Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008IP0113

Op rechten gebaseerde beheersinstrumenten in de visserijsector
Resolutie van het Europees Parlement van 10 april 2008 over op rechten gebaseerde beheersinstrumenten in de visserijsector (2007/2111(INI))

PB C 247E van 15.10.2009, p. 1–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 247/1


Donderdag, 10 april 2008
Op rechten gebaseerde beheersinstrumenten in de visserijsector

P6_TA(2008)0113

Resolutie van het Europees Parlement van 10 april 2008 over op rechten gebaseerde beheersinstrumenten in de visserijsector (2007/2111(INI))

2009/C 247 E/01

Het Europees Parlement,

gezien Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1),

gezien de mededeling van de Commissie betreffende de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (de „Roadmap”) (COM(2002)0181),

gezien de mededeling van de Commissie betreffende op rechten gebaseerde beheersinstrumenten in de visserijsector (COM(2007)0073),

gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie visserij (A6-0060/2008),

A.

overwegende dat de Commissie in haar Groenboek over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) oordeelt dat de alternatieve beheersmethoden een belangrijke aanvullende functie in het beheer van de visvangst door de Gemeenschap kunnen vervullen,

B.

overwegende dat de Commissie een discussie is gestart over op rechten gebaseerd beheer (RBM) in de visserij,

C.

overwegende dat enkele belanghebbenden al een bijdrage hebben geleverd aan deze discussie,

D.

overwegende dat er al meerdere studies zijn uitgevoerd naar RBM, maar dat geen daarvan betrekking had op alle aan de kust gelegen lidstaten van de EU,

E.

overwegende echter dat in een aantal studies al in ingegaan op de functionering en de gevolgen van systemen die zowel binnen als buiten de EU worden toegepast en die de overdracht van rechten tegen de economische waarde mogelijk maken

F.

overwegende dat de Commissie nu een openbare aanbestedingsprocedure voor een onderzoek is gestart,

G.

overwegende dat de Commissie verklaard heeft momenteel geen plannen te hebben om de bestaande beheerssystemen te wijzigen, maar haar intentie bekend gemaakt heeft om veranderingen in het gemeenschappelijk visserijbeleid te introduceren en daarom naar bruikbare alternatieven op zoek is,

H.

overwegende dat de huidige beheersystemen voor de visvangst in de Europese Unie, concreet gesproken de totaal toegestane vangsten (TAC) en quota's, geen antwoord op de problemen van de visvangst bieden, zodat het noodzakelijk en van fundamenteel belang is om een ruim debat over de oplossingen te organiseren, met afweging van de positieve en negatieve aspecten als de nieuwe beheersystemen eventueel aangenomen worden,

I.

overwegende dat het daarom belangrijk is om na te denken over manieren waarop verbeteringen kunnen worden aangebracht in de werking van het GVB, vooral aan de hand van de beheersmethode over de visvangst, waarvan de huidige tekortkomingen duidelijk te voorschijn komen,

J.

overwegende dat eventuele wijzigingen alleen zullen leiden tot verbeteringen als ze garanderen dat de hulpbronnen worden geëxploiteerd op een manier die zorgt voor duurzame omstandigheden voor de economie, het milieu en de maatschappij,

1.

verwelkomt het feit dat de Commissie een discussie is gestart over RBM in de visserij, als voorafgaande stap voor de noodzakelijke verandering van het bestaande beheersbeleid;

2.

meent dat de biologische rijkdommen van de zee een gemeenschappelijk openbaar goed vertegenwoordigen;

3.

is van mening dat de betreffende rechten niet moeten worden gezien als eigendomsrechten, maar als een soort vruchtgebruik of oogstrecht, dat aan passende beperkingen is gebonden;

4.

realiseert zich echter ook dat er verschillende systemen van RBM kunnen worden onderscheiden die zijn gebaseerd op verschillende begrippen:

a)

wat betreft aan wie het recht moet worden verleend, wat de voorwaarden voor overdraagbaarheid zijn en welke economische waarde het recht vertegenwoordigt,

b)

wat betreft de reikwijdte van het recht, in het bijzonder of het is gedefinieerd op basis van de locatie waar het mag worden uitgeoefend, de hoeveelheid die mag worden gevangen of de inspanningen die mogen worden verricht;

5.

verheugt zich over het feit dat de Commissie een openbare aanbestedingsprocedure is gestart om een volledig onderzoek naar de verschillende beheersmethoden mogelijk te maken;

6.

vindt de periode die voor het debat uitgetrokken is te kort en vraagt om ze te verlengen, om er zeker van te zijn dat de verschillende mogelijkheden die zich voordoen en hun consequenties op een degelijke manier onderzocht en bestudeerd worden;

7.

erkent echter dat het zelfs voor de afronding van een dergelijk onderzoek evident is dat er op dit gebied een groot aantal verschillende systemen wordt gebruikt en dat de meeste, zo niet alle, systemen gebruikmaken van een vorm van RBM, als dit in de breedst mogelijke zin wordt opgevat; erkent eveneens dat de ervaringen met beheer aan de hand van de vangstrechten in de lidstaten die het toegepast hebben, in veel opzichten zeer positieve resultaten opgeleverd hebben, bijvoorbeeld voor de capaciteitsvermindering;

8.

is van mening dat het eveneens evident is dat op communautair niveau en in ten minste enkele van de lidstaten de toegepaste vormen van RBM hybride vormen zijn, zowel als het gaat om de toekenning en de overdraagbaarheid/verhandelbaarheid van de rechten, als wat betreft de manier waarop de reikwijdte ervan is gedefinieerd;

9.

wijst op de mate van complexiteit en de moeilijkheden die dat oplevert voor een verschuiving in de richting van een enkel systeem, of dat nu wordt bereikt door harmonisering van de werkwijzen van de lidstaten of door het op communautair niveau te regelen;

10.

meent niettemin dat de bewuste moeilijkheden niet overkomelijk zijn, zoals blijkt uit het feit dat RBM voor visserij, in gebruik is genomen in een groot aantal landen en regio's van de wereld die in de visvangst de grootste belangen te verdedigen hebben, en aangezien het systeem zeer positief kan uitdraaien voor het beheer over een aantal vissersvloten van de Gemeenschap, dat de mogelijkheden van opname in het GVB op zijn minst onderzocht moeten worden;

11.

acht het noodzakelijk om de effecten te kennen die veranderingen, in het bijzonder de introductie van individuele overdraagbare quota en andere vormen van toegangsrechten op communautair niveau, zouden kunnen hebben met betrekking tot:

de relatieve stabiliteit en de rol daarvan bij het in stand houden van de levensvatbaarheid van gemeenschappen die afhankelijk zijn van de visvangst,

de concentratie in de eigendom van dergelijke rechten en haar sociaal-economische gevolgen,

de voordelen die ze grote ondernemingen kan opleveren ten nadele van kleine vissers of de visvangst in gemeenschapsverband,

de vrees voor bijkomende kosten, die demotiverend werken voor investering in schepen, uitrusting, veiligheid en werkomstandigheden;

de waarschijnlijkheid dat de quota in handen vallen van personen op een hoger niveau dan degenen die zich actief bezighouden met de visvangst;

de problemen die zijn verbonden aan het verkrijgen van een eerste toewijzing en aan het voordelige positie van degenen aan wie het recht is toegekend,

het gevaar van overdreven concentratie van de rechten;

12.

meent dat die zorgen behandeld moeten worden voordat er enige stap in de richting van een eenheidssysteem gezet wordt, bijvoorbeeld, zoals blijkt uit bestaande precedenten, de mogelijkheid om de verwerving van bijkomende vangstrechten te begrenzen;

13.

vestigt de aandacht ook op de positieve kanten van RBM in de visserij, waar in vrij ruime kring overeenstemming over bestaat, zoals daar zijn:

rationeler beheer, omdat degenen die de rechten bezitten onmiddellijk voor het beheer en de inachtneming van de algemene regels verantwoordelijk worden gemaakt, hetgeen over het algemeen in een bedrijfsactiviteit met grotere ondernemingszin resulteert, die minder afhankelijk is van advies, bemiddeling en financiering van overheidswege,

eenvoudiger controle, omdat in de vissersvloten die het systeem toepassen, de schepen die bepaalde rechten bezitten, nauwkeurig aanwijsbaar zijn,

minder teruggooi, omdat vangstrechten voor soorten waar geringe quota's voor beschikbaar zijn, gekocht kunnen worden,

een tendens tot rendabeler gebruikmaking van de vloot, hetgeen over het algemeen op capaciteitsvermindering uitloopt door verwijdering van de oudste en minder doeltreffende eenheden,

de eenvoudigste manier om het systeem in te voeren zou toekenning van quota's volgens de relatieve stabiliteit van elke afzonderlijke lidstaat zijn, zodat die stabiliteit evenmin in het gedrang zal komen;

14.

vraagt zich tevens af of een enkel systeem voor RBM wel gepast zou zijn voor verschillende typen visserij;

15.

wenst in dat opzicht de aandacht te vestigen op de uiteenlopende behoeften van de gerichte visserij en de multi-speciesvisserij, alsook op de specifieke situatie van de ambachtelijke visserij;

16.

meent in dat verband dat voor deze categorieën een afzonderlijke regeling moet worden uitgewerkt ofwel volgens criteria die met de geografische afstand van de kust te maken hebben, ofwel door hun een deel van het quotum te reserveren;

17.

verwelkomt daarom het feit dat de Commissie op dit moment niet de intentie heeft zich te mengen in de huidige beheerssystemen;

18.

is echter van mening dat niettemin verdere aandacht moet worden geschonken aan de voor- en nadelen van de verschillende RBM-systemen;

19.

acht het noodzakelijk om economische verstoringen in de visvangst te voorkomen die de kleine reders en met name die uit de sector van de ambachtelijke visserij, benadelen;

20.

erkent dat dergelijke systemen de economische efficiëntie kunnen stimuleren, aangenomen dat ze goed zijn ontworpen; herinnert eraan dat efficiëntie een van de doelstellingen van elke vorm van economisch beleid is en dat het in het belang van het GVB is om een rendabele visvangst te waarborgen die hoe langer hoe minder van de openbare middelen afhankelijk is;

21.

meent, aangezien visvangst een gemeenschappelijk beleidsonderdeel is, dat er op Europees vlak voor de vangstrechten beheersmethoden aangenomen moeten worden die het mogelijk maken om de visrijkdommen beter te beheren;

22.

gelooft dat economische efficiëntie waardevol is als het de doelstellingen van het GVB stimuleert;

23.

roept de Commissie daarom op ervoor te zorgen dat eventuele onderzoeken die zij laat uitvoeren naar RBM moeten zijn gericht op:

I.

het leveren van een volledig beeld en een analyse van de beheerssystemen die op dit moment in gebruik zijn binnen de lidstaten,

II.

het bekijken van de basisbegrippen die betrekking hebben op RBM als het gaat om:

a)

aan wie de rechten mogen worden toegekend, aan wie ze kunnen worden overgedragen en of ze verhandelbaar zijn, en de eventuele beperkingen die hieraan zijn gekoppeld, en

b)

de reikwijdte van de rechten, d.w.z. of ze zijn gedefinieerd in termen van locatie, kwantiteit (output) of inspanning (input) of een combinatie daarvan,

III.

het beoordelen, aan de hand van de informatie die is verzameld over de bestaande beheerssystemen, van de effectiviteit van elk van deze begrippen voor het bereiken van de doelstellingen van het GVB als het gaat om:

a)

het verbeteren van het levensonderhoud van degenen die werkzaam zijn in de visserijsector,

b)

het handhaven van een duurzame oceaanecologie waarin de visstanden beschermd worden, en

c)

het in stand houden van de levensvatbaarheid van gemeenschappen die afhankelijk zijn van de visvangst,

d)

de omvang waarin het systeem sinds zijn invoering de eigendom van de vangstrechten geconcentreerd en tot verlies van werkgelegenheid geleid heeft, en

e)

de economische efficiëntie van de visserijsector;

IV.

het afzonderlijk onderzoeken van deze kwesties voor verschillende typen visserijen, zowel binnen als buiten de communautaire wateren;

24.

dringt er bij de Commissie op aan om meer tijd voor de bespreking van de problematiek uit te trekken;

25.

verzoekt zijn voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en de parlementen van de lidstaten, de regionale adviesraden en het raadgevend comité voor de visserij en de aquacultuur.


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).


Top
  翻译: