Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009IP0257

Een gemeenschappelijk immigratiebeleid voor Europa: beginselen, maatregelen en instrumenten Resolutie van het Europees Parlement van 22 april 2009 over een gemeenschappelijk immigratiebeleid voor Europa: beginselen, maatregelen en instrumenten (2008/2331(INI))

PB C 184E van 8.7.2010, p. 23–34 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

8.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 184/23


Woensdag, 22 april 2009
Een gemeenschappelijk immigratiebeleid voor Europa: beginselen, maatregelen en instrumenten

P6_TA(2009)0257

Resolutie van het Europees Parlement van 22 april 2009 over een gemeenschappelijk immigratiebeleid voor Europa: beginselen, maatregelen en instrumenten (2008/2331(INI))

2010/C 184 E/06

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie van 17 juni 2008, getiteld „Een gemeenschappelijk immigratiebeleid voor Europa: beginselen, maatregelen en instrumenten” (COM(2008)0359),

gezien het advies van het Comité van de Regio's over een gemeenschappelijk immigratiebeleid voor Europa van 26 november 2008 (1),

gezien het Europees pact inzake immigratie en asiel, aangenomen door de Europese Raad op 15 en 16 oktober 2008 (2),

gezien Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (Terugkeerrichtlijn) (3),

gezien Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle-grensinterventieteams (4),

gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (herschikking) (COM(2008)0820),

gezien de mededeling van de Commissie van 17 oktober 2008, getiteld „Eén jaar na Lissabon: het partnerschap van de EU en Afrika in de praktijk” (COM(2008)0617),

gezien de mededeling van de Commissie van 13 februari 2008„De voorbereiding van de volgende stappen in het grensbeheer in de Europese Unie” (COM(2008)0069),

gezien het werkdocument van de Commissie getiteld „Evaluatie en monitoring van de uitvoering van het EU-plan inzake de beste praktijken, normen en procedures bij de voorkoming en bestrijding van mensenhandel” (COM(2008)0657),

gezien de gemeenschappelijke strategie Afrika-EU en het eerste actieplan daarvan (2008-2010) – het Strategisch Partnerschap – zoals overeengekomen tijdens de Afrikaans-Europese Top op 8 en 9 december 2007 in Lissabon (5),

gezien de mededeling van de Commissie van 30 november 2006, getiteld „Eén jaar algehele aanpak van migratie: naar een alomvattend Europees migratiebeleid” (COM(2006)0735),

gezien het Haags programma – Versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie, dat is aangenomen door de Europese Raad van 4-5 november 2004,

gezien het Tampere-programma dat is aangenomen door de Europese Raad van 15 en 16 oktober 1999, waarin een coherente aanpak op het gebied van immigratie en asiel is vastgesteld,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 maart 2009 over „De toekomst van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel” (6),

onder verwijzing naar zijn standpunt van 19 februari 2009 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad waarin sancties worden voorzien tegen werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen (7),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 5 februari 2009 over de uitvoering in de Europese Unie van Richtlijn 2003/9/EG tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers en vluchtelingen: werkbezoeken van de Commissie burgerlijke vrijheden 2005-2008 (8),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 december 2008 over de evaluatie en de toekomstige ontwikkeling van het Frontex-agentschap en over het Europese grensbewakingssysteem Eurosur (9),

onder verwijzing naar zijn standpunt van 20 november 2008 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan (10),

onder verwijzing naar zijn standpunt van 20 november 2008 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven en te werken en betreffende een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven (11),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 2 september 2008 over de evaluatie van het Dublin-systeem (12),

onder verwijzing naar zijn standpunt van 23 april 2008 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten (13),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 september 2007 over het beleidsplan legale migratie (14),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 september 2007 over de beleidsprioriteiten in het kader van de strijd tegen de illegale immigratie van onderdanen van derde landen (15),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 juli 2006 over strategieën en middelen voor de integratie van immigranten in de Europese Unie (16),

gelet op het Verdrag van Amsterdam op grond waarvan bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het gebied van immigratie en asiel zijn verleend aan de Gemeenschap en gelet op artikel 63 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie cultuur en onderwijs en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0251/2009),

A.

overwegende dat migratie naar Europa een gegeven blijft zolang er tussen Europa en andere delen van de wereld grote verschillen bestaan op het gebied van welvaart en levenskwaliteit,

B.

overwegende dat een gemeenschappelijke aanpak van immigratie in de EU noodzakelijk is geworden, vooral in een gemeenschappelijk gebied zonder interne grenscontroles, waar het al dan niet handelen van de ene lidstaat rechtstreeks van invloed is op andere lidstaten en de EU in het algemeen,

C.

overwegende dat een slecht beheerde migratie de sociale cohesie in de landen van bestemming kan verstoren en tevens nadelige gevolgen kan hebben voor de landen van herkomst en de migranten zelf,

D.

overwegende dat reguliere migratie een kans vormt waarvan zowel migranten, hun landen van herkomst (omdat hun migranten geld opsturen naar huis), als lidstaten kunnen profiteren; overwegende echter dat vooruitgang op het gebied van reguliere migratie hand in hand moet gaan met effectieve maatregelen voor de bestrijding van niet-reguliere immigratie, omdat het vooral deze immigratie is die het bestaan van criminele mensenhandelorganisaties mogelijk maakt,

E.

overwegende dat een echt gemeenschappelijk communautair immigratiebeleid niet enkel gebaseerd mag zijn op de bestrijding van niet-reguliere migratie, maar ook op de samenwerking met derde landen en doorreislanden en op het bestaan van een adequaat integratiebeleid,

F.

overwegende dat het migratiebeleid in Europa moet voldoen aan de normen van het internationaal recht, in het bijzonder welke betrekking hebben op mensenrechten, menselijke waardigheid en het recht op asiel,

G.

overwegende dat de Europese Unie een gastvrije omgeving is en dat moet blijven voor hen die het recht verkrijgen er te verblijven, of het nu gaat om immigranten om redenen van arbeid, gezinshereniging of studie of om personen die internationale bescherming behoeven,

H.

overwegende dat migranten de voorbije decennia een heel belangrijke rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van de Europese Unie en van het Europees project en dat het van wezenlijk belang is dat te erkennen en tevens te erkennen dat de Europese Unie nog steeds migranten nodig heeft,

I.

overwegende dat volgens Eurostat de vergrijzing in de EU op de middellange termijn toeneemt, met als gevolg een verwachte vermindering van de beroepsbevolking met mogelijk bijna 50 miljoen tegen 2060, en dat immigratie kan fungeren als een belangrijke aanjager voor goede economische resultaten in de EU,

J.

overwegende dat de strategie van Lissabon in haar plannen voor groei en werkgelegenheid te kampen kan krijgen met schaarse arbeidskrachten dat het behalen van de doelstellingen in de weg kan staan, dat de werkloosheid momenteel toeneemt, en dat deze schaarste op korte termijn kan worden tegengegaan door een adequaat en gestructureerd beheer van de economische immigratie,

K.

overwegende dat immigranten vaak onzekere banen of kwalitatief mindere banen hebben, of banen waarvoor zij overgekwalificeerd zijn,

L.

overwegende dat de EU zich ook meer moet inspannen om problemen als gevolg van tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden intern aan te pakken, door sectoren aan te boren die momenteel een lage participatiegraad kennen, zoals mensen met een handicap of een onderwijsachterstand, of langdurig werkloze, reeds in de EU verblijvende asielzoekers,

M.

overwegende dat het aantal vrouwelijke immigranten in de EU voortdurend toeneemt en naar schatting 54 % van het totale aantal immigranten uitmaakt,

N.

overwegende dat vrouwelijke immigranten aanzienlijke problemen bij de integratie en de toegang tot de arbeidsmarkt ondervinden ten gevolge van hun lage opleidingsniveau en de negatieve stereotypen en praktijken die zij uit het land van herkomst hebben meegebracht, evenals de negatieve stereotypen en de discriminatie die in de lidstaten bestaan; overwegende echter dat veel hoog opgeleide jonge vrouwen naar de EU komen en hier relatief ongeschoold werk verrichten,

Algemene overwegingen

1.

is een groot voorstander van de formulering van een gemeenschappelijk Europees immigratiebeleid dat is gebaseerd op een hoge mate van politieke en operationele solidariteit, wederzijds vertrouwen, transparantie, partnerschap, gedeelde verantwoordelijkheid en gezamenlijke inspanningen op basis van gemeenschappelijke waarden en concrete acties, alsook op de waarden die worden erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

2.

herhaalt dat het beheer van migratiestromen moet gebeuren op basis van een gecoördineerde aanpak die rekening houdt met de demografische en economische situatie van de EU en haar lidstaten;

3.

is van mening dat de ontwikkeling van een gemeenschappelijk immigratiebeleid aanzienlijk gebaat zou kunnen zijn bij meer en regelmatig overleg met vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, zoals organisaties die werken voor en met migrantengemeenschappen;

4.

betreurt dat tot dusverre te weinig is gedaan om een gemeenschappelijk beleid inzake legale immigratie te formuleren en verwelkomt de nieuwe wetgevingsinstrumenten die zijn aangenomen in het kader van het gemeenschappelijk Europees beleid voor legale immigratie;

5.

benadrukt dat een coherent en evenwichtig gemeenschappelijk Europees immigratiebeleid de geloofwaardigheid van de EU in haar relatie met derde landen vergroot;

6.

wijst er nogmaals op dat het doeltreffende beheer van migratie de betrokkenheid van regionale en lokale autoriteiten vereist en werkelijke partnerschappen en samenwerking met derde landen van herkomst of doorreis, die vaak de indruk hebben dat hun eenzijdig beslissingen worden opgelegd; benadrukt dat een dergelijke samenwerking alleen mogelijk is wanneer het derde land de internationale wetgeving inzake mensenrechten en bescherming respecteert en de Geneefse Conventie betreffende de status van vluchtelingen (1951) heeft ondertekend;

7.

is van mening dat immigratie naar de EU niet de oplossing is voor de uitdagingen waarmee ontwikkelingslanden te maken hebben en dat een gemeenschappelijk immigratiebeleid moet worden gekoppeld aan een effectief ontwikkelingsbeleid van de landen van herkomst;

8.

verwelkomt de sluiting van het hoger vermelde Europees pact inzake immigratie en asiel en de maatregelen, instrumenten en voorstellen die de Commissie heeft gepresenteerd in haar voornoemde mededeling „Een gemeenschappelijk immigratiebeleid voor Europa: beginselen, maatregelen en instrumenten”; verzoekt de Raad en de Commissie snel met de uitvoeringsfase van deze toezeggingen te beginnen;

9.

verwelkomt de institutionele implicaties van het Verdrag van Lissabon, en in het bijzonder de uitbreiding van de medebeslissing en gekwalificeerde meerderheid van stemmen voor het hele immigratiebeleid, de verduidelijking van de Europese bevoegdheid inzake visa en grenscontroles, en de uitbreiding van de Europese bevoegdheid op het gebied van asiel en legale en niet-reguliere migratie;

10.

is van mening dat een gemeenschappelijk immigratiebeleid ook de instelling van een gemeenschappelijk asielbeleid vereist en verwelkomt het verslag over de toekomst van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (CEAS) en het voorstel van de Commissie voor een verordening ter oprichting van een Europees bureau voor ondersteuning op asielgebied;

Welvaart en immigratie

Legale migratie

11.

is van mening dat legale migratie nog steeds noodzakelijk is om te voorzien in de behoeften van Europa op het gebied van demografie, de arbeidsmarkt en kwalificaties als gevolg van het effect van demografische krimp en vergrijzing op de economie; het levert tevens een bijdrage aan de ontwikkeling van derde landen, door de uitwisseling van kennis en know how en door middel van betalingen door migranten; roept op tot de tenuitvoerlegging van veilige systemen om deze overschrijvingen naar derde landen te vereenvoudigen;

12.

is van mening dat reguliere migratie het alternatief moet vormen voor niet-reguliere immigratie, aangezien het een legale, veilige en georganiseerde toegangsweg tot de Europese Unie vormt;

13.

roept in herinnering dat er rond 2050 volgens de prognoses van de Commissie naar schatting 60 miljoen migrerende werknemers nodig zullen zijn, hetgeen de noodzaak met zich meebrengt om migratie langs legale weg mogelijk te maken;

14.

onderstreept de noodzaak van een uitgebreide evaluatie van de markt- en vaardighedenbehoeften van de EU; is echter van mening dat elke lidstaat de controle moet behouden over het aantal personen dat nodig is op zijn arbeidsmarkt en rekening moet houden met het beginsel van communautaire preferentie zolang overgangsmaatregelen van toepassing zijn;

15.

ondersteunt de ontwikkeling van nationale „immigratieprofielen” die op elk gewenst moment een totaalbeeld kunnen geven van de immigratiesituatie in een lidstaat en speciaal aandacht schenken aan de behoeften van de arbeidsmarkt;

16.

wijst er nogmaals op dat het belangrijk is de aantrekkelijkheid van de EU voor hoogopgeleide werknemers te vergroten, ook door het beschikbaar stellen van informatie over de bestemming en de arbeidsmarkt van het gastland, waarbij rekening moet worden gehouden met de braindrain die dit tot gevolg kan hebben in de landen van herkomst; is van mening dat de braindrain zou kunnen worden verzacht door middel van tijdelijke of cirkelmigratie, door opleidingen te organiseren in de herkomstlanden zodat beroepen in belangrijke sectoren, met name onderwijs en gezondheidszorg, er kunnen blijven bestaan, en door middel van samenwerkingsovereenkomsten met de landen van herkomst; vraagt de lidstaten om niet actief personeel te werven in de ontwikkelingslanden waar in belangrijke sectoren zoals de gezondheidszorg en onderwijs een gebrek aan personele middelen is;

17.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om mechanismen, richtsnoeren en andere instrumenten uit te werken die tijdelijke en cirkelmigratie bevorderen, evenals maatregelen, in samenwerking met de landen van herkomst, om het verlies van personele middelen te compenseren door concrete steun te bieden bij de opleiding van vakmensen voor belangrijke sectoren die getroffen worden door het vertrek van talent;

18.

juicht toe dat de tekst over de blauwe kaart de deur heeft opengezet voor een gemeenschappelijk beleid inzake legale immigratie, maar roept de lidstaten op om meer vooruitgang te boeken in de richting van een gemeenschappelijke normen inzake een immigratiebeleid dat niet beperkt is tot hoogopgeleide werknemers;

19.

zegt tevreden te zijn over de aanneming van de blauwe kaart met betrekking tot de voorwaarden voor binnenkomst en verblijf voor hoogopgeleide onderdanen uit derde landen en dringt er bij de Commissie op aan om zo snel mogelijk initiatieven te ontplooien voor de overige arbeidscategorieën, onder meer om niet-reguliere immigratie en uitbuiting van immigranten zonder documenten beter te bestrijden;

20.

roept op tot nieuwe maatregelen om de opvang van studenten en onderzoekers en hun verplaatsing binnen de EU te vergemakkelijken;

21.

wijst erop dat het belangrijk is de vaardigheden van immigranten te erkennen, vooral met het oog op de formele, niet-formele en informele kwalificaties verkregen in het land van herkomst; is van mening dat door deze erkenning de verspilling van vaardigheden wordt tegengegaan die nu telkens weer optreedt onder immigranten, met name vrouwen, die vaak werk doen waarvoor veel lagere kwalificaties zijn vereist dan zij hebben;

22.

verzoekt de Commissie in toekomstige documenten over deze materie rekening te houden met de kwestie van erkenning van vaardigheden, en met de stimulans voor een leven lang leren, waarbij tevens door de lidstaten wordt gegarandeerd dat immigranten mogelijkheden krijgen om de taal van het gastland te leren, als een vorm van sociale, beroepsmatige en culturele integratie in de Europese Unie en om hen beter in staat te stellen de ontwikkeling van hun kinderen te ondersteunen; verzoekt de Commissie eveneens om gebruik te maken van de resultaten van het beraad over het taalonderwijs aan migrantenkinderen en het onderwijs in het land van verblijf van de taal en de cultuur van het land van herkomst, en dringt erop aan dat bij het voor te stellen kader het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel in acht worden genomen;

23.

bevestigt opnieuw dat het Europees netwerk voor werkgelegenheid en arbeidsmobiliteit (EURES) een geschikt instrument is om vraag en aanbod op de arbeidsmarkt op transparante, verantwoorde en doelmatige wijze op elkaar af te stemmen; stelt daarom een uitbreiding van EURES voor om contact mogelijk te maken tussen Europese werkgevers die mensen zoeken met bepaalde kwalificaties en sollicitanten afkomstig uit derde landen; stelt voor dat de speciale centra (al opgezet en nog op te zetten) of de vertegenwoordigingen van de EU in derde landen worden gebruikt als verlengstuk van EURES, en dat de continuïteit van het voorlichtingswerk wordt gegarandeerd en uitgebreid met instrumenten en ondersteuning voor zelfstandig ondernemen of toegang tot microkredieten; benadrukt dat de behoefte van Europa aan hoogopgeleide arbeidskrachten niet mag leiden tot een brain drain uit derde landen, met alle schadelijke gevolgen van dien voor hun opkomende economieën en sociale infrastructuur;

24.

is van mening dat immigranten uit zogenaamde derde landen binnen de Unie het recht op mobiliteit toegekend moet worden, zodat zij – legaal wonend in een lidstaat – zonder tewerkstellingsvergunning in een andere lidstaat als grensarbeider mogen werken en dat het volledige recht op vrij verkeer van werknemers aan deze immigranten toegekend wordt na een periode van vijf jaar legaal verblijf in een lidstaat;

25.

onderstreept de betekenis van coördinatie van de lokale en regionale instanties, waar de voornaamste verantwoordelijkheid voor het onderwijs ligt, en de nationale en Europese instanties bij het beheer van de behoeften van de arbeidsmarkt, in de geest van het principe van communautaire preferentie; onderstreept dat een dergelijke samenwerking onmisbaar is voor de doelmatige uitvoering van een immigratiebeleid dat geschikt is om het gebrek aan arbeidskrachten dat optreedt in bepaalde sectoren en lidstaten aan te vullen, en voor een doelmatige en adequate integratie van immigranten;

26.

verzoekt de Commissie meer informatie te verstrekken in de landen van herkomst over de mogelijkheden van legale migratie alsmede over de rechten en plichten van migranten als zij in de EU aankomen;

27.

verzoekt de lidstaten de communautaire financieringsmechanismen met betrekking tot het immigratiebeleid goed te gebruiken, opdat meer en betere banen voor immigranten kunnen worden gecreëerd;

Integratie

28.

benadrukt dat integratie bevorderlijk is voor de culturele diversiteit in de EU en gebaseerd zou moeten zijn op sociale insluiting, non-discriminatie en gelijke kansen, met name door de mogelijkheid van toegang tot gezondheidszorg, onderwijs, taalopleiding en werkgelegenheid; is van mening dat integratiebeleid ook gebaseerd moet zijn op geschikte innovatieve programma's en erkent de sleutelrol die lokale en regionale overheden, vakbonden, migrantenorganisaties alsook beroepsfederaties en -verenigingen spelen in de integratie van migranten;

29.

steunt de integratie-inspanningen van de lidstaten en van reguliere migranten en degenen die recht hebben op internationale bescherming, waarbij rekening moet worden gehouden met respect voor de identiteit en waarden van de EU en haar lidstaten, waaronder respect voor de mensenrechten, de rechtsstaat, de democratie, tolerantie en gelijkheid, vrijheid van meningsuiting en leerplicht voor kinderen; herinnert eraan dat het integratieproces in twee richtingen moet verlopen en dat zulks aanpassingen vereist van zowel de immigranten als de bevolking van het gastland, zoals is vastgesteld in de door Raad aangenomen gemeenschappelijke basisprincipes (GBP's), en dat daarbij profijt kan worden getrokken uit de uitwisseling van goede praktijken; erkent dat integratie moeilijker te bereiken is in de lidstaten die te maken hebben met een significante migratiedruk als gevolg van hun bijzondere geografische ligging, maar is van mening dat het een doel is dat niettemin moet worden nagestreefd; verzoekt de andere lidstaten vanuit het oogpunt van solidariteit een bijdrage te leveren om deze druk te verlichten, zodat een betere integratie mogelijk is van mensen die internationale bescherming genieten en woonachtig zijn in een EU-lidstaat, terwijl legale migratie gelijktijdig wordt bevorderd;

30.

benadrukt dat een goed integratieproces het beste instrument is om wantrouwen en verdenkingen tussen autochtone burgers en migranten weg te nemen en van fundamenteel belang is om xenofobische ideeën en acties de kop in te drukken;

31.

ondersteunt de ontwikkeling van wederzijdse leermechanismen en de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten om gastlanden beter in staat te stellen om te gaan met de groeiende diversiteit, alsmede het gebruik van gemeenschappelijke indicatoren en voldoende statistische capaciteit door de lidstaten om de resultaten van het integratiebeleid te evalueren;

32.

roept in herinnering dat de betrokkenheid van migrantenorganisaties die een unieke rol spelen in het integratieproces van cruciaal belang is en migranten de mogelijkheid biedt tot democratische participatie; roept de lidstaten op om de maatschappelijke betrokkenheid bij het integratieproces te stimuleren door migranten te bewegen tot deelname aan het maatschappelijke en politieke leven in het gastland, lid te worden van politieke partijen en vakbonden, alsmede stemrecht te geven voor gemeenteraadsverkiezingen;

33.

juicht het initiatief toe van de Commissie en van het Europees Economisch en Sociaal Comité om de samenhang tussen de integratiebeleidslijnen te versterken door de oprichting van een Europees Integratieforum waarbij sociale organisaties en immigrantenverenigingen betrokken zijn en dat tot doel heeft ervaringen uit te wisselen en aanbevelingen te doen; verzoekt de lidstaten om hun inspanningen op het gebied van integratie te coördineren met de uitwisseling van de in de nationale integratieplannen vervat zijnde beste praktijken;

34.

verzoekt de Commissie om de nodige maatregelen te nemen om financiële steun te verzekeren voor de structurele en culturele integratie van immigranten, eveneens door middel van EU-programma's als „Een leven lang leren”, „Europa voor de burger”, „Jeugd in actie” en „Cultuur 2007”; stelt vast dat leraren meestal slecht voorbereid zijn op grote aantallen migrantenkinderen in de klas en verzoekt om betere scholing voor leraren en adequate financiële steun;

35.

wijst erop dat programma's voor een leven lang leren een grote rol spelen in het integratieproces door middel van de ontwikkeling van vaardigheden, met name het leren van talen; beschouwt de onbelemmerde deelname aan opleidingsprogramma's en permanente educatie als een recht en een kans voor nieuwkomers;

36.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om beleid tegen discriminatie, met inbegrip van discriminatie van overheidswege, te blijven bevorderen;

37.

verzoekt de lidstaten met klem de relevante richtlijnen na te leven en te ondersteunen, te weten de Richtlijnen 2000/78/EG (17), 2000/43/EG (18) en 2004/113/EG (19) van de Raad, die discriminatie beogen te bestrijden;

38.

roept de lidstaten op om het Internationale Verdrag ter bescherming van alle arbeidsmigranten en hun gezinsleden, dat op 18 december 1990 (20) door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties werd aangenomen, te ratificeren;

39.

verzoekt de Commissie om gendergerelateerde gegevens over immigratie in de EU te verzamelen en ervoor te zorgen dat deze door het Europees instituut voor gendergelijkheid worden geanalyseerd om de bijzondere behoeften en problemen van vrouwelijke immigranten beter in kaart te brengen, evenals de meest geschikte methodes om hen in de samenleving van de gastlanden te integreren;

40.

roept de lidstaten op, bij de bepaling van hun integratiebeleid, ten volle rekening te houden met de genderdimensie en de specifieke situatie en behoeften van vrouwelijke immigranten;

41.

verzoekt de lidstaten te garanderen dat de grondrechten van vrouwelijke immigranten worden geëerbiedigd, ongeacht de vraag of hun verblijfsstatus al dan niet legaal is;

42.

verzoekt de lidstaten voorlichtingscampagnes voor vrouwelijke immigranten te ondersteunen met het doel hen te informeren over hun rechten, de mogelijkheden op het gebied van (taal)onderwijs, beroepsopleidingen en de toegang tot werkgelegenheid, en om gedwongen huwelijken, genitale verminking bij vrouwen en andere vormen van psychologische of lichamelijke dwang te voorkomen;

Veiligheid en immigratie

Geïntegreerd grensbeheer

43.

benadrukt de behoefte aan een uitgebreid masterplan met een uiteenzetting van de algemene doelstellingen en architectuur van de Europese strategie voor grensbeheer, inclusief details over de wijze waarop alle betrokken programma's en regelingen kunnen worden geoptimaliseerd; is van mening dat de Commissie, vanuit het oogpunt van de architectuur van de Europese strategie voor grensbeheer, eerst een analyse dient te maken van de doelmatigheid van de bestaande grensbeheersystemen van de lidstaten, zodat op dit vlak een optimale synergie kan worden verkregen en in het kader van een geïntegreerd Europees grensbeheer aanvullende kennis wordt vergaard over kosteneffectiviteit van de voorgestelde nieuwe systemen, zoals een inreis-uitreisregistratie, elektronisch systeem voor reisvergunningen (ESTA), automatische grenscontrole en het programma betreffende geregistreerde reizigers;

44.

benadrukt dat voor geïntegreerd grensbeheer een evenwicht moet worden gevonden dat enerzijds recht doet aan het vrij verkeer van een groeiende groep mensen en anderzijds de veiligheid van EU-burgers vergroot; ontkent niet dat het gebruik van gegevens duidelijke voordelen biedt, maar is tegelijkertijd van mening dat voor het behoud van het publieke vertrouwen in het regeringsoptreden moet worden voorzien in voldoende waarborgen voor de gegevensbescherming, toezicht en verhaalmechanismen;

45.

roept op tot een haalbaarheidsonderzoek naar een integrale, vierledige aanpak waarbij immigranten die naar de EU reizen systematisch in elke fase van hun reis worden gecontroleerd;

46.

benadrukt dat de Europese strategie voor grensbeheer in het kader van het partnerschap EU-Afrika en het Europees nabuurschapbeleid (Oostelijk Partnerschap, EUROMED) tevens moet worden aangevuld met concrete maatregelen gericht op versterking van de grenzen met derde landen;

47.

roept op tot vervanging van de huidige nationale Schengen-visa door uniforme Europese Schengen-visa, waardoor gelijke behandeling van alle visumaanvragers mogelijk wordt; wenst geïnformeerd te worden over het exacte tijdschema en de details van zowel het beleidsonderzoek als het technisch onderzoek van de Commissie om de haalbaarheid, praktische gevolgen en impact te bepalen van een systeem dat staatsburgers van derde landen verplicht een elektronische reisvergunning aan te vragen voordat zij naar de EU reizen (elektronisch systeem voor reisvergunningen, ESTA); roept op tot een betere samenwerking tussen de consulaten van de lidstaten en een geleidelijke invoering van gezamenlijke consulaire diensten inzake visa;

48.

vraagt de Raad om regelingen vast te stellen die gebaseerd zijn op solidariteit tussen de lidstaten om de kosten die voortvloeien uit grenscontroles te delen en de nationale beleidsmaatregelen van diezelfde lidstaten te coördineren;

Niet-reguliere migratie

49.

beschouwt de effectieve bestrijding van niet-reguliere immigratie als een cruciaal onderdeel van een allesomvattend Europees immigratiebeleid, en betreurt het derhalve dat een effectieve besluitvorming op dit vlak wordt gehinderd door het gebrekkige vermogen van de lidstaten tot een werkelijke samenwerking die wederzijdse belangen voor ogen heeft;

50.

is geschokt door het menselijk leed dat wordt veroorzaakt door illegale migratieroutes over zee, met name aan de zuidelijke zeegrenzen van de Unie, waar mensen met bootjes gevaarlijke tochten naar Europa ondernemen vanaf de Afrikaanse kust; dringt aan op snelle maatregelen om voor eens en voor altijd een einde te maken aan dit menselijk leed en de dialoog en de samenwerking met de landen van herkomst te versterken;

51.

herinnert aan het feit dat niet-reguliere immigratie vaak wordt uitgevoerd door criminele netwerken die tot nu toe efficiënter zijn gebleken dan gemeenschappelijke Europese actie; is ervan overtuigd dat deze netwerken verantwoordelijk zijn voor de dood van de honderden mensen die jaarlijks omkomen op zee; herinnert de lidstaten eraan dat zij door hun internationale verplichtingen een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid hebben om het leven van mensen op zee te redden; verzoekt daarom de Commissie en de Raad hun inspanningen in de strijd tegen georganiseerde misdaad, mensenhandel en -smokkel die zich voordoet in verschillende delen van de EU, te verdubbelen, en in het bijzonder om te trachten deze netwerken volledig te ontmantelen door niet alleen de mensensmokkelaars aan te pakken, die slechts de zichtbare spil zijn, maar ook degenen die bovenaan de ladder staan en het meeste profijt behalen uit deze criminele activiteiten;

52.

roept de Commissie op om bewustwordingsprogramma's in landen van doorreis of herkomst meer toe te spitsen op de gevaren van niet-reguliere migratie;

53.

verwelkomt de nieuwe richtlijn die sancties mogelijk maakt tegen werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen en beschouwt dit als een effectief instrument om de uitbuiting van migrerende werknemers tegen te gaan en de aanzuigingskracht van een van de belangrijkste factoren voor niet-reguliere migratie te verminderen;

54.

dringt er bij de lidstaten op aan niet te dralen bij de omzetting van de nieuwe richtlijn, die sancties oplegt aan werkgevers die illegale immigranten in dienst nemen;

55.

is van mening dat het absoluut noodzakelijk is om de dialoog met de landen van herkomst te versterken en om met die landen samenwerkingsovereenkomsten af te sluiten teneinde paal en perk te kunnen stellen aan niet-reguliere migratie, die onmenselijk is en waarvan de gevolgen dramatisch zijn;

56.

is van mening dat het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (FRONTEX), ondanks herhaalde verhogingen van zijn begroting op aandringen van het Parlement, als gevolg van zijn beperkte mandaat nog steeds onvoldoende coördinatie van de controles aan de buitengrenzen van de Unie biedt, hetgeen te wijten is aan de gebrekkige inspanning om derde landen te bewegen tot betrokkenheid, met name op het vlak van maritieme operaties;

57.

verwelkomt het initiatief van de Commissie tot een voorstel tot herziening van het mandaat van FRONTEX en is van mening dat de versterking daarvan dringend noodzakelijk is, met name door middel van de uitbreiding van zijn coördinatiecapaciteit en zijn vermogen permanente missies te coördineren in gebieden met een hoge migratiedruk op verzoek van de betrokken lidstaten en samen te werken met derde landen; is van mening dat er tevens nadruk moet worden gelegd op uitbreiding van het vermogen van FRONTEX om risicoanalyses te maken en inlichtingen te verzamelen;

58.

is van mening dat FRONTEX adequate middelen vereist, niet alleen van financiële aard, om zijn mandaat op een zinvolle manier te kunnen vervullen en verzoekt om de inzet van nieuwe technologieën in de strijd tegen niet-reguliere migratie, waarbij het de lidstaten oproept om meer technische middelen bijeen te brengen en de Commissie om wetgevingsvoorstellen in te dienen voor de invoering van verplichte solidariteit op dezelfde manier als is voorzien voor de snelle-grensinterventieteams (RABIT's);

59.

verzoekt FRONTEX en de Commissie een onderzoek inclusief ramingen uit te voeren naar de mogelijkheid dat FRONTEX eigen uitrusting krijgt en naar de vereisten voor een mogelijke opwaardering van de maritieme operaties van FRONTEX tot een EU-kustwacht, zonder de eigen grenscontroles van de lidstaten te ondermijnen;

60.

is van mening dat FRONTEX alleen volledig effectief kan zijn als de inspanningen op het gebied van aanvullende handelingen, zoals overname en samenwerking met derde landen, worden geïntensiveerd; roept de Commissie op FRONTEX in dit opzicht te ondersteunen;

61.

steunt de oprichting van gespecialiseerde FRONTEX-bureaus om specifieke situaties aan bijzonder gevoelige grenzen recht te doen en beter te beoordelen, in het bijzonder als het gaat om de oostelijke landsgrenzen en de zuidelijke zeegrenzen;

62.

merkt op dat de FRONTEX-operaties worden gehinderd door verschillen in de interpretatie van juridische terminologie, de interpretatie van het internationaal zeerecht en verschillen in nationale wetgeving en procedures; roept op tot een uitgebreid onderzoek naar de mogelijkheden van een gezamenlijke aanpak en naar de verschillen tussen nationale wetgevingen en procedures die belemmerend werken;

63.

roept op tot verdere, permanente samenwerking tussen FRONTEX en nationale organisaties en agentschappen;

64.

roept op tot een verdere ontwikkeling van het concept EUROSUR, mede op basis van een betere coördinatie tussen de lidstaten;

65.

merkt op dat illegale immigranten niet zozeer door de nationale marine worden aangetroffen als wel door vissers, particuliere boten en particuliere werknemers op zee; benadrukt de behoefte om deze partijen duidelijker te informeren over de plicht die zij uit hoofde van de internationale wetgeving hebben om hulp te bieden aan immigranten in nood en bepleit een regeling ter compensatie van de werktijd die verloren gaat als gevolg van reddingsoperaties;

66.

onderstreept dat er grote behoefte bestaat aan betrouwbare statistieken om concrete instrumenten om niet-reguliere migratie op Europees niveau te bestrijden, en verzoekt de Commissie om de vereiste maatregelen te nemen om in deze statistieken te voorzien;

Terugkeer

67.

is van mening dat migranten die geen recht hebben op internationale bescherming of niet-regulier op het grondgebied van de lidstaten verblijven, moeten worden verplicht het grondgebied van de Europese Unie te verlaten; neemt in dit verband nota van de vaststelling van de Terugkeerrichtlijn en verzoekt de lidstaten om in het kader van de omzetting ervan ervoor te zorgen dat eventuele in hun interne recht vastgestelde gunstiger bepalingen bewaard blijven; verzoekt de lidstaten te garanderen dat bij de terugkeer van illegale migranten rekening wordt gehouden met de wet en met de waardigheid van de betrokken personen, waarbij de voorkeur dient uit te gaan naar vrijwillige terugkeer;

68.

roept op tot de oprichting van een systeem voor terugkeerbegeleiding in gesloten en open opvangcentra, zodat een contactpunt ontstaat voor mensen die meer willen weten over hulp bij terugkeer;

69.

roept de Commissie op om te voorzien in toezicht op en ondersteuning van regelingen voor sociale en beroepsmatige reïntegratie van teruggekeerde migranten in de landen van herkomst;

70.

verzoekt de lidstaten om bij voorkeur hun overnamebeleid in te passen in een gemeenschappelijk beleid in plaats van in bilaterale akkoorden;

71.

vraagt dat, wat betreft de overnameakkoorden, het Parlement en zijn bevoegde commissies geregeld op de hoogte worden gebracht van het verloop van de besprekingen met derde landen en van eventuele obstakels waarmee de onderhandelaars geconfronteerd worden;

72.

roept de Commissie op om ervoor te zorgen dat de lidstaten alleen bilaterale overnameovereenkomsten sluiten met derde landen die de mensenrechten van teruggekeerde personen ten volle garanderen en het Verdrag van Genève (1951) hebben ondertekend;

73.

verzoekt de Commissie te streven naar de effectieve handhaving van de verplichting van derde landen om hun staatsburgers die niet-regulier op het grondgebied van de EU verblijven terug te nemen, zoals is bepaald in artikel 13 van de Overeenkomst van Cotonou van 23 juni 2000; roept op tot versterking van deze bepalingen tijdens de onderhandelingen over de nieuwe ACS-overeenkomst (overeenkomst met de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan);

74.

benadrukt de noodzaak van een werkelijke Europese dimensie van het terugkeerbeleid door middel van de wederzijdse erkenning van terugkeerbesluiten; dringt aan op meer samenwerking tussen de lidstaten bij de uitvoering van terugkeerbesluiten en op de versterking van de rol van FRONTEX in gezamenlijke terugkeeroperaties;

75.

roept op tot versterking van de samenwerking, onder meer door middel van consulaire samenwerking, met landen van herkomst en van doorreis, om overnameprocedures te vereenvoudigen, en verzoekt de Commissie bestaande overnameovereenkomsten te evalueren om de tenuitvoerlegging ervan te bevorderen en er lering uit te trekken ten behoeve van de onderhandelingen over toekomstige overeenkomsten;

76.

roept de Raad op om wettelijke regelingen uit te vaardigen behoeve van een Europees laissez-passer, dat wordt verstrekt aan illegaal verblijvende onderdanen van derde landen en bedoeld is om de overname door derde landen beter te laten verlopen; er dient actie te worden ondernomen om het Europese laissez-passer op te nemen in de overnameovereenkomsten van de EU, zodat het een bindend karakter krijgt voor de betrokken derde landen;

Solidariteit en immigratie

Coördinatie tussen lidstaten

77.

betreurt het ten zeerste dat de lidstaten onvoldoende solidariteit hebben getoond als het gaat om de groeiende uitdaging van immigratie; roept op tot een dringende herziening van het kaderprogramma Solidariteit en beheer van de migratiestromen voor de periode 2007-2013 (21) en de vier financiële instrumenten daarvan om deze af te stemmen op de nieuwe realiteit die voortkomt uit de toenemende migratiedruk en ervoor te zorgen dat ze kunnen worden gebruikt voor het aanpakken van dringende behoeften, zoals in het geval van massale migratietoestromen;

78.

neemt nota van de toezeggingen die de lidstaten in het voornoemde Europees pact inzake immigratie en asiel hebben gedaan met betrekking tot de noodzaak van solidariteit; verwelkomt met name de opname van een vrijwillig mechanisme voor lastendeling, dat het mogelijk maakt personen die recht hebben op internationale bescherming binnen de EU te verplaatsen van lidstaten die te maken hebben met specifieke en buitenproportionele druk op hun nationale asielstelsels, met name als gevolg van hun geografische ligging of bevolkingsopbouw, naar andere lidstaten, en roept de lidstaten op om deze toezeggingen gestand te doen; verwelkomt tevens het feit dat in de EU-begroting voor 2009 5 miljoen EUR voor dit doel is uitgetrokken in het kader van het Europees Vluchtelingenfonds; dringt echter aan op de invoering van bindende instrumenten; verzoekt de Commissie dit mechanisme direct ten uitvoer te leggen en onmiddellijk een wetgevingsinitiatief in te dienen om een dergelijk mechanisme op Europees niveau op permanente basis in te stellen;

79.

verwelkomt de herschikking van de Dublin-verordening en de voorgestelde bepalingen voor een regeling om Dublin-overdrachten op te schorten, indien een overdracht tot gevolg heeft dat mensen die een verzoek hebben ingediend met ontoereikende beschermingsnormen te maken krijgen in de verantwoordelijke lidstaten, met name op het gebied van opvangvoorzieningen en toegang tot de asielprocedure, alsmede in gevallen waar Dublin-overdrachten een lastenverzwarend effect hebben op lidstaten die al te kampen hebben met een specifieke, onevenredige druk, die met name het gevolg is van hun geografische ligging of demografische situatie; benadrukt echter dat deze bepalingen zonder de invoering van een tweezijdig bindend instrument voor alle lidstaten, slechts de waarde van een politieke uitspraak zullen hebben en geen effectief instrument vormen om een lidstaat werkelijk te steunen;

80.

verwelkomt het voorstel van de Commissie tot herschikking van de verordening inzake de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken en herinnert de lidstaten aan hun verplichtingen met betrekking tot het nemen van vingerafdrukken en het toezenden van gegevens onder de huidige Eurodac-verordening; is van mening dat biometrische gegevens, zoals vingerafdrukken, moeten worden benut om grenscontroles doeltreffender te maken;

Samenwerking met derde landen

81.

betreurt het dat de samenwerking met derde landen onvoldoende resultaten heeft opgeleverd, met uitzondering van de samenwerking van Spanje met derde landen zoals Senegal en andere landen van subsaharisch Afrika en Noord-Afrika; roept op tot gerichte steun aan derde landen van doorreis of herkomst om deze te helpen een effectief systeem voor grensbeheer op te bouwen, waarbij FRONTEX wordt ingezet voor bijstandsverlening bij het grensbeheer in deze landen;

82.

herinnert de Commissie, de Raad en de lidstaten eraan dat het van wezenlijk belang is om in het verlengde van de ministerconferenties EU-Afrika van Tripoli, Rabat en Lissabon over migratie en ontwikkeling de dialoog met de landen van herkomst en van doorreis voort te zetten;

83.

roept op tot de uitvoering van de beleidsinstrumenten die zijn ontwikkeld in het kader van „Een alomvattende aanpak van migratie” (22), het „Rabat-proces” (2006) over migratie en ontwikkeling en het partnerschap EU-Afrika inzake migratie, mobiliteit en werkgelegenheid (Lissabon, december 2007);

84.

benadrukt het belang van een ontwikkelingsbeleid in derde landen van herkomst of doorreis als middel om de uitdagingen van immigratie bij de wortels aan te pakken; roept op tot een betere coördinatie van het immigratie- en ontwikkelingsbeleid van de Unie, waarbij volledig rekening wordt gehouden met strategische doelstellingen zoals de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling;

85.

merkt echter op dat het ontwikkelingsbeleid niet het enige alternatief voor migratie kan zijn, want er kan geen ontwikkeling op basis van solidariteit zijn zonder permanente mobiliteit;

86.

roept op tot een betere samenwerking met de Internationale Organisatie voor Migratie en andere internationale organisaties bij de oprichting van nieuwe regionale kantoren in kwetsbare gebieden waar praktische hulp gewenst is bij onder meer legale migratie of vrijwillige terugkeer van immigranten;

87.

benadrukt het belang van de oprichting van informatie- en beheerscentra voor migratie, zoals de opening van het centrum in Mali in oktober 2008; is van mening dat deze centra de aanpak van migratieproblemen in belangrijke mate kunnen ondersteunen door de belangen van potentiële migranten, teruggekeerde migranten en migranten die in de EU verblijven, te behartigen; roept de Commissie op om de nodige informatie te verstrekken over de oprichting van andere centra in het kader van het partnerschap EU-Afrika en vraagt de Commissie te onderzoeken of dergelijke centra ook in de oostelijke buurlanden kunnen worden opgericht;

88.

benadrukt dat alle overeenkomsten met landen van herkomst en doorreis hoofdstukken moeten bevatten over samenwerking op het gebied van immigratie en roept op tot een ambitieus beleid met derde landen met betrekking tot samenwerking van politie en justitie bij de bestrijding van internationale criminele organisaties die betrokken zijn bij mensensmokkel en berechting van de betrokken personen, in samenwerking met Europol en Eurojust; verzoekt de Commissie eveneens haar steun aan derde landen te intensiveren, inclusief financiële en technische hulp om een sociaal-economisch klimaat te creëren waarin niet-reguliere migratie, drugshandel en georganiseerde misdaad worden ontmoedigd;

89.

verzoekt de Commissie om de onderhandeling over globale Europese overeenkomsten, zoals die welke werd ondertekend met Kaapverdië, te bevorderen, verder te onderhandelen met Marokko, Senegal en Libië, en de sluiting van overeenkomsten te bevorderen met de belangrijkste herkomstlanden;

90.

roept op tot het ondersteunen van derde landen bij de ontwikkeling van hun nationale wetgevingskader en bij de oprichting van een immigratie- en asielstelsel dat volledig in overeenstemming is met de internationale wetgeving en roept derde landen van doorreis tevens op om de Geneefse Conventie van 1951 te ondertekenen en respecteren;

91.

verzoekt de lidstaten na te denken over de kwestie van „milieuvluchtelingen”, migranten die op dit moment niet kunnen worden aangemerkt als economische migranten en die ook niet erkend worden als vluchtelingen in de zin van de Geneefse Conventie;

*

* *

92.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.


(1)  PB C 76 van 31.3.2009, blz. 34.

(2)  Raadsdocument 13440/08.

(3)  PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98.

(4)  PB L 199 van 31.7.2007, blz. 30.

(5)  Raadsdocument 7204/08.

(6)  Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0087.

(7)  Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0069.

(8)  Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0047.

(9)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0633.

(10)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0557.

(11)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0558.

(12)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0385.

(13)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0168.

(14)  PB C 219E van 28.8.2008, blz. 215.

(15)  PB C 219E van 28.8.2008, blz. 223.

(16)  PB C 303E van 13.12.2006, blz. 845.

(17)  PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.

(18)  PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22.

(19)  PB L 373 van 21.12.2004, blz. 37.

(20)  A/RES/45/158.

(21)  COM(2005)0123.

(22)  COM(2006)0735.


Top
  翻译: