Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006AE0730

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen (COM(2005) 457 final — 2005/0194 (COD))

PB C 195 van 18.8.2006, p. 7–9 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

18.8.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 195/7


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen

(COM(2005) 457 final — 2005/0194 (COD))

(2006/C 195/02)

De Raad heeft op 25 november 2005 besloten om, overeenkomstig artikel 95 van het EG-Verdrag, het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over bovengenoemd Voorstel.

De gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 25 april 2006 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Cassidy.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 427e zitting op 17 en 18 mei 2006 (vergadering van 17 mei 2006) het volgende advies uitgebracht, dat met 117 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 2 onthoudingen, werd goedgekeurd:

1.   Samenvatting van de conclusies en aanbevelingen van het EESC

1.1

De ontwerprichtlijn heeft tot doel:

het vrije verkeer van pyrotechnische artikelen in de EU te garanderen;

de consumenten en professionele gebruikers van pyrotechnische artikelen meer veiligheid te bieden;

de veiligheidsvoorschriften die in de lidstaten voor pyrotechnische artikelen gelden, te harmoniseren.

1.2

Het EESC staat in grote lijnen achter de ontwerprichtlijn van de Commissie, maar doet wel de volgende aanbevelingen:

1.2.1

De Commissie moet een langere periode voor de omzetting van de richtlijn overwegen dan de in het huidige artikel 20 genoemde periode. De voor vuurwerk toegestane periode bedraagt slechts 24 maanden vanaf de bekendmaking van de richtlijn, terwijl deze termijn voor andere pyrotechnische artikelen 5 jaar is. Gezien de lange leveringstijd waarmee importeurs van vuurwerk uit China en andere bronnen te maken hebben en die door distributeurs in de EU wordt geschat op ten minste 3 jaar, adviseert het EESC om voor vuurwerk dezelfde termijn te laten gelden als voor andere pyrotechnische artikelen, namelijk 5 jaar.

1.2.2

Het Comité wijst erop dat de regelgeving inzake het testen van vuurwerk en het naleven van de specificatie van het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) verantwoordelijkheden voor importeurs en distributeurs met zich meebrengen. Het EESC pleit er dan ook voor om in de richtlijn duidelijk te vermelden dat importeurs de normen voor CE-markering moeten specificeren wanneer zij bij fabrikanten waar ook ter wereld orders plaatsen. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van tests en voor CE-markering moet blijven berusten bij de fabrikant, waarbij de importeur als bijkomende verantwoordelijkheid moet garanderen dat producten met CE-markering ook daadwerkelijk voldoen aan de CEN-normen (om te voorkomen dat nagemaakte producten op de markt worden gebracht).

1.2.3

Het EESC is van mening dat ook de douaneautoriteiten en andere instanties in de lidstaten erop moeten toezien dat producten met CE-markering daadwerkelijk aan de normen voldoen.

1.2.4

De door lidstaten aan de Europese Commissie doorgegeven gegevens over ongevallen zijn onvolledig. De Commissie is zich hiervan bewust. Het Comité dringt er bij alle lidstaten op aan om ongevallen met consumenten beter bij te houden.

1.2.5

Artikel 14 voorziet in regelgeving voor het snel verstrekken van informatie over producten die een ernstig risico vormen. In afwachting van de inwerkingtreding van de richtlijn zou als voorlopige maatregel ook gebruik kunnen worden gemaakt van het RAPEX-systeem.

1.2.6

Ten aanzien van in motorvoertuigen gebruikte pyrotechnische producten wordt in artikel 12, lid 1, de eis gesteld dat ze „naar behoren zijn geëtiketteerd in de officiële taal (talen) van het land waar het artikel aan de consument wordt verkocht”. Volgens het EESC is de verwijzing naar de consument hier misleidend, omdat de meeste pyrotechnische artikelen in de productiefase in de motorvoertuigen worden ingebouwd. Voor informatie over oorspronkelijke uitrusting kan derhalve de huidige taal gebruikt blijven worden, namelijk het Engels. Fabrikanten van deze uitrusting zijn echter bang dat zij de gebruiksaanwijzingen in alle officiële talen van de 25 lidstaten moeten gaan drukken, omdat ze niet in de hand hebben in welk land het betreffende artikel zal worden gebruikt. Het EESC is van mening dat de veiligheidsinformatiebladen van de fabrikanten moeten volstaan, aangezien de hierop vermelde informatie voornamelijk bestaat uit schematische tekeningen en statistieken.

De eis dat „pyrotechnische artikelen naar behoren zijn geëtiketteerd in de officiële taal (talen) van het land waar het artikel aan de consument wordt verkocht” druist in tegen de uitgangspunten van de interne markt, aangezien etikettering in alle talen een belemmering voor de handel zou vormen. Het EESC is tevens van oordeel dat bijvoorbeeld reserveairbags slechts zelden aan de eindgebruiker worden verkocht, maar doorgaans in de garage worden ingebouwd door monteurs.

1.2.7

Op grond van artikel 8, lid 4, van de ontwerprichtlijn worden lidstaten verplicht om de Commissie op te hoogte te stellen wanneer ze van mening zijn dat producten niet geheel voldoen aan de in artikel 4, lid 1, bedoelde fundamentele veiligheidsvoorschriften, die als rechtsgrondslag zullen dienen. Het Comité doet evenwel de aanbeveling om nu al gebruik te maken van het RAPEX-systeem om gegevens over ongevallen en risico's bekend te maken aan de Commissie, zodat de betreffende informatie wordt doorgegeven aan andere lidstaten.

1.2.8

Het EESC heeft vernomen dat in sommige lidstaten een aantal micro-ondernemingen is betrokken bij de fabricage van vuurwerk dat bestemd is voor speciale plaatselijke evenementen. Lidstaten moeten erop toezien dat ook deze ondernemingen de veiligheidsvoorschriften van de richtlijn naleven.

1.2.9

Pyrotechnische artikelen voor motorvoertuigen moeten vallen onder een VN/ECE-reglement op grond van de Overeenkomst van 1958 (Werkgroep 29 in Genève) in plaats van onder een normalisatie.

1.2.10

Volgens het EESC moet de Commissie instemmen met enige vorm van typegoedkeuring voor pyrotechnische artikelen voor motorvoertuigen.

2.   Samenvatting van het Commissievoorstel

2.1

„Vuurwerk” wordt doorgaans gebruikt voor amusementsdoeleinden of om speciale gebeurtenissen (zoals religieuze feesten) op te luisteren, en maakt deel uit van de culturele geschiedenis van veel EU-lidstaten. In de richtlijn wordt dit vuurwerk los gezien van „pyrotechnische artikelen” die in het kader van de richtlijn betrekking hebben op ontploffingstoestellen die worden gebruikt om airbags en zetelbeveiligingen in motorvoertuigen te activeren.

2.2   Categorieën

In artikel 3 van de ontwerprichtlijn worden 4 vuurwerkcategorieën genoemd:

a)

Vuurwerk

Categorie 1: vuurwerk dat zeer weinig gevaar oplevert en bestemd is voor gebruik in een besloten ruimte (ook binnenshuis);

Categorie 2: vuurwerk dat weinig gevaar oplevert en bestemd is voor gebruik buitenshuis in een besloten ruimte;

Categorie 3: vuurwerk dat middelmatig gevaar oplevert en bestemd is voor gebruik buitenshuis in een grote open ruimte;

Categorie 4: vuurwerk dat veel gevaar oplevert en uitsluitend bestemd is voor professioneel gebruik.

b)

Andere pyrotechnische artikelen

Categorie 1: andere pyrotechnische artikelen dan vuurwerk die weinig gevaar opleveren;

Categorie 2: andere pyrotechnische artikelen dan vuurwerk die bedoeld zijn om alleen door personen met specialistische kennis te worden gehanteerd of gebruikt.

2.3   Leeftijdsgrenzen

2.3.1

Op grond van artikel 7 van de richtlijn mag vuurwerk niet worden verkocht aan:

Categorie 1: iedereen jonger dan 12 jaar;

Categorie 2: iedereen jonger dan 16 jaar;

Categorie 3: iedereen jonger dan 18 jaar.

Andere pyrotechnische artikelen mogen niet worden verkocht of anderszins ter beschikking gesteld aan personen jonger dan 18 jaar, tenzij ze de vereiste beroepsopleiding hebben gevolgd.

2.4

De regelgeving voor het op de markt brengen van pyrotechnische artikelen is in de huidige 25 lidstaten zeer verschillend. Hetzelfde geldt voor de statistieken van ongevallen en het opstellen daarvan. Momenteel hebben de door de lidstaten verzamelde gegevens uitsluitend betrekking op vuurwerk en niet op andere producten zoals pyrotechnische artikelen die in motorvoertuigen, voor podiumeffecten of voor noodsignalen worden gebruikt.

2.5

De markt voor artikelen voor motorvoertuigen is met een waarde van 5,5 miljard euro per jaar (3,5 miljard euro aan airbagsystemen en 2 miljoen euro aan gordelspanners) van beide takken de belangrijkste. (De exportwaarde van die artikelen bedroeg in 2004 223 438 297 euro, de waarde van de import beliep toen 16 090 411 euro.)

2.6

Het overgrote deel van het vuurwerk op de EU-markt wordt geïmporteerd uit China, zodat de meeste werkgelegenheid in deze sector voor rekening komt van het MKB. Naar schatting gaat op zowel de consumentenmarkt als de „professionele” markt per jaar zo'n 700 miljoen euro om. In haar effectbeoordeling gaat de Commissie er vanuit dat het aantal banen in de vuurwerksector ongeveer 3 000 bedraagt, en dat de betreffende werknemers zich voornamelijk bezighouden met de inkoop, de opslag en de distributie van vuurwerk en met vuurwerkshows. Malta vormt hierop een uitzondering met zijn grote aantal religieuze feesten waarbij handgemaakt vuurwerk — dat niet aan consumenten wordt verkocht — wordt afgestoken.

2.7

Het aantal ongevallen varieert, al naargelang de nauwkeurigheid van de nationale statistieken, van 1,36 per miljoen inwoners in Estland tot 60,1 per miljoen inwoners in het Verenigd Koninkrijk. De Commissie concludeert op basis van deze statistieken dat het totale aantal ongevallen met vuurwerk tussen de 7 000 en de 45 000 bedraagt, op een EU-bevolking van 455 miljoen.

2.8

Het lijkt erop dat er in de statistieken van verkeersongevallen in het algemeen geen aparte statistische gegevens zijn opgenomen van ongevallen die door pyrotechnische artikelen voor motorvoertuigen zijn veroorzaakt.

2.9   CE-markering

2.9.1

Hoewel in mei 2003 een CEN-norm is uitgevaardigd, is het momenteel niet verplicht om vuurwerk te voorzien van een CE-markering. In de artikelen 9 en 10 wordt voorgesteld om vuurwerk alleen op de markt toe te laten als is voldaan aan de in deze artikelen vastgelegde procedures.

2.9.2

Lidstaten zullen verplicht worden gesteld om aan de Commissie mee te delen wie zij op hun grondgebied hebben aangewezen om de bedoelde procedure ten uitvoer te leggen.

2.9.3

Vuurwerk mag alleen op de markt worden gebracht als de fabricage aan de beoordelingsprocedure heeft voldaan.

2.10   Pyrotechnische artikelen voor motorvoertuigen

2.10.1

Er bestaan geen uniforme goedkeuringsprocedures voor het in de handel brengen van opblaasmechanismen, modules en andere veiligheidsinrichtingen voor gebruik in motorvoertuigen.

2.11   Effectbeoordeling

2.11.1

De Commissie schat dat de harmonisering van deze procedures zal leiden tot een aanzienlijke kostenbesparing op zowel vuurwerk als pyrotechnische artikelen voor motorvoertuigen. Momenteel worden in de EU naar schatting 50 000 verschillende soorten goedgekeurd vuurwerk gebruikt, en de goedkeuring hiervan bedraagt tussen de 500 en de 3 000 euro per soort vuurwerk per land. De Commissie gaat er vanuit dat de kosten van een nieuw systeem met één uniforme procedure voor alle 25 lidstaten lager zullen liggen.

2.11.2

De kosten van een goedkeuringsprocedure voor één soort airbag voor motorvoertuigen kan in een bepaald land (Duitsland) 25 000 euro bedragen, en de Commissie hoopt dat deze kosten omlaag zullen gaan dankzij concurrentie tussen de keuringsinstanties.

3.   Algemene opmerkingen

3.1

Hoewel het EESC ingenomen is met de doelstellingen van de richtlijn — vrij verkeer van pyrotechnische artikelen, een hoog niveau van consumentenbescherming en fundamentele veiligheidsvoorschriften — maakt het enkele voorbehouden, met name met betrekking tot vuurwerk.

3.2

Aangezien vuurwerk voor het overgrote deel wordt gemaakt in China en fabrikanten aldaar wellicht niet beschikken over de middelen om aan een EU-norm te voldoen, is de vraag wie verantwoordelijk moet worden voor het testen van de artikelen — de importeur, de vertegenwoordiger van de fabrikant of de detailhandelaar?

3.3

Welke garantie is er dat een op geïmporteerd vuurwerk aangebrachte CE-markering authentiek is, en dat het artikel waarop het is aangebracht geen vervalsing is?

3.4

Welke mate van samenwerking kan worden bereikt tussen consumentenbeschermingsorganisaties in de EU en de overheden in het land van herkomst?

3.5

Het EESC staat enigszins sceptisch tegenover de effectbeoordelingen van de Commissie, met name wat betreft de grote marge in de cijfers over ongevallen (tussen de 7 000 en de 45 000). Het is het met de Commissie eens dat „(…) omzichtig moet worden omgesprongen met ramingen van het totale aantal ongevallen in de EU”.

3.6

Dezelfde voorbehouden kunnen worden gemaakt ten aanzien van de beoordeling van de economische effecten en van de nogal optimistische aanname dat de kosten van de goedkeuringsprocedures omlaag zullen gaan dankzij een sterkere concurrentie tussen keuringsinstanties voor pyrotechnische artikelen voor motorvoertuigen.

3.7

Het EESC stelt vast dat de beoordeling van de sociale effecten positief uitvalt wat betreft de doelstelling om het aantal ongevallen met vuurwerk te verminderen, en neutraal ten aanzien van de effecten op de werkgelegenheid in de vuurwerk- en de motorvoertuigsector.

3.8

In de milieueffectbeoordeling wordt de aandacht gevestigd op de invloed van Richtlijn 96/82/EG (Seveso II) van de Raad van 9 december 1996 en van de uitbreiding daarvan bij Richtlijn 2003/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van december 2003 tot inrichtingen waar pyrotechnische artikelen aanwezig zijn.

3.9

Ondanks zijn voorbehouden verwelkomt het EESC deze effectbeoordelingen.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1

De motorvoertuigensector is in economisch opzicht veel belangrijker dan de vuurwerksector. Het betreft een grote exportbranche die veel werkgelegenheid biedt. Het EESC verwelkomt alle maatregelen die fabrikanten in de EU helpen om zich te handhaven in een sector waarin de overzeese concurrentie steeds groter wordt.

4.2

Het EESC hoopt dat de invoering van uniforme voorschriften voor het op de markt brengen van veilig vuurwerk zal leiden tot een opleving van de productie in de EU, aangezien harmonisering van normen op een markt waarin 1,4 miljard euro omgaat (met een consumentenverkoop van € 700 miljoen en een „professionele” verkoop van eveneens € 700 miljoen) schaalvoordelen oplevert die momenteel niet mogelijk zijn vanwege de veelheid aan nationale normen die onderling vaak strijdig zijn.

Brussel, 17 mei 2006

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

A.-M. SIGMUND


Top
  翻译: