk en wenselijk is om het verzamelen van essentiële gegevens tot andere sectoren uit te breiden en met name ook het milieu, de aquacultuur, en de met de visserij en de aquacultuur samenhangende activiteiten. Behalve die studies en modelprojecten voor het verzamelen van gegevens, moeten er acties worden ondernomen om een koppeling tot stand te brengen tussen nieuwe wetenschappelijke kennis en de daadwerkelijke uitvoering van het GVB. Zo moet de Commissie in de eerste plaats ook in de toekomst economische studies kunnen laten uitvoeren over het effect van het GVB, en met name over de bedrijfsstructuren in de sector. Geïntegreerde analyses, waarbij zowel de biologische als de economische dimensie aan de orde komen, verdienen in dat opzicht bijzondere aandacht. Verder moeten ook de verbetering van de visserijcontroles, de totstandbrenging van een evenwicht tussen vangstcapaciteit en visbestanden, en de mogelijkheden om de relatie tussen de visserij en aquacultuur enerzijds en de mariene ecosystemen anderzijds te reguleren, door middel van modelprojecten en studies worden gestimuleerd.

Dit voorstel zal er niet toe leiden dat nieuwe uitgaven ontstaan, maar houdt de uitgaven die zijn gedaan voor het verzamelen van basisgegevens en het uitvoeren van modelprojecten en studies op het peil van de afgelopen jaren. Het is de bedoeling, op grond van de diagnose die in 1993 door de Commissie is gesteld en vervolgens door de Raad is goedgekeurd, de tot nu toe ondernomen acties voort te zetten, aan te vullen en te intensiveren, en daarvoor een eigen kader vast te stellen waarin rekening is gehouden met de ervaring die inmiddels is opgedaan.

99/0224 (CNS)

Voorstel voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven van de lidstaten voor het verzamelen van gegevens, alsmede in de financiering van studies en modelprojecten ter ondersteuning van het gemeenschappelijk visserijbeleid

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europees Parlement ,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur , laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1181/98 , moeten de toestand van de visbestanden en de economische consequenties daarvan regelmatig geëvalueerd worden;

(2) Bij Verordening (EG) nr. ./99 van de Raad van .. 1999 is met het oog op de bepaling van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) een communautair kader voor het verzamelen en beheren van essentiële gegevens voor dat beleid ingesteld;

(3) De lidstaten verrichten, door het verzamelen van deze gegevens, een taak die van belang is voor de Gemeenschap, aangezien deze gegevens bijdragen tot een beter beheer van de gemeenschappelijke visbestanden; als de lidstaten met de tenuitvoerlegging van dergelijke programma's worden belast, moeten zij voor sommige uitgaven die verband houden met het verzamelen en beheren van de gegevens ten behoeve van het GVB, een financiële bijdrage van de Gemeenschap kunnen ontvangen;

(4) Van de acties van de Commissie ter ondersteuning van het verzamelen van voor het visserijbeleid benodigde gegevens in de vorm van jaarlijkse oproepen tot het indienen van voorstellen die in het kader van de innovatieve acties van het FIOV worden gefinancierd, een stabiel niveau hebben bereikt en deze acties derhalve in het kader van rubriek 3 van de financiële vooruitzichten op meerjarenbasis moeten worden geconsolideerd;

(5) De methodes voor het verzamelen en verwerken van de basisgegevens over de visserij moeten worden vergeleken, dat moet worden getracht deze methodes te verbeteren en dat de kwaliteit van de uitkomsten regelmatig moet worden geanalyseerd en geëvalueerd;

(6) Financiële bijstand moet worden verleend om na te gaan of het mogelijk en nuttig is de werkingssfeer van het communautaire kader voor het verzamelen en beheren van essentiële gegevens voor het gemeenschappelijk visserijbeleid uit te breiden;

(7) Bijstand moet kunnen worden verleend voor modelprojecten en studies die nodig zijn voor de bepaling van het GVB, met name economische en bio-economische analyses, onderzoek over het wegwerken en het voorkomen van overcapaciteit, en over het verband tussen de visserij en de aquacultuur enerzijds en de ontwikkeling van de aquatische ecosystemen anderzijds;

(8) Moet worden toegezien op goede uitvoering van de op grond van deze beschikking gefinancierde acties;

(9) Nadere bepalingen moeten worden vastgesteld ten aanzien van de subsidiabiliteit van de uitgaven, de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap, en de voorwaarden die daaraan kunnen worden verbonden,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1. De Gemeenschap kan voor de in deze beschikking bedoelde acties een financiële bijdrage verlenen overeenkomstig de hierin vastgestelde bepalingen.

2. Met betrekking tot de acties waarvoor een financiële bijdrage wordt verleend, wordt een indicatieve financiële programmering voor de Gemeenschap voor de periode 2000-2005 vastgesteld. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit goedgekeurd met inachtneming van de financiële vooruitzichten.

TITEL I

Uitgaven op grond van het communautair kader voor het verzamelen en beheren van de essentiële gegevens voor het gemeenschappelijk visserijbeleid

Artikel 2

1. Deze titel is van toepassing op de gegevens die regelmatig worden verzameld op grond van artikel 1 van Verordening (EG) nr. ../99 (Communautair kader voor het verzamelen en beheren van de essentiële gegevens voor het gemeenschappelijk visserijbeleid).

2. De bijstand van de Gemeenschap geldt voor subsidiabele uitgaven van de lidstaten tussen 1 januari 2000 en 31 december 2005. Alleen de in de bijlage genoemde uitgaven zijn subsidiabel.

Artikel 3

Voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap gelden de volgende maxima:

- 50 % van de subsidiabele overheidsuitgaven voor de communautaire minimumprogramma's als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. ../99 (Communautair kader voor het verzamelen en beheren van de essentiële gegevens voor het gemeenschappelijk visserijbeleid);

- 35 % van de subsidiabele extra overheidsuitgaven voor de uitgebreide communautaire programma's als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. ../99 (Communautair kader voor het verzamelen en beheren van de essentiële gegevens). Er kan echter alleen een financiële bijdrage voor de acties in het kader van het uitgebreide communautaire programma worden verleend voor zover de lidstaat aan alle voorwaarden betreffende het communautaire minimumprogramma voldoet, en de in het kader van deze beschikking beschikbaar gestelde jaarlijkse communautaire kredieten niet volledig zijn opgebruikt voor de financiële bijdrage voor het communautaire minimumprogramma.

Artikel 4

1. Lidstaten die een financiële bijdrage wensen te ontvangen, moeten uiterlijk op 31 mei 2000 de volgende documenten bij de Commissie indienen:

- een nationaal programma als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. ./99 (Communautair kader voor het verzamelen en beheren van de essentiële gegevens),

- een raming van de jaarlijkse uitgaven in de in artikel 2, lid 2, bedoelde periode waarvoor een financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt gevraagd.

2. Met ingang van het jaar 2001 dient iedere lidstaat jaarlijks en telkens uiterlijk op 31 mei bij de Commissie de volgende documenten in:

- een financieel verslag met enerzijds de geplande en anderzijds de feitelijke uitgaven in het vorige kalenderjaar,

- indien nodig, een bijgewerkte versie van het nationale programma als bedoeld in artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. ./99 (Communautair kader voor het verzamelen en beheren van de essentiële gegevens voor het gemeenschappelijk visserijbeleid) voor het lopende jaar en voor de volgende jaren.

3. Ieder jaar neemt de Commissie op basis van de door de lidstaten verstrekte gegevens een besluit over:

a. de subsidiabiliteit van de geplande uitgaven,

b. de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap.

4. Een besluit van de Commissie tot toekenning van een financiële bijdrage geldt als een budgettaire betalingsverplichting.

Artikel 5

1. De voor ieder programmajaar aan een lidstaat toegekende bijdrage wordt in twee tranches betaald:

a. 50 % bij de goedkeuring van de steunaanvraag,

b. het saldo na toezending aan de Commissie van de jaarlijkse aanvraag om vergoeding van de uitgaven van de lidstaat en na aanvaarding door de Commissie van het in artikel 4, lid 2, bedoelde financieel verslag en het in lid 2 bedoelde technisch verslag .

2. De lidstaten presenteren voor ieder programmajaar uiterlijk op 31 mei volgend op dat jaar

- een voortgangsverslag waarin nauwkeurig wordt aangegeven in hoeverre de doelstellingen die bij het vaststellen van het minimumprogramma en het uitgebreide programma van de Gemeenschap zijn bepaald, zijn gerealiseerd,

- hun vergoedingsaanvraag met betrekking tot de in het vorige kalenderjaar gedane uitgaven, gestaafd met de nodige bewijsstukken.

3. Bij de indiening van een vergoedingsaanvraag doen de lidstaten het nodige om na te gaan en te certificeren dat,

- de acties en uitgaven in het kader van het in artikel 4, lid 3, bedoelde besluit van de Commissie corresponderen met het door de Commissie goedgekeurde programma,

- deze acties en uitgaven in overeenstemming zijn met de bij deze beschikking, in de bijlage, vastgestelde bepalingen,

- de regelgeving op het gebied van overheidsopdrachten bij het sluiten van de contracten in acht is genomen.

Artikel 6

1. De vertegenwoordigers van de Commissie kunnen de op grond van deze beschikking gefinancierde acties ter plaatse, onder andere door middel van steekproeven, controleren, en de controlesystemen en -maatregelen onderzoeken die door de nationale autoriteiten zijn ingesteld om onregelmatigheden te voorkomen en door middel van sancties te bestraffen en om, in voorkomend geval, gelden die ten gevolge van onregelmatigheden verloren zijn gegaan terug te vorderen.

2. De Commissie kan alle controles uitvoeren die zij nodig acht om te kunnen toezien op de inachtneming van de voorwaarden en de uitvoering van de taken die bij deze beschikking zijn opgelegd aan de lidstaten, die de door de Commissie voor die controles aangewezen vertegenwoordigers hun medewerking moeten verlenen.

Artikel 7

1. In het verslag dat de Commissie op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. ../99 (Communautair kader voor het verzamelen en beheren van de essentiële gegevens voor het gemeenschappelijk visserijbeleid) tegen uiterlijk 31 december 2002 moet uitbrengen, moet een kosten-batenanalyse worden opgenomen.

2. Aan de hand van dit verslag gaat de Commissie na of het nodig is deze beschikking aan te passen, dan wel de toepassing ervan te verbeteren.

TITEL II

Studies en modelprojecten

Artikel 8

1. De Commissie kan studies en modelprojecten laten uitvoeren.

2. Het kan gaan om :

a. studies en modelprojecten om de methodes voor het verzamelen van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. .../99 (Communautair kader voor het verzamelen en beheren van de essentiële gegevens) bedoelde gegevens te optimaliseren en te standaardiseren,

b. proefprojecten voor het verzamelen van gegevens over de in artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. .../99 (Communautair kader voor het verzamelen en beheren van de essentiële gegevens) genoemde gebieden,

c. economische en bio-economische analyses en simulaties die verband houden met beslissingen die worden overwogen in het kader van het GVB en met de evaluatie van de effecten van het GVB,

d. analyse van het verband tussen vangstcapaciteit, visserij-inspanning en visserijmortaliteit,

e. verbetering van de controle op de toepassing van het GVB, met name uit het oogpunt van de kosten-batenverhouding;

f. evaluatie en regulering van de relatie tussen visserij en aquacultuur enerzijds en de aquatische ecosystemen anderzijds.

3. De studies en modelprojecten mogen geen betrekking hebben op acties die:

a. subsidiabel zijn op grond van het Vijfde Kaderprogramma voor Onderzoek,

b. binnen de werkingssfeer van titel I van deze beschikking vallen,

c. onder de artikelen 21 en 22 van Verordening (EG) nr. 1260/99 van de Raad houdende algemene bepalingen betreffende de Structuurfondsen vallen.

4. De Commissie publiceert jaarlijks de lijst van prioritaire thema's voor deze studies en modelprojecten.

5. Voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap in de kosten van deze acties gelden de volgende maxima:

a. tot 50 % van de totale subsidiabele uitgaven voor de acties die na een oproep tot het indienen van voorstellen op gang worden gebracht. Universitaire instellingen en openbare onderzoeksinstellingen die volgens het nationaal recht waaronder zij vallen alleen marginale kosten in rekening kunnen brengen, kunnen voorstellen indienen die voorzien in financiering van maximaal 100 % van de marginale kosten van het project,

b. 100 % van de subsidiabele uitgaven voor de studies en modelprojecten die op initiatief van de Commissie en op een andere manier dan via een oproep tot het indienen van voorstellen op gang worden gebracht.

6. De totale financiële bijdrage voor de op grond van lid 2, onder c) tot en met f), uitgevoerde studies en modelprojecten mag niet meer bedragen dan [15 %] van de goedgekeurde jaarlijkse begrotingsmiddelen voor de in het kader van deze beschikking te financieren acties.

Titel III

Algemene bepalingen

Artikel 9

Gedurende de in artikel 2, lid 2, bedoelde periode kan, op initiatief van de Commissie, ook een financiële bijdrage worden verleend voor:

1. de uitgaven voor technische en administratieve bijstand die zowel in het belang is van de Commissie als van de begunstigden van de actie en die niet tot de gewone overheidstaken behoort, en welke uitgaven verband houden met de bepaling, de voorbereiding, het beheer, de follow-up, de audit en de controle van de in de titels I en II van deze verordening bedoelde programma's en projecten;

2. de kosten van bekendmaking van de resultaten van de in de titels I en II van deze beschikking bedoelde nationale programma's, studies en modelprojecten.

Artikel 10

Deze beschikking is van toepassing met ingang van -datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. /99 (Communautair kader voor het verzamelen en beheren van de essentiële gegevens voor het gemeenschappelijk visserijbeleid)-.

Artikel 11

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

BIJLAGE

Subsidiabele uitgaven in het kader van de communautaire programma's

Onverminderd het bepaalde in punt 4 van deze bijlage gelden als subsidiabele uitgaven uitsluitend de uitgaven die tussen de datum waarop het project feitelijk van start gaat en de datum waarop het wordt afgesloten door de begunstigde en de deelnemers worden gedaan en die nodig zijn voor de uitvoering van het project. De volgende soorten uitgaven kunnen geheel of gedeeltelijk subsidiabele uitgaven zijn :

- personeelsuitgaven

- reiskosten

- duurzame apparatuur

- verbruiksgoederen en -materiaal

- computerkosten

- andere uitgaven overeenkomstig punt 6 van deze bijlage.

1. Personeelskosten

1.1 De personeelskosten corresponderen met het aantal uren dat door wetenschappelijk of technisch personeel aan het project wordt besteed.

1.2 De personeelskosten worden geboekt op basis van de werktijd die aan het project wordt besteed, en worden berekend aan de hand van:

- de reële arbeidskosten (salarissen, sociale lasten, bijdragen sociale zekerheid, en pensioenen) of

- de gemiddelde arbeidskosten, berekend op basis van de vaste praktijk van de begunstigde of de deelnemer, op voorwaarde dat dit gemiddelde niet te sterk afwijkt van de reële arbeidskosten.

1.3 De tijd die door het personeel aan het programma wordt besteed en als zodanig wordt geboekt, moet in registers (uurstaten) worden genoteerd en ten minste één maal per maand door de programmaleider of door een ander hoger personeelslid dat zich met het programma bezighoudt, worden gecontroleerd en bevestigd.

2. Reiskosten

2.1 De reiskosten worden volgens de interne regelingen van de begunstigde of de deelnemer geboekt; voor reizen buiten de Europese Unie is echter een voorafgaande goedkeuring van de Commissie vereist.

3. Duurzame apparatuur

3.1 De uitgaven voor duurzame apparatuur betreffen de aankoop of productie - na de datum waarop het programma daadwerkelijk van start gaat of in de loop van de zes maanden voorafgaand aan die datum - van apparatuur die:

- een geraamde levensduur heeft die niet korter is dan de looptijd van het programma,

- voorkomt in de inventaris van de duurzame apparatuur van de coördinator of de deelnemer of

- wordt beschouwd als een activum volgens de boekhoudkundige methodes, regels en principes van de begunstigde of de deelnemer.

3.2 Voor de berekening van deze subsidiabele uitgaven wordt uitgegaan van een waarschijnlijke levensduur van 36 maanden in het geval van duurzame apparatuur met een waarde van maximaal 10 000 ecu, en van 60 maanden in het geval van andere apparatuur. Het subsidiabele bedrag hangt af van de geraamde levensduur van de tijdens de duur van het programma ingezette apparatuur, op voorwaarde dat de periode waarover dit bedrag wordt berekend ingaat op de datum waarop het programma daadwerkelijk van start gaat dan wel op de datum waarop de apparatuur wordt aangeschaft ingeval dat later is dan de begindatum van het programma, en afloopt op de datum waarop het programma wordt afgesloten. Tevens dient rekening te worden gehouden met de mate waarin de apparatuur tijdens die periode wordt gebruikt.

3.3 Voor iedere aankoop van duurzame apparatuur moet bij de ontvangsten- en uitgavenstaat een gecertificeerde kopie van de factuur worden gevoegd, die vervolgens aan de Commissie wordt doorgestuurd.

4. Verbruiksgoederen en -materiaal

4.1 De uitgaven voor verbruiksmaterialen betreffen de aankoop, de productie, de reparatie of het gebruik van alle materiële goederen of apparatuur die:

- een waarschijnlijke levensduur hebben die korter is dan de duur van het programma en

- niet voorkomen in de inventaris van de duurzame apparatuur van de begunstigde of de deelnemer of

- niet wordt beschouwd als een activum volgens de boekhoudkundige principes, regels en methodes van de coördinator of de deelnemer.

5. Computerkosten

5.1 De uitgaven in verband met het ontwikkelen van programmatuur voor het beheren en raadplegen van gegevensbanken, en het aan de lidstaten ter beschikking stellen van die programmatuur.

6. Externe hulp / Onderaanneming en/of andere uitgaven

6.1 Onderaanneming/externe hulp (gewone dienstverlening of werkzaamheden zonder innoverend karakter die worden verricht ten behoeve van de begunstigde of deelnemer die daar niet zelf voor kan zorgen) of andere extra of onverwachte uitgaven die niet onder een van de bovengenoemde categorieën vallen, kunnen alleen na voorafgaande toestemming van de Commissie als uitgaven in het kader van het programma worden aangemerkt en geboekt.

6.2 Landen die niet tot de Europese Unie behoren kunnen, indien blijkt dat hun bijdrage noodzakelijk of nuttig is voor de uitvoering van de communautaire programma's, als subcontractant aan een nationaal programma deelnemen op voorwaarde dat de Commissie daarvoor schriftelijk toestemming verleent.

7. Niet-subsidiabele uitgaven

7.1 De volgende uitgaven worden niet als subsidiabel beschouwd en kunnen noch direct noch indirect bij de Commissie in rekening worden gebracht:

- winstmarges,

- buitensporige uitgaven,

- uitgaven voor distributie, marketing en reclame om producten te promoten en handelsactiviteiten te stimuleren,

- eventuele voorzieningen voor risico's,

- rente of inkomsten uit het geïnvesteerde kapitaal,

- oninbare schulden,

- representatiekosten, met uitzondering van de kosten die door de Commissie worden erkend als voor de tenuitvoerlegging van het project absoluut noodzakelijke uitgaven,

- alle uitgaven in verband met andere projecten die door een derde worden gefinancierd,

- uitgaven in verband met de bescherming van de resultaten van het project,

- indirecte kosten als: administratiekosten, kosten voor ondersteunend personeel, kantoorbenodigdheden, infrastructuur, apparatuur en diensten,

- BTW en andere soorten heffingen, belastingen of terugvorderbare rechten die op een of andere wijze worden terugbetaald of vergoed.

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. TITEL VAN DE MAATREGEL

Financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven van de lidstaten voor het verzamelen van gegevens alsmede in de financiering van studies en modelprojecten ter ondersteuning van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

2. BEGROTINGSPOST

B2-903 Andere maatregelen ter ondersteuning van het GVB.

(maatregel A : Ondersteuning van het beheer van de visbestanden)

(nomenclatuur VOB 2000)

3. RECHTSGRONDSLAG

- Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een kader, ten behoeve van het gemeenschappelijk visserijbeleid, voor de harmonisering van het verzamelen van essentiële visserijgegevens (COM van )

- Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven van de lidstaten voor het verzamelen van gegevens alsmede in de financiering van studies en modelprojecten ter ondersteuning van het gemeenschappelijk visserijbeleid (COM van )

4. OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL

4.1 Algemene doelstelling

1. Systematisch verzamelen van basisgegevens door de lidstaten

Ten aanzien van de acties van de Commissie ter ondersteuning van het verzamelen van voor het visserijbeleid benodigde gegevens door middel van jaarlijkse oproepen tot het indienen van voorstellen die in het kader van de innovatieve acties van het FIOV worden gefinancierd (B2-181), is een zekere stabiliteit bereikt. Derhalve moeten deze acties binnen een regelgevingskader met de lidstaten op meerjarenbasis worden geconsolideerd.

Visserijbeheer is onmogelijk zonder wetenschappelijk advies over de biologische, technische en economische aspecten. Er is door de wetenschappelijke instanties op gewezen dat het ontbreken van adequate gegevens hierbij een belangrijke belemmering vormt. Dit is geen specifiek probleem van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de noodzaak van een afdoend antwoord wordt in diverse standaardteksten van internationale organen die zich met de visserij bezighouden, aan de orde gesteld, en met name de Overeenkomst van New York (grensoverschrijdende bestanden).

Eén lidstaat alleen kan de problemen niet oplossen. Wanneer meerdere lidstaten bijvoorbeeld een zelfde visbestand exploiteren, zullen de inspanningen die één van hen levert om relevante gegevens te verzamelen vruchteloos zijn indien de andere niet hetzelfde doen. Er moet met andere woorden in communautair verband aan een verbetering van de situatie worden gewerkt. Deze werkzaamheden moeten resulteren in meerjarige gegevensreeksen die volgens geharmoniseerde en niet van jaar tot jaar wisselende procedures zijn verzameld. De gegevens moeten betrekking hebben op alle parameters waarop wetenschappelijke evaluaties worden gebaseerd en moeten langs elektronische weg toegankelijk zijn voor bevoegde en behoorlijk gemachtigde instanties.

De huidige regelgeving omvat een aantal nuttige, en dus te behouden, regels en voorschriften die evenwel onvolledig zijn en daarom aanvulling behoeven. Zij hebben voornamelijk betrekking op, enerzijds, zeer specifieke en vaak zelfs individuele gegevens en, anderzijds, gegevens voor een lidstaat. Voor wetenschappelijke evaluatiedoeleinden is er echter in de eerste plaats behoefte aan gegevens op een hoger, maar niet te hoog, aggregatieniveau, bijvoorbeeld de kwartaalgegevens van de vangsten van een bepaalde categorie vaartuigen in een deel van de Noordzee. Daarnaast wordt over sommige domeinen in het geheel niets verzameld en bestaan er slechts voor een aantal visserijtakken en gebieden geharmoniseerde procedures. De situatie is vergelijkbaar wat betreft de beschikbaarheid van geautomatiseerde gegevensbestanden voor wetenschappers.

2. Door de Commissie uitgevoerde studies en modelprojecten

i) Biologische aspecten

Behalve het systematisch en regelmatig verzamelen van basisgegevens moeten er, met het oog op de toepassing en de verdere ontwikkeling van het GVB, ook specifieke werkzaamheden worden verricht: de bedoeling daarvan is de nodige kennis te vergaren op basis waarvan in de toekomst besluiten kunnen worden vastgesteld (cf. Technische maatregelen en uitbreiding van de gesloten gebieden, of van het gebruik van panelen met vierkante mazen), of de toepassing daarvan kan worden vergemakkelijkt (cf. Omschakeling drijfnettenvissers). Dergelijke studies kunnen ook dienen als voorbereiding voor toekomstige programma's voor het systematisch verzamelen van gegevens, op gebieden waarvoor het nog te vroeg is om routineprogramma's vast te stellen (cf. Visserij en milieu; controle op de activiteiten die indirect verband houden met de visserij; verbetering van de controle).

In al die gevallen gaat het om werkzaamheden waarvoor een hoge graad van vakbekwaamheid is vereist, zonder dat er echt sprake is van onderzoek: veeleer gaat het om een toepassing van het onderzoek.

Verder moeten er aanverwante activiteiten worden uitgevoerd (ontwikkeling van communicatiehulpmiddelen, organisatie van vergaderingen die in het kader van het GBV moeten worden gehouden en waaraan wetenschappers deelnemen).

ii) Economische aspecten

De verdere ontwikkeling van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet tevens gebaseerd zijn op een grondiger analyse van de economische tendensen binnen de sector. Het betreft met name studies op de volgende drie gebieden:

- Studies over het economisch effect van het GVB (buiten de werkingssfeer van het structuurbeleid, dat in het kader van de FIOV-begroting wordt geëvalueerd), ter voorbereiding van het Verslag 2002 over de toekomst van het GVB;

- Studies op het gebied van de visserijeconomie, met de bedoeling meer kennis te vergaren over de systemen voor het beheer van de sector, met name op het gebied van de toegang tot de sector, de instandhouding van de visbestanden en het evenwicht binnen de visserijsector.

- Studies op statistisch gebied, ter voorbereiding van de wetgevingsinitiatieven voor een sterkere harmonisatie van het verzamelen van de statistische gegevens op economisch gebied.

4.2 Bestreken periode en geplande stappen voor de verlenging ervan.

Voor de acties in het kader van het verzamelen van basisgegevens waarvoor een een financiële bijdrage wordt verleend, wordt een indicatieve financiële programmering voor de periode 2000-2005 vastgesteld. De Commissie zal te gelegener tijd nadere bepalingen inzake de verlenging van de actie vaststellen.

Het is de bedoeling dat de bijdrage voor studies en modelprojecten ter ondersteuning van het GVB voor onbeperkte duur geldt.

5. INDELING VAN DE UITGAVEN OF INKOMSTEN

5.1 NVU

5.2 GK

5.3 Aard van de beoogde inkomsten: n.v.t.

6. AARD VAN DE UITGAVEN OF INKOMSTEN

Door de lidstaten verrichte werkzaamheden in verband met het verzamelen en verwerken van de gegevens

- Voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap gelden de volgende maxima:

- 50 % van de totale subsidiabele uitgaven voor de minimumprogramma's,

- 35 % van de totale subsidiabele extra uitgaven voor de uitgebreide programma's, voor zover na de goedkeuring van de jaarlijkse minimumprogramma's nog begrotingskredieten beschikbaar zijn voor het betrokken jaar.

Door de Commissie uitgevoerde studies en modelprojecten ter ondersteuning van het GVB :

- Aan personen of instanties buiten de Commissie opgedragen studies op biologisch, technisch of economisch gebied.

- Organisatie van workshops voor de coördinatie of harmonisatie van de gebruikte methodes, met aandacht voor aspecten die verband houden met de permanente opleiding van wetenschappers.

Voor de selectie van de deskundigen en de instanties buiten de Commissie worden door de Commissie specifieke aanbestedingsprocedures op gang gebracht, oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling georganiseerd of, in voorkomend geval, onderhandse contracten gesloten.

In geval van oproepen tot het indienen van voorstellen bedraagt de financiële bijdrage van de Gemeenschap maximaal 50%, in bepaalde uitzonderlijke gevallen tot 100% in het kader van de regeling voor de marginale kosten, of via medefinanciering van de deskundigen of de begunstigde instanties.

In geval van aanbesteding worden de kosten van de op initiatief van de Commissie uitgevoerde studies en modelprojecten voor 100% door de Gemeenschap gefinancierd.

7. FINANCIËLE CONSEQUENTIES

7.1 Berekening van de totale kosten van de maatregel (verhouding individuele/totale kosten)

De onderstaande bedragen zijn louter indicatief, en kunnen naar gelang van de prioriteiten voor de tenuitvoerlegging van het GVB variëren. De tweejaarlijkse verhoging van de kredieten met ongeveer 4,5% zou moeten corresponderen met de stijging van de reële kosten van de tenuitvoerlegging van de programma's.

VK in mln EUR (afgerond op derde cijfer achter de komma)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.2 Uitsplitsing van de kosten van de maatregel

Gemiddelde kosten per geplande maatregel :

EG in miljoen EUR

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.3 Huishoudelijke uitgaven voor studies, bijeenkomsten van deskundigen e.d., opgenomen in deel B: (voor de periode 2000-2005)

EG in miljoen EUR (huidige prijzen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Uitgaven ter ondersteuning, en technische en administratieve bijstand:

Vergaderingen van deskundigen

De Commissie organiseert vergaderingen ad-hoc met de belangrijkste betrokkenen bij de uitvoering van de bovengenoemde maatregelen.

Publicaties/Verspreiding van gegevens

De resultaten van de in het kader van de oproepen tot het indienen van voorstellen gefinancierde studies zijn voor wetenschappers en voor het grote publiek interessant. Het is dan ook de bedoeling om onder meer een beknopt overzicht te publiceren met voor niet-specialisten bedoelde samenvattingen die deel uitmaken van de eindverslagen over de studies; ook zullen er kaarten en/of brochures worden gepubliceerd waarin een overzicht wordt gegeven van de spreiding en de toestand van de bestanden in de Europese wateren.

Deskundigen follow-up

In sommige gevallen leveren de gefinancierde studies - met name in het geval van de projecten met betrekking tot de visserijtechnologie, de tonijnvisserij, het onderzoek op zee en de geavanceerde methodes voor de evaluatie van de bestanden, en de economische effecten van het GVB op de sector - verslagen op die alleen door technisch of wetenschappelijk zeer deskundige personen kunnen worden beoordeeld. Om ook in die gevallen te kunnen garanderen dat alle documenten naar behoren worden beoordeeld, moet de Commissie een beroep doen op externe deskundigen.

Deskundigen die bij de tenuitvoerlegging van de communautaire programma's worden ingeschakeld

Het betreft deskundigen die worden ingeschakeld voor technische bijstand: zij moeten de prioriteiten bepalen, en de communautaire programma's voorbereiden, beheren en controleren.

Deskundigen die worden ingeschakeld voor de beoordeling van de voorstellen

Zodra er een oproep tot het indienen van voorstellen is gepubliceerd, worden aan de hand van bestaande gegevensbestanden externe deskundigen geselecteerd; daarbij wordt gelet op een juiste geografische en thematische spreiding. Ieder voorstel wordt afzonderlijk bekeken door ten minste drie onafhankelijke deskundigen, die vervolgens een eenstemmige beoordeling van de projecten geven.

7.4 Tijdschema vastleggingskredieten/ betalingskredieten

EG in miljoen EUR

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

8. Maatregelen ter bestrijding van fraude

De ambtenaren van de Commissie kunnen de met kredieten van dit begrotingsonderdeel gefinancierde acties ter plaatse - o.a. steekproefsgewijs - controleren, en nagaan welke controlesystemen en -maatregelen door de nationale autoriteiten zijn ingevoerd, met name wat betreft de verplichtingen tot het inzetten van bepaalde middelen, de preventie van onregelmatigheden, de toepassing van sancties wanneer zich toch onregelmatigheden voordoen, en, in voorkomend geval, de terugvordering van middelen die ten gevolge van onregelmatigheden verloren zijn gegaan.

De ontvangers van de financiële bijdrage moeten bij het indienen van het verzoek om de tussentijdse betaling of de saldobetaling bewijsstukken (kopie overeenkomsten) overleggen.

Verder moeten de lidstaten erop toezien dat de voorschriften op het gebied van overheidsopdrachten in acht worden genomen.

9. Gegevens kosten-batenanalyse

9.1 Specifieke en gekwantificeerde doelstellingen; doelgroep

- Specifieke doelstellingen: verband met de algemene doelstelling: In de verordening(en) ter uitvoering van de verordening van de Raad tot instelling van een kader, ten behoeve van het gemeenschappelijk visserijbeleid, voor de harmonisering van het verzamelen van essentiële visserijgegevens, worden de specifieke doelstellingen voor het verzamelen van de basisgegevens vastgesteld

- Doelgroep : Voor het verzamelen van de basisgegevens: de lidstaten. Voor de studies en modelprojecten ten behoeve van het GVB: eindbegunstigde is de visserijsector in het algemeen

9.2 Motivering van de maatregel

- Reden waarom een bijdrage uit de communautaire begroting noodzakelijk is, met name vanuit het oogpunt van het subsidiariteitsbeginsel

Eén lidstaat alleen kan de problemen niet oplossen. Wanneer meerdere lidstaten bijvoorbeeld een zelfde visbestand exploiteren, zullen de inspanningen die één van hen levert om relevante gegevens te verzamelen vruchteloos zijn indien de andere niet hetzelfde doen. Er moet met andere woorden in communautair verband aan een verbetering van de situatie worden gewerkt. Deze werkzaamheden moeten resulteren in meerjarige gegevensreeksen die volgens geharmoniseerde en niet van jaar tot jaar wisselende procedures zijn verzameld.

- Gekozen methodiek

* voordelen ten opzichte van alternatieve maatregelen (relatieve voordelen):

zie punt 4.1.1

* analyse van gelijkaardige, eventueel op communautair of nationaal niveau ten uitvoer gelegde, maatregelen:

Er bestaat geen gelijkaardige communautaire actie. Er bestaan wel acties die verband houden met de problematiek van het verzamelen van gegevens in bepaalde lidstaten en voor bepaalde onderwerpen. Het kader dat hier wordt voorgesteld is bedoeld om de bestaande acties in een systematische opzet bijeen te brengen en ze te vervolledigen.

* resultaten en verwachte multiplier-effecten:

Aangezien de financiële bijdrage van de Gemeenschap doorgaans slechts een deel van de kosten dekt, kan met de nodige aanvullende financiering een direct multiplier-effect worden gegarandeerd. Bovendien worden vooral de marginale kosten als subsidiabele kosten aangemerkt, terwijl niet-subsidiabele kosten, zoals de afschrijving van onderzoeksschepen, ten laste blijven van de lidstaten en de onderzoeksinstituten. Dankzij de voorgestelde regeling kunnen dus ten behoeve van op initiatief van de Commissie vastgestelde thema's middelen worden ingezet die veel hoger liggen dan de beoogde comunautaire uitgaven.

De invoering van een gemeenschappelijk kader voor het verzamelen van gegevens heeft bovendien een sterk integrerende werking. Dit is ook gebleken in het geval van de kaderregeling die is ingesteld voor het verzamelen van biologische gegevens binnen het bevoegdheidsgebied van de ICES. Deze kaderregeling wordt door het voorgestelde systeem versterkt, wat ook op andere punten (cf. Middellandse Zee, economie, enz.) vergelijkbare effecten zal opleveren.

- Belangrijkste onzekere factoren die van invloed kunnen zijn op de specifieke resultaten van de actie.

De belangrijkste onzekere factor is dat, zeker in het begin, niet alle lidstaten in staat zullen zijn om een adequate nationale bijdrage tegenover de communautaire bijdrage te stellen.

9.3 Follow-up en evaluatie van de maatregel

- Follow-up

De lidstaten presenteren gedurende de tenuitvoerlegging van het programma, jaarlijks een voortgangsverslag waarin wordt aangegeven in hoeverre de doelstellingen die bij het vaststellen van de communautaire programma's waren geformuleerd, zijn bereikt. Voor de studies en modelprojecten moet een tussentijds verslag en/of een eindverslag worden ingediend.

De Commissie kan alle controles uitvoeren die zij nodig acht om te kunnen toezien op de inachtneming van de voorwaarden en de uitvoering van de taken die bij deze verordening zijn opgelegd aan de lidstaten, die de door de Commissie voor die controles aangewezen vertegenwoordigers hun medewerking moeten verlenen.

- Wijze waarop en frequentie waarmee de evaluatie wordt uitgevoerd

Op basis van de door de lidstaten verstrekte gegevens dient de Commissie om de drie jaar een verslag in bij de Raad, waarin een overzicht is opgenomen van de middelen die de verschillende lidstaten voor het verzamelen en het ter beschikking stellen van de betrokken gegevens hebben ingezet, en waarin wordt nagegaan of de toegepaste methodes doeltreffend en conform de voorschriften zijn en welke resultaten al zijn behaald.

- Efficiëntie-indicatoren :

* Output-indicatoren (welke activiteiten zijn er uitgevoerd-)

* Effect-indicatoren (in hoeverre zijn de beoogde doelstellingen bereikt-):

- De specifieke doelstellingen voor het verzamelen van de basisgegevens worden in een of meer verordeningen ter uitvoering van de verordening van de Raad tot instelling van een communautair kader voor het verzamelen en beheren van voor het gemeenschappelijk visserijbeleid essentiële visserijgegevens vastgesteld. De lidstaten moeten aantonen dat zij hebben voldaan aan de verplichtingen tot het inzetten van bepaalde middelen, die in de uitvoeringsverordeningen nauwkeurig worden berekend. Het WTECV beoordeelt de kwaliteit van de resultaten van de gegevensverzameling. Bovendien wordt voor iedere studie een specifieke beoordeling uitgevoerd vanuit het oogpunt van kwaliteit en bruikbaarheid.

10. Administratieve uitgaven (Deel van afdeling iii van de algemene begroting)

Dit gedeelte wordt tegelijkertijd zowel aan DG XIX als aan DG IX toegezonden. DG IX stuurt het met commentaar door aan DG XIX.

De terbeschikkingstelling van de benodigde administratieve middelen geschiedt op grond van het jaarlijkse besluit van de Commissie betreffende de toewijzing van middelen, waarbij rekening zal worden gehouden met het extra personeel en de extra bedragen die de begrotingsautoriteit heeft toegekend.

10.1 Gevolgen voor het aantal posten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

10.2 Financiële gevolgen in verband met extra personeel

(EUR)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Aangezien de maatregel geen vooraf bepaalde looptijd heeft, betreffen de bedragen de totale kosten per twaalf maanden.

10.3 Verhoging van andere huishoudelijke uitgaven i.v.m. deze maatregel, met name voor de bijeenkomsten van comités en deskundigen

(EUR)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Aangezien de maatregel geen vooraf bepaalde looptijd heeft, betreffen de bedragen de totale kosten per twaalf maanden.

Top
  翻译: