Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008IP0213

Een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie Resolutie van het Europees Parlement van 20 mei 2008 over een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie (2008/2009(INI))

PB C 279E van 19.11.2009, p. 30–35 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

19.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 279/30


Een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie

P6_TA(2008)0213

Resolutie van het Europees Parlement van 20 mei 2008 over een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie (2008/2009(INI))

(2009/C 279 E/06)

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie „Een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie” (COM(2007)0575 — SEC(2007)1283),

gezien de mededeling van de Commissie „Conclusies van de raadpleging over een Europees maritiem beleid” (COM(2007)0574),

gezien het voorstel van de Commissie voor een gemeenschappelijke tripartiete verklaring over de instelling van een „Europese maritieme dag” (SEC(2007)1631),

gezien het Groenboek van de Commissie „Naar een toekomstig maritiem beleid voor de Unie: Een Europese visie op de oceanen en zeeën” (COM(2006)0275) en de resolutie van het Parlement van 12 juli 2007 (1),

gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van 8-9 maart 2007 betreffende de goedkeuring door de Europese Raad van het „Actieplan (2007-2009) van de Europese Raad — een energiebeleid voor Europa”,

gezien de mededeling van de Commissie „Naar 20-20 in 2020 — Kansen van klimaatverandering voor Europa” (COM(2008)0030),

gezien de bepalingen in het Verdrag betreffende maritieme arbeid 2006, aangenomen door de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) op 23 februari 2006, het enkele instrument waarin alle sinds 1919 door de ILO aangenomen verdragen inzake maritieme arbeid worden opgenomen en aangepast,

gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme, alsmede de adviezen van de Commissie regionale ontwikkeling, de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie visserij (A6-0163/2008),

A.

overwegende dat de oceanen en zeeën economisch en ecologisch gezien essentiële factoren voor de EU zijn; overwegende dat de EU via haar kust- en ultraperifere regio's een 320 000 kilometer lange kust heeft, waaraan een derde van de Europese bevolking woont,

B.

overwegende dat maritieme industrie en diensten, alsmede de kustregio's in totaal 40 % van het BBP van de EU bijdragen,

C.

overwegende dat de klimaatverandering de grootste uitdaging voor alle beleidsterreinen van de 21ste eeuw is; gezien de bedreiging van de kustgebieden door de stijging van de zeespiegel die door het klimaat veroorzaakt wordt, welke zeer drastische vormen kan aannemen, met verreikende gevolgen voor de inwoners,

D.

overwegende dat de maritieme regio's van de Europese Unie, en in het bijzonder de ultraperifere regio's, enerzijds een belangrijke rol spelen op het gebied van de veiligheid en de bescherming tegen criminaliteit zoals illegale immigratie, terrorisme en smokkelarij, en dat deze anderzijds desalniettemin zijn blootgesteld aan specifieke milieurampen,

E.

overwegende dat criminele aanvallen op vissers-, koopvaardij- en passagiersschepen in internationale wateren in de nabijheid van de Afrikaanse kust in aantal en frequentie zijn toegenomen en grote risico's opleveren voor de levens van de bemanningen en ernstige negatieve consequenties hebben voor de internationale handel;

1.

verwelkomt de goedkeuring door de Commissie van bovengenoemde mededelingen en het actieplan dat in bovengenoemd werkdocument is gepresenteerd;

2.

bevestigt zijn resolutie van 12 juli 2007 en is verheugd dat de Commissie een groot deel van de verzoeken van het Parlement ten minste tot op zekere hoogte heeft overgenomen;

3.

wijst erop dat de uitzonderlijke maritieme dimensie die de EU heeft door haar kusten en ultraperifere regio's, unieke mogelijkheden bieden voor innovatie, onderzoek, het milieu en de biodiversiteit, die stellig in aanmerking moeten worden genomen in het geïntegreerde maritiem beleid voor de EU, en dat de ultraperifere regio's daarnaast zowel op EU- als op mondiaal niveau voortreffelijke communicatiebases bieden ten behoeve van transport en veiligheid;

4.

steunt met klem het voornemen van de Commissie om het potentieel van de korte vaart en het vervoer over de binnenwateren tussen de lidstaten beter te benutten en deze snel in de interne markt te integreren, en juicht het voornemen van de Commissie toe om haar voorstellen over een gemeenschappelijke ruimte voor zeevervoer versneld in te dienen, samen met een algemene strategie voor het maritiem vervoer over de periode 2008-2018;

5.

spoort de lidstaten aan de onderlinge samenwerking en die met de buurlanden uit te breiden met het oog op een adequaat gebruik van TEN-T en overige Europese financieringsmechanismen (zoals Marco Polo) ten behoeve van de projecten snelwegen op zee en kortevaartnetwerken;

6.

verwelkomt het voornemen van de Commissie om de coördinatie met de Europese agentschappen die belast zijn met controle op zee te verbeteren en benadrukt in het bijzonder de preventie van illegale activiteiten (mensen- en drugssmokkel, illegale immigratie en terroristische dreigingen), met specifieke aandacht voor internationale wateren;

7.

verwelkomt het initiatief van de Commissie om een Europees netwerk voor maritieme controle op te zetten en te werken aan een betere samenwerking tussen de kustwachten van de lidstaten; vraagt de Commissie om de resultaten bekend te maken van de haalbaarheidsstudie naar een Europese kustwacht, die reeds eind 2006 had moeten zijn gepubliceerd en had moeten zijn gepresenteerd aan het Europees Parlement en de Raad;

8.

is van mening dat maritieme clusters bij uitstek een bijdrage kunnen leveren om te komen tot een geïntegreerd maritiem beleid; verzoekt de Commissie spoedig te starten met het project voor een Europees netwerk van maritieme clusters;

9.

steunt het voorstel om een jaarlijkse „Europese dag van de zee” op 20 mei in te voeren; is van mening dat een dergelijke actiedag moet worden gebruikt om het belang van het maritiem beleid ook buiten de maritieme wereld, en met deelname van de burgers, scholen, universiteiten en NGO's uit te lichten; herinnert de Commissie aan haar voorstel om een prijs uit te reiken voor voorbeeldige maritieme gebieden bij wijze van de bevordering van positieve voorbeelden uit de praktijk;

10.

is over het algemeen echter van mening dat het actieplan te weinig concrete maatregelen bevat en moedigt de Commissie aan om in de toekomst de instrumenten die haar krachtens de Verdragen ter beschikking staan ambitieuzer te gebruiken;

11.

betreurt dat het actieplan voor het Europees maritiem beleid slechts zeer vrijblijvend ingaat op de uitdagingen van de klimaatverandering; bevestigt zijn mening dat een van de taken van een Europees maritiem beleid moet bestaan uit de voorbereiding op en aanpassing aan de gevolgen van de klimaatverandering, en het dringend in kaart brengen van de nodige aanpassingsmaatregelen, vooral met het oog op het smelten van gletsjers dat leidt tot stijging van de zeespiegel en verhoogd overstromingsgevaar in havens en kustgebieden, en dringt erop aan dat alle relevante beleidsterreinen, en vooral het onderzoeksbeleid, hierin hun bijdrage leveren;

12.

wijst erop dat het smelten van gletsjers niet alleen een stijging van de zeespiegel veroorzaakt, maar tevens onherstelbare schade toebrengt aan het leven van mensen, dieren en planten, en verwelkomt derhalve het voornemen van de Commissie om een Arctic Initiative te starten; roept de wetenschappelijke gemeenschap en de beleidsmakers op de mogelijkheden om de poolkappen te beschermen nader te onderzoeken;

13.

is van mening dat een goed beheer van de zeeën tevens goed beheer van de kustgebieden vereist en dat bouwprojecten langs de EU-kust derhalve in ieder geval op de gevolgen van de klimaatverandering en de bijbehorende stijging van de zeespiegel, de erosie van zand en frequentere en krachtiger stormen berekend dienen te zijn;

14.

ondersteunt de doelstellingen van de Europese Raad van maart 2007 om tegen 2050 de uitstoot van broeikasgassen te halveren en bevestigt zijn verzoek dat het maritiem beleid een aanzienlijke bijdrage moet leveren aan de vermindering van broeikasgassen, onder andere door de scheepvaart op te nemen in de regeling voor de emissiehandel en door meer onderzoek te doen zowel naar het gebruik van de zeeën als hernieuwbare energiebron als naar de ontwikkeling van nieuwe en schonere technologieën voor de aandrijving van schepen; is van mening dat indien Europa het voortouw neemt in de bestrijding van de klimaatverandering zij haar leidinggevende rol in de milieutechnologie en het onderzoek kan versterken en verder ontwikkelen;

15.

verzoekt de Commissie met klem om ambitieuzer te werk te gaan bij de bestrijding van zwavel- en stikstofoxide-emissies en van de uitstoot van vaste afvalstoffen door schepen; dringt in dit verband nogmaals aan op nauwere samenwerking met de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), en verzoekt met name:

stikstofoxide-emissienormen voor schepen die EU-havens aandoen vast te leggen;

de Middellandse Zee, de Zwarte Zee en het noordoosten van de Atlantische oceaan te bestemmen als controlegebied voor zwavelemissies (SECA) volgens het Internationaal Verdrag ter voorkomen van vervuiling door schepen (MARPO-Verdrag);

het maximaal toegestane zwavelgehalte in brandstoffen voor schepen te verlagen van 1,5 % naar 0,5 % voor in SECA's varende passagiersschepen;

fiscale maatregelen zoals belastingen of heffingen in te voeren op zwaveldioxide- en stikstofoxide-emissies door schepen, en het bepalen van manieren om alle schepen die aanmeren in Gemeenschapshavens of varen in de wateren van EU-lidstaten, ongeacht hun vlag, maatregelen en heffingen op te leggen;

de invoering van gedifferentieerde haven- en vaarwaterheffingen te bevorderen die schepen met lage zwaveldioxide- en stikstofoxide-emissies bevoordelen;

geleidelijk de verplichting in te voeren voor schepen die voor anker zijn gegaan om gebruik te maken van walstroom;

een voorstel voor een EU-richtlijn betreffende de kwaliteit van scheepsbrandstoffen in te dienen;

16.

verwelkomt de maatregelen die zijn genomen om ongecontroleerde lozingen op zee door bepaalde schepen per satelliet te kunnen volgen; vraagt echter om regels die schepen verplichten een soort van black box te gebruiken waar niet mee kan worden geknoeid (er bestaan al gepatenteerde modellen hiervoor), waardoor de hoeveelheden vloeistof die in of uit een tank of het ruim worden gepompt met korte intervallen kunnen worden geregistreerd; wijst erop dat inspectie van door voornoemde black box geproduceerde records zou aangeven of vervuilende olieresiduen buiten de officiële controles om en dus illegaal zijn geloosd;

17.

herhaalt zijn beroep op de lidstaten en de Commissie om met het oog op de luchtvervuiling in veel havensteden en regio's, aanzienlijk betere stimulansen te bieden voor de levering van walstroom aan schepen in de haven; vraagt derhalve om een voorstel tot wijziging van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (2), waarbij die lidstaten die ingevolge artikel 14 van die richtlijn profiteren van de belastingvrijstelling van bunkerolie, worden verplicht om walstroom in dezelfde mate vrij te stellen van belasting; wijst erop dat gelijke fiscale behandeling van walstroom en bunkerolie voor havens en scheepseigenaars een belangrijke prikkel zou kunnen vormen om bij te dragen aan de vermindering van de luchtvervuiling in havensteden door te investeren in de stroomvoorziening voor schepen in de haven;

18.

wijst opnieuw op het feit dat de verontreiniging van de zeeën vanaf het land een belangrijk aandeel heeft in de totale verontreiniging van de zeeën en dat de Commissie zich tot nu toe niet bezig heeft gehouden met dit onderwerp; herhaalt daarom zijn verzoek aan de Commissie om een actieplan ter vermindering van deze verontreiniging voor te stellen en benadrukt zijn verzoek aan de lidstaten om de desbetreffende wetgevingsbesluiten zoals de kaderrichtlijn water (3) onverwijld in nationaal recht om te zetten; onderstreept dat bij de omzetting van de kaderrichtlijn water ook een actieplan voor de opsporing en opruiming van oude munitie uit de voorbije oorlogen in de Noord- en Oostzee hoort;

19.

vraagt de Commissie met klem de lidstaten te helpen een plan te lanceren om gezonken schepen en verzonken archeologische vindplaatsen — die immers deel uitmaken van het historische en culturele erfgoed van de Gemeenschap — te onderzoeken en in kaart te brengen, en om zo de kennis en de studie van dergelijke plaatsen te bevorderen en de plunderingen te helpen voorkomen die vele reeds hebben moeten ondergaan, zodat deze goed bewaard kunnen blijven;

20.

roept de betrokken instellingen op zo snel mogelijk het maritieme pakket ERIKA III aan te nemen en roept de lidstaten op het pakket onverwijld uit te voeren, zodat de juridische middelen worden geboden om ongelukken met rampzalige gevolgen voor de ontwikkeling van de zeeregio's (zoals bijvoorbeeld de rampen met de Erika en de Prestige) te voorkomen en verhelpen;

21.

is van mening dat de kaderrichtlijn mariene strategie (4) de ecologische hoeksteen van het geïntegreerde maritieme beleid voor de EU zou moeten vormen; merkt op dat in deze richtlijn wordt bepaald dat regio's waar de toestand van de zee ernstig is, sneller maatregelen moeten ontwerpen en uitvoeren om een goede ecologische situatie te bereiken; benadrukt dat in dergelijke regio's het met name van belang is dat de Commissie de verschillende sectoren, programma's en strategieën coördineert en voldoende financiële steun biedt; wijst erop dat om een dusdanig geïntegreerd maritiem beleid op te zetten ook rekening dient te worden gehouden met landactiviteiten zoals landbouw, afvalwaterbeheer, transport en energieproductie; meent dat deze regio's proefgebieden kunnen aanwijzen voor een werkelijk en volledig geïntegreerd maritiem beleid;

22.

verwelkomt de inventarisatie door de Commissie van de uitzonderingssituatie van zeelieden met betrekking tot diverse onderdelen van de Europese sociale- en arbeidsveiligheidsregels (zoals Richtlijn 98/59/EG (5) inzake collectief ontslag, Richtlijn 2001/23/EG (6) betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen, Richtlijn 2002/14/EG (7) over de informatie en de raadpleging van de werknemers en Richtlijn 96/71/EG (8) betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten); stelt voor deze richtlijnen in nauwe samenwerking met de sociale partners te herzien;

23.

vraagt die lidstaten die dat nog niet hebben gedaan zo snel mogelijk het geconsolideerde Verdrag betreffende maritieme arbeid 2006, te ratificeren, dat is aangenomen om de leef- en arbeidsomstandigheden van zeevarenden te verbeteren en oneerlijke concurrentie in de scheepvaartindustrie te voorkomen door het geheel van geldende internationale arbeidsnormen bij te werken en vast te stellen;

24.

verzoekt de Commissie dringend Richtlijn 1999/95/EG (9) inzake de arbeidstijd van zeevarenden bij te werken, alsmede de wetgeving inzake aangelegenheden die wel onder de verantwoordelijkheid van de Commissie vallen, maar die niet of slechts gedeeltelijk op Gemeenschapsniveau worden gedekt, bijvoorbeeld de regels ten aanzien van uitzendbureaus of de rechten van werkers op een ondertekend arbeidscontract;

25.

beschouwt de betrokkenheid van regionale en lokale partners als essentieel om van het maritieme beleid een succes te maken; beweert daarom dat de band en de samenwerking tussen de Europese kustregio's moet worden versterkt, door het bevorderen van gecoördineerde strategieën om de ontwikkeling en de concurrentiepositie te versterken en door de verschillende bestuurslagen efficiënter op elkaar aan te sluiten;

26.

hernieuwt zijn verzoek om de geïntegreerde aanpak van een maritiem beleid voor de EU in de toekomst op de voet te volgen en verzoekt de Commissie het politieke kader hiervan te versterken, alsmede de territoriale, sociale en economische samenhang te vergroten, waardoor een koppeling wordt gevormd met het binnenland van Europa en de verschillende beleidsterreinen; stelt voor een tweejaarlijks verslag over het Europees maritiem beleid te publiceren en een regelmatige openbare gedachtewisseling met alle betrokken partijen te houden; verzoekt het toekomstige voorzitterschap van de Raad in het kader van zijn werkprogramma in te gaan op het maritiem beleid; verzoekt bovendien dat de Commissie jaarlijks een duidelijke inventarisatie opmaakt van alle met EU-middelen gefinancierde projecten op maritiem gebied;

27.

verwelkomt het initiatief van de Commissie om de onderhandelingen met derde landen over een beter beheer van de scheepvaart te bevorderen en is een groot voorstander van betere samenwerking met buurlanden ten aanzien van de bescherming van zeeën buiten de nationale jurisdictie;

28.

dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om in het kader van de VN en de IMO actief haar steun te verlenen aan het initiatief van een aantal lidstaten om het recht op achtervolging op zee of in de lucht uit te breiden tot de territoriale wateren van de kustlanden, mits de betreffende landen hiermee instemmen, alsmede om een mechanisme van wederzijdse bijstand in gevallen van piraterij op zee te ontwikkelen;

29.

verzoekt de Commissie om in het kader van het nieuwe geïntegreerde maritieme beleid zo spoedig mogelijk een communautair stelsel voor coördinatie en wederzijdse bijstand op te zetten, om de mogelijkheid te scheppen om militaire vaartuigen onder de vlag van een lidstaat in te kunnen zetten in internationale wateren ter bescherming van koopvaardijschepen uit andere lidstaten;

30.

is van mening dat een omvattende Europese strategie voor marien en maritiem onderzoek van groot belang is en adequaat moet worden gefinancierd, d.w.z. reeds uit hoofde van het zevende kaderprogramma voor onderzoek, maar ook in het kader van toekomstige programma's;

31.

pleit ervoor om in de begroting van de EU-beleidsgebieden en instrumenten na 2013 voldoende rekening te houden met het maritiem beleid, en dringt erop aan dat dit zijn weerslag vindt in samenvattingen in de periodieke verslagen over de strategie voor marien en maritiem onderzoek;

32.

is eveneens ingenomen met de aanbeveling van de Europese Raad van 14 december 2007, waarin hij verklaart dat het maritiem beleid moet worden afgestemd op de uiteenlopende kenmerken van de lidstaten en de maritieme regio's, met inbegrip van kustgebieden, eilanden en ultraperifere regio's;

33.

erkent de bevoegdheid op dit gebied van de lidstaten, maar kijkt toch met belangstelling uit naar de publicatie door de Commissie van een stappenplan om de lidstaten te helpen bij het uitstippelen van een maritiem ruimtelijke ordeningsbeleid; wijst op de noodzaak een goede balans te vinden tussen economische, maatschappelijke, territoriale en ecologische overwegingen;

34.

wijst erop dat de Europese Unie dankzij de exceptionele maritieme dimensie die de kustgebieden, eilanden en de ultraperifere regio's haar bieden, unieke kansen krijgt op gebieden als innovatie, onderzoek, milieu en biodiversiteit, ontwikkeling van innovatieve maritieme technologieën en andere gebieden, en dat het toekomstige geïntegreerde maritieme beleid munt moet slaan uit die kansen; erkent de wenselijkheid van op te richten kenniscentra en beveelt aan de reeds in de kustgebieden bestaande universitaire onderzoekscentra te stimuleren en te ondersteunen;

35.

wijst op het belang van golfenergie als alternatieve bron van schone energie en verzoekt de Commissie bij toekomstige actieplannen rekening te houden met deze energievorm;

36.

is van mening dat de belangrijkste doelstelling van het geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie op het gebied van de visserij moet zijn de bevordering van de modernisering en de duurzame, evenwichtige en rechtvaardige ontwikkeling van deze bedrijfstak in de hele Unie, waarbij de sociaal-economische levensvatbaarheid en de duurzaamheid van de visserijbestanden wordt verzekerd en de onafhankelijkheid en zekerheid van de voedselvoorziening, de levering van vis aan de consument, het behoud van arbeidsplaatsen en de verbetering van de levensomstandigheden van de vissers worden gewaarborgd;

37.

is van mening dat het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) noch de duurzaamheid van de mariene hulpbronnen, noch de economische levensvatbaarheid van de vissersvloten en de kustgemeenschappen van de EU tot nog toe op de juiste wijze heeft gediend, en dat er dus een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie ontwikkeld moet worden waarmee voorkomen kan worden dat er in het GVB tekortkomingen ontstaan als te sterke centralisatie en de onmogelijkheid om rekening te houden met de regionale diversiteit van de wateren binnen de Europese Unie;

38.

meent dat het scheppen van „meer en betere banen” in de maritieme sector, en met name in de visserij-industrie, ook afhankelijk is van de garantie van een redelijk en voldoende inkomen, behoorlijke arbeidsomstandigheden (met inbegrip van gezondheid en veiligheid) en toegang tot scholing voor mensen die in de bedrijfstak werken;

39.

verzoekt de lidstaten om de diploma's van het middelbaar beroepsonderwijs van de afzonderlijke landen voor de beroepen van schipper en mecanicien op vissersboten wederzijds te erkennen;

40.

herhaalt dat er mechanismen moeten worden ingevoerd voor financiële ondersteuning of compensatie van vissers die getroffen worden door de sociaal-economische repercussies van programma's voor herstel van visbestanden of maatregelen ter bescherming van ecosystemen, in het bijzonder in achtergestelde regio's en gemeenschappen en in de ultraperifere regio's;

41.

bevestigt dat het wetenschappelijk onderzoek naar de visserijsector in de verschillende lidstaten meer steun nodig heeft, met name op grond van het zevende kaderprogramma inzake onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie;

42.

verzoekt om communautaire steun voor efficiënte maatregelen die moeten zorgen voor adequate middelen voor het evacueren, ondersteunen en redden van scheepsbemanningen;

43.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.


(1)  Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0343.

(2)  PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51.

(3)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.

(4)  Aangenomen teksten, 11 december 2007, P6_TA(2007)0595.

(5)  PB L 225 van 12.8.1998, blz. 16.

(6)  PB L 82 van 22.3.2001, blz. 16.

(7)  PB L 80 van 23.3.2002, blz. 29.

(8)  PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1.

(9)  PB L 14 van 20.1.2000, blz. 29.


Top
  翻译: