This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011IE0807
Opinion of the European Economic and Social Committee on ‘Third country state-owned enterprises in EU public procurement markets’ (own-initiative opinion)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over deelname van staatsbedrijven uit landen buiten de EU aan openbare aanbestedingen in de EU (initiatiefadvies)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over deelname van staatsbedrijven uit landen buiten de EU aan openbare aanbestedingen in de EU (initiatiefadvies)
PB C 218 van 23.7.2011, p. 31–37
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
23.7.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 218/31 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over deelname van staatsbedrijven uit landen buiten de EU aan openbare aanbestedingen in de EU (initiatiefadvies)
2011/C 218/06
Rapporteur: Corrado ROSSITTO
Corapporteur: Ulrich PAETZOLD
Het Europees Economisch en Sociaal Comité (hierna: EESC) heeft op 16 september 2010 besloten om overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies uit te brengen over de
Deelname van staatsbedrijven uit landen buiten de EU aan openbare aanbestedingen in de EU.
De CCMI, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 4 april 2011 goedgekeurd.
Het EESC heeft tijdens zijn op 4 en 5 mei 2011 gehouden 471e zitting (vergadering van 4 mei) onderstaand advies uitgebracht, dat met 152 stemmen vóór en 4 stemmen tegen, bij 9 onthoudingen, werd goedgekeurd.
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1 Het EESC juicht toe dat de openbare aanbestedingen van alle landen aan internationale concurrentie worden blootgesteld op grond van de Overeenkomst inzake openbare aanbestedingen van de Wereldhandelsorganisatie (hierna: de Overeenkomst), die wederkerigheid, gelijk opgaande regelgeving en inhoudelijke vergelijkbaarheid garandeert. Ook is die Overeenkomst een middel is in de strijd tegen protectionisme en de oneerlijke concurrentie waarvan nog steeds sprake is in weerwil van de speciaal daarover met opkomende landen gesloten overeenkomsten, die in overeenstemming zijn met het primair en afgeleid recht van de EU en met de desbetreffende arresten van het Europese Hof van Justitie.
1.2 De EU heeft haar openbare aanbestedingen inmiddels voor meer dan 80 % opengesteld, terwijl andere ontwikkelde economische mogendheden niet verder komen dan 20 %. Daarom moet de onderhandelingspositie van de EU worden versterkt - met het primair en afgeleid EU-recht als uitgangspunt -, zodat de toegang tot overheidsopdrachten van landen buiten de EU wordt verbeterd.
1.3 Het EESC verzoekt het Europees Parlement, de Raad en de Commissie met klem om de belangen van de EU als het gaat om de toegang tot openbare aanbestedingen, zowel in de lidstaten als op de wereldmarkt, met meer efficiëntie en strategie te behartigen, zodat de EU aan internationale geloofwaardigheid wint en Europa's economisch en sociaal model stand houdt en verder wordt ontwikkeld.
1.4 Bedrijven die aan openbare aanbestedingen deelnemen, moeten worden onderworpen aan dezelfde concurrentievoorwaarden (level playing field), waarbij sprake moet zijn van wederkerigheid vis-à-vis ondernemingen uit landen buiten de EU die zich moeten houden aan de grondbeginselen van internationale aanbestedingen. Men denke dan met name aan de beginselen inzake staatssteun (verbod op rechtstreekse of indirecte steun), de wijze waarop de prijzen worden berekend en de meeweging uit voorzorg van de kosten en risico's.
1.5 Het EESC adviseert de EU-instellingen die wetten over de interne markt uitvaardigen en degenen die in de wereld ten behoeve van de EU over internationale aanbestedingen onderhandelen, om consequent te zijn en steeds in het achterhoofd te houden welke implicaties hun optreden kan hebben vanwege de wederkerigheid. Daarbij moet worden opgekomen voor gelijkheid van behandeling, bestrijding van discriminatie, wederzijdse erkenning, evenredigheid, transparantie, bestrijding van corruptie, naleving van sociale en milieunormen en inachtneming van de grondrechten.
1.6 Volgens het EESC moet beslist stelselmatig worden nagegaan of samenhang bestaat tussen de resultaten van de bilaterale en multilaterale onderhandelingen die namens de lidstaten door de Commissie worden gevoerd en de daaruit voortvloeiende, daadwerkelijke en onverkorte toepassing door de lidstaten van de overeengekomen maatregelen.
1.7 Momenteel is de Overeenkomst plurilateraal: er zou een multilaterale overeenkomst van moeten worden gemaakt waarbij nog meer landen zich zouden aansluiten en in het kader waarvan overgangsmaatregelen zouden worden genomen met betrekking tot compensaties, preferentiële prijzen en de invoering van organisaties of bedrijfstakken en van nieuwe drempels. Ook zou opnieuw met kracht het denkbeeld naar voren moeten worden gebracht dat met EU-middelen gefinancierde aanbestedingen tijdelijk van de Overeenkomst worden uitgesloten in het geval van ondernemingen uit landen die zich schuldig blijven maken aan protectionisme.
1.8 Verder zou het aangekondigde initiatief inzake de voorwaarden voor de toegang van ondernemingen uit landen buiten de EU tot openbare aanstedingen op de Europese markt (MASP) en tot duidelijke, transparante en gecontroleerde regelingen voor een wederzijdse openstelling van de markten (met als doel om een gelijk opgaande toegang tot openbare aanbestedingen te garanderen) zo spoedig mogelijk moeten worden goedgekeurd, met dien verstande dat het in 2004 goedgekeurde maatregelenpakket voor openbare aanbestedingen dienovereenkomstig wordt aangepast.
1.9 Volgens het EESC moet de nadruk worden gelegd op preventie en de toepassing van een „vroeg waarschuwingssysteem” voor ontwerpwetten en/of regelingen die door landen buiten de EU worden uitgevaardigd om openbare aanbestedingen aan banden te leggen. Dan kunnen potentiële obstakels al in het beginstadium worden ontdekt en internationaal worden aangekaart, en kan de gegevensbank van de Commissie over de toegang tot markten worden aangevuld met betrouwbare en snel op te vragen informatie over openbare aanbestedingen, de formaliteiten die moeten worden vervuld en de specifieke technische voorschriften voor het bestek – dit vooral voor Europa's kleine en middelgrote ondernemingen. Die gegevens moeten worden onderbouwd met statistieken en indicatoren van de impact van marktscheeftrekkingen.
1.10 Het EESC adviseert dat het nodige wordt gedaan om de procedures te versoepelen en te vereenvoudigen. Daartoe zouden die procedures moeten worden afgestemd op de nieuwe uitdagingen waarmee de EU wordt geconfronteerd, teneinde te waarborgen dat overheden die zowel binnen de EU als wereldwijd aanbestedingen uitschrijven, volop profijt trekken van het economische en innovatie-potentieel van het mkb. Die waarborg kan ook worden gegeven door opleiding of door voorlichting en assistentie voor aanbestedende instanties en voor ondernemingen die aan internationale aanbestedingen of aan aanbestedingen in landen buiten de EU deelnemen, en dan vooral voor de leiders en het leidinggevend personeel van die ondernemingen.
2. Inleiding
2.1 In de EU vertegenwoordigt de jaarlijkse omvang van de overheidsopdrachten voor goederen en diensten zo'n 17 % van het bbp, wat overeenkomt met ongeveer 2 100 miljard euro: met dat bedrag komt de EU ongeveer 3 % uit boven de GPA(Governement Procurement Agreement)-drempel van de Overeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie (1). De wereldmarkt voor overheidsopdrachten wordt geraamd op 10 à 20 % van het bbp, waarbij vergelijkbare gegevens ontbreken over niet-GPA-landen. De totale waarde van de overheidsopdrachten beloopt ruim 10 % van het internationale bbp.
2.2 Het Europese bedrijfsleven, gaande van grote multinationals tot de meest ondernemende kleine en middelgrote bedrijven, doen er alles aan om een plaats op de wereldmarkt te veroveren, maar stuiten op steeds meer moeilijkheden bij de toegang tot openbare aanbestedingen. Die moeilijkheden houden niet zozeer verband met belemmeringen aan de grens als wel met belemmeringen die worden opgeworpen als de grenzen al zijn overschreden. Die belemmeringen zijn nog veel complexer en leveren technisch meer problemen op. Ook vergt het meer tijd om die belemmeringen op te sporen, te analyseren en op te heffen. Het gaat daarbij om normen en restrictieve praktijken die het EU-ondernemingen onmogelijk dreigen te maken om op doeltreffende wijze deel te nemen aan openbare aanbestedingen in landen buiten de EU.
2.3 Onderhavig initiatiefadvies betreft een specifiek aspect van de overheidsopdrachtenmarkt. De titel zegt het al: de bedoeling ervan is na te gaan en aan te geven hoe de EU als het gaat om de deelname van staatsbedrijven uit landen buiten de EU aan openbare aanbestedingen in de EU:
— |
bij aanbestedingen de goede werking van de interne markt kan garanderen; |
— |
kan garanderen dat staatsbedrijven uit landen buiten de EU onder dezelfde voorwaarden actief mogen zijn op de Europese markt en aan dezelfde toelatingsvoorwaarden moeten voldoen als alle andere ondernemingen; |
— |
kan garanderen dat Europese bedrijven op markten van landen buiten de EU dezelfde wederkerigheid en toelatingsvoorwaarden worden geboden. |
Het EESC brengt ook al advies uit over andere aspecten van de overheidsopdrachtenmarkt of gaat dat nog doen.
2.4 Het verband tussen de openstelling van de buitenlandse handel en de hervormingen van de interne markt moet worden gezien als een tweerichtingsverkeer: alhoewel in beide gevallen het doel gelijk is (nl. de kosten verminderen van niet-noodzakelijke regels die een belemmering vormen voor de stroom van goederen en diensten en investeringen), toch mogen de EU-instellingen die wetten uitvaardigen voor de interne markt en degenen die in de wereld ten behoeve van de EU over internationale handel en aanbestedingen onderhandelen, gezien de steeds groter wordende onderlinge afhankelijkheid van de interne markt en internationale markten, niet uit het oog verliezen dat hun optreden consequenties kan hebben vanwege de wederkerigheid. Zij moeten daarom samenhangend beleid voeren om de hierna volgende beginselen van het primaire en afgeleide recht van de EU, zoals dat bekrachtigd is door het Europese Hof van Justitie en het Handvest van de grondrechten, overal ingang te doen vinden:
— |
naleving van de mensenrechten; |
— |
bestrijding van corruptie; |
— |
toepassing van sociale en milieunormen; |
— |
transparantie; |
— |
evenredigheid; |
— |
gelijkheid van behandeling; |
— |
bestrijding van discriminatie; |
— |
wederzijdse erkenning. |
2.5 Als het gaat om normen en voorschriften, diensten, investeringen, openbare aanbestedingen, intellectuele-eigendomsrechten en certificatieregelingen worden bij diverse handelspartners van de EU nog steeds logge procedures gehanteerd, ontbreekt transparantie en wordt een industriebeleid gevoerd dat tot doel heeft om ingevoerde goederen gedwongen door andere te laten vervangen, onder dwang technologie te laten overdragen en lokale producenten preferentiële toegang tot grondstoffen te bieden.
2.6 EU-bedrijven krijgen te maken met een steeds fellere concurrentie op de interne markt waar alles op alles is gezet om transparantie te verwezenlijken en alle belemmeringen op te heffen. Alleen is inmiddels duidelijk geworden dat die openstelling de interne markt volkomen weerloos maakt voor marktdeelnemers uit landen buiten de EU die niet bereid zijn om hun markten net zo open te stellen.
2.7 De EU hanteert strenge normen op dit gebied, die een level playing field (gelijke voorwaarden) moeten garanderen. De ervaring leert dat geen enkele van die normen van toepassing is op staatsbedrijven van niet-EU-landen, laat staan als die staatsbedrijven deelnemen aan openbare aanbestedingen. Dit is in strijd met de beginselen die ten grondslag liggen aan de interne markt, met ernstige schade voor de Europese industrie en economie.
2.8 Daarom moet beslist worden onderzocht hoe de EU de goede werking van de interne markt kan garanderen, óók als staatsbedrijven van landen buiten de EU daarop worden toegelaten, zonder haar waakzaamheid te laten verslappen als het gaat om de in het belang van de consumenten, het bedrijfsleven en de Europese belastingbetalers te leveren strijd tegen protectionisme en alle vormen van sociale en milieudumping (2), tegen gebrek aan transparantie in kosten, prijzen en overheidssubsidies en tegen de niet-naleving van begrotings- en vrijhandelsregels.
2.9 Openbare aanbestedingen zijn in de Algemene overeenkomst over tarieven en handel (GATT) uitdrukkelijk uitgesloten van de basisverplichting inzake „nationale behandeling” en van de verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene overeenkomst over de handel in diensten: daarbij moet echter worden meegewogen (3) dat van nu tot 2015 90 % van de internationale groei buiten Europa zal worden gegenereerd, waarvan een derde alleen in China. Kortom, de komende jaren komt het erop aan de kansen te grijpen die ontstaan vanwege de grote groei buiten de EU, en dan vooral in landen van Zuid-Oost-Azië.
2.10 De interne markt van de EU is dus al redelijk open. Hetzelfde kan niet worden gezegd van de markten van de belangrijkste handelspartners van de EU: vooral lokaal en regionaal gaat de openstelling daar veel minder ver. Hieronder enkele voorbeelden.
2.10.1 Het kan nog veel beter met de openstelling van de Chinese markt. China, dat in 2009 een bbp had van 3 573,8 miljard euro, voerde in dat jaar naar de EU goederen en diensten uit ter waarde van 227 miljard euro, tegen een invoer vanuit de landen van de EU ter waarde van 99,7 miljard euro. Er zijn al sinds 2003 „Koop lokaal”-bepalingen van kracht (artikel 10 van de Wet op overheidsopdrachten). In 2007 is dat beleid om Chinese producten te promoten, kracht bijgezet aan de hand van twee decreten waardoor aanbestedingen alleen kunnen worden opengesteld voor goederen uit het buitenland als de producten uit eigen land „om onverklaarbare redenen” duurder of slechter van kwaliteit zijn. Die norm is in 2009 heel strak toegepast, zodat er voor producten uit de EU geen enkele mogelijkheid meer over was, vooral in sectoren als die van hightech- en innoverende producten. Bovendien wordt er krachtens de „maatregelenpakketten voor de stimulering van de interne productie” (2008 en 2009) strenge controle uitgeoefend op aanbestedingen in de bouwsector. In november 2009 heeft China een lijst uitgevaardigd van als zodanig erkende innoverende producten uit eigen land, waarna de staatsraad in 2010 wijzigingen heeft voorgesteld waardoor staatsbedrijven voortaan alleen nog maar op de thuismarkt werkzaam mogen zijn. Tegelijkertijd subsidieert de Chinese overheid Chinese hightech-bedrijven om hun concurrentiepositie op de wereldmarkt te verbeteren (4).
2.10.1.1 China is bij aanbestedingen voor werken afgestapt van een systeem van vergunningen voor project- en bouwbeheer en andere bouwdiensten. In de plaats daarvoor is er nu een nieuw systeem van WFOCE (Wholly Foreign Owned Construction Enterprise of bouwondernemingen die volledig in buitenlandse handen zijn) en gemengde ondernemingen (joint ventures). Volgens dit nieuwe systeem worden buitenlandse bedrijven de facto uitgesloten van deelname aan nationale aanbestedingen en mogen zij alleen deelnemen aan de zeldzame internationale aanbestedingen voor projecten op de thuismarkt. In beide gevallen (WFOCE en joint ventures) moet worden voldaan aan een stelsel van Chinese kwalificatiecriteria waardoor buitenlandse ondernemingen een vermogen moeten hebben van minstens vijf maal de waarde van het project en een personeelsbestand van minstens 300 medewerkers die al langer dan een jaar in China wonen, met een voorkeur voor bedrijven die al eerder in China werken hebben verricht. In het geval van joint ventures wordt bovendien de partner met de laagste kwalificatie in aanmerking genomen (5).
2.10.1.2 De overgrote meerderheid van bouwwerkzaamheden waarvoor Europese ondernemingen belangstelling kunnen hebben, is buiten het huidige WTO-onderhandelingsbod van China in het kader van de Overeenkomst over overheidsopdrachten gehouden. Noch die werkzaamheden zelf, noch de aanbestedende instanties komen daarin voor.
2.10.1.3 In Rusland, dat niet is aangesloten bij de WTO-Overeenkomst over openbare aanbestedingen, heeft het ministerie van economische ontwikkeling in december 2008 een wetstekst uitgevaardigd waardoor de toegang tot openbare en gemeentelijke aanbestedingen aan banden is gelegd: er is een voorkeur ingevoerd voor nationale producten en diensten, ook als de prijs daarvan tot 15 % hoger is. Verder zijn er in 2009 anticrisismaatregelen genomen om het kopen van Russische producten te promoten.
2.10.2 In Brazilië is de Wet op openbare aanbestedingen in juli 2010 gewijzigd om toe te staan dat aanbestedende overheden een marge van 25 % aanhouden voor goederen en diensten die volledig of gedeeltelijk in Brazilië zelf zijn geproduceerd. Het bbp van Brazilië bedroeg in 2009 1 128,5 miljard euro (6).
2.10.3 In de VS heeft het congres de „Koop Amerikaans”-bepalingen van de ARRA (American Recovery and Reinvestement Act) (7) aangescherpt. Het bbp van de VS bedroeg in 2009 10 122,6 miljard euro, met een uitvoer van goederen en diensten naar de EU ter waarde van ongeveer 286,8 miljard euro en een invoer uit de EU ter waarde van 323,8 miljard euro (in datzelfde jaar) (8).
2.10.4 In Japan – zevende op de ranglijst van EU-uitvoermarkten, met een uitvoer ter waarde van 36 miljard euro en een invoer ter waarde van 56,7 miljard euro (cijfers van 2009) – hebben EU-ondernemingen nauwelijks toegang tot openbare aanbestedingen, ook al is Japan aangesloten bij de WTO-Overeenkomst over openbare aanbestedingen: slechts 4 % van alle overheidsopdrachten gaat naar EU-bedrijven, ter waarde van ongeveer 22 miljard euro, wat minder is dan 0,7 % van het Japanse bbp (cijfers van 2007). Daar staat tegenover dat Japan een toegang heeft gehad tot de overheidsopdrachtenmarkt van de EU ter waarde van 312 miljard euro, ofwel 2,5 % van het bbp van de EU (9).
2.10.5 In Vietnam is in april 2010 een richtlijn uitgevaardigd over het gebruik van nationale producten en stoffen en over met overheidsgeld gefinancierde aanbestedingen voor die producten. In 2009 had Vietnam een bbp van 66,8 miljard euro, met een uitvoer van goederen naar de EU ter waarde van 7,8 miljard euro en een invoer uit de EU ter waarde 3,8 miljard euro.
2.10.6 In Australië hebben twee staten in 2009 regelingen voor „strategische” aanbestedingen (ter waarde van meer dan 250 miljoen Australische dollars) goedgekeurd: in de staat Victoria moet 40 % daarvan lokale (Australische/Nieuw-Zeelandse) producten zijn, terwijl Nieuw-Zuid-Wales een prijsbevoorrechting van 20 % biedt, waar dan ook nog - naar geval - extra preferenties van 2,5 à 5 % bijkomen. Australie had in 2009 een bbp van 712,8 miljard euro, met een uitvoer van goederen en diensten naar de EU ter waarde van 14,4 miljard euro en een invoer ter waarde van 34,1 miljard euro.
2.11 Daar staan gevallen tegenover als dat van Turkije waar het stelsel van openbare aanbestedingen is verbeterd sinds in 2008 Wet nr. 5812 werd goedgekeurd. Door die wet zijn de Turkse regels op die van de EU afgestemd: aanbestedingen voor de levering van goederen, werken en diensten zijn thans opengesteld voor concurrentie, ook al moet de laatste hand nog aan de omzetting van de EU-Richtlijnen worden gelegd met de invoering van een verhaalregeling (10). In 2008 beliepen de aanbestedingen boven de EU-drempel een waarde van 7 303 miljoen euro voor werken, 8 459 euro voor diensten en 8 042 euro voor goederen.
3. Huidige regelgeving
3.1 De huidige regelgeving van de EU inzake de overheidsopdrachtenmarkt voor Europese ondernemingen is als volgt samengesteld:
— |
het basisrechtskader dat wordt gevormd door de aanbestedingsrichtlijnen van 2004: Richtlijn 2004/18/EG (coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten) en Richtlijn 2004/17/EG (coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten), samen met Richtlijn 2007/66/EG (herziening van de procedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten) en de code van meest geslaagde methoden (best practices) voor de toegang van kleine en middelgrote ondernemingen tot aanbestedingen (11), alsook de Richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG; |
— |
het Verdrag waardoor thans in het primair recht van de EU erkenning wordt gegeven aan het recht op autonomie van lokale en regionale overheden, met mogelijkheden voor overheidsinstanties om bij de vervulling van hun openbare taken eigen beleidsinstrumenten te gebruiken, zoals diverse vormen van publiek-private partnerschappen (hierna: ppp's); |
— |
talrijke arresten van het Europese Hof van Justitie inzake aanbestedingen; |
— |
de plurilaterale WTO-Overeenkomst over openbare aanbestedingen (die momenteel wordt herzien) als spil-instrument. In de Algemene overeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie over de handel in diensten (GATS) worden openbare aanbestedingen uitgesloten van de voornaamste GATS-bepalingen inzake de toegang tot markten, onverlet latende het mandaat voor multilaterale onderhandelingen over dienstenaanbestedingen waarin de Gemeenschap een voortrekkersrol speelt als het gaat om verbintenissen om toegang tot de markt te bieden en het verbod op discriminatie in dienstenaanbestedingen met gemeenschappelijke procedurele voorschriften inzake aankopen; |
— |
bepalingen inzake aanbestedingen in vrijhandelsovereenkomsten, associatie-overeenkomsten, partnerschapsovereenkomsten en samenwerkingsverbanden, stabilisatie- en associatieovereenkomsten, overeenkomsten voor economisch partnerschap, tussentijdse overeenkomsten inzake handel en handelsaangelegenheden en overeenkomsten voor samenwerking in handel en economie; |
— |
toepasselijk EU-recht inzake openbare aanbestedingen en tegemoetkomingen aan geïnstitutionaliseerde ppp's. |
4. Kanttekeningen
Het EESC juicht toe dat de openbare aanbestedingen van alle landen aan internationale concurrentie worden blootgesteld op grond van de Overeenkomst inzake openbare aanbestedingen van de Wereldhandelsorganisatie, omdat die overeenkomst wederkerigheid, gelijk opgaande regelgeving en inhoudelijke vergelijkbaarheid garandeert en een middel is in de strijd tegen protectionisme en de oneerlijke concurrentie waarvan nog steeds sprake is in weerwil van de speciaal daarover met opkomende landen gesloten overeenkomsten.
4.1 Belangrijk is wat blijkt uit recente cijfers van de Commissie, nl. dat van nu tot 2015 90 % van de internationale groei buiten Europa zal worden gegenereerd, waarvan een derde alleen in China (12).
4.2 Het EESC stemt in met het beginsel dat de EU, om haar concurrentievoordelen uit te bouwen, haar belangen „met meer efficiëntie en strategie” moet behartigen, zodat „de EU aan internationale geloofwaardigheid wint en Europa's economisch en sociaal model stand houdt en verder wordt ontwikkeld”. „De EU heeft haar openbare aanbestedingen inmiddels voor meer dan 80 % opengesteld, terwijl andere ontwikkelde economische mogendheden niet verder komen dan 20 %. Daarom moet de onderhandelingspositie van de EU worden versterkt ter verbetering van de toegang tot overheidsopdrachten van landen buiten de EU. Dit komt de geloofwaardigheid van de EU ten goede.” (13)
4.3 Het vigerende stelsel van regels voor openbare aanbestedingen voldoet in beginsel en volstaat om de Europese markt in economisch, sociaal en milieuopzicht te reguleren. Helaas zijn er lidstaten die de mogelijkheden van dit regelgevingskader niet ten volle benutten om eerlijke concurrentie te garanderen. Die lidstaten dreigen hun markten, zonder wederkerigheid, open te stellen voor staatsbedrijven uit niet-EU-landen die de basisregels van internationale aanbestedingen aan hun laars lappen. Wat niet wegneemt dat die regels, evenals de grondbeginselen van het Verdrag en het Handvest van de grondrechten beslist stringent moeten worden toegepast.
4.4 Ppp's mogen niet leiden tot het ontstaan van parallelle markten die aan de regelgeving voor openbare aanbestedingen ontsnappen en niet openstaan voor particuliere ondernemingen.
4.5 De EU streeft ernaar om uit te groeien tot een open economie die vrijhandel hoog in zijn vaandel draagt. Daarbij wil de EU rechtszekere en niet-discriminatoire toegang bieden tot veel aanbestedingen. Dat betekent ook dat vertrouwelijkheid en transparantie moeten worden gegarandeerd als stimulans voor innovatie en een duurzame overheidsopdrachtenmarkt die
— |
de voorkeur geeft aan het bod dat de meeste economische voordelen biedt (in plaats van aan het laagste bod); |
— |
uitgaat van de hele levenscyclus van een overheidsopdracht. |
4.6 Bedrijven die aan openbare aanbestedingen deelnemen, moeten worden onderworpen aan dezelfde concurrentievoorwaarden (level playing field). Het EESC heeft dan ook zijn twijfels over de voorwaarden waaronder staatsbedrijven uit niet-EU-landen aan aanbestedingen deelnemen, vooral als het gaat om staatssteun (verbod op rechtstreekse of indirecte steun), de wijze waarop de prijzen worden berekend en de meeweging uit voorzorg van de kosten en risico's. In feite biedt de Europese markt toegang zonder dat oneerlijke concurrentie naar behoren wordt uitgebannen, met alle grote risico's vandien op sociale en milieudumping en niet-naleving door dergelijke „staatsbedrijven” van de ethische regels van het Verdrag en van het Handvest van de grondrechten.
4.7 Volgens het EESC is het noodzakelijk dat:
4.7.1 |
in internationale onderhandelingen en in onderhandelingen met landen buiten de EU steeds wordt benadrukt dat niet te onderhandelen valt over de waarden, rechten en grondbeginselen van de EU, zoals die in het primaire recht van de EU op grond van de Verdragen en het Handvest van de grondrechten zijn vastgelegd: die waarden, rechten en grondbeginselen moeten worden nageleefd; |
4.7.2 |
in internationale onderhandelingen met één stem wordt gesproken, waarbij het uit te dragen standpunt krachtig, samenhangend en solidair moet zijn. Voorkomen moet worden dat landen op eigen houtje actie ondernemen die ten koste kan gaan van de gemeenschappelijke onderhandelingspositie. Ook moet worden overgegaan tot benchmarking van de daadwerkelijke openstellingen van de nationale markten binnen de termijnen en limieten van de in EU-verband gesloten overeenkomsten. |
4.7.3 |
de werkzaamheden van de Commissiediensten die over de diverse aspecten van onderhandelingen op het gebied van handel, industrie en samenwerking gaan, beter worden gecoördineerd, in overeenstemming met de regels van de multilaterale Overeenkomst over openbare aanbestedingen 1994, de vrijhandelsovereenkomsten van de nieuwe generatie, partnerschapsovereenkomsten en samenwerkingverbanden en associatieovereenkomsten in het kader van het Euro- mediterrane partnerschap. Het zwaartepunt moet daarbij meer worden gelegd bij niet-tarifaire belemmeringen en de druk die moet worden uitgeoefend om EU-ondernemingen toegang te bieden tot overheidsopdrachtenmarkten. |
4.7.4 |
van de plurilaterale WTO-Overeenkomst inzake openbare aanbestedingen een multilaterale overeenkomst wordt gemaakt waarbij nog meer landen zich zouden moeten aansluiten en in het kader waarvan overgangsmaatregelen moeten worden genomen met betrekking tot compensaties, preferentiële prijzen en de invoering van organisaties of bedrijfstakken en van hogere drempels. |
4.7.5 |
met EU-middelen gefinancierde aanbestedingen tijdelijk van de WTO-Overeenkomst inzake openbare aanbestedingen worden uitgesloten in het geval van ondernemingen uit landen die zich schuldig blijven maken aan protectionisme (dit denkbeeld heeft het EESC al in meerdere adviezen naar voren gebracht (14). |
4.7.6 |
zorgvuldigheid wordt betracht bij de toepassing van de beginselen van wederkerigheid en evenredigheid op bepaalde sectoren, in de „Algemene kanttekeningen en uitzonderingen op de bepalingen van artikel III van Bijlage I van de EC” van de WTO-Overeenkomst over openbare aanbestedingen. |
4.7.7 |
bedrijven uit landen buiten de EU dezelfde voorwaarden krijgen opgelegd als Europese ondernemingen op hun markten: de EU moet niet langer onderhandelen over formele wederkerigheid, maar over daadwerkelijke economische wederkerigheid. De overeenkomst moet een bepaling bevatten dat bij onevenwichtige verhoudingen tot opschorting van de overeenkomst kan worden overgegaan. |
4.7.8 |
de EU de toegang tot delen van de EU-aanbestedingsmarkt aan banden mag leggen voor belangrijke handelspartners die wél het voordeel genieten van de algemene openstelling van de EU-markten, maar zelf geen wederkerigheid bieden. Zo kunnen die handelspartners tot wederkerigheid worden aangezet. |
4.7.9 |
het initiatief inzake de voorwaarden voor de toegang van ondernemingen uit landen buiten de EU tot openbare aanstedingen op de Europese markt (MASP) zo spoedig mogelijk wordt goedgekeurd, met duidelijke, transparante en gecontroleerde regelingen voor een wederzijdse openstelling van de markten, met als doel om in landen met een ontwikkelde economie en in landen met een opkomende economie een gelijk opgaande toegang tot openbare aanbestedingen te garanderen voor de in Richtlijn 2004/17/EG (15) en in het werkprogramma voor 2011 bestreken sectoren (16). |
4.7.10 |
er op het gebied van markttoegang meer technische samenwerking plaatsvindt tussen vertegenwoordigers van de lidstaten en van de Commissie en dat vertegenwoordigers van het bedrijfsleven vaker worden geraadpleegd. |
4.7.11 |
strenge controles worden uitgevoerd (en maatregelen worden genomen om de uitoefening van dat toezicht daadwerkelijk af te dwingen) om zich ervan te vergewissen dat er in een land geen rechtstreekse of indirecte staatsteun wordt verleend (wat volgens de EU-regelgeving verboden is), vooral in het geval van EU-aanbestedingen die met EU-middelen, door de EIB, met middelen van de structuurfondsen of met steun voor Europese netwerken worden gefinancierd. Daarbij moeten de sociale en milieunormen onverkort worden toegepast. |
4.7.12 |
de gegevensbank van de Commissie inzake markttoegang preciezer wordt gemaakt, met betrouwbare en toegankelijke informatie over aanbestedingen, formaliteiten en technische specificaties voor het bestek die de facto deelname aan aanbestedingen in landen buiten de EU onmogelijk maken. Op die manier worden alle marktscheeftrekkende fenomenen statistisch onderbouwd en worden de gevolgen daarvan weergegeven aan de hand van specifieke indicatoren. |
4.7.13 |
de nadruk meer wordt gelegd op preventie en een systeem van „vroege waarschuwing” inzake projecten en/of door niet-EU-landen uitgevaardigde wettelijke voorschriften die aanbestedingen aan banden leggen. Doel daarvan is potentiële belemmeringen al vanaf het begin te ontdekken en internationaal aan te kaarten, en die bij de bron aan te pakken. Daartoe zou stelselmatig gebruik moeten worden gemaakt van de aanmeldingsprocedure van de Overeenkomst over technische handelsbelemmeringen. |
4.7.14 |
ten behoeve van het mkb EU-maatregelen worden genomen die garanderen dat aanbestedende instanties in en buiten de EU gebruik maken van het economisch en innovatiepotentieel van kleine en middelgrote ondernemingen. |
4.7.15 |
deelnemers aan internationale aanbestedingen en aan aanbestedingen in landen buiten de EU, en dan vooral hun leiders en leidinggevend personeel, opleiding, voorlichting en assistentie krijgen, waarbij erkenning wordt gegeven aan de aan hun omvang gerelateerde problematiek inzake handelsbescherming, markttoegang en voorlichting. |
4.7.16 |
artikel 55, lid 3, van Richtlijn 2004/18/EG en artikel 57, lid 3, van Richtlijn 2004/17/EG inzake abnormaal lage offertes zodanig worden gewijzigd dat niet tot gunning mag worden overgegaan in het geval van offertes van staatsbedrijven die niet kunnen bewijzen dat ze voor hun offerte niet van - volgens het EU-recht verboden - rechtstreekse of indirecte staatsteun hebben geprofiteerd: een voorbeeld van zo'n „staatssteuntest” is artikel 4 van de US Millennium Challenge Corporation. |
4.7.17 |
aan artikel 45 (17) van Richtlijn 2004/18/EG en aan artikel 54 (18) van Richtlijn 2004/17/EG een nieuwe verplichte uitsluitingscasus wordt toegevoegd, te weten: inbreuk op de rechten van de intellectuele eigendom aangaande het gebruik van octrooien of van op frauduleuze wijze verkregen technische informatie. |
4.7.18 |
de toekomstige rechtsinstrumenten van de EU inzake het vrije verkeer van werknemers uit landen buiten de EU geenszins een stimulans vormen voor staatsbedrijven uit niet-EU-landen die verboden staatssteun ontvangen. |
4.7.19 |
alle rechtsregels en praktijken die aanbestedingen aan banden leggen en tot gevolg hebben dat EU-ondernemingen niet doeltreffend kunnen deelnemen aan aanbestedingen in landen buiten de EU, zo snel mogelijk en met redenen omkleed in een gecentraliseerde gegevensbank van de EU worden opgenomen. Men denke daarbij aan „Koop lokaal”-bepalingen of voorschriften die steeds meer „lokale inhoud” vereisen, of aan maatregelenpakketten om lokale technologie of innovatie of het herstel van de nationale economie te „stimuleren”, kortom aan bedingen die lokale ondernemingen bevoorrechten en discriminatoir zijn als het gaat om de markttoegang van ondernemingen uit andere landen. |
4.7.20 |
de interne beleidsmaatregelen en het externe beleid van de EU nog beter op elkaar worden afgestemd en dat hun complementaire karakter nog meer wordt benadrukt. Daarmee wordt gevolg gegeven aan de oproep van de Europese Raad in september 2010 die zegt dat „het raakvlak tussen het industriebeleid en het mededingingsbeleid in het licht van de globalisering opnieuw moet worden bezien en dat sterk voor een vlak speelveld moet worden geijverd” (19). |
Brussel, 4 mei 2011
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Staffan NILSSON
(1) Bron: ramingen van de Commissie in COM(2010) 612 final
(2) Zie COM(2010) 612/1
(3) Zie COM(2010) 612/4
(4) Zorgwekkend voor overheidsopdrachten en de intellectuele eigendom is het Chinese beleid voor „innovatie in eigen huis”. Doel van dit beleid is Chinese bedrijven te helpen om hogerop te komen in de waardeketen. Dit in november 2009 voor het eerst aangekondigde systeem belemmert in ernstige mate de toegang tot Chinese aanbestedingen in een groot aantal innovatieve sectoren, gaande van groene technologie tot telecommunicatie (zie SEC(2011) 298 definitief).
(5) Zie de Mededeling van de Commissie, WTO-document „s/c/w/286”, par. 15-19; hier komt nog bij dat de kwalificatie die een Chinees bedrijf al heeft, tot nul wordt gereduceerd als het zich laat overkopen door een buitenlandse onderneming.
(6) 2010/7 – wijzigingen op de Braziliaanse Wet op openbare aanbestedingen waardoor tijdelijk een „Koop Braziliaans” bepaling wordt ingevoerd.
(7) Er zijn in de wet twee nieuwe „Koop Amerikaans”-bepalingen opgenomen: een verbod op het gebruik van de middelen die door deze wet vrijkomen, voor projecten voor openbare werkzaamheden of om een openbaar gebouw te bouwen, te wijzigen, te onderhouden of te herstellen, tenzij al het ijzer en staal en de fabrikaten die voor het project worden gebruikt, van Amerikaanse makelij zijn; een verbod op het gebruik van de middelen die door deze wet vrijkomen, voor de aankoop door het Departement van binnenlandse veiligheid van een gedetailleerde lijst van textielproducten, tenzij het om producten gaat die in de VS zijn verbouwd en verwerkt.
(8) Nog een voorbeeld: de Amerikaanse overheid mag niets kopen van zogenoemde „inverted companies”, d.w.z. bedrijven die van oorsprong Amerikaans zijn, maar veranderd zijn van fiscaal recht na een overstap op het belastingstelsel van een ander land, wat de prangende vraag doet rijzen of nog wel sprake is van verenigbaarheid met de WTO-Overeenkomst over openbare aanbestedingen. Het gevolg is dat een EU-onderneming die in de EU gevestigd is, niet kan verkopen aan de Amerikaanse overheid, ook al zou zij de bescherming van openbare aanbestedingen moeten genieten.
(9) Zie SEC(2011) 298
(10) Evaluatie van openbare aanbestedingen in Turkije 2009 – SIGMA (Support for Improvement in Governance and Management) – een gezamenlijk initiatief van OESO en EU.
(11) SEC(2008) 2193 diensten EG
(12) COM(2010) 612/1 definitief
(13) Gemeenschappelijke verklaring van Frankrijk, Duitsland, Spanje, Portugal, Italië en Polen (9 februari 2011) met het oog op een betere wederkerigheid tussen de EU en haar handelspartners.
(14) EESC-advies over internationale openbare aanbestedingen, PB C 224 van 30 augustus 2008, blz. 32
(15) COM(2009) 592
(16) COM(2010) 612 en COM(2010) 623, vol. II, blz. 36.
(17) Artikel 45: Persoonlijke situatie van de gegadigde of inschrijver
(18) Artikel 54: Kwalitatieve selectiecriteria
(19) Zie Raad Mededingingsbeleid van 10 december 2010 – Conclusies inzake een geïntegreerd industriebeleid ten tijde van de globalisering, punt 15