This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011AE1005
Opinion of the European Economic and Social Committee on the ‘Communication from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions on Opportunities and Challenges for European Cinema in the Digital Era’ COM(2010) 487 final
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Kansen en uitdagingen voor de Europese film in het digitale tijdperk (COM(2010) 487 definitief)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Kansen en uitdagingen voor de Europese film in het digitale tijdperk (COM(2010) 487 definitief)
PB C 248 van 25.8.2011, p. 144–148
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
25.8.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 248/144 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Kansen en uitdagingen voor de Europese film in het digitale tijdperk
(COM(2010) 487 definitief)
2011/C 248/25
Rapporteur: de heer BURADA
De Europese Commissie heeft op 24 september 2010 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig art. 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Kansen en uitdagingen voor de Europese film in het digitale tijdperk
COM(2010) 487 definitief.
De afdeling Vervoer, energie, infrastructuur en informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 24 mei 2011 goedgekeurd.
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 15 en 16 juni 2011 gehouden 472e zitting (vergadering van 15 juni 2011) onderstaand advies uitgebracht, dat met 142 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 9 onthoudingen, werd goedgekeurd.
Motto
„Europa dient een wereldspeler te zijn en beslist geen onderaannemer van de mondialisering” (1)
WOORD VOORAF
„De Europese film speelt een belangrijke rol bij de vorming van Europese identiteiten en staat centraal in de Europese agenda voor cultuur.” Deze openingszin van de mededeling van de Commissie is een voortreffelijke intentieverklaring die onmiddellijk de werkelijke dimensie van het onderwerp weergeeft en duidelijk maakt wat het buitengewone belang daarvan is voor het welslagen van de uitdaging van de Europese Unie, zoals haar grondleggers die voor ogen hadden en hebben gerealiseerd. Cultuur in al haar verschijningsvormen, dus ook de film, is het belangrijkste communicatiemiddel om de boodschap van solidariteit, democratie en vooral Europese samenhang over te brengen. Als een echte heilige graal van het leven heeft de film bescherming nodig. Dit betekent dat er met grote politieke en strategische belangstelling naar moet worden gekeken. De opkomst van de digitale film moet met beide handen worden aangegrepen om de Europese film de cruciale rol toe te kennen van vertolker van ideeën. De Europese Unie mag dus in geen geval deze unieke kans missen om zich van alle noodzakelijke instrumenten te voorzien voor de verwezenlijking van de Europese samenhang via de vorming van Europese identiteiten. Deze ambitie kan echter alleen door de kunst in het algemeen en de filmkunst in het bijzonder worden verwezenlijkt. In economische termen betekent dit alles dat er een BEGROTING en dus een enorme financiële inspanning nodig is. Zonder die inspanning loopt de Europese Unie, die met haar 27 bindingseenheden een toren van Babel vormt, in de toekomst een groot risico dat de gevoeligheid voor de identiteiten van de verschillende lidstaten afbrokkelt.
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1 Het onderhavige thema is een ingewikkeld, gevoelig en serieus vraagstuk met vooral een politiek karakter:
— |
het is INGEWIKKELD vanwege de culturele verscheidenheid van de Europese identiteiten; |
— |
het ligt GEVOELIG omdat elke lidstaat trots is op de rijkdom en verscheidenheid van zijn nationale cinematografische erfenis en deze nieuwe fase met de nodige voorzichtigheid en misschien zelfs scepticisme tegemoet zal treden; |
— |
het is SERIEUS omdat het nog altijd ontbreekt aan een echte strategie op Europees niveau en omdat de beoogde resultaten nog altijd niet zijn verwezenlijkt, waardoor het streven naar een consolidering van de EU door middel van de vorming en harmonisatie van de Europese identiteiten uiteindelijk in gevaar komt; |
— |
het heeft een POLITIEK karakter omdat de film bij uitstek een cultuuruiting is die als hobby is begonnen, maar gaandeweg allerlei nieuwe taken is gaan vervullen: morele ondersteuning, communicatiemiddel, historisch document, verkondiger van subliminale boodschappen, propaganda-instrument enz. |
1.2 Het EESC adviseert alle beleidsmakers die zich bezighouden met de toekomst van dit unieke project, om de nodige voorzichtigheid te betrachten en te voorkomen dat ze in de valstrik trappen van cultuurpessimistische vergelijkingen zoals „alles draait om de Amerikaanse film”, „de mensen kijken liever naar Amerikaanse producties” enz. Concurrentie dient de adrenaline te zijn die in de Europese digitale film wordt gespoten. De kijkers willen graag aangesproken worden, betoverd raken, overtuigd worden, een spektakel zien en uitgenodigd worden in een zaal die ze met hun eigen ideeën betreden en die ze vervolgens weer verlaten met de ideeën die op het doek zijn verkondigd. Dat is de sleutel tot succes. Daarom moet er alles aan worden gedaan (met zelfvertrouwen, vastberadenheid, Europese ambitie) om daarvoor de nodige middelen en financiën te vinden en zo het succes te waarborgen van dit cultureel-politieke instrument, dat zonder meer een van de hoekstenen is van een geslaagde Europese eenwording.
1.3 Een echte digitale revolutie in de Europese film zal via programma's, normen en wetten vooral het „rustige” leventje van veel actoren uit de sector op zijn kop zetten en een nieuw arbeidskader, een nieuw levensritme en met name een nieuwe begroting vereisen. Deze nieuwe uitdaging brengt echter, zoals de Commissie in haar mededeling zeer terecht opmerkt, voor veel kleine en middelgrote ondernemingen wel het risico van sluiting met zich mee. Het EESC verwelkomt en steunt elk zinvol initiatief van de Europese Unie en acht het absoluut noodzakelijk dat er iets wordt gedaan om de kleine zalen in zowel plattelandsgebieden als de grote steden, die bijzonder belangrijk zijn voor de sociale samenhang en de experimentele en arthousefilm, te helpen overleven.
1.4 De digitale film is de regenboog die een socialer, concurrerender en goedkoper leven in het vooruitzicht stelt. Deze enorme innovatieve stap, die zo cruciaal is voor de toekomst van de Unie moet als belangrijk facet van onze cultuur, dan ook een solide brug vormen tussen de volken en culturen van de EU, hen helpen om elkaar te ontmoeten, beter te leren kennen en waar nodig te ontdekken hoe ze samen kunnen leven door met begrip, respect en zelfs bewondering naar elkaar te kijken.
1.5 Het EESC staat achter de ontwikkeling van een specifiek, helder en stabiel rechtskader op EU-niveau. De lidstaten moeten er alles aan doen om de miljoenen kijkers weer naar de bioscoopzalen te lokken. Daarbij moet één cruciaal aspect niet uit het oog worden verloren: terwijl ieder huishouden tegenwoordig over een thuisbioscoop met dvd-speler (én plasmascherm) beschikt, is het bioscoopbezoek een luxe geworden.
1.6 Bij de aanpak van dit vraagstuk moet duidelijk voor ogen worden gehouden dat ICT (nieuwe technologieën, realtime-informatie en directe communicatie zonder taalgrenzen) een enorm voordeel met zich meebrengt als het gaat om een probleemloze en zo goedkoop mogelijke verspreiding van de verschillende culturele en creatieve waarden die Europa rijk is. Bovendien waarborgt ze een grotere toegankelijkheid voor mensen met een visuele handicap of gehoorstoornis.
1.7 Er zal echter alleen iets stabiels en duurzaams kunnen worden bewerkstelligd als de Europese Unie de financiële middelen beschikbaar stelt die noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging en een eerlijke ondersteuning van dit multiculturele project, dat uniek is in de wereld. Wanbeheer van dit programma zal beslist kosten met zich meebrengen, die voor kleine bioscopen, bepaalde categorieën werknemers uit de sector en vooral de kijkers (de belangrijkste doelgroep van dit advies) maar moeilijk zijn op te brengen. Aangezien er geen pasklare aanpak voor overheidssteun bestaat die in elk land en elke regio in Europa kan worden toegepast, moeten er voldoende middelen beschikbaar worden gesteld voor de digitalisering van kleine bioscopen in zowel plattelandsgebieden als de grote steden. Dat betekent dat er vooral gebruik moet worden gemaakt van de structuurfondsen, dat lidstaten voor medefinanciering moeten zorgen en dat het productiegarantiefonds van het MEDIA-programma meer moet worden opengesteld voor bioscoopexploitanten. Toch is het uitgesloten dat er een aanpak komt op het gebied van overheidssteun die in alle landen en regio's toepasbaar is. Elk land of elke regio moet zelf een systeem kunnen kiezen dat op de huidige markten goed functioneert.
1.8 Zodra de overstap naar digitale technologie is gemaakt (iets wat de komende jaren zal gebeuren), zouden filmarchieven (met documentaires, archiefopnamen en klassieke films) moeten worden gedigitaliseerd, zodat de toekomstige generaties niet worden beroofd van het Europese cinematografische erfgoed en dit bovendien gemakkelijk toegankelijk wordt gemaakt.
1.9 De mededeling gaat veel meer over de digitalisering van de film dan over de Europese film in het algemeen en het audiovisuele beleid in een digitale wereld. Digitalisering is een ingewikkeld proces dat veel verdergaat dan alleen vervanging van apparatuur. Om van de Europese film een cruciaal strategisch onderdeel van de Digitale agenda voor Europa te maken is er een meer geïntegreerde aanpak nodig waarbij niet alleen rekening wordt gehouden met de technologische of industriële dimensie, maar ook met de culturele aspecten en doelstellingen (het scheppen). Of het nu om amusement of informatie gaat, de toegang tot digitale film dient een onderdeel te zijn van de Digitale agenda voor Europa.
2. Inleiding
2.1 Digitale film is film die met behulp van digitale technologie wordt gedistribueerd en in bioscopen wordt vertoond. Onder digitale technologie moet het volgende worden verstaan: digitale opname, digitale postproductie, het maken van digitale masters (Digital Cinema Distribution Master oftewel DCDM) en digitale projectie (DCI), waarvoor twee resolutieniveaus – 2K en 4K – bestaan. Digitale film zorgt in principe voor de hoogste kwaliteit van beeld en geluid.
2.2 Digitale distributie brengt enorme besparingen met zich mee voor de filmdistributeurs. Een film van 80 minuten op een traditionele spoel kost tussen 1 500 en 2 500 USD. Voor miljoenen kopieën moet er dus een astronomisch bedrag worden neergeteld. Voor een veel lager bedrag kan een standaardfilm in digitaal formaat met een maximum van 250 Mb/seconde worden opgeslagen op een harde schijf van 300 Gb, om dan nog maar te zwijgen van het gebruiks-, opslag en vervoersgemak van de digitale drager, die ook nog eens herbruikbaar is (bron: Wikipedia).
2.3 Digitale distributie (digitale film) is alleen mogelijk als er films worden geproduceerd. De productie loopt echter ver achter op de aanpassing van filmapparatuur aan de digitale technologieën. Om die achterstand in te halen en snel in te lopen op de concurrenten is er een bijzondere financiële inspanning nodig.
We bevinden ons thans in een tamelijk bizarre situatie: hoewel er wordt geprobeerd om een netwerk voor digitale film op te zetten, wordt er voor de distributie van de meeste films nog gebruikgemaakt van celluloid.
Hetzelfde gebeurt met de 3D-film: distributeurs en exploitanten vragen de Europese bioscoopbezoekers een paar euro extra voor een soort imitatie zonder het kwaliteitsniveau dat voor de digitale film is vereist. Zolang de digitale master niet digitaal is opgenomen, kan er geen sprake zijn van een daadwerkelijk digitale projectie. De film Avatar is bijvoorbeeld in 3D opgenomen, waardoor die een kassucces is geworden met miljoenen bezoekers.
3. Voorwaarden
3.1 In de mededeling worden diverse sleutelelementen behandeld die de weg moeten vrijmaken voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijke culturele ruimte in de EU. Het is vanuit die invalshoek dat het hieronder beschreven digitaliseringsproces moet plaatsvinden en met de noodzakelijke financiële middelen moet worden ondersteund.
3.1.1 DE EUROPESE AGENDA VOOR CULTUUR – cruciaal voor de bevordering van de Europese film als drijvende kracht achter de vorming van de Europese identiteiten en de toenadering tussen Europese culturen.
3.1.2 DE DIGITALE AGENDE VOOR EUROPA – een van de zeven vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei op een digitale interne markt.
3.1.3 De interne markt vervult, ondanks alle moeilijkheden, een spilfunctie door het vrije verkeer en daarmee de uitwisseling van culturele inhoud, sociale betrekkingen en commerciële diensten over de binnengrenzen van de EU te waarborgen en de Europese burgers in staat te stellen om, dankzij de vorming van een digitale interne markt, volop te profiteren van de voordelen van het digitale tijdperk.
3.1.4 De in 2006 door de Europese Unie geratificeerde Unesco-overeenkomst ter bescherming en bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen is buitengewoon nuttig voor het vaststellen van de noodzakelijke maatregelen en het is deze doelstelling die de EU dient te verwezenlijken op het gebied van digitalisering van bioscopen.
3.1.5 Het groenboek „Het potentieel van culturele en creatieve industrieën vrijmaken”. De culturele en creatieve industrieën leveren niet alleen een directe bijdrage aan het bbp, ze zijn ook een belangrijke drijvende kracht achter de economische en sociale innovatie in talrijke andere sectoren.
3.1.6 MEDIA 2007 is een uitgebreid programma, dat ook een opleidingscomponent bevat voor professionals uit de Europese audiovisuele sector. Dit laatste heeft tot doel om de medewerkers in deze sector door middel van stimuleringsmaatregelen voor permanente scholing en het gebruik van nieuwe technologieën te helpen zich aan te passen aan de Europese en internationale dimensie van de audiovisuele markt.
3.1.7 Er is onvoldoende geld voor de digitalisering van bioscopen in met name plattelandsgebieden. Door een beroep te doen op de structuurfondsen, door te zorgen voor afdoende medefinanciering door de lidstaten en door het productiegarantiefonds van het MEDIA-programma open te stellen voor bioscoopexploitanten moeten de benodigde middelen op tafel worden gebracht.
4. Analyse van de huidige situatie
4.1 De digitale revolutie brengt op regionaal, nationaal en Europees niveau de volgende beleidsproblemen met zich mee:
— |
het concurrentievermogen en het verkeer van Europese kunstwerken; |
— |
pluralisme en linguïstische en culturele diversiteit. |
Deze problemen moeten door alle actoren in de Europese Unie op een eerlijke en uniforme wijze worden geanalyseerd en opgelost.
4.2 Wat de steun van nationale overheden van de lidstaten betreft, zijn de tot dusver toegekende subsidies alleen bestemd voor de ontwikkeling en productie van films. Het EESC acht dit beleid bijzonder lovenswaardig en absoluut noodzakelijk voor de bevordering van de filmcultuur in de lidstaten, mits er wordt overgestapt op digitale productie.
4.3 Voorts wordt er in de mededeling gewezen op de noodzaak om extra financiële middelen ter beschikking te stellen voor masters en digitale schermen, zodat de betreffende films kunnen worden gedistribueerd en door een groot publiek kunnen worden bekeken. Voorwaarde is wel dat er geld wordt gestoken in de re-integratie van medewerkers die door de overstap op andere technologieën hun baan zullen verliezen.
4.4 De Commissie wijst er ook op dat verregaande betrokkenheid van distributeurs en bioscoopexploitanten een absolute voorwaarde is om Europese producties te kunnen distribueren en de diversiteit van de Europese film te kunnen waarborgen. Het is op zich geen probleem dat de distributeur ook de producent van de film is, zolang de prijs van een bioscoopkaartje maar betaalbaar blijft. Voor de nationale en Europese digitale film moet er worden geprofiteerd van hun zakelijke belangen.
4.5 Al in het voorjaar van 2008 lanceerden de Commissie en de lidstaten een permanent initiatief voor de oprichting van een groep deskundigen op het gebied van de digitale film. Uit hun overleg komt naar voren dat er behoefte is aan een alternatief voor het bestaande VPF-model (Virtual Print Fee), waarbij een vergoeding wordt betaald voor de digitale versie, en dat nationale overheden en de EU financiële ondersteuning moeten bieden om het digitaliseringsproces tot een goed einde te brengen.
4.6 „Tusseninvesteerders” financieren vooraf alle digitale apparatuur voor digitale bioscopen. De distributeur is verplicht om nog voor de eerste vertoning van de betreffende film de VPF terug te betalen. Op die manier koopt hij als het ware de digitale apparatuur.
4.7 In de mededeling worden enkele voorbeelden gegeven van financiering om te laten zien dat de overgang naar het digitale tijdperk reeds in volle gang is. Toch is er nog geen helder beeld van de kruissnelheid waarmee dat wordt gedaan, van de stabiliteit van de apparatuur en vooral van de omvang van het federatieve netwerk voor digitale film, dat een van de pijlers is van het Europese project voor slimme, duurzame en inclusieve groei.
4.8 De publieksraadpleging over de kansen en uitdagingen van de Europese film die de Commissie op 16 oktober 2009 opende, heeft meer dan 300 antwoorden opgeleverd van bioscoopexploitanten, distributeurs, producenten, verkoopagenten, filmagentschappen, professionele agentschappen en bedrijven die digitale diensten verlenen.
4.9 Om de genoemde uitdaging te kunnen aangaan moet er bij deze permanente monitoring rekening worden gehouden met de variëteit aan culturele inhoud die Europa rijk is.
4.10 De film heeft in zijn lange geschiedenis voor diverse uitdagingen gestaan (stomme film, Technicolor, Dolby Sound enz.) De belangrijkste opgave van dit moment is de digitale revolutie.
4.11 Digitalisering brengt ook belangrijke technische en financiële problemen met zich mee in verband met de opslag, langetermijnconservering en ontsluiting van filmmateriaal. In de mededeling komen deze vraagstukken niet aan bod. Het ontbreekt daarin aan een langetermijnplan voor digitale opslag en aan voorstellen voor het gebruik van betrouwbare technieken waarmee digitale inhoud voor lange tijd kan worden bewaard en op een later tijdstip weer kan worden ontsloten. De levensduur van digitale opslagmedia is korter dan die van films, terwijl de kosten juist veel hoger zijn en de digitale inhoud een exponentiële groei doormaakt. Tegelijkertijd moet er ook een oplossing worden gevonden voor de problemen op het gebied van toegankelijkheid, originaliteit en authenticiteit.
4.12 Bovengenoemde kwesties zouden kunnen worden aangepakt als de sector samen met alle betrokken partijen de handen ineen zou slaan en passende opslag- en conserveringssystemen zou ontwikkelen, gemeenschappelijke normen zou vaststellen en een stabiele en betrouwbare financiering zou invoeren. Een coherent kader voor de digitale opslag en conservering moet aan de volgende criteria voldoen: gegarandeerde toegankelijkheid gedurende honderd jaar; bescherming tijdens langdurige verwaarlozing en financiële problemen; mogelijkheid om kopieën te maken om tegemoet te komen aan toekomstige eisen op het gebied van distributie; beeld- en geluidskwaliteit van eenzelfde of zelfs beter niveau dan die van het origineel; bescherming tegen een te sterke afhankelijkheid van instabiele technologische platformen.
4.13 Een voordeel van digitale distributie is, zo blijkt uit de mededeling, dat filmarchieven voor het nageslacht bewaard kunnen worden en dat daardoor klassiekers, die anders vanwege verouderde techniek in de vergetelheid dreigen te raken, op grote schaal kunnen worden gedistribueerd.
4.14 Een ander voordeel zijn de lagere productie- en postproductiekosten. Een digitale master (DSM) kan op verschillende terreinen worden gebruikt, zoals film, VOD, dvd en digitale televisie.
4.15 Digitale distributie biedt ook nog een ander belangrijk voordeel: het wordt eenvoudiger om fysieke, culturele en vooral taalgrenzen te overschrijden door simpelweg de originele film aan te bieden met vertaling in de taal van het land waar het wordt vertoond. Er worden steeds meer dvd's uitgebracht met ondertiteling in meerdere talen.
4.16 De regisseur wordt daardoor in staat gesteld om de kwaliteit van de digitale master te controleren (op beeld, speciale effecten, belichting, muziek, geluidseffecten enz.).
4.17 Het is een goede zaak dat de Europese Commissie lidstaten die steun verlenen aan hun nationale filmindustrie, ertoe aanzet om te profiteren van de voordelen van digitale distributie en om, via blijvende deelname aan de digitale revolutie, de uitdagingen aan te gaan die nodig zijn om de toekomst van de digitale film veilig te stellen en daarmee de EU-burgers gemakkelijk vertrouwd te maken met de multiculturele diversiteit van Europa.
4.18 Het EESC wijst op de werkgelegenheidskansen in de sector en op het specifieke karakter van de banen die daar worden vervuld. Voor een geslaagde lancering van de digitale film in Europa waarmee de kwaliteit en originaliteit van de Europese filmindustrie in de toekomst zijn gewaarborgd, is het cruciaal dat er nu wordt geïnvesteerd in menselijk kapitaal. Ook moeten (bijv. door passende maatregelen voor scholing en vervanging) de maatschappelijke kosten voor de digitale overgang, zoals het verlies van werkgelegenheid voor filmoperateurs en/of in filmstudio's, zo veel mogelijk worden beperkt.
4.19 Op grond van art. 3, lid 1, onder c), van het MEDIA 2007-besluit wordt er steun verleend aan beroepsopleidingen waarbij van begin af aan wordt ingegaan op digitale technologieën voor de productie, postproductie, distributie, verkoop en archivering van Europese audiovisuele programma's. Het MEDIA 2007-programma zou moeten worden herzien en uitgebreid om nieuwe prioriteiten te formuleren en om aan de reeds bestaande en nieuwe vereisten tegemoet te komen.
4.20 MEDIA 2007 heeft ook tot doel om het andere belangrijke aspect van de digitale film, distributie en verspreiding (art. 5), te steunen.
4.21 Een andere financieringsbron is overheidssteun, overeenkomstig art. 107, lid 3, onder d), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Zoals uit de context blijkt, zijn daar legio voorbeelden van.
4.22 Normalisatie: in 2002 hebben zes grote distributeurs in de VS de technische specificaties voor de digitale film vastgelegd (de Digital Cinema Initiative of DCI).
4.23 In 2005 heeft de Society of Motion Picture and Television Engineers (SMPTE) deze DCI-specificaties gepubliceerd en tot norm voor de digitale film verheven. De Internationale Standaardisatieorganisatie (ISO) in Genève heeft die norm inmiddels goedgekeurd. De Commissie is voornemens om in 2011 goedkeuring te verlenen aan een aanbeveling inzake de bevordering van speciale Europese normen voor de Europese digitale film, iets waar reikhalzend naar wordt uitgezien.
4.24 In Europa is het percentage films dat digitaal is opgenomen of digitaal is nabewerkt, zorgwekkend laag in vergelijking met de Verenigde Staten. Europa heeft daarmee een grote achterstand op zijn belangrijkste concurrent. Het volgende voorbeeld spreekt boekdelen: van alle digitale films die in Frankrijk zijn vertoond (dertig in 2007 en vijftig in 2008), waren er 35 Noord-Amerikaanse producties, tien Europese producties en vijf afkomstig van onafhankelijke producenten.
4.25 Door alleen in te zetten op de ontwikkeling van digitale bioscopen en geen steun te verlenen aan Europese digitale producties smoren we de Europese digitale film als het ware in de kiem en zwichten we voor buitenlandse digitale producties.
4.26 Indien dit omvangrijke Europese programma mislukt, zou de digitale film het einde betekenen van het idee dat er Europese samenhang kan worden gesmeed door in de Europese Unie vorm te geven aan multiculturele inhoud.
4.27 De moraal van het verhaal is dan ook dat de Europese digitale film een grote achterstand heeft in te halen.
Brussel, 15 juni 2011
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Staffan NILSSON
(1) Ontmoeting van 6 januari 2011 tussen EESC-voorzitter Staffan NILSSON en Europees commissaris Michel BARNIER.