Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AR0004

Advies van het Comité van de Regio's over het voorstel voor een algemene verordening over de fondsen van het gemeenschappelijk strategisch kader

PB C 225 van 27.7.2012, p. 58–113 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

27.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 225/58


Advies van het Comité van de Regio's over het voorstel voor een algemene verordening over de fondsen van het gemeenschappelijk strategisch kader

2012/C 225/07

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

dringt aan op een ambitieuze begroting voor het toekomstige cohesiebeleid (2014-2020) om de ambities van het Verdrag en van de Europa 2020-strategie waar te maken; dringt er tevens op aan dat rekening wordt gehouden met andere criteria dan het bbp bij de beoordeling van het ontwikkelingsniveau en de verdeling van de middelen;

steunt de door de Commissie voorgestelde structuur, gebaseerd op twee grote doelstellingen („investeren in groei en werkgelegenheid” en „Europese territoriale samenwerking”), waarmee het ESF binnen de sfeer van het cohesiebeleid blijft, en de invoering van de categorie „overgangsregio's”, een vangnet voor regio's die niet meer volledig onder de convergentiedoelstelling vallen;

dringt aan op grotere flexibiliteit bij de verdeling van de structuurfondsen, die meer is aangepast aan de territoriale behoeften, door de lokale en regionale overheden hier rechtstreeks bij te betrekken; deze flexibiliteit zou betrekking moeten hebben op de verdeling tussen het EFRO en het ESF en op de thematische concentratie van de steun op bepaalde doelstellingen van de Europa 2020-strategie; in dit verband vraagt het dat de minimumdrempels uit de specifieke verordeningen aanzienlijk worden verlaagd of versoepeld;

steunt de strategische benadering van het gemeenschappelijk strategisch kader, waarin alle fondsen die zijn bestemd voor regionale doeleinden worden geïntegreerd, wat zal leiden tot een betere coördinatie met het ELFPO en het EMVF; hoopt dat meer rekening wordt gehouden met het beginsel van territoriale samenhang, via stedelijke acties, lokale ontwikkelingsacties, geïntegreerde territoriale investeringen en gezamenlijke actieplannen, maar zou willen dat meer aandacht wordt besteed aan gebieden die een industriële overgang doormaken en regio's die kampen met demografische belemmeringen;

dringt erop aan dat de mogelijkheid van op meerdere fondsen gebaseerde programma's (EFRO, ESF, Cohesiefonds, ELFPO, EMVF) wordt aangemoedigd en dat de Commissie maatregelen neemt om de vaststelling en uitvoering hiervan mogelijk te maken, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel;

verwerpt de macro-economische voorwaarden en de prestatiereserve, omdat deze strijdig zijn met de primaire doelstelling van het cohesiebeleid; wel is het voorstander van een flexibiliteitsreserve, bestaande uit de middelen die vrijkomen na het ambtshalve doorhalen van vastleggingen, voor de financiering van experimentele initiatieven; ook stemt het in met het beginsel van de ex-anteconditionaliteit, dat wel moet worden gestroomlijnd en meer preventief dan repressief moet zijn;

dringt aan op een echte vereenvoudiging van de beheersregels, met name voor de controle- en auditautoriteiten, inkomsten genererende acties en forfaitaire bedragen.

Rapporteur

Mevrouw MARINI (IT/PSE), voorzitter van de regioraad van Umbrië

Referentiedocument

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, die onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallen, en houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006

COM(2011) 615 final

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

A.    EU-begroting en toewijzing van de middelen

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

Voor een adequate en evenwichtige EU-begroting

1.

herinnert eraan dat de Europese Unie over voldoende middelen moet kunnen beschikken om de doeltreffendheid van het cohesiebeleid te waarborgen en te beantwoorden aan de ambities van de Europa 2020-strategie.

2.

Het CvdR dringt erop aan dat voor iedere categorie regio's de communautaire steun ten minste op hetzelfde niveau blijft als tijdens de huidige programmeringsperiode.

3.

De huidige ernstige economische, financiële en sociale crisis veroorzaakt op Europees niveau een situatie van een blijvend tekort aan werkgelegenheid, met een sterke zij het verschillende impact op alle regio's van de EU. Tegen deze achtergrond vormen de structuurfondsen een onmisbare financieringsbron om de crisis te bestrijden en de ontwikkeling van de Europese regio's te steunen.

De absorptieproblemen beperken

4.

Het CvdR verzoekt de Commissie deugdelijke initiatieven te nemen om de absorptiemoeilijkheden waar sommige lidstaten mee kampen, op te vangen door het beheer van de EU-fondsen te verbeteren – met name via een vereenvoudiging en vernieuwing van de beheers- en controlesystemen – en de resultaatgerichtheid te stimuleren.

Rechtvaardigere en evenwichtigere criteria voor de verdeling van de middelen

5.

Door de economische en financiële crisis is er nog meer behoefte aan vergelijkbare en tijdig beschikbare gegevens met betrekking tot het bbp en andere indicatoren om het reële ontwikkelingsniveau van de Europese regio's correcter te kunnen meten (1), waarbij de middelen uiteraard op de regio's met een ontwikkelingsachterstand moeten worden geconcentreerd.

6.

Met het oog op de verdeling van de middelen moet adequaat rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van lidstaten die worden gekenmerkt door sterke interne economische verschillen. Het CvdR maakt zich met name zorgen over het criterium voor de verdeling van de middelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) – zie het voorstel voor een meerjarig financieel kader – omdat hierin onvoldoende rekening wordt gehouden met sociale, economische en structurele verschillen.

B.    Opzet van het cohesiebeleid

Een vereenvoudigde opzet

7.

Het CvdR stemt in met de aanwijzing van twee grote doelstellingen: „investeren in groei en werkgelegenheid” en „Europese territoriale samenwerking”, die helpen om de opzet van het cohesiebeleid te vereenvoudigen.

8.

Het is ingenomen met de invoering van de categorie overgangsregio's, vooral te financieren met middelen afkomstig van de regio's en landen die niet meer onder de convergentiedoelstelling en het cohesiefonds vallen, zonder dat de twee andere categorieën regio's daardoor minder steun krijgen. Ook is het ingenomen met het vangnet dat is voorgesteld voor regio's die niet meer volledig onder de convergentiedoelstelling vallen. Met deze categorie kunnen regio's die niet langer onder de convergentiedoelstelling vallen beter worden gesteund, maar ook alle andere regio's met een bbp per inwoner tussen 75 en 90 % van het EU-gemiddelde. De categorie maakt het ook mogelijk de Europese steun te differentiëren naargelang de verschillende ontwikkelingsniveaus en de in de huidige programmeringsperiode geconstateerde drempeleffecten enigszins op te vangen. Deze regeling moet voor alle GSK-fondsen gelden.

9.

Het Comité herhaalt dat ook de richtsnoeren voor regionale steun 2014-2020 met de structuur van het toekomstige cohesiebeleid moeten stroken en dat bij de vastlegging van de steungebieden tegenstrijdigheden tussen het cohesiebeleid en het mededingingsrecht moeten worden voorkomen.

Een adequate rol van het ESF in het cohesiebeleid

10.

Het CvdR is ermee ingenomen dat het ESF binnen het cohesiebeleid een fundamenteel instrument blijft voor de werkgelegenheid, de verbetering van de persoonlijke vaardigheden en de sociale inclusie.

11.

Wel dringt het erop aan dat de keuze van de investeringsprioriteiten en de verdeling van de structuurfondsmiddelen tussen het EFRO en het ESF wordt gemaakt door de regionale en bevoegde lokale overheden, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel.

C.    Beginselen die alle fondsen gemeen hebben

Versterkt partnerschap en meerlagig bestuur

12.

Het CvdR dringt erop aan dat de decentrale overheden in iedere lidstaat, overeenkomstig het beginsel van multilevel governance (meerlagig bestuur) en de interne bevoegdheidsverdeling als volwaardige partners worden betrokken bij de onderhandelingen over en de vaststelling en uitvoering van de strategische documenten, te weten het gemeenschappelijk strategisch kader (hierna: GSK) en met name het partnerschapscontract. Territoriale pacten tussen lokale, regionale en nationale overheden zouden ook een manier moeten zijn om partnerschapsafspraken in samenwerking met nationale regeringen vorm te geven.

13.

Het CvdR acht het onterecht dat de regionale en lokale overheden als het gaat om partnerschappen op hetzelfde niveau worden geplaatst als de economische en sociale partners: de regionale overheden, die het algemeen belang van de door hen bestuurde gemeenschappen vertegenwoordigen, zijn immers medebeheerders – binnen de institutionele kaders van de lidstaten – en medefinancierders van de cohesiebeleidsprojecten.

Een medefinancieringspercentage dat is aangepast aan het ontwikkelingsniveau van de regio's

14.

Het CvdR betuigt opnieuw zijn steun aan het Europese medefinancieringsbeginsel waarmee de territoriale actoren medeverantwoordelijk worden gemaakt.

15.

Het CvdR is van mening dat niet-terugvorderbare BTW wel subsidiabel zou moeten zijn.

16.

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen maatschappelijke stakeholders en partners uit de publieke sector. De bevoegde lokale en regionale overheden of hun vertegenwoordigers zouden op nationaal en niet alleen op regionaal niveau volledig moeten worden betrokken bij de onderhandelingen ter voorbereiding van de partnerschapscontracten of -overeenkomsten.

D.    Verband tussen het cohesiebeleid en de europa 2020-strategie

Een harmonieuze en flexibele thematische concentratie

17.

Het CvdR neemt kennis van de thematische concentratie van de steun op de kerndoelstellingen van de Europa 2020-strategie en die van artikel 174 van het VWEU, die zijn voortgevloeid uit een lijst communautaire thema's, maar maakt zich zorgen over het gebrek aan flexibiliteit in de keuze van thematische doelstellingen, die op basis van een territoriale analyse hadden moeten worden vastgesteld.

18.

Het dringt dan ook aan op echte flexibiliteit voor alle fondsen van het GSK, waarbij iedere beheersautoriteit de grootst mogelijke vrijheid heeft om de thematische doelstellingen te kiezen waarop de middelen worden geconcentreerd. Ook vraagt het dat de minimumdrempels uit de specifieke verordeningen aanzienlijk worden verlaagd of versoepeld.

E.    Strategische aanpak en governance van het cohesiebeleid

Gemeenschappelijk strategisch kader: grotere integratie van de fondsen met een territoriale dimensie

19.

Het CvdR is voorstander van een betere integratie van de fondsen en stemt in met de opname in het GSK van het ELFPO en het EMVF, waarbij ieder fonds zijn specifieke karakter behoudt.

20.

Het acht het wenselijk dat het GSK wordt goedgekeurd door het Europees Parlement en de Europese Raad. Dit document zou immers op de grootst mogelijke steun van de Europese instellingen en de lidstaten moeten kunnen rekenen. Daarom steunt het de opname van het GSK in een bijlage bij de algemene verordening.

21.

De in het gemeenschappelijk strategisch kader beschreven mechanismen moeten voldoende flexibel zijn om een echte integratie met het regionaal beleid en het lokale ontwikkelingsbeleid mogelijk te maken.

22.

Het gemeenschappelijk strategisch kader moet in de eerste plaats de weg vrijmaken voor een territoriale bottom-upbenadering en de integratie van financiering. De in het gemeenschappelijk strategisch kader geformuleerde aanbevelingen moeten niet te normatief zijn, zodat voldoende flexibiliteit mogelijk is bij de keuze van de middelen om de thematische doelstellingen en investeringsprioriteiten te verwezenlijken die zijn gedefinieerd in de verordeningen inzake de structuurfondsen en het cohesiefonds.

23.

Het gemeenschappelijk strategisch kader moet een duidelijk verband leggen tussen de thematische doelstellingen uit artikel 9 van de algemene verordening en de investeringsprioriteiten die worden opgesomd in de verordeningen inzake het EFRO, ESF, Cohesiefonds, ELFPO en EFMZV. Ook moet het gemeenschappelijk strategisch kader rechtszekerheid verschaffen over de verenigbaarheid van prioriteiten alsmede hiaten en overlappingen tussen prioriteiten voorkomen, zodat uit meerdere fondsen gefinancierde en multithematische prioritaire projecten op een geïntegreerde en consistente wijze kunnen worden uitgevoerd.

Partnerschapscontract: meer contract dan partnerschap

24.

Het zou graag zien dat, rekening houdend met de uiteenlopende institutionele systemen, de regionale overheden en de bevoegde lokale overheden, als financierders en beheerders van het cohesiebeleid, als volwaardige partners deelnemen aan de onderhandelingen over en de vaststelling, uitvoering en wijziging van de partnerschapscontracten (art. 13, lid 2).

25.

In het bijzonder zouden, rekening houdend met de uiteenlopende institutionele systemen, de regionale overheden in het kader van het contract rechtstreeks moeten worden betrokken bij de vaststelling van de interne voorwaarden en de bijbehorende sancties (art. 14).

26.

Het CvdR maakt zich zorgen over mogelijke vertraging als gevolg van het feit dat het partnerschapscontract en de operationele programma's gelijktijdig moeten worden ingediend. Het vraagt derhalve dat de programma's uiterlijk 6 maanden na de indiening van het contract moeten worden ingediend.

Regionaal en geïntegreerd beheer van operationele programma's

27.

Het CvdR beveelt aan dat de regionale en lokale gemeenschappen – overeenkomstig het institutionele systeem van iedere lidstaat – een grote rol moeten krijgen bij het beheer van de Europese fondsen op, en dringt met klem aan op de vaststelling van programma's die op meerdere fondsen zijn gebaseerd.

28.

Het wijst erop dat betere harmonisatie van de gemeenschappelijke bepalingen betreffende de uitvoering van de verschillende fondsen hun integratie ten goede zou komen, en de doeltreffendheid en impact ervan zou vergroten en de administratieve rompslomp voor de eindbegunstigden zou verminderen.

29.

De Commissie zou de werking, de gevolgen en de meerwaarde van de huidige macroregionale strategieën moeten evalueren.

F.    Een op resultaten en evaluatie gerichte programmering

Macro-economische voorwaarden: lidstaten dubbel bestraft

30.

Het CvdR verwerpt met kracht de voorstellen om het cohesiebeleid te koppelen aan de naleving van het stabiliteitspact (macro-economische conditionaliteit). Het is van mening dat met de macro-economische voorwaarden heel andere doelstellingen worden gediend dan die van het cohesiebeleid.

31.

Decentrale overheden mogen niet worden gestraft voor het feit dat sommige lidstaten hun verplichtingen – met name op het gebied van het begrotingstekort – niet nakomen (art. 21).

Versoepeling van de ex-antevoorwaarden, en meer preventie in plaats van repressie

32.

Het CvdR stemt in met het beginsel van de ex-anteconditionaliteit, wanneer dit inhoudt dat er fundamentele voorwaarden zijn waaraan moet worden voldaan willen de investeringen doeltreffend zijn, met inbegrip van een evaluatie van eerdere ervaringen. Wel moet worden voorkomen dat het cohesiebeleid oneigenlijke verantwoordelijkheden krijgt en dat de administratieve lasten worden verzwaard.

33.

Het vreest echter dat de voorwaarden waaraan moet worden voldaan door een derde (zoals het omzetten van Europese richtlijnen) de opstelling en uitvoering van programma's en projecten op regionaal en lokaal niveau in gevaar kan brengen. Het is daarom van mening dat de ex-antevoorwaarden zich moeten beperken tot zaken die rechtstreeks van toepassing zijn op de uitvoering van het cohesiebeleid.

34.

Ook wijst het CvdR er de Commissie op dat de ex-antevoorwaarden geenszins mogen leiden tot opschorting van betalingen of financiële correcties, met uitzondering van voorwaarden tot de uitvoering waarvan de lidstaat zich heeft verbonden.

Prestatiereserve

35.

Het CvdR maakt zich zorgen over de invoering van een prestatiereserve, omdat het vreest dat dit mechanisme de vaststelling van zeer bescheiden en dus makkelijk haalbare doelstellingen in de hand werkt, om maar in aanmerking te komen voor extra financiële steun, waardoor weinig ambitieuze projecten voorrang krijgen en innovatie wordt ontmoedigd. Het wijst in dit verband op de volgende opmerking uit advies 7/2011 van de Europese Rekenkamer: „In de periode 2000-2006 bestond een soortgelijke prestatiereserve die maar beperkt succes had vanwege het zeer lage aantal uitgaven dat op tijd was afgerond voor de tussentijdse evaluatie en vanwege het gebrek aan geschikte methoden om de door de programma's geboekte vooruitgang te beoordelen.”

36.

Wel is het voorstander van een flexibiliteitsreserve, bestaande uit de middelen die vrijkomen na het ambtshalve doorhalen van vastleggingen, voor de financiering van experimentele initiatieven op het gebied van slimme, duurzame en inclusieve groei of om maatregelen te kunnen treffen in geval van crisis.

Het prestatiekader als sturend instrument

37.

Het prestatiekader omvat de vaststelling van stapsgewijze doelstellingen („mijlpalen”) voor iedere prioriteit, te verwezenlijken in 2016 en 2018. Dit moet volgens het CvdR een instrument zijn voor het sturen en controleren van de doelstellingen die tijdens de gehele programmeringsperiode worden behaald, zonder dat dit aanleiding mag geven tot toepassing van financiële correcties op de betrokken prioritaire assen wanneer uit het eindverslag over de uitvoering van het operationele programma blijkt dat de streefdoelen niet zijn behaald. Dat kan namelijk het gevolg zijn van door nationale en regionale overheden doorgevoerde noodzakelijke beleidswijzigingen n.a.v. veranderde sociaaleconomische omstandigheden.

38.

Het CvdR is van mening dat deze nieuwe bepaling niets nuttigs toevoegt aan de verschillende voorwaarden die de Commissie heeft voorgesteld (macro-economische, ex-ante en ex-post), noch aan het systeem van evaluaties (ex-ante, tijdens de programmeringsperiode en ex-post), evenals de vaststelling van kwantificeerbare doelstellingen en resultaatindicatoren. Het CvdR dringt aan op een nauwere koppeling met de in de artt. 48, 49 en 50 genoemde evaluatie.

Verhoging van de voorschotten

39.

Het CvdR is ingenomen met het voorstel om de beheersautoriteiten te verplichten eerst de begunstigden te betalen en pas daarna een vergoeding aan de Commissie te vragen. Om de liquiditeit van de beheersautoriteiten te verbeteren zou het systeem van voorschotten flexibeler moeten worden gemaakt en zouden de voorschotten moeten worden verhoogd.

Sancties en financiële correcties: meer preventie in plaats van repressie

40.

Indien een lidstaat in ernstige financiële crisis steun ontvangt van de Unie, zou de Commissie het partnerschapscontract en de operationele programma's moeten kunnen wijzigen in het kader van een constructieve dialoog met de lidstaat en de betrokken decentrale overheden. De deskundigen van de Commissie zouden in dat geval de nationale en regionale overheden moeten helpen de Europese fondsen op doeltreffende wijze te beheren.

G.    Versterking van het cohesiebeginsel

Bevorderen van lokale en stedelijke ontwikkelingsacties en geïntegreerde territoriale investeringen

41.

Het CvdR stemt volmondig in met de aandacht voor het thema geïntegreerde stedelijke ontwikkeling en is met name ingenomen met de voorstellen van de Commissie met betrekking tot lokale ontwikkelingsacties en geïntegreerde territoriale investeringen, die in de volgende programmeringsperiode belangrijke uitvoeringsinstrumenten zouden moeten worden, maar vraagt wel meer uitleg over de uitvoering van deze nieuwe bepalingen.

42.

Deze bepalingen zouden met bijzondere aandacht moeten worden toegepast om te waarborgen dat de geïntegreerde territoriale ontwikkeling op doeltreffende wijze haar beslag krijgt. Hierbij valt te denken aan coördinatie van de steun van de verschillende fondsen (met name EFRO en ELFPO in peri-urbane en functionele gebieden), integratie van de fondsen, vaststelling van projectgebieden, uitwerking van een samenhangende strategie, enz.

43.

Het CvdR is zeer ingenomen met de toeslag van 10 % extra medefinanciering voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling en bepleit eenzelfde toeslag voor geïntegreerde territoriale investeringen. Het vindt dat de beheersautoriteiten en de lokale partners op nationaal niveau overeenstemming moeten bereiken over de organisatie en werking van de lokale actiegroepen.

44.

De bepaling dat overheden niet meer dan 49 % van de stemrechten mogen hebben, moet worden herzien als er al geïnstitutionaliseerde lokale ontwikkelingspartnerschappen bestaan.

45.

Lokale ontwikkeling moet worden beschouwd als totaalconcept in het kader waarvan geïntegreerde territoriale investeringen, stedelijke acties en gezamenlijke actieplannen kunnen worden uitgevoerd.

Een passende aanpak voor regio's met specifieke geografische en demografische kenmerken

46.

Er zou bijzondere aandacht moeten worden besteed aan gebieden die een industriële overgang doormaken en regio's die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen en daardoor qua economische en territoriale cohesie naar verhouding achterliggen, maar ook aan ultraperifere regio's (artt.174 en 349 VWEU).

Via de financiering van infrastructuur de onderlinge koppeling van territoria blijven ondersteunen

47.

Verontrustend is dat er wat de ontwikkelde regio's betreft geen aandacht wordt besteed aan de financiering van infrastructuur, waarbij met name ultrasnelle ICT-netwerken van belang zijn.

H.    Vereenvoudiging van de beheers-, controle- en auditregels

Verdere vereenvoudiging van het beheer en gedeelde verantwoordelijkheid voor de controles

48.

Het CvdR dringt aan op een echte vereenvoudiging van de uitvoeringsbepalingen voor de beheers-, controle- en auditautoriteiten, zodat de begunstigden ook gemakkelijker toegang krijgen tot financiering.

49.

Het baart het CvdR zorgen dat de steun voor administratieve capaciteit voor het ESF beperkt is tot lidstaten met minder ontwikkelde regio's of regio's die in aanmerking komen voor het cohesiefonds, terwijl dit niet het geval is voor het EFRO, hoewel voor de nationale systemen voor de twee fondsen vergelijkbare voorwaarden gelden.

50.

Het CvdR hoopt dat een grotere resultaatgerichtheid zal leiden tot meer aandacht voor de prestaties, de kwaliteit en de doeltreffendheid van de wijze waarop de fondsen worden gebruikt, en niet zozeer voor de formele naleving van de voorschriften en de omvang van de uitgaven.

51.

Het CvdR is van mening dat het buitensporige gebruik van gedelegeerde handelingen van de Commissie (circa 50 maal genoemd in de verordening) het gebruik van de fondsen kan vertragen, en stelt dan ook voor om de uitvoeringsvoorschriften op voorhand vast te leggen in een uitvoeringsverordening van de Commissie.

Proportionelere en beter gecoördineerde controles

52.

Het CvdR heeft twijfels over de aanwijzing van een accreditatie-instantie op ministerieel niveau, die een extra en onnodige controlelaag zou vormen en tot taak zou krijgen de beheers- en certificeringsautoriteiten te accrediteren op basis van een voorafgaand onderzoek. De accreditatie zou namelijk meer betrekking moeten hebben op de systemen dan op de beheersautoriteiten.

53.

Verkeerde toepassing van het evenredigheidsbeginsel kan ongelijke behandeling van de lidstaten in de hand werken. De controles en audits dreigen veel zwaarder te zijn voor lidstaten die de meeste steun ontvangen uit de structuurfondsen. Het niveau van de controles aanpassen aan de financiële omvang van de programma's zou bovendien de keuze voor op meerdere fondsen gebaseerde programma's kunnen ontmoedigen.

54.

De voorgestelde jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen zou facultatief moeten zijn, zodat beheersautoriteiten desgewenst de afsluitende procedure aan het einde van de periode kunnen vereenvoudigen en de termijn voor het bewaren van boekhoudkundige documenten kunnen inkorten (artt. 67, 76, 77 en 131).

55.

Het CvdR wil voorkomen dat er een opeenstapeling van controles is die door de nationale of regionale auditautoriteit, de Commissie of de Rekenkamer en de operatoren zelf worden uitgevoerd. Het stelt daarentegen voor om systematisch gemeenschappelijke audits te organiseren in een bepaald gebied, om dubbel werk te voorkomen en gezamenlijke „diagnoses” te bevorderen (art. 65, lid 2).

Eenvoudigere en op ondernemerschap gerichte financieringsinstrumenten

56.

Er moet meer duidelijkheid komen over het gebruik van financieringsinstrumenten wat betreft de boekhoudkundige vastlegging van het gebruik van EU-middelen, het toezicht en het ownership. Het CvdR stemt echter in met het gebruik van financieringsinstrumenten om het hefboomeffect van de fondsen te vergroten, op voorwaarde dat dit een aanvulling vormt op en niet ten koste gaat van het steunelement van het cohesiebeleid en dat de steun beperkt blijft tot conventionele vormen van financieringsinstrumenten (aandelendeelnemingen, leningen, garanties) en steun voor ondoorzichtige financieringsinstrumenten, zoals derivaten of gestructureerde financieringsinstrumenten, is uitgesloten.

57.

De bepaling dat de financieringsinstrumenten binnen twee jaar na hun activering en voor een periode van ten minste tien jaar na de afsluiting van het programma overeenkomstig de doelen van het programma moeten worden gebruikt, is naar de mening van het CvdR excessief.

Gemeenschappelijk actieplan: een welkome vernieuwing

58.

Het CvdR is ingenomen met het voorstel van de Commissie om gemeenschappelijke actieplannen vast te stellen. Een gemeenschappelijk actieplan omvat een groep projecten die in het kader van een of meer operationele programma's onder verantwoordelijkheid van de begunstigde worden uitgevoerd, in ruil voor een aanzienlijke terugdringing van de voorschriften inzake beheer en controle. Wel betreurt het CvdR dat infrastructuurprojecten uitgesloten zijn.

59.

Het gemeenschappelijk actieplan zou samen met de Commissie, de lidstaat en de bij het programma betrokken decentrale overheden moeten worden goedgekeurd, mede gezien de hoogte van de steun (de drempel zou moeten worden verlaagd tot 5 miljoen euro).

Inkomstengenererende maatregelen: noodzaak van meer flexibiliteit

60.

Het CvdR geeft er de voorkeur aan om opnieuw uit te gaan van de voor de periode 2000-2006 geldende voorschriften, die inhielden dat voor inkomstengenererende projecten een specifiek en uniform (gereduceerd) steunpercentage werd gehanteerd.

Forfaitaire vaststelling van de kosten: een vereenvoudiging die maar niet van de grond lijkt te komen

61.

Het CvdR is ingenomen met het voorstel van de Commissie betreffende de verschillende soorten vereenvoudigde subsidies en moedigt de beheersautoriteiten en begunstigden aan om meer gebruik te maken van de standaardschalen van eenheidskosten, forfaitaire bedragen en forfaitaire financiering.

62.

Het dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om zo snel mogelijk over te gaan tot goedkeuring van een eerlijke, billijke en controleerbare berekeningsmethode en methodes en standaardschalen van eenheidskosten, zodat de exploitanten van projecten hier bij aanvang van de programmering gebruik van kunnen maken. Hierbij moet rekening worden gehouden met de ervaringen die tijdens de huidige programmeringsperiode zijn opgedaan.

II.   AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

Wijzigingsvoorstel 1

Overweging (14)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De Commissie moet door middel van een gedelegeerde handeling een gemeenschappelijk strategisch kader goedkeuren dat de doelstellingen van de Unie vertaalt in kernacties voor de GSK-fondsen, teneinde het programmeringsproces van de lidstaten en de regio's een duidelijker strategische richting te bieden. Het gemeenschappelijk strategisch kader moet de sectorale en territoriale coördinatie van steunmaatregelen van de Unie in het kader van de GSK-fondsen en de coördinatie met ander beleid en andere instrumenten van de Unie op dit gebied vergemakkelijken

e Commissie een gemeenschappelijk strategisch kader dat de doelstellingen van de Unie vertaalt in kernacties voor de GSK-fondsen, teneinde het programmeringsproces van de lidstaten en de regio's een duidelijker strategische richting te bieden. Het gemeenschappelijk strategisch kader moet de sectorale en territoriale coördinatie van steunmaatregelen van de Unie in het kader van de GSK-fondsen en de coördinatie met ander beleid en andere instrumenten van de Unie op dit gebied vergemakkelijken

Motivering

Gedelegeerde handelingen bieden de wetgever de mogelijkheid aan de Commissie de bevoegdheid over te dragen om niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van een wetgevingshandeling. Het gemeenschappelijk strategisch kader is bedoeld om gemeenschappelijke richtsnoeren en regels vast te stellen voor alle fondsen met gedeeld beheer. Het bevat dus essentiële onderdelen die aan alle communautaire instellingen moeten worden voorgelegd en eventueel kunnen worden gewijzigd.

Wijzigingsvoorstel 2

Overweging (16)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Op basis van het door de Commissie goedgekeurde gemeenschappelijk strategisch kader moet elke lidstaat, in samenwerking met zijn partners en in overleg met de Commissie, een partnerschapscontract opstellen. Dit moet de in het gemeenschappelijk strategisch kader opgenomen elementen vertalen naar de nationale context en vaste verbintenissen bevatten om de doelstellingen van de Unie te bereiken door middel van de programmering van de GSK-fondsen.

Op basis van het door de Commissie goedgekeurde gemeenschappelijk strategisch kader moet elke lidstaat, in samenwerking met zijn partners en in overleg met de Commissie, een partnerschapscontract opstellen. Dit moet de in het gemeenschappelijk strategisch kader opgenomen elementen vertalen naar de nationale context en verbintenissen bevatten om de doelstellingen van de Unie te bereiken door middel van de programmering van de GSK-fondsen.

Motivering

De regionale en lokale overheden, als financierders en uitvoerders van het cohesiebeleid, zouden als volwaardige partners moeten deelnemen aan de onderhandelingen over en de vaststelling, uitvoering en wijziging van het partnerschapscontract.

Wijzigingsvoorstel 3

Overweging (18)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Voor elk programma moet een prestatiekader worden vastgesteld teneinde toezicht te kunnen uitoefenen op de vorderingen die in de loop van de programmeringsperiode met betrekking tot de doelstellingen en streefdoelen van elk programma worden gemaakt. De Commissie moet de prestaties in 2017 en 2019 evalueren in samenwerking met de lidstaten. Er moet worden voorzien in een prestatiereserve die in 2019 moet worden toegewezen wanneer de in het prestatiekader gestelde mijlpalen zijn bereikt. Omdat de programma's in het kader van de Europese territoriale samenwerking sterk uiteenlopen en meer dan een land bestrijken, moet er voor deze programma's geen prestatiereserve komen. Wanneer de tekortkomingen bij het bereiken van mijlpalen of streefdoelen significant zijn, moet de Commissie betalingen aan het programma kunnen schorsen of, aan het eind van de programmeringsperiode, financiële correcties kunnen toepassen om ervoor te zorgen dat de begroting van de Unie niet wordt verspild of inefficiënt wordt gebruikt.

Voor elk programma moet een prestatiekader worden vastgesteld teneinde toezicht te kunnen uitoefenen op de vorderingen die in de loop van de programmeringsperiode met betrekking tot de doelstellingen en streefdoelen van elk programma worden gemaakt. De Commissie moet de prestaties in 2017 en 2019 evalueren in samenwerking met de lidstaten. Er moet worden voorzien in een

Motivering

Het wijzigingsvoorstel weerspiegelt de bezorgdheid over de invoering van een nationale prestatiereserve, omdat wordt gevreesd dat dit mechanisme de vaststelling van zeer bescheiden en dus makkelijk haalbare doelstellingen in de hand werkt, om maar in aanmerking te komen voor extra financiële steun, waardoor weinig ambitieuze projecten voorrang krijgen en innovatie wordt ontmoedigd.

Wel is het CvdR voorstander van een flexibiliteitsreserve, bestaande uit de middelen die vrijkomen na het ambtshalve doorhalen van vastleggingen, voor de financiering van experimentele initiatieven op het gebied van slimme, duurzame en inclusieve groei of om maatregelen te kunnen treffen in geval van crisis.

Wijzigingsvoorstel 4

Overweging (19)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Wanneer een nauwere band tussen het cohesiebeleid en het economisch bestuur van de Unie tot stand wordt gebracht, wordt gewaarborgd dat de doeltreffendheid van de uitgaven in het kader van de GSK-fondsen gebaseerd is op gezond economisch beleid en dat de GSK-fondsen zo nodig kunnen worden omgebogen naar de aanpak van economische problemen waarmee een land te kampen heeft. Dit proces moet geleidelijk plaatsvinden, te beginnen met wijzigingen in het partnerschapscontract en de programma's, ter ondersteuning van aanbevelingen van de Raad om macro-economische onevenwichtigheden en sociale en economische problemen aan te pakken. Wanneer een lidstaat ondanks het toegenomen gebruik van de GSK-fondsen geen doeltreffende actie in het kader van het economisch bestuur onderneemt, moet de Commissie het recht hebben alle betalingen en verbintenissen of een deel daarvan te schorsen. Besluiten over schorsingen moeten evenwichtig en doeltreffend zijn en rekening houden met het effect van de afzonderlijke programma's voor de aanpak van de economische en sociale situatie van de betrokken lidstaat en met eerdere wijzigingen van het partnerschapscontract. Bij besluiten over een schorsing moet de Commissie ook een gelijke behandeling van de lidstaten in acht nemen en daarbij in het bijzonder rekening houden met het effect van de schorsing voor de economie van de betrokken lidstaat. De schorsing moet worden beëindigd en er moeten weer fondsen voor de betrokken lidstaat beschikbaar zijn zodra deze de noodzakelijke actie onderneemt.

Wanneer een nauwere band tussen het cohesiebeleid en het economisch bestuur van de Unie tot stand wordt gebracht, wordt gewaarborgd dat de doeltreffendheid van de uitgaven in het kader van de GSK-fondsen gebaseerd is op gezond economisch beleid en dat de GSK-fondsen zo nodig kunnen worden omgebogen naar de aanpak van economische problemen waarmee een land te kampen heeft. Dit proces moet geleidelijk plaatsvinden, te beginnen met wijzigingen in het partnerschapscontract en de programma's, ter ondersteuning van aanbevelingen van de Raad om macro-economische onevenwichtigheden en sociale en economische problemen aan te pakken.

Motivering

Het Comité van de Regio's maakt bezwaar tegen de bepalingen op het gebied van macro-economische voorwaarden. Het toepassen van sancties of financiële prikkels die zijn gekoppeld aan het stabiliteits- en groeipact, om zo de naleving van de macro-economische voorwaarden te waarborgen, dreigt zeer nadelig te zijn voor regionale en lokale overheden die zelf niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor het feit dat sommige lidstaten hun verplichtingen niet nakomen.

Wijzigingsvoorstel 5

Overweging (29)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De regelingen van de GSK-fondsen inzake toezicht en verslaglegging moeten op elkaar worden afgestemd om de beheersregelingen op alle niveaus te vereenvoudigen. Het is van belang te zorgen voor evenredige verslagleggingsvereisten, maar daarnaast ook voor de beschikbaarheid van uitgebreide informatie over de vorderingen die op de belangrijkste geëvalueerde punten zijn gemaakt. Daarom moeten de verslagleggingsvereisten aangepast zijn aan de informatiebehoeften in bepaalde jaren en afgestemd zijn op het tijdschema voor de prestatie-evaluaties.

De regelingen van de GSK-fondsen inzake toezicht en verslaglegging moeten op elkaar worden afgestemd om de beheersregelingen op alle niveaus te vereenvoudigen. Het is van belang te zorgen voor evenredige verslagleggingsvereisten, maar daarnaast ook voor de beschikbaarheid van uitgebreide informatie over de vorderingen die op de belangrijkste geëvalueerde punten zijn gemaakt. Daarom moeten de verslagleggingsvereisten aangepast zijn aan de informatiebehoeften in bepaalde jaren .

Motivering

Met betrekking tot de prestatie-evaluaties is het Comité van mening dat dit een instrument moet zijn voor het sturen en controleren van de doelstellingen die tijdens de gehele programmeringsperiode worden behaald.

Wijzigingsvoorstel 6

Overweging (43)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

In overeenstemming met het beginsel van gedeeld beheer dienen de lidstaten, via hun beheers- en controlesystemen, in eerste instantie verantwoordelijk te zijn voor de uitvoering van en het toezicht op de concrete acties in de programma's. Om de doeltreffendheid van het toezicht op de selectie en uitvoering van concrete acties en de werking van het beheers- en controlesysteem te versterken, moeten de functies van de beheersautoriteit worden gespecificeerd.

In overeenstemming met het beginsel van gedeeld beheer dienen de lidstaten , via hun beheers- en controlesystemen, in eerste instantie verantwoordelijk te zijn voor de uitvoering van en het toezicht op de concrete acties in de programma's. Om de doeltreffendheid van het toezicht op de selectie en uitvoering van concrete acties en de werking van het beheers- en controlesysteem te versterken, moeten de functies van de beheersautoriteit worden gespecificeerd.

Motivering

De fondsen van het gemeenschappelijk strategisch kader vallen binnen het toepassingsgebied van het regionaal beleid, zodat telkens wanneer in de Verordening wordt verwezen naar de deelnemende overheden, niet mag worden voorbijgegaan aan de belangrijkste hoofdrolspelers, te weten de regionale en lokale overheden.

Wijzigingsvoorstel 7

Overweging (44)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Om zekerheid vooraf te geven met betrekking tot de structuur en opzet van de belangrijkste beheers- en controlesystemen, moeten de lidstaten een accreditatie-instantie aanwijzen die verantwoordelijk is voor de accreditatie en de intrekking van de accreditatie van beheers- en controleorganen.

Motivering

Om te voorkomen dat er nog meer instanties in het leven worden geroepen die het beheers- en controlesysteem alleen maar ingewikkelder zouden maken.

Wijzigingsvoorstel 8

Nieuwe overweging na overweging (55)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

Motivering

Het streven naar gemeenschappelijke bepalingen voor de respectieve fondsen met het oog op overgangsregelingen en de daarmee verbonden quota voor medefinanciering door de EU is nog niet geconcretiseerd. Voor het EFRO en het ESF bestaan overgangsregelingen (inclusief een vangnet) maar voor het ELFPO is dat niet het geval. Dat leidt tot duidelijk verschillende steunvoorwaarden per fonds. Dat strijdt met de nagestreefde harmonisatie en daarom moeten de overgangsregelingen ook voor het ELFPO gelden.

Wijzigingsvoorstel 9

Overweging (58)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Om de resultaatgerichtheid en de nadruk op het bereiken van de doelstellingen en streefdoelen van de Europa 2020-strategie te vergroten, moet vijf procent van de middelen voor het doel „investeren in groei en werkgelegenheid” apart worden gezet als prestatiereserve voor elk Fonds en categorie regio's in elke lidstaat.

Motivering

Het wijzigingsvoorstel weerspiegelt de bezorgdheid over de invoering van een nationale prestatiereserve, omdat wordt gevreesd dat dit mechanisme de vaststelling van zeer bescheiden en dus makkelijk haalbare doelstellingen in de hand werkt, om maar in aanmerking te komen voor extra financiële steun, waardoor weinig ambitieuze projecten voorrang krijgen en innovatie wordt ontmoedigd.

Wel is het CvdR voorstander van een flexibiliteitsreserve, bestaande uit de middelen die vrijkomen na het ambtshalve doorhalen van vastleggingen, voor de financiering van experimentele initiatieven op het gebied van slimme, duurzame en inclusieve groei of om maatregelen te kunnen treffen in geval van crisis. Deze reserve zou verbonden moeten zijn aan het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering en het Solidariteitsfonds van de Europese Unie.

Wijzigingsvoorstel 10

Overweging (84)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen moet gepaard gaan met een jaarlijkse afsluiting van voltooide concrete acties (voor het EFRO en het CF) of de uitgaven (voor het ESF). Om de kosten in verband met de eindafsluiting van operationele programma's te beperken, de administratieve last voor de begunstigden te verminderen en rechtszekerheid te verschaffen, moet de jaarlijkse afsluiting verplicht zijn, waardoor de periode dat de bewijsstukken bewaard moeten blijven, er een audit van de concrete acties kan worden gehouden en er financiële correcties kunnen worden toegepast, wordt ingekort.

De jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen gepaard gaan met een jaarlijkse afsluiting van voltooide concrete acties (voor het EFRO en het CF) of de uitgaven (voor het ESF). Om de kosten in verband met de eindafsluiting van operationele programma's te beperken, de administratieve last voor de begunstigden te verminderen en rechtszekerheid te verschaffen, jaarlijkse afsluiting , waardoor de periode dat de bewijsstukken bewaard moeten blijven, er een audit van de concrete acties kan worden gehouden en er financiële correcties kunnen worden toegepast, wordt ingekort.

Motivering

Het voorstel voor een jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen leidt in feite tot de invoering van een jaarlijkse afsluiting. Het gevolg is dat de administratieve rompslomp zal toenemen, er verplicht financiële correcties zullen moeten worden doorgevoerd indien de Europese Commissie en/of de Europese Rekenkamer onregelmatigheden constateren, en het minder eenvoudig zal worden om „verschoven” uitgaven op te geven en te vervangen, hetgeen in de huidige periode (2007-2013) wel mogelijk is.

Wijzigingsvoorstel 11

Overweging (87)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De frequentie van audits van concrete acties moet evenredig zijn aan de omvang van de steun die de Unie uit de Fondsen verstrekt. Met name moeten minder audits worden uitgevoerd wanneer de totale subsidiabele uitgaven voor een concrete actie 100 000 euro niet overschrijden. Desondanks moet het mogelijk zijn te allen tijde een audit uit te voeren wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat er sprake is van onregelmatigheden of fraude, dan wel, na afsluiting van een voltooide concrete actie, als onderdeel van een auditsteekproef. Om ervoor te zorgen dat de omvang van de auditing door de Commissie evenredig is aan het risico, moet de Commissie haar auditwerkzaamheden kunnen verminderen voor operationele programma's die geen grote tekortkomingen te zien geven of waarvoor op de auditautoriteit kan worden vertrouwd

De frequentie van audits van concrete acties moet evenredig zijn aan de omvang van de steun die de Unie uit de Fondsen verstrekt. Met name moet audit worden uitgevoerd wanneer de totale subsidiabele uitgaven voor een concrete actie  euro niet overschrijden. Desondanks moet het mogelijk zijn te allen tijde een audit uit te voeren wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat er sprake is van onregelmatigheden of fraude, dan wel, na afsluiting van een voltooide concrete actie, als onderdeel van een auditsteekproef. Om ervoor te zorgen dat de omvang van de auditing door de Commissie evenredig is aan het risico, moet de Commissie haar auditwerkzaamheden kunnen verminderen voor operationele programma's die geen grote tekortkomingen te zien geven of waarvoor op de auditautoriteit kan worden vertrouwd

Motivering

Om te zorgen voor een echte evenredigheid bij de controle op operationele programma's stelt het Comité voor dat concrete acties waarvan de subsidiabele uitgaven niet meer dan 250 000 euro bedragen, aan niet meer dan één audit worden onderworpen.

Wijzigingsvoorstel 12

Overweging (88)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Om bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening te kunnen aanvullen of wijzigen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake een gedragscode betreffende de doelstellingen en criteria ter ondersteuning van de uitvoering van partnerschappen, de goedkeuring van een gezamenlijk strategisch kader, aanvullende regels over de toewijzing van de reserve voor groei en concurrentievermogen, de vaststelling van het gebied en de bevolking waarop de strategieën voor lokale ontwikkeling van toepassing zijn, gedetailleerde regels voor financieringsinstrumenten (ex-antebeoordeling, subsidiabiliteit van uitgaven, soorten activiteiten waarvoor geen steun wordt verleend, combinatie van steun, overdracht en beheer van activa, betalingsverzoeken, kapitalisatie van jaartranches), de vaststelling van het forfaitaire bedrag voor inkomsten genererende concrete acties, de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de procedure voor het melden van onregelmatigheden en de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen, het model van de jaarlijkse beheersverklaring over de werking van het beheers- en controlesysteem, de voorwaarden voor nationale audits, de accreditatiecriteria voor beheers- en certificeringsautoriteiten, de identificatie van algemeen aanvaarde gegevensdragers, de hoogte van de toe te passen financiële correctie, de wijziging van bijlagen en de specifieke maatregelen die nodig zijn voor de vereenvoudiging van de overgang van Verordening (EG) nr. 1083/2006. De Commissie moet ook de bevoegdheid krijgen de bijlagen I en IV te wijzigen om deze aan toekomstige behoeften aan te passen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden het nodige overleg pleegt, ook op deskundigenniveau.

Om bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening te kunnen aanvullen of wijzigen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake een gedragscode betreffende de doelstellingen en criteria ter ondersteuning van de uitvoering van partnerschappen, gedetailleerde regels voor financieringsinstrumenten (ex-antebeoordeling, subsidiabiliteit van uitgaven, soorten activiteiten waarvoor geen steun wordt verleend, combinatie van steun, overdracht en beheer van activa, betalingsverzoeken, kapitalisatie van jaartranches), de vaststelling van het forfaitaire bedrag voor inkomsten genererende concrete acties, de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de procedure voor het melden van onregelmatigheden en de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen, het model van de jaarlijkse beheersverklaring over de werking van het beheers- en controlesysteem, de voorwaarden voor nationale audits, de accreditatiecriteria voor beheers- en certificeringsautoriteiten, de identificatie van algemeen aanvaarde gegevensdragers, de hoogte van de toe te passen financiële correctie, de wijziging van bijlagen en de specifieke maatregelen die nodig zijn voor de vereenvoudiging van de overgang van Verordening (EG) nr. 1083/2006. De Commissie moet ook de bevoegdheid krijgen de bijlagen I en IV te wijzigen om deze aan toekomstige behoeften aan te passen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden het nodige overleg pleegt, ook op deskundigenniveau.

Motivering

Met gedelegeerde handelingen biedt de wetgever de mogelijkheid aan de Europese Commissie om niet-wetgevingshandelingen vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde onderdelen van een wetgevingshandeling. Het voorstel om tekst te schrappen is in overeenstemming met de standpunten in het advies ten aanzien van art. 12 over het gemeenschappelijk strategisch kader, art. 18 over de prestatiereserve en art. 29 over de strategieën voor lokale ontwikkeling.

Wijzigingsvoorstel 13

Overweging (90)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om door middel van uitvoeringshandelingen met betrekking tot alle GSK-fondsen besluiten tot goedkeuring van partnerschapscontracten, tot toewijzing van de prestatiereserve en tot schorsing van betalingen in verband met het economisch beleid van de lidstaten, en met betrekking tot de Fondsen besluiten tot vaststelling van operationele programma's, tot goedkeuring van belangrijke projecten, tot schorsing van betalingen en tot vaststelling van financiële correcties goed te keuren.

De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om door middel van uitvoeringshandelingen met betrekking tot alle GSK-fondsen besluiten tot goedkeuring van partnerschapscontracten, besluiten tot vaststelling van operationele programma's, tot goedkeuring van belangrijke projecten, tot schorsing van betalingen en tot vaststelling van financiële correcties goed te keuren.

Motivering

Het wijzigingsvoorstel weerspiegelt de bezorgdheid over de invoering van een nationale prestatiereserve, omdat wordt gevreesd dat dit mechanisme de vaststelling van zeer bescheiden en dus makkelijk haalbare doelstellingen in de hand werkt, om maar in aanmerking te komen voor extra financiële steun, waardoor weinig ambitieuze projecten voorrang krijgen en innovatie wordt ontmoedigd.

Wijzigingsvoorstel 14

Artikel 5, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Partnerschap en meerlagig bestuur

1.   Een lidstaat brengt voor het partnerschapscontract en voor elk programma een partnerschap tot stand met de volgende partners:

a)

de bevoegde regionale, plaatselijke, stedelijke en andere overheden;

b)

de economische en sociale partners; en

c)

instanties die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen, waaronder milieupartners, niet-gouvernementele organisaties en instanties die tot taak hebben gelijkheid en non-discriminatie te bevorderen.

Partnerschap en meerlagig bestuur

1.    voor het partnerschapscontract en voor elk programma een partnerschap tot stand met de volgende partners:

a)

de bevoegde overheden;

b)

de economische en sociale partners; en

c)

instanties die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen, waaronder milieupartners, niet-gouvernementele organisaties en instanties die tot taak hebben gelijkheid en non-discriminatie te bevorderen.

Motivering

Het wijzigingsvoorstel wil benadrukken dat de decentrale overheden in iedere lidstaat, overeenkomstig het beginsel van multilevel governance als volwaardige partners worden betrokken bij de onderhandelingen over en de vaststelling en uitvoering van de strategische documenten, te weten het gemeenschappelijk strategisch kader (GSK), het partnerschapscontract en de operationele programma's. Het CvdR acht het onterecht dat de regionale en lokale overheden als het gaat om partnerschappen op hetzelfde niveau worden geplaatst als de economische en sociale partners: de regionale en lokale overheden, die het algemeen belang van de door hen bestuurde burgers en gebieden vertegenwoordigen, zijn immers medebeheerders en medefinancierders van de structuurfondsen.

Wijzigingsvoorstel 15

Artikel 9, lid 6 en 11

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Thematische doelstellingen

[…]

6)

bescherming van het milieu en bevordering van efficiënt gebruik van hulpbronnen;

[…]

11)

vergroting van de institutionele capaciteit en een doelmatig openbaar bestuur.

Thematische doelstellingen

[…]

6)

bescherming van het milieu en bevordering van efficiënt gebruik van hulpbronnen;

[…]

11)

vergroting van de institutionele capaciteit en een doelmatig openbaar bestuur .

Motivering

Met betrekking tot lid 6:

Het is van fundamenteel belang om bescherming van het cultureel erfgoed op te nemen bij de thematische doelstellingen van de GSK-fondsen. Dit sluit bovendien aan op de bepalingen van art. 5, lid 6 c) van het voorstel voor een verordening inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling.

Met betrekking tot lid 11:

Technische bijstand dient er ook toe om de strategische aanpak van onderop te vereenvoudigen. De in 2011 door de lidstaten goedgekeurde Territoriale agenda 2020 bevat zeer nuttige aanbevelingen met betrekking tot de territoriale ontwikkeling in de EU.

Wijzigingsvoorstel 16

Artikel 11

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

In het gemeenschappelijk strategisch kader wordt het volgende vastgesteld:

a)

voor elke thematische doelstelling: de kernacties die door elk GSK-fonds zullen worden ondersteund;

b)

de voornaamste territoriale vraagstukken voor stedelijke, plattelands-, kust- en visserijgebieden, alsook voor gebieden met bijzondere territoriale kenmerken, zoals bedoeld in de artikelen 174 en 349 van het Verdrag, die door de GSK-fondsen zullen worden aangepakt;

c)

horizontale beginselen en beleidsdoelstellingen voor de uitvoering van de GSK-fondsen;

d)

prioritaire gebieden voor samenwerkingsactiviteiten voor elk van de GSK-fondsen, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met macroregionale en zeegebiedstrategieën;

e)

mechanismen voor de coördinatie tussen de GSK-fondsen, alsmede met andere relevante beleidsmaatregelen en instrumenten van de Unie, waaronder externe instrumenten voor samenwerking;

f)

mechanismen om de samenhang en de consistentie van de programmering van de GSK-fondsen met de specifieke aanbevelingen per land uit hoofde van artikel 121, lid 2, van het Verdrag en de desbetreffende aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel 148, lid 4, van het Verdrag, te waarborgen.

In het gemeenschappelijk strategisch kader wordt het volgende vastgesteld:

a)

voor elke thematische doelstelling: de kernacties die door elk GSK-fonds zullen worden ondersteund;

)

horizontale beginselen en beleidsdoelstellingen voor de uitvoering van de GSK-fondsen;

)

mechanismen voor de coördinatie tussen de GSK-fondsen, alsmede met andere relevante beleidsmaatregelen en instrumenten van de Unie, waaronder externe instrumenten voor samenwerking;

)

mechanismen om de samenhang en de consistentie van de programmering van de GSK-fondsen met de specifieke aanbevelingen per land uit hoofde van artikel 121, lid 2, van het Verdrag en de desbetreffende aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel 148, lid 4, van het Verdrag, te waarborgen.

Motivering

Het CvdR is van mening dat de kernacties die door de Commissie in het gemeenschappelijk strategisch kader worden voorgesteld, een nieuwe vorm van concentratie zijn. Bovendien is het van mening dat de territoriale vraagstukken in het kader van de operationele programma's moeten worden behandeld. Hetzelfde geldt voor de eventuele wisselwerking tussen de regionale strategieën en, in voorkomend geval, de macroregionale strategieën.

Wijzigingsvoorstel 17

Artikel 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De Commissie is bevoegd binnen drie maanden na de vaststelling van deze verordening overeenkomstig artikel 142 een gedelegeerde handeling vast te stellen met betrekking tot het gemeenschappelijk strategisch kader.

Als de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei ingrijpend wordt gewijzigd, voert de Commissie een evaluatie uit en stelt zij zo nodig bij gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 142 een herzien gemeenschappelijk strategisch kader vast.

De lidstaten stellen zo nodig binnen zes maanden na de vaststelling van een herzien gemeenschappelijk strategisch kader wijzigingen op hun partnerschapscontract en programma's voor om te waarborgen dat deze consistent zijn met het herziene gemeenschappelijk strategisch kader.

e Commissie gemeenschappelijk strategisch kader .

Als de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei ingrijpend wordt gewijzigd, voert de Commissie een evaluatie uit en stelt zij zo nodig bij gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 142 een herzien gemeenschappelijk strategisch kader vast.

De lidstaten stellen zo nodig binnen zes maanden na de vaststelling van een herzien gemeenschappelijk strategisch kader wijzigingen op hun partnerschapscontract en programma's voor om te waarborgen dat deze consistent zijn met het herziene gemeenschappelijk strategisch kader.

Motivering

Gedelegeerde handelingen bieden de wetgever de mogelijkheid aan de Commissie de bevoegdheid over te dragen om niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van een wetgevingshandeling. Het gemeenschappelijk strategisch kader is bedoeld om gemeenschappelijke richtsnoeren en regels vast te stellen voor alle fondsen met gedeeld beheer. Het bevat dus essentiële onderdelen die aan alle communautaire instellingen moeten worden voorgelegd en eventueel kunnen worden gewijzigd.

Wijzigingsvoorstel 18

Artikel 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Voorbereiding van het partnerschapscontract

1.   Elke lidstaat bereidt een partnerschapscontract voor dat de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 behelst.

2.   De lidstaten stellen het partnerschapscontract op in samenwerking met de in artikel 5 bedoelde partners. Het partnerschapscontract wordt in dialoog met de Commissie voorbereid.

3.   Het partnerschapscontract heeft betrekking op alle steun uit de GSK-fondsen in de betrokken lidstaat.

4.   Elke lidstaat doet zijn partnerschapscontract binnen drie maanden na de vaststelling van het gemeenschappelijk strategisch kader aan de Commissie toekomen.

Voorbereiding van het partnerschapscontract

1.   Elke lidstaat bereidt een partnerschapscontract voor dat de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 behelst.

   

.   De lidstaten stellen het partnerschapscontract op in samenwerking met de in artikel 5 bedoelde partners. Het partnerschapscontract wordt in dialoog met de Commissie voorbereid.

4.   Het partnerschapscontract heeft betrekking op alle steun uit de GSK-fondsen in de betrokken lidstaat.

5.   Elke lidstaat doet zijn partnerschapscontract binnen maanden na de vaststelling van het gemeenschappelijk strategisch kader aan de Commissie toekomen.

Motivering

De regionale en lokale overheden, als financierders en uitvoerders van het cohesiebeleid, zouden als volwaardige partners moeten deelnemen aan de onderhandelingen over en de vaststelling, uitvoering en wijziging van het partnerschapscontract. Rekening houdend met de hoeveelheid gedetailleerde informatie die gevraagd wordt, met het feit dat de programma's tegelijk met het contract moeten worden ingediend (zie art. 23, lid 3) en met de noodzaak om een doeltreffend partnerschap tot stand te brengen, is het CvdR van mening dat dit méér tijd vergt.

Wijzigingsvoorstel 19

Artikel 14

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Inhoud van het partnerschapscontract

Het partnerschapscontract omvat het volgende:

a)

regelingen om afstemming op de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei te waarborgen, met inbegrip van:

i)

een analyse van de ongelijkheden en ontwikkelingsbehoeften ten aanzien van de in het gemeenschappelijk strategisch kader vastgestelde thematische doelstellingen en kernacties, alsook ten aanzien van de streefdoelen die zijn vastgesteld in de specifieke aanbevelingen per land uit hoofde van artikel 121, lid 2, van het Verdrag en in de desbetreffende aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel 148, lid 4, van het Verdrag;

ii)

een samenvattende analyse van de ex-ante-evaluaties van de programma's die de selectie van de thematische doelstellingen en de indicatieve toewijzingen van de GSK-fondsen rechtvaardigen;

iii)

voor elke thematische doelstelling: een samenvatting van de voornaamste verwachte resultaten voor elk van de GSK-fondsen;

iv)

de indicatieve toewijzing van steun door de Unie per thematische doelstelling op nationaal niveau voor elk van de GSK-fondsen, alsook het indicatieve totaalbedrag van de voorziene steun voor doelstellingen op het gebied van klimaatverandering;

v)

de belangrijkste prioritaire gebieden voor samenwerking, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met macroregionale en zeegebiedstrategieën;

vi)

horizontale beginselen en beleidsdoelstellingen voor de uitvoering van de GSK-fondsen;

vii)

de lijst van de programma's van het EFRO, het ESF en het CF, met uitzondering van die voor het doel „Europese territoriale samenwerking”, en van de programma's van het Elfpo en het EFMZV, met de respectieve indicatieve toewijzingen per GSK-fonds en per jaar;

b)

een geïntegreerde benadering voor de door de GSK-fondsen gesteunde territoriale ontwikkeling, waarin het volgende wordt uiteengezet:

i)

de mechanismen op nationaal en regionaal niveau die zorgen voor coördinatie tussen de GSK-fondsen en andere financieringsinstrumenten van de Unie en de lidstaten, alsook met de EIB;

ii)

de regelingen die zorgen voor een geïntegreerde aanpak voor het gebruik van de GSK-fondsen voor de territoriale ontwikkeling van stedelijke, plattelands-, kust- en visserijgebieden, alsook van gebieden met bijzondere territoriale kenmerken, in het bijzonder de uitvoeringsregelingen voor de artikelen 28, 29 en 99, in voorkomend geval vergezeld van een lijst van de steden die aan het in artikel 8 van de EFRO-verordening bedoelde platform voor stedelijke ontwikkeling zullen deelnemen;

[….]

e)

regelingen om een doelmatige uitvoering van de GSK-fondsen te waarborgen, met inbegrip van:

i)

een beoordeling of de administratieve capaciteit van de autoriteiten, en in voorkomend geval van de begunstigden, moet worden vergroot, alsook de maatregelen die hiervoor nodig zijn;

ii)

een samenvatting van de geplande maatregelen en de desbetreffende streefdoelen in de programma's om de administratieve belasting van de begunstigden te reduceren;

iii)

een beoordeling van de bestaande systemen voor de elektronische uitwisseling van gegevens en de geplande maatregelen om het mogelijk te maken dat de uitwisseling van alle informatie tussen de begunstigden en de autoriteiten die voor het beheer en de controle van de programma's verantwoordelijk zijn, uitsluitend elektronisch plaatsvindt.

Inhoud van het partnerschapscontract

Het partnerschapscontract omvat het volgende:

a)

regelingen om afstemming op de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei te waarborgen, met inbegrip van:

i)

een analyse van de ongelijkheden en ontwikkelingsbehoeften ten aanzien van de in het gemeenschappelijk strategisch kader vastgestelde thematische doelstellingen en kernacties, alsook ten aanzien van de streefdoelen die zijn vastgesteld in de specifieke aanbevelingen per land uit hoofde van artikel 121, lid 2, van het Verdrag en in de desbetreffende aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel 148, lid 4, van het Verdrag;

ii)

voor elke thematische doelstelling: een samenvatting van de voornaamste verwachte resultaten voor elk van de GSK-fondsen;

)

horizontale beginselen en beleidsdoelstellingen voor de uitvoering van de GSK-fondsen;

v)

de lijst van de programma's van het EFRO, het ESF en het CF, met uitzondering van die voor het doel „Europese territoriale samenwerking”, en van de programma's van het Elfpo en het EFMZV, met de respectieve indicatieve toewijzingen per GSK-fonds en per jaar;

b)

een geïntegreerde benadering voor de door de GSK-fondsen gesteunde territoriale ontwikkeling, waarin het volgende wordt uiteengezet:

i)

de mechanismen op nationaal en regionaal niveau die zorgen voor coördinatie tussen de GSK-fondsen en andere financieringsinstrumenten van de Unie en de lidstaten, alsook met de EIB;

ii)

de regelingen die zorgen voor een geïntegreerde aanpak voor het gebruik van de GSK-fondsen voor de territoriale ontwikkeling van stedelijke, plattelands-, kust- en visserijgebieden, alsook van gebieden met bijzondere territoriale kenmerken, in het bijzonder de uitvoeringsregelingen voor de artikelen 28, 29 en 99, in voorkomend geval vergezeld van een lijst van de steden die aan het in artikel 8 van de EFRO-verordening bedoelde platform voor stedelijke ontwikkeling zullen deelnemen;

[….]

e)

regelingen om een doelmatige uitvoering van de GSK-fondsen te waarborgen, met inbegrip van:

i)

een samenvatting van de geplande maatregelen en de desbetreffende streefdoelen in de programma's om de administratieve belasting van de begunstigden te reduceren;

ii)

een beoordeling van de bestaande systemen voor de elektronische uitwisseling van gegevens en de geplande maatregelen om het mogelijk te maken dat de uitwisseling van alle informatie tussen de begunstigden en de autoriteiten die voor het beheer en de controle van de programma's verantwoordelijk zijn, uitsluitend elektronisch plaatsvindt.

Motivering

Het CvdR vindt het niet nodig dat het partnerschapscontract gegevens bevat die al in de operationele programma's staan. Deze bepalingen zijn dan ook overbodig en dragen niet bij tot een vereenvoudiging. Bovendien kunnen de lidstaten geen verbintenissen aangaan die al eerder op regionaal en lokaal niveau zijn aangegaan.

Een geïntegreerd gebruik van de GSK-fondsen in peri-urbane gebieden is van essentieel belang. Anders dreigen deze gebieden niet alleen voor plattelandszones, maar ook voor steden bestemde gelden mis te lopen, en dat terwijl hun aantal hand over hand toeneemt in de EU.

De Europese territoriale samenwerking kan vanwege haar multilaterale aard niet via partnerschapsovereenkomsten worden gestuurd. Daarom moet die buiten de reikwijdte van de partnerschapsovereenkomsten blijven.

Wijzigingsvoorstel 20

Artikel 16

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Thematische concentratie

De lidstaten concentreren de steun, overeenkomstig de fondsspecifieke voorschriften, op acties die de grootste meerwaarde opleveren ten aanzien van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, die de vraagstukken aanpakken die in de specifieke aanbevelingen per land uit hoofde van artikel 121, lid 2, van het Verdrag en in de desbetreffende aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel 148, lid 4, van het Verdrag zijn vastgesteld en die rekening houden met de nationale en regionale behoeften.

Thematische concentratie

De lidstaten concentreren de steun, overeenkomstig de fondsspecifieke voorschriften, op acties die de grootste meerwaarde opleveren ten aanzien van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, die de vraagstukken aanpakken die in de specifieke aanbevelingen per land uit hoofde van artikel 121, lid 2, van het Verdrag en in de desbetreffende aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel 148, lid 4, van het Verdrag zijn vastgesteld en die rekening houden met de nationale en regionale behoeften.

Motivering

Het Comité stemt ermee in dat het grootste deel van de middelen op een beperkt aantal thematische doelstellingen c.q. investeringsprioriteiten moet worden geconcentreerd, maar is wel van mening dat de keuze van doelstellingen en prioriteiten aan de beheersautoriteiten moet worden overgelaten, door een lokale invulling te geven aan de doelstellingen van Europa-2020 en het gemeenschappelijk strategisch kader.

Wijzigingsvoorstel 21

Artikel 17

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Ex-antevoorwaarden

1.   In de fondsspecifieke voorschriften worden voor elk GSK-fonds ex-antevoorwaarden vastgesteld.

2.   De lidstaten beoordelen of aan de toepasselijke ex-antevoorwaarden wordt voldaan.

3.   Als op de datum van indiening van het partnerschapscontract niet aan de ex-antevoorwaarden wordt voldaan, nemen de lidstaten in het partnerschapscontract een samenvatting op van de maatregelen die op nationaal of regionaal niveau moeten worden genomen, met een tijdschema voor de uitvoering van die maatregelen, om te waarborgen dat uiterlijk twee jaar na de vaststelling van het partnerschapscontract, of als dat eerder is uiterlijk op 31 december 2016, aan die voorwaarden wordt voldaan.

4.   De lidstaten beschrijven in de desbetreffende programma's in detail de maatregelen die nodig zijn om aan de ex-antevoorwaarden te voldoen, met een tijdschema voor de uitvoering van die maatregelen.

5.   Bij haar beoordeling van het partnerschapscontract en de programma's beoordeelt de Commissie ook de informatie die wordt gegeven over het vervullen van de ex-antevoorwaarden. Wanneer zij een programma vaststelt, kan zij besluiten de tussentijdse betalingen aan het programma geheel of gedeeltelijk te schorsen totdat de maatregelen om aan een ex-antevoorwaarde te voldoen, naar tevredenheid zijn voltooid. Wanneer de maatregelen om aan een ex-antevoorwaarde te voldoen niet op de in het programma vastgestelde uiterste termijn zijn voltooid, vormt dit voor de Commissie een grond om haar betalingen te schorsen.

6.   De leden 1 tot en met 5 zijn niet van toepassing op programma's in het kader van het doel „Europese territoriale samenwerking”.

Ex-antevoorwaarden

1.   In de fondsspecifieke voorschriften worden voor elk GSK-fonds ex-antevoorwaarden vastgesteld.

2.   De lidstaten beoordelen of aan de toepasselijke ex-antevoorwaarden wordt voldaan, .

3.   Als op de datum van indiening van het partnerschapscontract niet aan de ex-antevoorwaarden wordt voldaan, nemen de lidstaten in het partnerschapscontract een samenvatting op van de maatregelen die op nationaal of regionaal niveau moeten worden genomen, met een tijdschema voor de uitvoering van die maatregelen, om te waarborgen dat uiterlijk jaar na de vaststelling van het partnerschapscontract, of als dat eerder is uiterlijk op 31 december 2016, aan die voorwaarden wordt voldaan.

4.   De lidstaten beschrijven in de desbetreffende programma's de maatregelen die nodig zijn om aan de ex-antevoorwaarden te voldoen, met een tijdschema voor de uitvoering van die maatregelen.

5.   Bij haar beoordeling van het partnerschapscontract en de programma's beoordeelt de Commissie ook de informatie die wordt gegeven over het vervullen van de ex-antevoorwaarden. Wanneer de maatregelen om aan een ex-antevoorwaarde te voldoen niet op de in het programma vastgestelde uiterste termijn zijn voltooid, dit voor de Commissie een grond om haar betalingen te schorsen.

6.   De leden 1 tot en met 5 zijn niet van toepassing op programma's in het kader van het doel „Europese territoriale samenwerking”.

Motivering

Het CvdR is van mening dat de ex-antevoorwaarden geenszins mogen leiden tot opschorting van betalingen of financiële correcties, met uitzondering van voorwaarden tot de uitvoering waarvan de lidstaat zich heeft verbonden. Immers, indien aan het begin van de programmeringsperiode niet aan de ex-antevoorwaarden is voldaan zal de daaraan verbonden investering niet kunnen worden geprogrammeerd, zodat er ook geen reden is om achteraf sancties op te leggen. Verder is het van fundamenteel belang dat de Commissie rekening houdt met de institutionele context van iedere lidstaat, en de interne bevoegdheidsverdeling. Het is immers ondenkbaar dat een lidstaat verbintenissen aangaat ten aanzien van bevoegdheden die toebehoren aan de regionale of lokale overheden, en omgekeerd.

Wijzigingsvoorstel 22

Artikel 18

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Prestatiereserve

5 % van de aan elk GSK-fonds en elke lidstaat toegewezen middelen, met uitzondering van de aan het doel „Europese territoriale samenwerking” en aan titel V van de EFMZV-verordening toegewezen middelen, vormt een prestatiereserve, die overeenkomstig artikel 20 zal worden toegewezen.

reserve

Motivering

Het wijzigingsvoorstel weerspiegelt de bezorgdheid over de invoering van een nationale prestatiereserve, omdat wordt gevreesd dat dit mechanisme de vaststelling van zeer bescheiden en dus makkelijk haalbare doelstellingen in de hand werkt, om maar in aanmerking te komen voor extra financiële steun, waardoor weinig ambitieuze projecten voorrang krijgen en innovatie wordt ontmoedigd.

Wel is het CvdR voorstander van een flexibiliteitsreserve, bestaande uit de middelen die vrijkomen na het ambtshalve doorhalen van vastleggingen, voor de financiering van experimentele initiatieven op het gebied van slimme, duurzame en inclusieve groei of om maatregelen te kunnen treffen in geval van crisis, zonder de aan iedere lidstaat toegewezen middelen te overschrijden.

Wijzigingsvoorstel 23

Artikel 19

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Evaluatie van de prestaties

1.   In 2017 en 2019 verricht de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, een evaluatie van de prestaties van de programma's in elke lidstaat ten opzichte van het in het partnerschapscontract en de programma's vastgestelde prestatiekader. De methode voor de vaststelling van het prestatiekader is opgenomen in bijlage I.

2.   Bij deze evaluatie wordt aan de hand van de informatie en de beoordelingen in de in 2017 en 2019 door de lidstaten ingediende voortgangsverslagen nagegaan of de mijlpalen van de programma's op het niveau van de prioriteiten zijn bereikt.

Evaluatie van de prestaties

1.   In 2017 en 2019 verricht de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, een evaluatie van de prestaties van de programma's in elke lidstaat ten opzichte van het in het partnerschapscontract en de programma's vastgestelde prestatiekader. De methode voor de vaststelling van het prestatiekader is opgenomen in bijlage I.

2.   Bij deze evaluatie wordt aan de hand van de informatie en de beoordelingen in de in 2017 en 2019 door de lidstaten ingediende voortgangsverslagen nagegaan of de mijlpalen van de programma's op het niveau van de prioriteiten zijn bereikt.

   

Motivering

Het wijzigingsvoorstel weerspiegelt de bezorgdheid over de invoering van een nationale prestatiereserve, omdat wordt gevreesd dat dit mechanisme de vaststelling van zeer bescheiden en dus makkelijk haalbare doelstellingen in de hand werkt, om maar in aanmerking te komen voor extra financiële steun, waardoor weinig ambitieuze projecten voorrang krijgen en innovatie wordt ontmoedigd.

Wat het prestatiekader betreft is het CvdR van mening dat dit een mechanisme moet zijn om de tijdens de programmeringsperiode behaalde doelstellingen te controleren en bij te sturen. Indien de doelstellingen niet worden gehaald moet dit niet leiden tot financiële correcties maar tot een technische ondersteuning door de Commissie.

Wijzigingsvoorstel 24

Artikel 20

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Toewijzing van prestatiereserve

1.   Wanneer in 2017 bij de evaluatie van de prestaties blijkt dat ten aanzien van een prioriteit van een programma de voor 2016 vastgestelde mijlpalen niet zijn bereikt, richt de Commissie aanbevelingen tot de betrokken lidstaat.

2.   Op grond van de evaluatie van 2019 stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen een besluit vast om voor elk GSK-fonds en elke lidstaat te bepalen welke programma's en prioriteiten hun mijlpalen hebben bereikt. De lidstaten doen een voorstel voor de toewijzing van de prestatiereserve aan de in dat besluit van de Commissie vermelde programma's en prioriteiten. De Commissie keurt de wijziging van de betrokken programma's overeenkomstig artikel 26 goed. Wanneer een lidstaat nalaat informatie overeenkomstig artikel 46, leden 2 en 3, te verstrekken, wordt de prestatiereserve voor de betrokken programma's of prioriteiten niet toegewezen.

3.   Wanneer een evaluatie van de prestaties uitwijst dat de in het prestatiekader vastgestelde mijlpalen voor een prioriteit niet zijn bereikt, kan de Commissie een tussentijdse betaling voor een prioriteit van een programma geheel of gedeeltelijk schorsen volgens de in de fondsspecifieke voorschriften vastgestelde procedure.

4.   Wanneer de Commissie na bestudering van het eindverslag over de uitvoering van het programma vaststelt dat ernstig tekortgeschoten is bij het bereiken van de in het prestatiekader vastgestelde streefdoelen, kan zij financiële correcties voor de betrokken prioriteiten toepassen overeenkomstig de fondsspecifieke voorschriften. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 142 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de criteria en de methode voor het bepalen van de hoogte van de toe te passen financiële correctie vast te leggen.

5.   Lid 2 is niet van toepassing op programma's voor het doel „Europese territoriale samenwerking” en op titel V van de EFMZV-verordening.

   

   

   

   

   

Motivering

Het wijzigingsvoorstel weerspiegelt de bezorgdheid over de invoering van een nationale prestatiereserve, omdat wordt gevreesd dat dit mechanisme de vaststelling van zeer bescheiden en dus makkelijk haalbare doelstellingen in de hand werkt, om maar in aanmerking te komen voor extra financiële steun, waardoor weinig ambitieuze projecten voorrang krijgen en innovatie wordt ontmoedigd.

Wijzigingsvoorstel 25

Artikel 21

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Voorwaardelijkheid in verband met de coördinatie van economisch beleid van de lidstaten

 

   […]

4.   In afwijking van lid 1 kan de Commissie, als financiële bijstand overeenkomstig lid 1, onder d), aan een lidstaat ter beschikking wordt gesteld die verband houdt met een aanpassingsprogramma, het partnerschapscontract en de programma's zonder voorstel van de lidstaat wijzigen om het effect van de beschikbare GSK-fondsen op de groei en het concurrentievermogen zo groot mogelijk te maken. Om een doeltreffende uitvoering van het partnerschapscontract en de betrokken programma's te waarborgen, wordt de Commissie bij het beheer betrokken zoals bepaald is in het aanpassingsprogramma of in het met de betrokken lidstaat gesloten memorandum van overeenstemming.

5.   Wanneer de lidstaat niet antwoordt op het in lid 1 bedoelde verzoek van de Commissie of niet binnen een maand naar tevredenheid antwoordt op de in lid 2 bedoelde opmerkingen van de Commissie, kan de Commissie binnen drie maanden nadat zij opmerkingen heeft gemaakt door middel van uitvoeringshandelingen een besluit tot schorsing van alle of een deel van de betalingen voor de betrokken programma's vaststellen.

6.   De Commissie schorst door middel van uitvoeringshandelingen alle of een deel van de betalingen en vastleggingen voor de betrokken programma's wanneer:

a)

de Raad besluit dat de lidstaat niet voldoet aan specifieke maatregelen die de Raad overeenkomstig artikel 136, lid 1, van het Verdrag heeft vastgesteld;

b)

de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 8 of 11, van het Verdrag besluit dat de betrokken lidstaat geen effectieve maatregelen heeft genomen om zijn buitensporige tekort te corrigeren;

c)

de Raad overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. […]/2011 [betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden] vaststelt dat de lidstaat twee opeenvolgende keren geen toereikend plan met corrigerende maatregelen heeft ingediend of de Raad overeenkomstig artikel 10, lid 4, van die verordening een besluit vaststelt waarin niet-naleving wordt geconstateerd;

d)

de Commissie vaststelt dat de lidstaat geen maatregelen heeft genomen om een aanpassingsprogramma als bedoeld in Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad of Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad uit te voeren en bijgevolg besluit de uitbetaling van de aan deze lidstaat toegekende financiële bijstand niet goed te keuren; of

e)

de Raad van bewind van het Europees Stabiliteitsmechanisme vaststelt dat niet voldaan is aan een voorwaarden die verbonden is aan financiële bijstand uit het ESM in de vorm van een ESM-lening aan de betrokken lidstaat en bijgevolg besluit de aan deze lidstaat toegekende stabiliteitssteun niet uit te betalen.

7.   Wanneer de Commissie besluit betalingen of vastleggingen overeenkomstig lid 5, respectievelijk lid 6 geheel of gedeeltelijk te schorsen, zorgt de Commissie ervoor dat de schorsing evenredig en doeltreffend is, rekening houdend met de sociaaleconomische omstandigheden van de betrokken lidstaat, en dat de lidstaten gelijk worden behandeld, in het bijzonder ten aanzien van het effect van de schorsing op de economie van de betrokken lidstaat.

8.   De Commissie heft de schorsing van betalingen en vastleggingen onverwijld op wanneer de lidstaat wijzigingen op het partnerschapscontract en de betrokken programma's heeft voorgesteld, zoals gevraagd door de Commissie, die door de Commissie zijn goedgekeurd, en, indien van toepassing:

a)

de Raad heeft besloten dat de lidstaat voldoet aan de specifieke maatregelen die de Raad overeenkomstig artikel 136, lid 1, van het Verdrag heeft vastgesteld;

b)

de procedure bij buitensporige tekorten overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1467/97 is opgeschort of de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 12, van het Verdrag heeft besloten het besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in te trekken;

c)

de Raad het door de betrokken lidstaat ingediende plan met corrigerende maatregelen overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. […] [EIP-verordening] heeft onderschreven of de procedure bij buitensporige onevenwichtigheden overeenkomstig artikel 10, lid 5, van die verordening is opgeschort, dan wel de Raad de procedure bij buitensporige onevenwichtigheden overeenkomstig artikel 11 van die verordening heeft afgesloten;

d)

de Commissie heeft vastgesteld dat de lidstaat maatregelen heeft genomen om een aanpassingsprogramma als bedoeld in Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad of Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad uit te voeren en bijgevolg de uitbetaling van de aan deze lidstaat toegekende financiële bijstand heeft goedgekeurd; of

e)

de Raad van bewind van het Europees Stabiliteitsmechanisme heeft vastgesteld dat voldaan is aan een voorwaarden die verbonden is aan financiële bijstand in de vorm van een ESM-lening aan de betrokken lidstaat en bijgevolg heeft besloten de aan deze lidstaat toegekende stabiliteitssteun uit te betalen.

Terzelfder tijd besluit de Raad, op voorstel van de Commissie, om de geschorste vastleggingen overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) nr. […] van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020, opnieuw op de begroting te plaatsen.

Voorwaardelijkheid in verband met de coördinatie van economisch beleid van de lidstaten

 

   […]

   

   

   

   

   

Motivering

Het CvdR verwerpt met kracht de voorstellen om het cohesiebeleid te koppelen aan de naleving van het stabiliteitspact (macro-economische conditionaliteit). Het is van mening dat met de macro-economische voorwaarden heel andere doelstellingen worden gediend dan die van het cohesiebeleid. Decentrale overheden mogen niet worden gestraft voor het feit dat sommige lidstaten hun verplichtingen – met name op het gebied van het begrotingstekort – niet nakomen. Het CvdR erkent dat het in sommige gevallen noodzakelijk is om wijzigingen aan te brengen in het partnerschapscontract en de operationele programma's, maar verwerpt de mogelijkheid om over te gaan tot schorsing van alle of een deel van de betalingen.

Wijzigingsvoorstel 26

Artikel 23

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Voorbereiding van programma's

1.   De GSK-fondsen worden uitgevoerd door middel van programma's overeenkomstig het partnerschapscontract. Elk programma heeft betrekking op de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020.

2.   De programma's worden opgesteld door de lidstaten of door een door hen aangewezen autoriteit, in samenwerking met de partners.

3.   De programma's worden door de lidstaten gelijktijdig met het partnerschapscontract ingediend, met uitzondering van programma's voor Europese territoriale samenwerking, die binnen zes maanden na goedkeuring van het gemeenschappelijk strategisch kader worden ingediend. Alle programma's gaan vergezeld van een ex-ante-evaluatie overeenkomstig artikel 48.

Voorbereiding van programma's

1.   De GSK-fondsen worden uitgevoerd door middel van programma's overeenkomstig het partnerschapscontract. Elk programma heeft betrekking op de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020.

2.   De programma's worden opgesteld door de lidstaten of door een door hen aangewezen autoriteit, in samenwerking met de partners.

   

.   De programma's worden door de lidstaten het partnerschapscontract ingediend, met uitzondering van programma's voor Europese territoriale samenwerking, die binnen zes maanden na goedkeuring van het gemeenschappelijk strategisch kader worden ingediend. Alle programma's gaan vergezeld van een ex-ante-evaluatie overeenkomstig artikel 48.

Motivering

Het Comité is van mening dat de eventuele keuze voor op meerdere fondsen gebaseerde programma's (waarvan het Comité een groot voorstander is) moet worden aangemoedigd en concreet moet worden gesteund door alle actoren (Europese Commissie, lidstaten, lokale en regionale overheden). De Commissie zou hiervoor alle procedurele belemmeringen moeten wegnemen. Ook moet worden voorkómen dat er een opeenstapeling van controles komt die – op grond van het evenredigheidsbeginsel – het gevolg zou kunnen zijn van het feit dat een op meerdere fondsen gebaseerd programma een groter financieel volume heeft. Verder vreest het Comité dat de gelijktijdige indiening van het contract en de programma's de start van de werkzaamheden kan vertragen, zodat het een termijn van zes maanden voorstelt.

Wijzigingsvoorstel 27

Artikel 25, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Procedure voor de vaststelling van programma's

1.   De Commissie beoordeelt, rekening houdend met de ex-ante-evaluatie, of de programma's verenigbaar zijn met deze verordening, met de fondsspecifieke voorschriften, met het gemeenschappelijk strategisch kader, met het partnerschapscontract, met de specifieke aanbevelingen per land uit hoofde van artikel 121, lid 2, van het Verdrag en met de aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel 148, lid 4, van het Verdrag, alsook de feitelijke bijdrage van het programma tot de verwezenlijking van de specifieke thematische doelstellingen en prioriteiten van de Unie voor elk GSK-fonds. In de beoordeling wordt in het bijzonder gelet op de toereikendheid van de programmastrategie, de overeenkomstige doelstellingen, indicatoren en streefdoelen, en de toewijzing van begrotingsmiddelen.

Procedure voor de vaststelling van programma's

1.   De Commissie beoordeelt, rekening houdend met de ex-ante-evaluatie, of de programma's verenigbaar zijn met deze verordening, met de fondsspecifieke voorschriften, met het gemeenschappelijk strategisch kader, met het partnerschapscontract, met de specifieke aanbevelingen per land uit hoofde van artikel 121, lid 2, van het Verdrag en met de aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel 148, lid 4, van het Verdrag, alsook de feitelijke bijdrage van het programma tot de verwezenlijking van de specifieke thematische doelstellingen en prioriteiten van de Unie voor elk GSK-fonds. In de beoordeling wordt in het bijzonder gelet op de toereikendheid van de programmastrategie, de overeenkomstige doelstellingen, indicatoren en streefdoelen, en de toewijzing van begrotingsmiddelen.

Motivering

Om te onderstrepen dat de beoordeling ook betrekking moet hebben op de concrete haalbaarheid van de strategie, naast de toereikendheid.

Wijzigingsvoorstel 28

Artikel 28, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling

1.   Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling, in verband met het Elfpo „plaatselijke ontwikkeling in het kader van LEADER” genoemd, moet:

a)

gericht zijn op specifieke subregionale grondgebieden;

b)

worden geleid vanuit de gemeenschap, namelijk door plaatselijke actiegroepen bestaande uit vertegenwoordigers van de publieke en private lokale sociaaleconomische belangen, waarbij de overheidssector of één belangengroep niet meer dan 49 % van de stemrechten voor de besluitvorming mag hebben;

Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling

1.   Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling, in verband met het Elfpo „plaatselijke ontwikkeling in het kader van LEADER” genoemd, moet:

a)

gericht zijn op specifieke subregionale grondgebieden;

b)

worden geleid vanuit de gemeenschap, namelijk door plaatselijke actiegroepen bestaande uit vertegenwoordigers van de publieke en private lokale sociaaleconomische belangen, waarbij de overheidssector of één belangengroep niet meer dan 49 % van de stemrechten voor de besluitvorming mag hebben, ;

Motivering

Bestaande lokale partnerschappen mogen niet onrechtmatig worden benadeeld omdat hun interne stemprocedure niet volledig overeenkomt met wat de ontwerprichtlijn voorschrijft. In de verordening moet de partners voldoende speelruimte worden gelaten om tijdens de voorbereiding van het partnerschapschapscontract een werkbare oplossing te vinden.

Wijzigingsvoorstel 29

Artikel 29

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Strategieën voor lokale ontwikkeling

1.   Een strategie voor lokale ontwikkeling omvat ten minste de volgende elementen:

a)

een definitie van het gebied en de populatie waarop de strategie betrekking heeft;

b)

een analyse van de ontwikkelingsbehoeften en mogelijkheden van het gebied, met een analyse van de sterke en zwakke punten, kansen en bedreigingen;

c)

een beschrijving van de strategie en de doelstellingen ervan, een beschrijving van de geïntegreerde en innovatieve aard van de strategie en een hiërarchie van doelstellingen, met duidelijke en meetbare streefdoelen voor outputs of resultaten. De strategie moet verenigbaar zijn met de desbetreffende programma's van alle betrokken GSK-fondsen;

d)

een beschrijving van het proces om de gemeenschap bij de ontwikkeling van de strategie te betrekken;

e)

een actieplan waaruit blijkt hoe de doelstellingen in acties worden omgezet;

f)

een beschrijving van de beheer- en toezichtregelingen van de strategie waaruit blijkt dat de plaatselijke actiegroep in staat is de strategie uit te voeren en een beschrijving van de specifieke evaluatieregelingen;

g)

het financiële plan van de strategie, met de geplande toewijzing uit elk van de GSK-fondsen.

2.   De lidstaten stellen de criteria voor de selectie van strategieën voor lokale ontwikkeling vast. In de fondsspecifieke voorschriften kunnen selectiecriteria worden vastgesteld.

[….]

6.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 142 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de in lid 1, onder a), bedoelde definitie van het gebied en de populatie waarop de strategie betrekking heeft.

Strategieën voor lokale ontwikkeling

1.   Een strategie voor lokale ontwikkeling omvat de volgende elementen:

a)

een definitie van het gebied en de populatie waarop de strategie betrekking heeft;

b)

een analyse van de ontwikkelingsbehoeften en mogelijkheden van het gebied, met een analyse van de sterke en zwakke punten, kansen en bedreigingen;

c)

een beschrijving van de strategie en de doelstellingen ervan, een beschrijving van de geïntegreerde aard van, ;

)

een actieplan waaruit blijkt hoe de doelstellingen in acties worden omgezet;

)

een beschrijving van de beheer- en toezichtregelingen van de strategie waaruit blijkt dat de plaatselijke actiegroep in staat is de strategie uit te voeren en een beschrijving van de specifieke evaluatieregelingen;

)

het financiële plan van de strategie, met de geplande toewijzing uit elk van de GSK-fondsen .

2.   De lidstaten stellen de criteria voor de selectie van strategieën voor lokale ontwikkeling vast. In de fondsspecifieke voorschriften kunnen selectiecriteria worden vastgesteld.

[….]

   

Motivering

Het Comité is ingenomen met de voorstellen van de Commissie met betrekking tot lokale ontwikkelingsacties en geïntegreerde territoriale investeringen, maar dringt tevens aan op een vereenvoudiging van de modaliteiten en procedures in verband met de uitvoering van deze nieuwe bepalingen, om te voorkomen dat de lokale actoren worden ontmoedigd hiervan gebruik te maken. Het Comité vindt dat het te ver gaat om een gedelegeerde handeling vast te stellen voor de definitie van het gebied en de populatie waarop de strategie voor lokale ontwikkeling betrekking heeft, aangezien dit een typische bevoegdheid van de regionale en lokale overheden is omdat het een specifieke kennis van de lokale dynamiek en problematiek veronderstelt. Ook zou het mogelijk moeten zijn om in bepaalde gevallen strategieën voor lokale ontwikkeling te combineren met de tenuitvoerlegging van geïntegreerde territoriale investeringen en gemeenschappelijke actieplannen.

Bovendien is het belangrijk dat de strategieën voor lokale ontwikkeling tot een betere afstemming tussen stad en platteland kunnen leiden en dat lokale actoren in peri-urbane gebieden als volwaardige partij bij deze strategieën worden betrokken.

Wijzigingsvoorstel 30

Artikel 35

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Betalingsverzoeken die uitgaven voor financieringsinstrumenten omvatten

 

   [….]

2.   De totale subsidiabele uitgaven die vermeld worden in betalingsverzoeken voor de in artikel 33, lid 1, onder b), bedoelde financieringsinstrumenten die overeenkomstig artikel 33, lid 4, onder a) en b), ten uitvoer worden gelegd, omvatten het totaalbedrag van de aan het financieringsinstrument betaalde of naar verwachting te betalen steun voor investeringen in eindontvangers die zullen worden gedaan in een van tevoren vastgestelde periode van ten hoogste twee jaar, met inbegrip van de beheerskosten of –vergoedingen; dit bedrag wordt afzonderlijk vermeld.

3.   De overeenkomstig lid 2 bepaalde bedragen worden in latere betalingsverzoeken gecorrigeerd voor verschillen tussen het bedrag van de eerder aan de betrokken financieringsinstrumenten betaalde steun en het bedrag dat feitelijk in eindontvangers is geïnvesteerd, vermeerderd met de betaalde beheerskosten en vergoedingen. Deze bedragen worden in de betalingsverzoeken afzonderlijk vermeld.

[….]

Betalingsverzoeken die uitgaven voor financieringsinstrumenten omvatten

 

   [….]

2.   De totale subsidiabele uitgaven die vermeld worden in betalingsverzoeken voor de in artikel 33, lid 1, onder b), bedoelde financieringsinstrumenten die overeenkomstig artikel 33, lid 4, onder a) en b), ten uitvoer worden gelegd, omvatten het totaalbedrag van de aan het financieringsinstrument betaalde of naar verwachting te betalen steun investeringen in eindontvangers die zullen worden gedaan in een van tevoren vastgestelde periode van ten hoogste twee jaar, met inbegrip van de beheerskosten of –vergoedingen; dit bedrag wordt afzonderlijk vermeld.

3.   

[….]

Motivering

In het voorstel voor een verordening wordt het gebruik van de klassieke instrumenten die de Commissie in het leven heeft geroepen, sterk aangemoedigd, om een overmatig gebruik van de financieringsinstrumenten louter voor het certificeren van uitgaven af te remmen, wat een lovenswaardige doelstelling is. De door het Comité voorgestelde wijzigingen streven ernaar het evenwicht te herstellen, mede door een grotere diversifiëring van bepalingen en voorwaarden en de invoering van een tolerantiemarge voor de capaciteit om aan de verwachtingen te voldoen.

Wijzigingsvoorstel 31

Artikel 39

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Gebruik van resterende middelen na afsluiting van het programma

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat de kapitale middelen en de voordelen en andere verdiensten of opbrengsten die aan de steun uit de GSK-fondsen aan de financieringsinstrumenten kunnen worden toegeschreven, tot ten minste tien jaar na de afsluiting van het programma overeenkomstig de doelen van het programma worden gebruikt.

Gebruik van resterende middelen na afsluiting van het programma

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat de kapitale middelen en de voordelen en andere verdiensten of opbrengsten die aan de steun uit de GSK-fondsen aan de financieringsinstrumenten kunnen worden toegeschreven, tot ten minste jaar na de afsluiting van het programma overeenkomstig de doelen van het programma worden gebruikt.

Motivering

Het Comité is van mening dat de periode waarin men verplicht is de financieringsinstrumenten en de daarvan afkomstige middelen te gebruiken, niet zo lang moet zijn. Een periode van 10 jaar na de afsluiting van het programma creëert gedurende lange tijd een situatie van rechtsonzekerheid.

Wijzigingsvoorstel 32

Artikel 40, lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Verslag over de uitvoering van de financieringsinstrumenten

2.   In het in lid 1 bedoelde verslag wordt voor elk financieringsinstrument de volgende informatie opgenomen:

a)

vermelding van het programma en van de prioriteit op grond waarvan de steun uit het GSK-fonds wordt verleend;

[….]

e)

naar programma en prioriteit of maatregel uitgesplitst totaalbedrag van de steun die door het financieringsinstrument aan de eindontvangers is betaald of in garantiecontracten is vastgelegd, als vermeld in bij de Commissie ingediende betalingsverzoeken;

f)

inkomsten van en terugbetalingen aan het financieringsinstrument;

g)

multiplicatoreffect van de door het financieringsinstrument gedane investeringen en waarde van de investeringen en deelnemingen;

h)

bijdrage van het financieringsinstrument tot de verwezenlijking van de indicatoren van het programma en van de prioriteit.

[….]

Verslag over de uitvoering van de financieringsinstrumenten

2.   In het in lid 1 bedoelde verslag wordt voor elk financieringsinstrument de volgende informatie opgenomen:

a)

vermelding van het programma en van de prioriteit op grond waarvan de steun uit het GSK-fonds wordt verleend;

[….]

e)

naar programma en prioriteit of maatregel uitgesplitst totaalbedrag van de steun die door het financieringsinstrument aan de eindontvangers is betaald of in garantiecontracten is vastgelegd, als vermeld in bij de Commissie ingediende betalingsverzoeken;

)

multiplicatoreffect van de door het financieringsinstrument gedane investeringen en waarde van de investeringen en deelnemingen;

[….]

Motivering

Om de jaarlijkse verslagleggingsplicht (reporting) aan de Commissie met betrekking tot de financieringsinstrumenten te vereenvoudigen.

Wijzigingsvoorstel 33

Artikel 42, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Samenstelling van het toezichtcomité

1.   Het toezichtcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de beheersautoriteit en intermediaire instanties en van de partners. Elk lid van het toezichtcomité heeft een stemrecht.

Het toezichtcomité van programma's in het kader van het doel „Europese territoriale samenwerking” omvat ook vertegenwoordigers van eventuele aan dat programma deelnemende derde landen.

Samenstelling van het toezichtcomité

1.   Het toezichtcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de beheersautoriteit en intermediaire instanties en van de partners. Elk lid van het toezichtcomité heeft een stemrecht.

Het toezichtcomité van programma's in het kader van het doel „Europese territoriale samenwerking” omvat ook vertegenwoordigers van eventuele aan dat programma deelnemende derde landen.

Motivering

Onduidelijk is hoe de deelname van derde landen en aan ultraperifere gebieden grenzende gebieden aan de grensoverschrijdende samenwerking geregeld zal zijn. In het geval van programma's die naast de EFRO-steun worden gefinancierd met middelen uit het Europees nabuurschapsinstrument (ENI) of het Instrument voor pretoetredingssteun (IPA), waarnaar wordt verwezen in artikel 28 van de Verordening betreffende territoriale samenwerking, is duidelijk dat de deelname van derde landen noodzakelijk is. Echter, in het geval van ultraperifere gebieden vallen derde landen en aangrenzende gebieden (met uitzondering van de Canarische eilanden en Marokko) noch onder het ENI noch onder het IPA; zij ontvangen steun van het Europees Ontwikkelingsfonds en dragen geen extra middelen bij aan de Europese territoriale samenwerking. Om die reden voorzien de programma's voor territoriale samenwerking van de ultraperifere gebieden, hoewel moet worden samengewerkt met derde landen, enkel bijdragen uit het EFRO, ofschoon 30 % hiervan buiten het grondgebied van de Unie kan worden gebruikt, en moeten derde landen niet deelnemen aan het toezichtcomité.

Wijzigingsvoorstel 34

Artikel 43, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Functies van het toezichtcomité

1.   Het toezichtcomité vergadert ten minste een keer per jaar en evalueert de uitvoering van het programma en de vooruitgang die geboekt is met de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Daarbij kijkt het naar de financiële gegevens, de gemeenschappelijke en programmaspecifieke indicatoren, met inbegrip van veranderingen in de resultaatindicatoren en de vooruitgang ten opzichte van de gekwantificeerde streefwaarden, en de in het prestatiekader vastgestelde mijlpalen.

Functies van het toezichtcomité

1.   Het toezichtcomité vergadert ten minste een keer per jaar en evalueert de uitvoering van het programma en de vooruitgang die geboekt is met de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Daarbij kijkt het naar de financiële gegevens, de gemeenschappelijke en programmaspecifieke indicatoren, met inbegrip van veranderingen in de resultaatindicatoren en de vooruitgang ten opzichte van de gekwantificeerde streefwaarden, en de in het prestatiekader vastgestelde mijlpalen.

Motivering

Om de uitvoering van het programma te evalueren moet tevens rekening worden gehouden met de in art. 49 genoemde evaluaties tijdens de programmeringsperiode.

Wijzigingsvoorstel 35

Artikel 47, nieuw lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Algemene bepalingen

1.   Er worden evaluaties verricht om de kwaliteit van het ontwerp en de uitvoering van programma's te verbeteren en de doeltreffendheid, de doelmatigheid en het effect ervan te beoordelen. Het effect van de programma's wordt, overeenkomstig de opdracht van het betrokken GSK-fonds, beoordeeld in het licht van de streefdoelen van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei (2), en in voorkomend geval tevens in het licht van het bruto binnenlands product (bbp) en de werkloosheid.

2.   De lidstaten verstrekken de nodige middelen om de evaluaties uit te voeren en zorgen voor procedures voor het produceren en verzamelen van de voor de evaluaties vereiste gegevens, waaronder gegevens over gemeenschappelijke en in voorkomend geval programmaspecifieke indicatoren.

Algemene bepalingen

1.   Er worden evaluaties verricht om de kwaliteit van het ontwerp en de uitvoering van programma's te verbeteren en de doeltreffendheid, de doelmatigheid en het effect ervan te beoordelen. Het effect van de programma's wordt, overeenkomstig de opdracht van het betrokken GSK-fonds, beoordeeld in het licht van de streefdoelen van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei (2), en in voorkomend geval tevens in het licht van het bruto binnenlands product (bbp) en de werkloosheid.

   

.   De lidstaten verstrekken de nodige middelen om de evaluaties uit te voeren en zorgen voor procedures voor het produceren en verzamelen van de voor de evaluaties vereiste gegevens, waaronder gegevens over gemeenschappelijke en in voorkomend geval programmaspecifieke indicatoren.

Motivering

Het is van belang dat de evaluaties ook rekening houden met andere aspecten die even belangrijk zijn, volgens de benadering „Het bbp en verder” die wordt beschreven in het CvdR-advies „Het BBP en verder - Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld” (CoR 163/2010 fin).

Wijzigingsvoorstel 36

Artikel 48, lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

3.   De ex-ante-evaluaties omvatten een beoordeling van:

[….]

g)

of de gekwantificeerde streefwaarden voor indicatoren realistisch zijn, gezien de beoogde steun uit de GSK-fondsen;

h)

de redenen voor de voorgestelde steunvorm;

i)

de toereikendheid van de personele middelen en de administratieve capaciteit voor het beheer van het programma;

j)

de geschiktheid van de procedures voor het toezicht op het programma en voor het verzamelen van de gegevens die voor de evaluaties vereist zijn;

k)

de geschiktheid van de gekozen mijlpalen voor het prestatiekader;

l)

de toereikendheid van de geplande maatregelen om gelijke kansen van mannen en vrouwen te bevorderen en discriminatie te voorkomen;

m)

de toereikendheid van de geplande maatregelen om duurzame ontwikkeling te bevorderen.

3.   De ex-ante-evaluaties omvatten een beoordeling van:

[….]

g)

of de gekwantificeerde streefwaarden voor indicatoren realistisch zijn, gezien de beoogde steun uit de GSK-fondsen;

h)

de redenen voor de voorgestelde steunvorm;

i)

de toereikendheid van de personele middelen en de administratieve capaciteit voor het beheer van het programma;

j)

de toereikendheid van de geplande maatregelen om gelijke kansen van mannen en vrouwen te bevorderen en discriminatie te voorkomen;

de toereikendheid van de geplande maatregelen om duurzame ontwikkeling te bevorderen.

Motivering

Het Comité is van mening dat de ex-ante-evaluatie geen niet-kwantificeerbare elementen kan bevatten zolang de programma's nog niet worden uitgevoerd noch elementen die al in andere documenten worden genoemd (zoals het beheers- en controlesysteem en het partnerschapscontract); het stelt dan ook voor deze informatie te schrappen.

Wijzigingsvoorstel 37

Artikel 49, nieuw lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Evaluatie tijdens de programmeringsperiode

1.   De beheersautoriteit stelt voor elk programma een evaluatieplan op en dient dit overeenkomstig de fondsspecifieke voorschriften in.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat geschikte evaluatiecapaciteit beschikbaar is.

3.   Tijdens de programmeringsperiode voeren de beheersautoriteiten voor elk programma evaluaties uit op basis van het evaluatieplan, met inbegrip van evaluaties van de doeltreffendheid, de doelmatigheid en het effect. Tijdens de programmeringsperiode wordt ten minste een keer geëvalueerd hoe de steun uit de GSK-fondsen heeft bijgedragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen voor elke prioriteit. Alle evaluaties worden door het toezichtcomité onderzocht en naar de Commissie gezonden.

4.   De Commissie kan op eigen initiatief evaluaties van programma's uitvoeren.

Evaluatie tijdens de programmeringsperiode

1.   De beheersautoriteit stelt voor elk programma een evaluatieplan op en dient dit overeenkomstig de fondsspecifieke voorschriften in.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat geschikte evaluatiecapaciteit beschikbaar is.

3.   Tijdens de programmeringsperiode voeren de beheersautoriteiten voor elk programma evaluaties uit op basis van het evaluatieplan, met inbegrip van evaluaties van de doeltreffendheid, de doelmatigheid en het effect. Tijdens de programmeringsperiode wordt ten minste een keer geëvalueerd hoe de steun uit de GSK-fondsen heeft bijgedragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen voor elke prioriteit. Alle evaluaties worden door het toezichtcomité onderzocht en naar de Commissie gezonden.

   

.   De Commissie kan op eigen initiatief evaluaties van programma's uitvoeren.

Motivering

Om de resultaatgerichtheid te vergroten is het wenselijk dat de resultaten van de evaluaties tijdens de programmeringsperiode echt worden gebruikt om de doeltreffendheid van de programma's te verbeteren.

Wijzigingsvoorstel 38

Artikel 54, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Inkomstengenererende concrete acties

1.   Netto-inkomsten die na voltooiing van een concrete actie binnen een specifieke referentieperiode worden gegenereerd, worden van tevoren met een van de volgende methoden bepaald:

a)

toepassing van een vast inkomstenpercentage voor het betrokken type concrete actie;

b)

berekening van de actuele waarde van de netto-inkomsten van de concrete actie, waarbij rekening wordt gehouden met de toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt en eventueel met billijkheidsoverwegingen met betrekking tot de relatieve welvaart van de betrokken lidstaat.

De subsidiabele uitgaven van de concrete actie waarvoor medefinanciering wordt verleend, mogen niet hoger zijn dan de actuele waarde van de investeringskosten van de concrete actie na aftrek van de actuele waarde van de netto-inkomsten zoals bepaald met een van deze methoden.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 142 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de vaststelling van het onder a) bedoelde vaste percentage.

De Commissie stelt de onder b) bedoelde methode vast bij uitvoeringshandelingen volgens de in artikel 143, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Inkomstengenererende concrete acties

1.   Netto-inkomsten die na voltooiing van een concrete actie binnen een specifieke referentieperiode worden gegenereerd, worden van tevoren met een van de volgende methoden bepaald:

a)

toepassing van een vast inkomstenpercentage voor het betrokken type concrete actie;

b)

berekening van de actuele waarde van de netto-inkomsten van de concrete actie, waarbij rekening wordt gehouden met de toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt en eventueel met billijkheidsoverwegingen met betrekking tot de relatieve welvaart van de betrokken lidstaat.

De subsidiabele uitgaven van de concrete actie waarvoor medefinanciering wordt verleend, mogen niet hoger zijn dan de actuele waarde van de investeringskosten van de concrete actie na aftrek van de actuele waarde van de netto-inkomsten zoals bepaald met een van deze methoden.

et betrekking tot de vaststelling van het onder a) bedoelde vaste percentage

De Commissie stelt de onder b) bedoelde methode vast bij uitvoeringshandelingen volgens de in artikel 143, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Motivering

Het CvdR geeft er de voorkeur aan om opnieuw uit te gaan van de voor de periode 2000-2006 geldende voorschriften, die inhielden dat voor inkomstengenererende projecten een specifiek en uniform (gereduceerd) steunpercentage werd gehanteerd, om projectontwikkelaars niet af te schrikken.

Wijzigingsvoorstel 39

Artikel 55

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Subsidiabiliteit

1.   De subsidiabiliteit van de uitgaven wordt op basis van de nationale voorschriften bepaald, tenzij specifieke voorschriften zijn vastgesteld in of op grond van deze verordening of de fondsspecifieke voorschriften.

[…]

6.   Netto-inkomsten die tijdens de uitvoering van een concrete actie rechtstreeks door die actie worden gegenereerd en waarmee bij de goedkeuring van de concrete actie geen rekening is gehouden, worden in de door de begunstigde ingediende aanvraag voor de eindbetaling van de subsidiabele uitgaven van de concrete actie afgetrokken. Dit voorschrift is niet van toepassing op financieringsinstrumenten en prijzen.

[…]

Subsidiabiliteit

1.   De subsidiabiliteit van de uitgaven wordt op basis van de nationale voorschriften bepaald, specifieke voorschriften zijn vastgesteld in of op grond van deze verordening of de fondsspecifieke voorschriften.

[…]

   

[…]

   

Motivering

Om de verificaties tijdens de uitvoering van de acties niet te verzwaren zou lid 6 buiten beschouwing moeten worden gelaten. Er moet een nieuw lid 9 worden toegevoegd, aangezien er voor „Territoriale samenwerking” een afzonderlijk steunregeling moet komen omdat het toepassen of gelijktrekken van verschillende nationale voorschriften een te grote administratieve belemmering voor een correcte uitvoering van de projecten zou vormen.

Wijzigingsvoorstel 40

Artikel 59, lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Specifieke subsidiabiliteitsvoorschriften voor subsidies

3.   De volgende kosten komen niet voor een bijdrage uit de GSK-fondsen in aanmerking:

a)

debetrente;

b)

de aankoop van niet-bebouwde en bebouwde grond als dit bedrag meer dan 10 % van de totale subsidiabele uitgaven van de betrokken concrete actie uitmaakt. In uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen kan een hoger percentage worden toegestaan voor concrete acties ten behoeve van milieubehoud;

c)

belasting op de toegevoegde waarde (btw). Btw-bedragen zijn echter wel subsidiabel als zij niet krachtens de nationale btw-wetgeving terugvorderbaar zijn en betaald worden door een begunstigde die geen niet-belastingplichtige zoals omschreven in artikel 13, lid 1, eerste alinea, van Richtlijn 2006/112/EG is, mits dergelijke btw-bedragen niet verschuldigd zijn voor de totstandbrenging van infrastructuur.

Specifieke subsidiabiliteitsvoorschriften voor subsidies

3.   De volgende kosten komen niet voor een bijdrage uit de GSK-fondsen in aanmerking:

a)

debetrente;

b)

de aankoop van niet-bebouwde en bebouwde grond als dit bedrag meer dan 10 % van de totale subsidiabele uitgaven van de betrokken concrete actie uitmaakt. In uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen kan een hoger percentage worden toegestaan voor concrete acties ten behoeve van milieubehoud;

c)

belasting op de toegevoegde waarde (btw). .

Motivering

Het Comité is van mening dat alleen terugvorderbare btw niet in aanmerking komt voor een bijdrage uit de GSK-fondsen. Als niet-terugvorderbare btw in door openbare instellingen uitgevoerde projecten niet in aanmerking zou komen voor een bijdrage uit de GSK-fondsen, dan zou dit tot een aanzienlijke toename van de nationale medefinanciering leiden en zou het gevaar bestaan dat lokale en regionale overheden niet meer in staat zullen zijn om projecten ten uitvoer te leggen. Ook is het Comité van mening dat de uitzondering op het niet in aanmerking komen van de btw voor de totstandbrenging van infrastructuur discriminerend is ten opzichte van andere soorten acties.

Wijzigingsvoorstel 41

Artikel 64

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Accreditatie en coördinatie

 

   […]

3.   De accreditatie wordt gebaseerd op een advies van een onafhankelijke auditinstantie die beoordeelt of de instantie aan de accreditatiecriteria voldoet. De onafhankelijke auditinstantie voert haar werkzaamheden volgens internationaal aanvaarde auditnormen uit.

[…]

5.   De lidstaat kan een coördinerende instantie aanwijzen die tot taak heeft contact met de Commissie te houden en informatie aan de Commissie te verstrekken, te bevorderen dat de voorschriften van de Unie op geharmoniseerde wijze worden toegepast, een syntheseverslag met een nationaal overzicht van alle beheersverklaringen en auditoordelen op te stellen en de uitvoering van corrigerende maatregelen voor tekortkomingen van algemene aard te coördineren.

Accreditatie en coördinatie

 

   […]

   

[…]

   

Motivering

Om te voorkomen dat er nog meer instanties in het leven worden geroepen die het beheers- en controlesysteem alleen maar ingewikkelder zouden maken.

Wijzigingsvoorstel 42

Artikel 67

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Gemeenschappelijke voorschriften voor betalingen

1.   Betalingen van de Commissie voor de bijdragen uit de GSK-fondsen aan elk programma worden verricht overeenkomstig de begrotingskredieten en onder voorbehoud van de beschikbaarheid van begrotingsmiddelen. Elke betaling wordt afgeboekt op de oudste openstaande vastleggingen van het betrokken Fonds.

2.   De betalingen gebeuren in de vorm van een voorfinanciering, tussentijdse betalingen, eventuele betalingen van het jaarlijkse saldo en een betaling van het eindsaldo.

3.   Voor de in artikel 57, lid 1, onder b), c) en d), bedoelde vormen van steun worden de aan de begunstigde betaalde bedragen als subsidiabele uitgaven beschouwd.

Gemeenschappelijke voorschriften voor betalingen

1.   Betalingen van de Commissie voor de bijdragen uit de GSK-fondsen aan elk programma worden verricht overeenkomstig de begrotingskredieten en onder voorbehoud van de beschikbaarheid van begrotingsmiddelen. Elke betaling wordt afgeboekt op de oudste openstaande vastleggingen van het betrokken Fonds.

2.   De betalingen gebeuren in de vorm van een voorfinanciering, tussentijdse betalingen en een betaling van het eindsaldo.

3.   Voor de in artikel 57, lid 1, onder b), c) en d), bedoelde vormen van steun worden de aan de begunstigde betaalde bedragen als subsidiabele uitgaven beschouwd.

Motivering

Het is niet aangewezen naar het „jaarlijkse saldo” te verwijzen, aangezien het impliceert dat het beginsel van de jaarlijkse goedkeuring van rekeningen (jaarlijkse afsluiting) wordt ingevoerd. De voorgestelde jaarlijkse goedkeuring van rekeningen komt in werkelijkheid neer op het invoeren van een jaarlijkse afsluiting. Hierdoor zal de administratieve last toenemen, wordt het verplicht financiële correcties aan te brengen voor door de Europese Commissie en/of de Europese Rekenkamer vastgestelde onregelmatigheden en wordt het minder eenvoudig, vergeleken bij de huidige periode (2007-2013), om „overgedragen” uitgaven aan te geven en te vervangen.

Wijzigingsvoorstel 43

Artikel 75, lid 1, punt a)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Indiening van informatie

1.   Uiterlijk op 1 februari van het jaar volgend op het einde van het boekjaar dient de lidstaat overeenkomstig [artikel 56] van het Financieel Reglement de volgende documenten en informatie bij de Commissie in:

a)

de gecertificeerde jaarrekeningen van de betrokken instanties die overeenkomstig artikel 64 zijn geaccrediteerd;

Indiening van informatie

1.   Uiterlijk op 1 februari van het jaar volgend op het einde van het boekjaar dient de lidstaat overeenkomstig [artikel 56] van het Financieel Reglement de volgende documenten en informatie bij de Commissie in:

a)

de gecertificeerde jaarrekeningen van de betrokken instanties die overeenkomstig artikel 64 zijn geaccrediteerd ;

Motivering

Het zou zinvol zijn indien de jaarlijkse verrekening een optionele keuze van de certificeringsautoriteit zelf zou blijven, zoals ook in de huidige programmeringsperiode het geval is. Het in artikel 75 vastgelegde tijdpad is te strikt en daardoor niet gemakkelijk in acht te nemen

Wijzigingsvoorstel 44

Artikel 82, lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Investeren in groei en werkgelegenheid

 

   […]

2.   De middelen voor het doel „investeren in groei en werkgelegenheid” worden aan de volgende drie categorieën regio's van NUTS-niveau 2 toegewezen:

a)

de minder ontwikkelde regio's, waarvan het bbp per inwoner minder dan 75 % van het gemiddelde bbp van de EU-27 bedraagt;

b)

de overgangsregio's, waarvan het bbp per inwoner 75 % tot 90 % van het gemiddelde bbp van de EU-27 bedraagt;

c)

de meer ontwikkelde regio's, waarvan het bbp per inwoner meer dan 90 % van het gemiddelde bbp van de EU-27 bedraagt.

De drie categorieën regio's worden vastgesteld aan de hand van het bbp per inwoner, gemeten in koopkrachtpariteiten en berekend op basis van de cijfers van de Unie voor de periode 2006-2008 ten opzichte van het gemiddelde bbp van de EU-27 voor dezelfde referentieperiode.

Investeren in groei en werkgelegenheid

 

   […]

2.   De middelen voor het doel „investeren in groei en werkgelegenheid” worden aan de volgende drie categorieën regio's van NUTS-niveau 2 toegewezen:

a)

de minder ontwikkelde regio's, waarvan het bbp per inwoner minder dan 75 % van het gemiddelde bbp van de EU-27 bedraagt;

b)

de overgangsregio's, waarvan het bbp per inwoner 75 % tot 90 % van het gemiddelde bbp van de EU-27 bedraagt;

c)

de meer ontwikkelde regio's, waarvan het bbp per inwoner meer dan 90 % van het gemiddelde bbp van de EU-27 bedraagt.

De drie categorieën regio's worden vastgesteld aan de hand van het bbp per inwoner, gemeten in koopkrachtpariteiten en berekend op basis van de cijfers van de Unie voor de ten opzichte van het gemiddelde bbp van de EU-27 voor dezelfde referentieperiode.

Motivering

Om te beoordelen of een regio in aanmerking komt, dienen de meest recente beschikbare cijfers te worden gebruikt, in plaats van gegevens voor de periode 2006-2008, toen er nog geen sprake was van crisis.

Wijzigingsvoorstel 45

Artikel 83, lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Totale middelen

Onverminderd lid 3 van dit artikel en artikel 84, lid 7, keurt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen een besluit goed tot vaststelling van de jaarlijkse verdeling van de totale middelen over de lidstaten.

Totale middelen

Onverminderd lid 3 van dit artikel en artikel 84, lid 7, keurt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen een besluit goed tot vaststelling van de jaarlijkse verdeling van de totale middelen over de lidstaten .

Motivering

Het CvdR wil waarborgen dat de Commissie de middelen die voor programma's op het gebied van territoriale samenwerking zijn bestemd, over de samenwerkingsgebieden i.p.v. over de lidstaten verdeelt.

Wijzigingsvoorstel 46

Artikel 84

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Middelen voor de doelen „investeren in groei en werkgelegenheid” en „Europese territoriale samenwerking”

2.   De verdeling over de lidstaten geschiedt aan de hand van de volgende criteria:

a)

voor de minder ontwikkelde regio's en overgangsregio's: de in aanmerking komende bevolking, de regionale welvaart en het werkloosheidspercentage;

b)

voor de meer ontwikkelde regio's: de in aanmerking komende bevolking, de regionale welvaart, het werkloosheidspercentage, de arbeidsparticipatie, het opleidingsniveau en de bevolkingsdichtheid;

c)

voor het Cohesiefonds: de bevolking, de nationale welvaart en de oppervlakte.

3.   In elke lidstaat wordt ten minste 25 % van de middelen van de structuurfondsen voor de minder ontwikkelde regio's, 40 % van de middelen voor de overgangsregio's en 52 % van de middelen voor de meer ontwikkelde regio's aan het ESF toegewezen. Voor de toepassing van deze bepaling wordt de steun aan een lidstaat uit het [instrument voor levensmiddelen voor hulpbehoevenden] geacht deel uit te maken van de toewijzing uit de structuurfondsen aan het ESF.

[….]

5.   De steun uit de structuurfondsen voor [levensmiddelen voor hulpbehoevenden] in het kader van „investeren in groei en werkgelegenheid” bedraagt 2 500 000 000 euro.

De Commissie keurt bij uitvoeringshandeling een besluit goed tot vaststelling van het uit de toewijzing van de structuurfondsen voor de hele periode voor elke lidstaat over te schrijven bedrag. Dit bedrag wordt afgetrokken van de toewijzing van de structuurfondsen voor elke lidstaat.

De jaarlijkse kredieten die overeenstemmen met de in de eerste alinea vermelde steun uit de structuurfondsen, worden vanaf begrotingsjaar 2014 in de betrokken begrotingsonderdelen van [het instrument voor levensmiddelen voor hulpbehoevenden] opgenomen.

6.   5 % van de middelen voor het doel „investeren in groei en werkgelegenheid” vormt de prestatiereserve, die overeenkomstig artikel 19 zal worden toegewezen.

[…]

8.   De middelen voor het doel „Europese territoriale samenwerking” bedragen 3,48 % van de totale middelen die beschikbaar zijn voor vastleggingen uit de Fondsen voor de periode 2014-2020 (d.w.z. in totaal 11 700 000 004 euro).

Middelen voor de doelen „investeren in groei en werkgelegenheid” en „Europese territoriale samenwerking”

2.   De verdeling over de lidstaten geschiedt aan de hand van de volgende criteria:

a)

voor de minder ontwikkelde regio's en overgangsregio's: de in aanmerking komende bevolking, de regionale welvaart en het werkloosheidspercentage;

b)

voor de meer ontwikkelde regio's: de in aanmerking komende bevolking, de regionale welvaart, het werkloosheidspercentage, de arbeidsparticipatie, het opleidingsniveau en de dichtheid

c)

voor het Cohesiefonds: de bevolking, de nationale welvaart en de oppervlakte.

3.   In elke lidstaat wordt ten minste  % van de middelen van de structuurfondsen voor de minder ontwikkelde regio's,  % van de middelen voor de overgangsregio's en  % van de middelen voor de meer ontwikkelde regio's aan het ESF toegewezen. Voor de toepassing van deze bepaling wordt de steun aan een lidstaat uit het [instrument voor levensmiddelen voor hulpbehoevenden] geacht deel uit te maken van de toewijzing uit de structuurfondsen aan het ESF.

[….]

5.   De steun voor [levensmiddelen voor hulpbehoevenden] bedraagt 2 500 000 000 euro.

De Commissie keurt bij uitvoeringshandeling een besluit goed tot vaststelling van het over te schrijven bedrag.

   

[…]

8.   De middelen voor het doel „Europese territoriale samenwerking” bedragen 3,48 % van de totale middelen die beschikbaar zijn voor vastleggingen uit de Fondsen voor de periode 2014-2020 (d.w.z. in totaal 11 700 000 004 euro).

Motivering

Het Comité van de Regio's vraagt dat náást de klassieke criteria voor het toewijzen van middelen aan de lidstaten, ook rekening wordt gehouden met aanvullende criteria, zoals de ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen van de regio's, zoals staat te lezen in art. 174 VWEU. Andere criteria waarmee rekening moet worden gehouden zijn de demografische spreiding, de leegloop van sommige gebieden binnen de regio, met name plattelands- en grensgebieden, en de vergrijzing van de bevolking, die belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de economische ontwikkeling en de kosten van de overheidsdiensten.

Bovendien vindt het Comité het niveau dat wordt voorgesteld voor het minimumpercentage voor de toewijzing aan het ESF te hoog. Het vraagt dan ook deze drempel voor iedere categorie regio's te verlagen. De regio's moeten in staat worden gesteld te investeren in sectoren die werkgelegenheid genereren, terwijl tegelijkertijd moet worden gezorgd voor ambitieuze financieringen op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken.

Het regelgevingskader van de structuurfondsen kan een nieuwe rechtsgrond vormen voor het Europees programma voor levensmiddelen voor hulpbehoevenden, maar kan de financiering van dat programma (waarvan de doelstellingen afkomstig zijn van het gemeenschappelijk landbouwbeleid) in geen geval vervangen.

Ten slotte wil het CvdR waarborgen dat de middelen die voor programma's op het gebied van territoriale samenwerking zijn bestemd, door de Europese Commissie over de samenwerkingsgebieden worden verdeeld.

Wijzigingsvoorstel 47

Artikel 86, lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Additionaliteit

4.   Alleen in de lidstaten waar de minder ontwikkelde en overgangsregio's ten minste 15 % van de totale bevolking uitmaken, wordt geverifieerd of het niveau van de structurele overheidsuitgaven of daarmee gelijk te stellen structurele uitgaven voor het doel „investeren in groei en werkgelegenheid” in de betrokken periode is gehandhaafd.

In de lidstaten waar de minder ontwikkelde en overgangsregio's ten minste 70 % van de bevolking uitmaken, vindt de verificatie op nationaal niveau plaats.

In de lidstaten waar de minder ontwikkelde en overgangsregio's meer dan 15 % maar minder dan 70 % van de bevolking uitmaken, vindt de verificatie op nationaal en regionaal niveau plaats. Daartoe verstrekken die lidstaten de Commissie in elke fase van het verificatieproces informatie over de uitgaven in de minder ontwikkelde en overgangsregio's.

Additionaliteit

4.   Alleen in de lidstaten waar de minder ontwikkelde en overgangsregio's ten minste van de totale bevolking uitmaken, wordt geverifieerd of het niveau van de structurele overheidsuitgaven of daarmee gelijk te stellen structurele uitgaven voor het doel „investeren in groei en werkgelegenheid” in de betrokken periode is gehandhaafd.

In de lidstaten waar de minder ontwikkelde en overgangsregio's meer dan maar minder dan 70 % van de bevolking uitmaken, vindt de verificatie op nationaal en regionaal niveau plaats. Daartoe verstrekken die lidstaten de Commissie in elke fase van het verificatieproces informatie over de uitgaven in de minder ontwikkelde en overgangsregio's.

Motivering

Het is onnodig en overbodig de verificatie te laten afhangen van het bevolkingspercentage, aangezien het de bevoegdheid van de lidstaten is om vast te stellen of aan dit beginsel wordt beantwoord. Het verdient bovendien bijval dat in die lidstaten op naleving van het bijstandbeginsel wordt toegezien waar slechts een gering percentage van de bevolking minder ontwikkelde of overgangsregio's leeft. Uit evenredigheidsoverwegingen moet ter wille van bestuurlijke vereenvoudiging de drempel op 20 % worden gelegd.

Wijzigingsvoorstel 48

Artikel 87, lid 2, punt c) en h)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Inhoud en vaststelling van operationele programma's voor het doel „investeren in groei en werkgelegenheid”

2.   In een operationeel programma wordt het volgende vastgesteld:

[…]

c)

de bijdrage tot de in het partnerschapscontract vastgestelde geïntegreerde aanpak voor territoriale ontwikkeling, met inbegrip van:

i)

de mechanismen die zorgen voor coördinatie tussen de Fondsen, het Elfpo, het EFMZV en andere financieringsinstrumenten van de Unie en de lidstaten, alsook met de EIB;

ii)

in voorkomend geval: een geplande geïntegreerde aanpak voor de territoriale ontwikkeling van stedelijke, plattelands, kust- en visserijgebieden, alsook van gebieden met bijzondere territoriale kenmerken, in het bijzonder de uitvoeringsregelingen voor de artikelen 28 en 29;

iii)

de lijst van steden waar geïntegreerde maatregelen voor duurzame stedelijke ontwikkeling zullen worden uitgevoerd, de indicatieve jaarlijkse toewijzing van EFRO-steun voor die maatregelen, met inbegrip van de middelen die aan de steden worden gedelegeerd voor beheer krachtens artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. [EFRO] en de indicatieve jaarlijkse toewijzing van ESF-steun voor geïntegreerde maatregelen;

iv)

de aanwijzing van de gebieden waar vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling zal plaatsvinden;

v)

de regelingen voor interregionale en transnationale acties waarvan de begunstigden in ten minste één andere lidstaat gevestigd zijn;

vi)

in voorkomend geval, de bijdrage van de geplande steunmaatregelen tot de verwezenlijking van macroregionale strategieën en zeegebiedstrategieën;

d)

de bijdrage aan de in het partnerschapscontract vastgestelde geïntegreerde aanpak om te voorzien in de specifieke behoeften van de geografische gebieden die het hardst door armoede worden getroffen of van doelgroepen die de grootste kans maken gediscrimineerd of uitgesloten te worden, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan gemarginaliseerde gemeenschappen, met vermelding van de indicatieve financiële toewijzing;

[…]

h)

de regelingen voor de tenuitvoerlegging van het operationele programma, onder vermelding van:

i)

de accreditatie-instantie, de beheersautoriteit, de eventuele certificeringsautoriteit en de auditautoriteit;

ii)

de instantie waaraan de Commissie de betalingen zal verrichten.

Inhoud en vaststelling van operationele programma's voor het doel „investeren in groei en werkgelegenheid”

2.   In een operationeel programma wordt het volgende vastgesteld:

[…]

c)

de bijdrage tot de in het partnerschapscontract vastgestelde geïntegreerde aanpak voor territoriale ontwikkeling, met inbegrip van:

i)

de mechanismen die zorgen voor coördinatie tussen de Fondsen, het Elfpo, het EFMZV en andere financieringsinstrumenten van de Unie en de lidstaten, alsook met de EIB;

ii)

in voorkomend geval: een geplande geïntegreerde aanpak voor de territoriale ontwikkeling van stedelijke, plattelands, kust- en visserijgebieden, alsook van gebieden met bijzondere territoriale kenmerken, in het bijzonder de uitvoeringsregelingen voor de artikelen 28 en 29;

iii)

de lijst van steden waar geïntegreerde maatregelen voor duurzame stedelijke ontwikkeling zullen worden uitgevoerd de indicatieve jaarlijkse toewijzing van EFRO-steun voor die maatregelen, met inbegrip van de middelen die aan de steden worden gedelegeerd voor beheer krachtens artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. [EFRO] en de indicatieve jaarlijkse toewijzing van ESF-steun voor geïntegreerde maatregelen;

iv)

de aanwijzing van de gebieden waar vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling zal plaatsvinden;

v)

de regelingen voor interregionale en transnationale acties waarvan de begunstigden in ten minste één andere lidstaat gevestigd zijn;

vii)

in voorkomend geval, de bijdrage van de geplande steunmaatregelen tot de verwezenlijking van macroregionale strategieën en zeegebiedstrategieën ;

)

de bijdrage aan de in het partnerschapscontract vastgestelde geïntegreerde aanpak om te voorzien in de specifieke behoeften van de geografische gebieden die het hardst door armoede worden getroffen of van doelgroepen die de grootste kans maken gediscrimineerd of uitgesloten te worden, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan gemarginaliseerde gemeenschappen, met vermelding van de indicatieve financiële toewijzing;

[…]

)

de regelingen voor de tenuitvoerlegging van het operationele programma, onder vermelding van:

i)

de beheersautoriteit, de eventuele certificeringsautoriteit en de auditautoriteit;

ii)

de instantie waaraan de Commissie de betalingen zal verrichten.

Motivering

Het Commissievoorstel om een vast aantal steden aan te duiden laat te weinig vrijheid. Daarom wordt een indicatieve lijst voorgesteld. Bovendien zou deze lijst in samenwerking met de lokale en regionale overheden moeten worden vastgesteld.

Voorgesteld wordt om punt d) op te nemen in punt c) (viii), om de geïntegreerde aanpak te vervolledigen. In overeenstemming met het wijzigingsvoorstel m.b.t. artikel 64, lid 3 wordt voorgesteld de verwijzing naar de externe accreditatie-instantie te schrappen.

Wijzigingsvoorstel 49

Artikel 91, lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Aan de Commissie te verstrekken informatie

2.   Grote projecten die ter goedkeuring bij de Commissie worden ingediend, moeten in de lijst van grote projecten van een operationeel programma zijn opgenomen. De lijst wordt twee jaar na de vaststelling van een operationeel programma door de lidstaat of de beheersautoriteit geëvalueerd en kan op verzoek van de lidstaat volgens de procedure van artikel 26, lid 2, worden aangepast, met name om er grote projecten in op te nemen die naar verwachting uiterlijk eind 2022 zullen zijn voltooid.

Aan de Commissie te verstrekken informatie

2.   Grote projecten die ter goedkeuring bij de Commissie worden ingediend, moeten in de lijst van grote projecten van een operationeel programma zijn opgenomen. rote projecten uiterlijk eind 2022 zijn voltooid.

Motivering

Het CvdR zou graag zien dat grote projecten die tijdens de programmeringsperiode worden ingediend, van start kunnen gaan zonder de goedkeuring van de Commissie af te wachten, zoals voorgesteld in het kader van de lopende programmering. Het Comité vraagt dat de kosten kunnen worden gedeclareerd voordat de Commissie haar goedkeuring heeft gegeven voor het grote project, om de start van de activiteiten niet te vertragen.

Wijzigingsvoorstel 50

Artikel 93, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.   Een gezamenlijk actieplan is een concrete actie die wordt vastgesteld en beheerd aan de hand van de te realiseren outputs en resultaten. Een gezamenlijk actieplan omvat een groep projecten die niet uit de totstandbrenging van infrastructuur bestaan en die in het kader van een of meer operationele programma's onder verantwoordelijkheid van de begunstigde worden uitgevoerd. De outputs en resultaten van een gezamenlijk actieplan worden tussen de lidstaat en de Commissie overeengekomen en dragen bij tot de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van de operationele programma's en vormen de basis voor de steun uit de Fondsen. De resultaten betreffen de directe effecten van het gezamenlijke actieplan. De begunstigde moet een publiekrechtelijke instantie zijn. Gezamenlijke actieplannen worden niet als grote projecten beschouwd.

1.   Een gezamenlijk actieplan is een concrete actie die wordt vastgesteld en beheerd aan de hand van de te realiseren outputs en resultaten. Een gezamenlijk actieplan omvat een groep projecten die in het kader van een of meer operationele programma's onder verantwoordelijkheid van de begunstigde worden uitgevoerd. De outputs en resultaten van een gezamenlijk actieplan worden tussen de lidstaat en de Commissie overeengekomen en dragen bij tot de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van de operationele programma's en vormen de basis voor de steun uit de Fondsen. De resultaten betreffen de directe effecten van het gezamenlijke actieplan. De begunstigde moet een publiekrechtelijke instantie zijn. Gezamenlijke actieplannen worden niet als grote projecten beschouwd.

Motivering

Het Comité wijst erop dat het gezamenlijk actieplan met name de uitvoering van het ESF vergemakkelijkt door middel van nauwkeurig omschreven en afgebakende acties. Het betreurt echter dat het gebruik van dit mechanisme wordt bemoeilijkt door het EFRO, dat infrastructuurprojecten uitsluit.

Wijzigingsvoorstel 51

Artikel 93, lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Toepassingsgebied

2.   De overheidssteun die aan een gezamenlijk actieplan wordt toegewezen, bedraagt ten minste 10 000 000 euro of, als dit minder is, 20 % van de overheidssteun van het operationele programma of de operationele programma's.

Toepassingsgebied

2.   De overheidssteun die aan een gezamenlijk actieplan wordt toegewezen, bedraagt ten minste 000000 euro of, als dit minder is,  % van de overheidssteun van het operationele programma of de operationele programma's.

Motivering

Er bestaat ruime eensgezindheid over het feit dat een lagere drempel voor de bestaande kritische massa meer aangewezen is. Het gaat hier echter om een wettelijk minimum: in veel lidstaten zal tijdens de onderhandelingen een aanzienlijk hogere drempel worden vastgelegd.

Wijzigingsvoorstel 52

Artikel 102, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Indiening van financiële gegevens

1.   Ten behoeve van het toezicht dient de beheersautoriteit uiterlijk op 31 januari, 30 april, 31 juli en 31 oktober voor elk operationeel programma de volgende gegevens elektronisch bij de Commissie in, uitgesplitst naar prioritaire as:

a)

de totale en publieke subsidiabele kosten van de concrete acties en het aantal concrete acties dat voor steun is geselecteerd;

b)

de totale en publieke subsidiabele kosten van contracten of andere juridische verbintenissen die begunstigden bij de uitvoering van de voor steun geselecteerde concrete acties zijn aangegaan;

c)

de totale subsidiabele uitgaven die door de begunstigden bij de beheersautoriteit zijn gedeclareerd.

Indiening van financiële gegevens

1.   Ten behoeve van het toezicht dient de beheersautoriteit uiterlijk op 31 januari, 31 juli voor elk operationeel programma de volgende gegevens elektronisch bij de Commissie in, uitgesplitst naar prioritaire as:

a)

de totale en publieke subsidiabele kosten van de concrete acties en het aantal concrete acties dat voor steun is geselecteerd;

b)

de totale en publieke subsidiabele kosten van contracten of andere juridische verbintenissen begunstigden ;

c)

de totale subsidiabele uitgaven die door de begunstigden bij de beheersautoriteit zijn gedeclareerd.

Motivering

Het Comité wil de indiening van financiële gegevens vereenvoudigen door dit niet 4 maar 2 keer per jaar voor te schrijven. Hetzelfde geldt voor het indienen van informatie over de geselecteerde acties. Alleen de totale en publieke subsidiabele kosten van contracten of andere juridische verbintenissen tussen de beheersautoriteiten en de begunstigden.

Wijzigingsvoorstel 53

Artikel 105

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Voorlichting en publiciteit

1.   De lidstaten en beheersautoriteiten zijn verantwoordelijk voor:

(a)

de oprichting van één website of portaalsite die informatie over alle operationele programma's in die lidstaat geeft, alsook toegang tot die programma's;

(b)

de voorlichting van potentiële begunstigden over de financieringsmogelijkheden van operationele programma's;

(c)

het bij de burgers van de Unie onder de aandacht brengen van de rol en de verwezenlijkingen van het cohesiebeleid en van de Fondsen door middel van voorlichtings- en communicatieacties betreffende de resultaten en effecten van partnerschapscontracten, operationele programma's en concrete acties.

2.   Om de steun uit de Fondsen inzichtelijk te maken, houden de lidstaten een lijst in CSV- of XML-formaat bij van de concrete acties per operationeel programma en per Fonds, die via de website of portaalsite toegankelijk is en een lijst en samenvatting van alle operationele programma's in die lidstaat bevat.

De lijst van concrete acties wordt ten minste elke drie maanden bijgewerkt.

In bijlage V is de informatie vastgesteld die in ieder geval in de lijst van concrete acties moet worden opgenomen.

Voorlichting en publiciteit

1.   De lidstaten en beheersautoriteiten zijn verantwoordelijk voor:

(a)

de oprichting van één website of portaalsite die informatie over alle operationele programma's in die lidstaat geeft, alsook toegang tot die programma's;

(b)

de voorlichting van potentiële begunstigden over de financieringsmogelijkheden van operationele programma's;

(c)

het bij de burgers van de Unie onder de aandacht brengen van de rol en de verwezenlijkingen van het cohesiebeleid en van de Fondsen door middel van voorlichtings- en communicatieacties betreffende de resultaten en effecten van partnerschapscontracten, operationele programma's en concrete acties.

   

.   Om de steun uit de Fondsen inzichtelijk te maken, houden de lidstaten een lijst in CSV- of XML-formaat bij van de concrete acties per operationeel programma en per Fonds, die via de website of portaalsite toegankelijk is en een lijst en samenvatting van alle operationele programma's in die lidstaat bevat.

De lijst van concrete acties wordt ten minste elke maanden bijgewerkt.

In bijlage V is de informatie vastgesteld die in ieder geval in de lijst van concrete acties moet worden opgenomen.

Motivering

De verordeningen dienen gezamenlijke bewustmakingsacties mogelijk te maken van de Commissie en het Comité van de Regio's om de regionale en lokale overheden te steunen bij de voorlichting over hoe cohesie werkt: ex ante, tijdens en ex post. Het CvdR zou de acties van de regionale en lokale overheden moeten kunnen steunen, die zowel begunstigden van de cohesiefondsen zijn als politieke organen die ter plaatse voor resultaten moeten zorgen. Het CvdR zou dan de middelen moeten hebben om de burgers uit te leggen hoe de fondsen in de regio's en steden ten uitvoer worden gelegd en wat de rol van de EU is in dit proces.

Bovendien wenst het Comité de procedures voor voorlichting en publiciteit te vereenvoudigen. Het volstaat om de lijst van concrete acties twee maal per jaar bij te werken.

Wijzigingsvoorstel 54

Artikel 110, lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Bepaling van de medefinancieringspercentages

3.   Het medefinancieringspercentage van elke prioritaire as van operationele programma's voor het doel „investeren in groei en werkgelegenheid” bedraagt niet meer dan:

a)

85 % voor het Cohesiefonds;

b)

85 % voor de minder ontwikkelde regio's van de lidstaten waarvan het bbp per inwoner voor de periode 2007-2009 minder dan 85 % van het gemiddelde van de EU-27 voor dezelfde periode bedroeg en voor de ultraperifere gebieden;

c)

80 % voor de minder ontwikkelde regio's van de andere lidstaten dan bedoeld onder b) die op 1 januari 2014 in aanmerking komen voor de overgangsregeling van het Cohesiefonds;

d)

75 % voor de minder ontwikkelde regio's van de andere lidstaten dan bedoeld onder b) en c) en voor alle regio's waarvan het bbp per inwoner voor de periode 2007-2013 minder dan 75 % van het gemiddelde van de EU-25 voor de referentieperiode bedroeg, maar waarvan het bbp per inwoner meer dan 75 % van het gemiddelde bbp van de EU-27 bedraagt;

e)

60 % voor de andere dan de onder d) bedoelde overgangsregio's;

f)

50 % voor de andere dan de onder d) bedoelde meer ontwikkelde regio's.

Het medefinancieringspercentage van elke prioritaire as van operationele programma's voor het doel „Europese territoriale samenwerking” bedraagt niet meer dan 75 %.

Bepaling van de medefinancieringspercentages

3.   Het medefinancieringspercentage van elke prioritaire as van operationele programma's voor het doel „investeren in groei en werkgelegenheid” bedraagt niet meer dan:

a)

85 % voor het Cohesiefonds;

b)

85 % voor de minder ontwikkelde regio's van de lidstaten waarvan het bbp per inwoner voor de periode 2007-2009 minder dan 85 % van het gemiddelde van de EU-27 voor dezelfde periode bedroeg en voor de ultraperifere gebieden;

c)

80 % voor de minder ontwikkelde regio's van de andere lidstaten dan bedoeld onder b) die op 1 januari 2014 in aanmerking komen voor de overgangsregeling van het Cohesiefonds;

d)

75 % voor de minder ontwikkelde regio's van de andere lidstaten dan bedoeld onder b) en c) en voor alle regio's waarvan het bbp per inwoner voor de periode 2007-2013 minder dan 75 % van het gemiddelde van de EU-25 voor de referentieperiode bedroeg, maar waarvan het bbp per inwoner meer dan 75 % van het gemiddelde bbp van de EU-27 bedraagt;

e)

60 % voor de andere dan de onder d) bedoelde overgangsregio's;

f)

50 % voor de andere dan de onder d) bedoelde meer ontwikkelde regio's.

Het medefinancieringspercentage van operationele programma's voor het doel „Europese territoriale samenwerking” bedraagt niet meer dan  %.

Motivering

Het voorgestelde medefinancieringspercentage van 75 % voor de operationele programma's van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” bedraagt minder dan het medefinancieringspercentage voor de minder ontwikkelde regio's in het kader van de doelstelling „Investeren in groei en werkgelegenheid”. Dit lagere percentage maakt de programma's voor Europese territoriale samenwerking weinig aantrekkelijk voor de minder ontwikkelde regio's. Het CvdR is het er dan ook niet mee eens dat de programma's voor Europese territoriale samenwerking volgens het lagere percentage van 75 % worden medegefinancierd. Het CvdR is van mening dat dit verschil niet gerechtvaardigd is, en vraagt dat voor beide doelstellingen hetzelfde percentage wordt gehanteerd, namelijk 85 %. Om de kwaliteit van de samenwerking te waarborgen moet worden vastgehouden aan de huidige voorwaarden die zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (algemene bepalingen), artikel 53, lid 3 en 4:

„3.   Voor operationele programma's in het kader van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” waarbij ten minste één deelnemer aan het operationele programma behoort tot de lidstaten waarvan het BBP per hoofd van de bevolking voor de periode van 2001 tot en met 2003 lager was dan 85 % van het gemiddelde van de EU-25 tijdens dezelfde periode, mag de bijdrage uit het EFRO niet hoger zijn dan 85 % van de subsidiabele uitgaven. Voor alle andere operationele programma's mag de bijdrage uit het EFRO niet hoger zijn dan 75 % van de door het EFRO gecofinancierde subsidiabele uitgaven.

4.   De in lid 3 en bijlage III vastgestelde maxima gelden niet voor de bijdragen uit de fondsen op het niveau van de prioritaire assen. Zij worden evenwel zo vastgesteld dat de op het niveau van het operationele programma vastgestelde maximumbedragen voor bijdragen uit de fondsen en het maximale bijdragepercentage per fonds worden geëerbiedigd.”

Het CvdR acht het bovendien geen goede zaak dat het maximale medefinancieringspercentage op het niveau van iedere prioritaire as wordt vastgesteld. Deze maatregel laat niet toe dat het bedrag van de medefinanciering in het kader van iedere prioritaire as wordt gedifferentieerd om de begunstigden aan te moedigen bepaalde strategische prioriteiten te verwezenlijken.

Wijzigingsvoorstel 55

Artikel 111, lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Differentiëring van de medefinancieringspercentages

4)   de dekking van gebieden met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, die als volgt worden gedefinieerd:

a)

insulaire lidstaten die voor bijstand uit het Cohesiefonds in aanmerking komen, en andere eilanden, behalve die waar de hoofdstad van een lidstaat gevestigd is of die een vaste verbinding met het vasteland hebben;

b)

berggebieden als gedefinieerd in de nationale wetgeving van de lidstaat;

c)

gebieden die dunbevolkt (minder dan 50 inwoners per vierkante kilometer) of zeer dunbevolkt zijn (minder dan 8 inwoners per vierkante kilometer);

Differentiëring van de medefinancieringspercentages

4)   de dekking van gebieden met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, die als volgt worden gedefinieerd:

a)

insulaire lidstaten die voor bijstand uit het Cohesiefonds in aanmerking komen, en andere eilanden, behalve die waar de hoofdstad van een lidstaat gevestigd is of die een vaste verbinding met het vasteland hebben;

b)

berggebieden als gedefinieerd in de nationale wetgeving van de lidstaat;

c)

gebieden die dunbevolkt (minder dan 50 inwoners per vierkante kilometer) of zeer dunbevolkt zijn (minder dan 8 inwoners per vierkante kilometer);

Wijzigingsvoorstel 56

Artikel 112, lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Verantwoordelijkheden van de lidstaten

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat beheers- en controlesystemen voor operationele programma's overeenkomstig de artikelen 62 en 63 worden ingesteld.

2.   Onregelmatigheden worden door de lidstaten voorkomen, opgespoord en gecorrigeerd en zij vorderen onverschuldigd betaalde bedragen terug, evenals eventuele rente wegens laattijdige betaling. Zij stellen de Commissie in kennis van dergelijke onregelmatigheden en houden haar op de hoogte van het verloop van de desbetreffende administratieve en gerechtelijke procedures.

Wanneer onverschuldigd aan een begunstigde betaalde bedragen door een fout of nalatigheid van een lidstaat niet kunnen worden teruggevorderd, is die lidstaat verantwoordelijk voor de terugbetaling van de betrokken bedragen aan de algemene begroting van de Unie.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 142 gedelegeerde handelingen vast te stellen die voorschriften voor de in dit lid beschreven verplichtingen van de lidstaten bevatten.

Verantwoordelijkheden van de lidstaten

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat beheers- en controlesystemen voor operationele programma's overeenkomstig de artikelen 62 en 63 worden ingesteld.

2.    en zij vorderen onverschuldigd betaalde bedragen terug, evenals eventuele rente wegens laattijdige betaling. Zij stellen de Commissie in kennis van dergelijke onregelmatigheden en houden haar op de hoogte van het verloop van de desbetreffende administratieve en gerechtelijke procedures.

Wanneer onverschuldigd aan een begunstigde betaalde bedragen door een fout of nalatigheid van een lidstaat niet kunnen worden teruggevorderd, is die lidstaat verantwoordelijk voor de terugbetaling van de betrokken bedragen aan de algemene begroting van de Unie.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 142 gedelegeerde handelingen vast te stellen die voorschriften voor de in dit lid beschreven verplichtingen van de lidstaten bevatten.

Motivering

Er kan worden ingestemd met de precisering in de tekst van de Commissie, maar de invoering van systemen voor elektronische gegevensuitwisseling mag niet beperkt blijven tot publiekrechtelijke begunstigden.

Wijzigingsvoorstel 57

Artikel 113

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel

Aanwijzing van autoriteiten

 

   […]

5.   Voor het doel „investeren in groei in werkgelegenheid” mogen de beheersautoriteit, de eventuele certificeringsautoriteit en de auditautoriteit deel uitmaken van dezelfde publieke autoriteit of instantie, mits het beginsel van scheiding van functies wordt nageleefd. Voor operationele programma's waarvan het totale steunbedrag uit de Fondsen meer dan 250 000 000 euro bedraagt, mag de auditautoriteit echter geen deel uitmaken van dezelfde publieke autoriteit of instantie als de beheersautoriteit.

[…]

7.   De lidstaat of de beheersautoriteit kan het beheer van een deel van een operationeel programma aan een intermediaire instantie toevertrouwen door een schriftelijke overeenkomst met die instantie te sluiten („globale subsidie”). De intermediaire instantie verstrekt garanties omtrent haar solvabiliteit, haar competentie op het betrokken werkterrein en haar administratieve en financiële beheer.

Aanwijzing van autoriteiten

 

   […]

5.   Voor het doel „investeren in groei in werkgelegenheid” mogen de beheersautoriteit, de eventuele certificeringsautoriteit en de auditautoriteit deel uitmaken van dezelfde publieke autoriteit of instantie, mits het beginsel van scheiding van functies wordt nageleefd.

[…]

7.   De lidstaat of de beheersautoriteit kan het beheer van een deel van een operationeel programma aan een intermediaire instantie toevertrouwen door een schriftelijke overeenkomst met die instantie te sluiten („globale subsidie”). De intermediaire instantie verstrekt garanties omtrent haar solvabiliteit, haar competentie op het betrokken werkterrein en haar administratieve en financiële beheer.

Motivering

Het verdient de voorkeur het huidige systeem te handhaven waarbij, zelfs voor programma's van meer dan 250 miljoen euro, de auditautoriteit tot dezelfde publieke autoriteit mag behoren als de beheersautoriteit.

Ook is het CvdR van mening dat de vereiste garantie niet geldt indien de intermediaire instanties publiekrechtelijke rechtspersonen zijn.

Wijzigingsvoorstel 58

Artikel 114, lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel

Functies van de beheersautoriteit

2.   Ten aanzien van het beheer van het operationele programma moet de beheersautoriteit:

a)

de werkzaamheden van het toezichtcomité ondersteunen en dat comité alle informatie verstrekken die het nodig heeft om zijn taken te verrichten, in het bijzonder gegevens over de vorderingen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het operationele programma, financiële gegevens en gegevens over indicatoren en mijlpalen;

b)

de jaarverslagen en het eindverslag over de uitvoering opstellen en, na goedkeuring door het toezichtcomité, bij de Commissie indienen;

c)

aan de intermediaire instanties en begunstigden informatie ter beschikking stellen die van belang is voor de uitvoering van hun taken, respectievelijk voor de uitvoering van concrete acties;

d)

een systeem opzetten voor de vastlegging en opslag in gecomputeriseerde vorm van de voor toezicht, evaluatie, financieel beheer, verificatie en audit vereiste gegevens over elke concrete actie, in voorkomend geval met inbegrip van gegevens over individuele deelnemers aan concrete acties;

e)

waarborgen dat de onder d) bedoelde gegevens worden verzameld en in het systeem worden opgeslagen en bewaard, en dat de gegevens over indicatoren naar geslacht zijn uitgesplitst, indien voorgeschreven in bijlage I bij de ESF-verordening.

Functies van de beheersautoriteit

2.   Ten aanzien van het beheer van het operationele programma moet de beheersautoriteit:

a)

de werkzaamheden van het toezichtcomité ondersteunen en dat comité alle informatie verstrekken die het nodig heeft om zijn taken te verrichten, in het bijzonder gegevens over de vorderingen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het operationele programma, financiële gegevens en gegevens over indicatoren en mijlpalen;

b)

de jaarverslagen en het eindverslag over de uitvoering opstellen en, na goedkeuring door het toezichtcomité, bij de Commissie indienen;

c)

aan de intermediaire instanties en begunstigden informatie ter beschikking stellen die van belang is voor de uitvoering van hun taken, respectievelijk voor de uitvoering van concrete acties;

d)

een systeem opzetten voor de vastlegging en opslag in gecomputeriseerde vorm van de voor toezicht, evaluatie, financieel beheer, verificatie en audit vereiste gegevens over elke concrete actie;

e)

waarborgen dat de onder d) bedoelde gegevens worden verzameld en in het systeem worden opgeslagen en bewaard, en dat de gegevens over indicatoren naar geslacht zijn uitgesplitst, indien voorgeschreven in bijlage I bij de ESF-verordening.

Motivering

Het is van belang dat de gegevens over acties beschikbaar blijven; deze kunnen om diverse redenen nuttig zijn (bijv. in geval van geschillen).

Wijzigingsvoorstel 59

Artikel 117

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Accreditatie en intrekking van de accreditatie van de beheersautoriteit en de certificeringsautoriteit

1.   De accreditatie-instantie stelt een formeel besluit vast tot accreditatie van de beheersautoriteiten en certificerende autoriteiten die voldoen aan de door de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 142 vastgestelde accreditatiecriteria.

2.   Het in lid 1 bedoelde formele besluit wordt gebaseerd op een verslag en op een oordeel van een onafhankelijke auditinstantie die het beheers- en controlesysteem beoordeelt, met inbegrip van de rol die intermediaire instanties daarin hebben en de naleving van de artikelen 62, 63, 114 en 115. De accreditatie-instantie houdt er rekening mee of de beheers- en controlesystemen voor het operationele programma op de in de voorgaande programmeringsperiode gebruikte systemen lijken, alsook met eventuele bewijzen voor de goede werking ervan.

3.   De lidstaat dient het in lid 1 bedoelde formele besluit binnen zes maanden na de goedkeuring van het besluit tot vaststelling van het operationele programma bij de Commissie in.

4.   Als het totale steunbedrag uit de Fondsen aan een operationeel programma meer dan 250 000 000 euro bedraagt, kan de Commissie binnen twee maanden na ontvangst van het in lid 1 bedoelde formele besluit, het verslag en het oordeel van de onafhankelijke auditinstantie opvragen, alsmede de beschrijving van het beheers- en controlesysteem.

De Commissie kan binnen twee maanden na ontvangst van deze documenten opmerkingen maken.

De Commissie houdt er bij haar besluit om deze documenten al dan niet op te vragen rekening mee of de beheers- en controlesystemen voor het operationele programma lijken op de in de voorgaande programmeringsperiode gebruikte systemen, alsook met de vraag of de beheersautoriteit tevens de functie van certificeringsautoriteit vervult en met eventuele bewijzen voor de goede werking van de systemen.

   

   

   

   

Motivering

De voorgestelde accreditatie van beheers- en controleautoriteiten wordt afgewezen. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel is de tenuitvoerlegging van het cohesiebeleid een nationale zaak. Accreditatie van overheidsinstanties door instanties van andere overheden kent in het bestuursrecht van een aantal lidstaten geen basis en schendt de interne-organisatiebevoegdheid van de lidstaten.

Wijzigingsvoorstel 60

Artikel 118, nieuw lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Samenwerking met auditautoriteiten

Samenwerking met auditautoriteiten

   

Motivering

Het Comité stelt voor het oude art. 74, lid 1 van de programmeringsperiode 2007-2013 weer in ere te herstellen, om de proportionele controleregeling te vereenvoudigen.

Wijzigingsvoorstel 61

Artikel 121, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Betalingsaanvragen

1.   In betalingsaanvragen wordt voor elke prioritaire as het volgende opgenomen:

a)

het totaalbedrag van door begunstigden voor de uitvoering van concrete acties betaalde subsidiabele uitgaven, zoals opgenomen in de rekeningen van de certificeringsautoriteit;

b)

het totaalbedrag van voor de uitvoering van concrete acties betaalde overheidssteun, zoals opgenomen in de rekeningen van de certificeringsautoriteit;

c)

de overeenkomstige subsidiabele overheidssteun die aan de begunstigde is betaald, zoals opgenomen in de rekeningen van de certificeringsautoriteit.

Betalingsaanvragen

1.   In betalingsaanvragen wordt voor elke prioritaire as het volgende opgenomen:

a)

het totaalbedrag van door begunstigden voor de uitvoering van concrete acties betaalde subsidiabele uitgaven, zoals opgenomen in de rekeningen van de certificeringsautoriteit;

b)

het totaalbedrag van voor de uitvoering van concrete acties betaalde overheidssteun, zoals opgenomen in de rekeningen van de certificeringsautoriteit;

Motivering

Het CvdR vindt dat gegevens over de overheidssteun die aan de begunstigde is betaald niet thuishoren in betalingsaanvragen aan de Commissie. Het stelt dan ook voor de gevraagde informatie te vereenvoudigen.

Wijzigingsvoorstel 62

Artikel 124, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Betaling van voorfinanciering

1.   De initiële voorfinanciering wordt in tranches uitgekeerd, en wel als volgt:

a)

in 2014: 2 % van het steunbedrag uit de Fondsen aan het operationele programma voor de gehele programmeringsperiode;

b)

in 2015: 1 % van het steunbedrag uit de Fondsen aan het operationele programma voor de gehele programmeringsperiode;

c)

in 2016: 1 % van het steunbedrag uit de Fondsen aan het operationele programma voor de gehele programmeringsperiode.

Als een operationeel programma in 2015 of later wordt vastgesteld, worden de vroegere tranches in het jaar van vaststelling betaald.

Betaling van voorfinanciering

1.   De initiële voorfinanciering wordt in tranches uitgekeerd, en wel als volgt:

a)

in 2014: 2 % van het steunbedrag uit de Fondsen aan het operationele programma voor de gehele programmeringsperiode;

b)

in 2015:  % van het steunbedrag uit de Fondsen aan het operationele programma voor de gehele programmeringsperiode;

c)

in 2016:  % van het steunbedrag uit de Fondsen aan het operationele programma voor de gehele programmeringsperiode.

Als een operationeel programma in 2015 of later wordt vastgesteld, worden de vroegere tranches in het jaar van vaststelling betaald.

Motivering

Het Comité is ingenomen met het voorstel om de beheersautoriteiten te verplichten eerst de begunstigden te betalen en pas daarna een vergoeding aan de Commissie te vragen. Deze bepaling vraagt echter wel een versoepeling van het systeem van voorschotten, zodat de beheersautoriteiten over voldoende middelen beschikken om aan de aanvragen van de begunstigden te kunnen voldoen. Het Comité vraagt in dat verband een verhoging van de door de Commissie voorgestelde middelen, om de lidstaten te helpen die in deze tijden van crisis moeite hebben met het aandeel van de nationale overheid.

Wijzigingsvoorstel 63

Artikel 128, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Inhoud van de jaarrekeningen

1.   De gecertificeerde jaarrekeningen voor elk operationeel programma betreffen het boekjaar en omvatten op het niveau van elke prioritaire as:

a)

het totaalbedrag van de door begunstigden voor de uitvoering van concrete acties betaalde subsidiabele uitgaven, zoals opgenomen in de rekeningen van de certificeringsautoriteit, en de overeenkomstige betaalde subsidiabele overheidssteun, alsmede het totaalbedrag van de voor de uitvoering van concrete acties betaalde overheidssteun;

b)

de bedragen die tijdens het boekjaar zijn geschrapt en geïnd, de aan het eind van het boekjaar te innen bedragen, de overeenkomstig artikel 61 teruggevorderde bedragen en de oninbare bedragen;

c)

voor elke prioritaire as: de lijst van tijdens het boekjaar voltooide concrete acties waarvoor steun uit het EFRO en het Cohesiefonds is ontvangen;

d)

voor elke prioritaire as: een vergelijking tussen de overeenkomstig punt a) vermelde uitgaven en de voor hetzelfde boekjaar in betalingsaanvragen gedeclareerde uitgaven, met een uitleg voor eventuele verschillen.

Inhoud van de jaarrekeningen

1.   De gecertificeerde jaarrekeningen voor elk operationeel programma betreffen het boekjaar en omvatten op het niveau van elke prioritaire as:

a)

het totaalbedrag van de door begunstigden voor de uitvoering van concrete acties betaalde subsidiabele uitgaven, zoals opgenomen in de rekeningen van de certificeringsautoriteit, en de overeenkomstige betaalde subsidiabele overheidssteun, alsmede het totaalbedrag van de voor de uitvoering van concrete acties betaalde overheidssteun;

b)

de bedragen die tijdens het boekjaar zijn geschrapt en geïnd, de aan het eind van het boekjaar te innen bedragen, de overeenkomstig artikel 61 teruggevorderde bedragen en de oninbare bedragen;

c)

voor elke prioritaire as: de lijst van tijdens het boekjaar voltooide concrete acties waarvoor steun uit het EFRO en het Cohesiefonds is ontvangen;

d)

voor elke prioritaire as: een vergelijking tussen de overeenkomstig punt a) vermelde uitgaven en de voor hetzelfde boekjaar in betalingsaanvragen gedeclareerde uitgaven, met een uitleg voor eventuele verschillen.

Motivering

Het zou zinvol zijn als de certificerende instantie, net zoals voor de huidige programmeringsperiode, al dan niet kan kiezen voor jaarlijkse afsluiting van de rekeningen. De in artikel 75 vermelde termijnen zijn te krap, waar dus moeilijk aan voldaan kan worden.

Wijzigingsvoorstel 64

Artikel 134

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Schorsing van betalingen

1.   De Commissie kan de tussentijdse betalingen op het niveau van prioritaire assen of operationele programma's geheel of gedeeltelijk schorsen als:

a)

het beheers- en controlesysteem van het operationele programma ernstige tekortkomingen vertoont waarvoor geen corrigerende maatregelen zijn genomen;

b)

uitgaven in een uitgavenstaat verband houden met een onregelmatigheid met ernstige financiële gevolgen waarvoor geen corrigerende maatregelen zijn genomen;

c)

de lidstaat heeft nagelaten de nodige maatregelen te nemen om een einde te maken aan de situatie op grond waarvan de betalingen krachtens artikel 74 zijn uitgesteld;

d)

de kwaliteit en betrouwbaarheid van het toezichtsysteem of de gegevens over gemeenschappelijke en specifieke indicatoren ernstige tekortkomingen vertonen;

e)

de lidstaat heeft nagelaten in het operationele programma opgenomen maatregelen te nemen die nodig zijn om aan de ex-antevoorwaarden te voldoen;

f)

een evaluatie van de prestaties heeft uitgewezen dat de in het prestatiekader vastgestelde mijlpalen voor een prioritaire as niet zijn bereikt;

g)

de lidstaat niet of niet naar tevredenheid antwoordt overeenkomstig artikel 20, lid 5;

h)

een van de in artikel 21, lid 6, onder a) tot en met e), bedoelde gevallen van toepassing is.

2.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen besluiten de tussentijdse betalingen geheel of gedeeltelijk te schorsen nadat zij de lidstaat in de gelegenheid heeft gesteld opmerkingen te maken.

3.   De Commissie heft de gehele of gedeeltelijke schorsing van de tussentijdse betalingen op als de lidstaat de nodige maatregelen heeft genomen om opheffing van de schorsing mogelijk te maken.

Schorsing van betalingen

1.   De Commissie kan de tussentijdse betalingen op het niveau van prioritaire assen of operationele programma's geheel of gedeeltelijk schorsen als:

a)

het beheers- en controlesysteem van het operationele programma ernstige tekortkomingen vertoont waarvoor geen corrigerende maatregelen zijn genomen;

b)

uitgaven in een uitgavenstaat verband houden met een onregelmatigheid met ernstige financiële gevolgen waarvoor geen corrigerende maatregelen zijn genomen;

c)

de lidstaat heeft nagelaten de nodige maatregelen te nemen om een einde te maken aan de situatie op grond waarvan de betalingen krachtens artikel 74 zijn uitgesteld;

d)

de kwaliteit en betrouwbaarheid van het toezichtsysteem ernstige tekortkomingen vertonen;

   

   

Motivering

Het Comité van de Regio's vindt dat de gehele of gedeeltelijke schorsing van de tussentijdse betalingen door de Commissie alleen gerechtvaardigd is in geval van ernstige tekortkomingen van het beheers- en controlesysteem.

Wijzigingsvoorstel 65

Artikel 140, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Evenredige controle van operationele programma's

1.   Concrete acties waarvan de totale subsidiabele uitgaven niet meer dan 100 000 euro bedragen, worden voorafgaand aan de afsluiting van alle betrokken uitgaven uit hoofde van artikel 131 onderworpen aan niet meer dan één audit, die verricht wordt door hetzij de auditautoriteit, hetzij de Commissie. Andere concrete acties worden voorafgaand aan de afsluiting van alle betrokken uitgaven uit hoofde van artikel 131 onderworpen aan niet meer dan één audit per boekjaar, verricht door de auditautoriteit en de Commissie. Deze bepalingen laten lid 4 onverlet.

Evenredige controle van operationele programma's

1.   Concrete acties waarvan de totale subsidiabele uitgaven niet meer dan  euro bedragen, worden voorafgaand aan de afsluiting van alle betrokken uitgaven uit hoofde van artikel 131 onderworpen aan niet meer dan één audit. Andere concrete acties worden voorafgaand aan de afsluiting van alle betrokken uitgaven uit hoofde van artikel 131 onderworpen aan niet meer dan één audit per boekjaar. Deze bepalingen laten lid 4 onverlet.

Motivering

Om te zorgen voor een echte evenredigheid bij de controle op operationele programma's stelt het Comité voor dat concrete acties waarvan de subsidiabele uitgaven niet meer dan 250 000 euro bedragen, aan niet meer dan één audit worden onderworpen.

Wijzigingsvoorstel 66

BIJLAGE IV

Ex-antevoorwaarden

Thematische ex-antevoorwaarden - punten 1, 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10, 11

Thematische doelstellingen

Ex-antevoorwaarden

Criteria waaraan moet worden voldaan

1.

Versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie (streefdoel O&O)

(als bedoeld in artikel 9, punt 1)

1.1

Onderzoek en innovatie: het bestaan van een nationale of regionale onderzoek en innovatie voor slimme specialisatie in overeenstemming met het nationale hervormingsgprogramma, teneinde particuliere uitgaven voor onderzoek en innovatie te mobiliseren; de kenmerken van de strategie moeten overeenkomen met die van goed functionerende nationale of regionale onderzoek- en innovatiesystemen (3).

Er bestaat een nationale of regionale onderzoek en innovatie voor slimme specialisatie die:

is gebaseerd op een SWOT-analyse om de middelen te concentreren op een beperkt aantal prioriteiten voor onderzoek en innovatie, ;

maatregelen beschrijft om particuliere O&TO-investeringen te stimuleren;

een systeem voor toezicht en evaluatie omvat.

De lidstaat heeft een kader vastgesteld met de voor onderzoek en innovatie beschikbare begrotingsmiddelen.

2.

Verbetering van de toegang tot en het gebruik en de kwaliteit van informatie- en communicatie-technologieën (streefdoel breedband)

(als bedoeld in artikel 9, punt 2)

2.1

Digitale groei: de opname in de nationale of regionale innovatie voor slimme specialisatie van een speciaal hoofdstuk over digitale groei om de vraag naar betaalbare, hoogwaardige, interoperabele en op ICT steunende particuliere en overheidsdiensten te stimuleren en om deze meer ingang te doen vinden bij burgers, met inbegrip van kwetsbare groepen, ondernemingen en het openbaar bestuur; dit omvat ook grensoverschrijdende initiatieven.

Er is in de nationale of regionale innovaties voor slimme specialisatie een hoofdstuk over digitale groei opgenomen dat aan de volgende criteria voldoet:

de acties zijn op de begroting opgenomen en geprioriteerd via een SWOT-analyse in overeenstemming met het scorebord van de digitale agenda voor Europa (4);

er is een analyse uitgevoerd over het evenwicht tussen vraag en aanbod bij informatie en communicatietechnologieën (ICT);

beoordeling van de behoefte aan een versterking van de ICT-capaciteitsopbouw.

2.2

NGA-infrastructuur (toegangsnetwerken van de volgende generatie): het bestaan van nationale NGA-plannen waarin rekening wordt gehouden met regionale acties om EU-streefdoelen op het gebied van een snelle internettoegang (5) te bereiken, waarbij de aandacht vooral is gericht op gebieden waar de markt niet aan de EU-voorschriften betreffende concurrentie en staatssteun voldoet , en om toegankelijke diensten te bieden aan kwetsbare groepen.

Er bestaat een nationaal NGA-plan met de volgende elementen:

een regelmatig bijgewerkt plan voor infrastructurele investeringen dat gebaseerd is op bundeling van de vraag en het in kaart brengen van infrastructuur en diensten;

duurzame investeringsmodellen die concurrentiebevorderend zijn en toegang geven tot open, betaalbare, hoogwaardige en toekomstbestendige infrastructuur en diensten;

maatregelen om particuliere investeringen te stimuleren.

3.

Vergroting van de concurrentie-kracht van kleine en middelgrote ondernemingen (mkb)

(als bedoeld in artikel 9, punt 3)

3.1

Er zijn specifieke acties uitgevoerd voor de effectieve uitvoering van de „Small Business Act” (SBA) en van de evaluatie ervan van 23 februari 2011 (6), inclusief het principe „Denk eerst klein”.

De specifieke acties omvatten onder meer:

een mechanisme om toe te zien op de uitvoering van de SBA, inclusief een orgaan voor de coördinatie van mkb-vraagstukken tussen verschillende bestuursniveaus (mkb-gezant);

maatregelen om de voor het starten van een onderneming benodigde tijd en kosten terug te brengen tot respectievelijk drie werkdagen en 100 euro;

maatregelen om de tijd die een onderneming nodig heeft om voor het uitoefenen van een specifieke activiteit een vergunning te verkrijgen tot 3 maanden terug te brengen;

een mechanisme voor de systematische beoordeling van het effect van wetgeving op het mkb

3.2

Omzetting in nationaal recht van Richtlijn (2011/7/EU) van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (7).

Omzetting van die richtlijn in overeenstemming met artikel 12 ervan (uiterlijk op 16 maart 2013).

6.

Bescherming van het milieu en bevordering van efficiënt gebruik van hulpbronnen

(als bedoeld in artikel 9, punt 6)

6.1

Watersector: het bestaan van a) een waterprijsbeleid met voldoende prikkels voor gebruikers om efficiënt gebruik te maken van waterreserves en b) een redelijke bijdrage door de diverse watergebruikssectoren aan de terugwinning van de kosten van waterdiensten, overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (8).

De lidstaat heeft in overeenstemming met artikel 9 van Richtlijn 2000/60/EG gewaarborgd dat de diverse watergebruikssectoren een bijdrage leveren aan de terugwinning van de kosten van waterdiensten

Vaststelling van een stroomgebiedsbeheersplan voor het stroomgebiedsdistrict waarin wordt geïnvesteerd overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (9).

6.2

Afvalsector: tenuitvoerlegging van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (10), met name de ontwikkeling van afvalbeheerplannen in overeenstemming met de richtlijn en met de afvalhiërarchie.

De lidstaat heeft aan de Commissie verslag uitgebracht over de voortgang bij het halen van de doelen van artikel 11 van Richtlijn 2008/98/EG, over de redenen waarom die eventueel niet werden gehaald en over de beoogde maatregelen om die doelen wel te halen.

De lidstaat heeft erop toegezien dat zijn bevoegde instanties in overeenstemming met de artikelen 1, 4, 13 en 16 van Richtlijn 2008/98/EG een of meer van de in artikel 28 van die richtlijn bedoelde afvalbeheerplannen hebben opgesteld.

De lidstaat heeft overeenkomstig de artikelen 1 en 4 van Richtlijn 2008/98/EG uiterlijk op 12 december 2013 de in artikel 29 van die richtlijn bedoelde afvalpreventieprogramma's vastgesteld.

De lidstaat heeft in overeenstemming met artikel 11 van Richtlijn 2008/98/EG de nodige maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat tegen 2020 de doelstellingen inzake hergebruik en recycling worden gehaald.

7.

Bevordering van duurzaam vervoer en opheffing van knelpunten in centrale netwerk-infrastructuren

(als bedoeld in artikel 9, punt 7)

7.1

Wegen: een passende prioritering van investeringen in de basisinfrastructuur van het trans-Europese vervoersnetwerk (basis-TEN-T), in het uitgebreide net (investeringen andere dan in het basis-TEN-T) en in secundaire verbindingsmogelijkheden (inclusief openbaar vervoer op regionaal en lokaal niveau).

prioritering van investeringen in het basis-TEN-T, het uitgebreide net en secundaire verbindingsmogelijkheden. Bij de prioritering moet rekening worden gehouden met de bijdrage van de investeringen aan mobiliteit, duurzaamheid, de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en de interne Europese vervoersruimte;

een reserve aan realistische projecten (inclusief tijdschema, begrotingskader);

een strategische milieubeoordeling die voldoet aan de wettelijke eisen voor het vervoersplan;

maatregelen om de capaciteit van intermediaire instanties en begunstigden te versterken zodat de reserve aan projecten kan worden uitgevoerd.

7.2

Spoorwegen: prioritering van investeringen in de basisinfrastructuur van het trans-Europese vervoersnetwerk (basis-TEN-T), in het uitgebreide net (investeringen andere dan in het basis-TEN-T) en in secundaire verbindingsmogelijkheden in het spoorwegsysteem volgens hun bijdrage aan mobiliteit, duurzaamheid en nationale en Europese netwerkeffecten. De investeringen bestrijken rollend materieel, interoperabiliteit en capaciteitsopbouw

2.

is een hoofdstuk over spoorwegontwikkeling opgenomen met de volgende elementen:

een reserve aan realistische projecten (inclusief tijdschema, begrotingskader);

een strategische milieubeoordeling die voldoet aan de wettelijke eisen voor het vervoersplan;

maatregelen om de capaciteit van intermediaire instanties en begunstigden te versterken zodat de reserve aan projecten kan worden uitgevoerd.

8.

Bevordering van werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit

(streefdoel werk-gelegenheid)

(als bedoeld in artikel 9, punt 8)

8.1

Toegang tot de arbeidsmarkt voor werkzoekenden en inactieven, inclusief lokale werkgelegenheidsinitiatieven, en ondersteuning van de arbeidsmobiliteit: er wordt in overeenstemming met de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en van de Unie (11) een actief arbeidsmarktbeleid opgezet en uitgevoerd om de noodzakelijke voorwaarden voor het creëren van banen te scheppen.

De diensten voor arbeidsvoorziening hebben de capaciteit voor en behalen de volgende resultaten:

de verlening van individuele diensten en het nemen van vroegtijdige actieve en preventieve arbeidsmarktmaatregelen, die voor alle werkzoekenden toegankelijk zijn;

de verstrekking van transparante en systematische informatie over nieuwe vacatures.

De diensten voor arbeidsvoorziening hebben netwerken met werkgevers en onderwijsinstellingen opgezet.

8.2

Arbeid als zelfstandige, ondernemerschap en oprichting van bedrijven: het bestaan van een uitgebreide strategie voor inclusieve ondersteuning van startende ondernemingen overeenkomstig de Small Business Act (12) en in overeenstemming met de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en van de Unie (13) om de noodzakelijke voorwaarden voor het creëren van banen te scheppen

Er is een uitgebreide strategie opgesteld met onder meer de volgende elementen:

maatregelen om de voor het starten van een onderneming benodigde tijd en kosten terug te brengen tot respectievelijk drie werkdagen en 100 euro;

maatregelen om de tijd die een onderneming nodig heeft om voor het uitoefenen van een specifieke activiteit een vergunning te verkrijgen tot 3 maanden terug te brengen;

acties om geschikte bedrijfsontwikkelingsdiensten te koppelen aan financiële diensten (toegang tot kapitaal), onder meer ten behoeve van kansarme groepen en gebieden.

8.3

Modernisering en versterking van arbeidsmarktinstellingen, inclusief acties om de transnationale arbeidsmobiliteit te vergroten  (14) :

de arbeidsmarktinstellingen worden in overeenstemming met de werkgelegenheidsrichtsnoeren gemoderniseerd en versterkt;

de hervorming van arbeidsmarktinstellingen wordt voorafgegaan door een duidelijke strategie en een ex-ante-evaluatie waarbij ook genderaspecten worden onderzocht.

Acties tot hervorming van de diensten voor arbeidsvoorziening, teneinde hen in staat te stellen de volgende resultaten te bereiken (15):

individuele diensten en vroegtijdige actieve en preventieve arbeidsmarktmaatregelen, die voor alle werkzoekenden toegankelijk zijn;

structurele

op EU-niveau toegankelijke transparante en systematische informatie over nieuwe vacatures.

De hervorming van de diensten voor arbeidsvoorziening omvat ook de oprichting van netwerken met werkgevers en onderwijsinstellingen.

8.4

Actief en gezond ouder worden: opzet en uitvoering van het beleid inzake actief ouder worden in overeenstemming met de werkgelegenheidsrichtsnoeren (16).

Acties om resultaten te boeken bij uitdagingen in verband met actief en gezond ouder worden (17):

belanghebbenden worden bij de opzet en uitvoering van het beleid inzake actief ouder worden betrokken;

8.5

Aanpassing van werknemers, ondernemingen en ondernemers aan veranderingen: het bestaan van beleid om een betere anticipatie op en een goed beheer van veranderingen en herstructureringen op alle niveaus (nationaal, regionaal, lokaal en sectoraal) te bevorderen (18).

Er bestaan doeltreffende instrumenten om de sociale partners en overheidsinstanties te ondersteunen bij de ontwikkeling van een proactieve benadering van verandering en herstructurering.

9.

Investering in onderwijs, vaardigheden en een leven lang leren (streefdoel onderwijs)

(als bedoeld in artikel 9, punt 10)

9.1

Voortijdig schoolverlaten: het bestaan van een algemene strategie ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 28 juni 2011 inzake beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten (19).

Er bestaat op nationaal, regionaal en lokaal niveau een systeem voor de verzameling en analyse van gegevens en informatie over voortijdig schoolverlaten dat:

voldoende wetenschappelijke basis biedt om gerichte beleidsmaatregelen te ontwikkelen;

systematisch wordt gebruikt om toezicht te houden op ontwikkelingen op het desbetreffende niveau.

Er bestaat een strategie inzake voortijdig schoolverlaten die:

wetenschappelijk gefundeerd is;

passende preventie-, interventie-, en compensatiemaatregelen bevat;

doelstellingen vaststelt die in overeenstemming met zijn met de aanbeveling van de Raad inzake beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten;

sectoroverschrijdend is, met betrokkenheid van en coördinatie tussen alle beleidssectoren en belanghebbenden die in verband met het voortijdig schoolverlaten relevant zijn.

9.2

Hoger onderwijs: het bestaan van nationale of regionale om het aantal personen met een voltooide tertiaire opleiding te dien toenemen en om de kwaliteit en efficiëntie te verbeteren in overeenstemming met de mededeling van de Commissie van 10 mei 2006 over de invulling van de moderniseringsagenda voor de universiteiten: onderwijs, onderzoek en innovatie (20).

Er bestaat een nationale of regionale voor tertiair onderwijs met onder meer de volgende :

maatregelen ter bevordering van de participatie en het aantal voltooide opleidingen:

verbetering van de voorlichting aan toekomstige studenten;

verhoging van de participatie aan het hoger onderwijs bij lage-inkomensgroepen en andere ondervertegenwoordigde groepen;

verhoging van de participatie van volwassenen;

(waar nodig) beperking van het uitvalpercentage/verhoging van het percentage afgestudeerden;

maatregelen ter verbetering van de kwaliteit:

stimulering van innovatieve inhoud en een innovatieve opzet van studieprogramma's;

bevordering van een hoge kwaliteit van het onderricht;

maatregelen ter bevordering van inzetbaarheid en ondernemerschap:

stimulering van de ontwikkeling van „transversale vaardigheden”, inclusief ondernemerschap, in alle hogeronderwijsprogramma's;

verkleining van genderverschillen bij academische en beroepskeuzes en aanmoediging van studenten te kiezen voor een loopbaan in sectoren waar zij ondervertegenwoordigd zijn, teneinde de gendersegregatie op de arbeidsmarkt te verminderen;

waarborging van onderricht dat door kennis uit onderzoek en ontwikkelingen in de bedrijfspraktijk is ingegeven.

9.3

Een leven lang leren: het bestaan van een nationaal en/of regionaal beleidskader voor een leven lang leren in overeenstemming met de beleidsrichtsnoeren van de Unie (21).

Er bestaat een nationaal of regionaal beleidskader voor een leven lang leren met de volgende elementen:

maatregelen die de uitvoering van acties in verband met een leven lang leren (LLL) en bijscholing ondersteunen en die voorzien in de betrokkenheid van en partnerschap met belanghebbenden, inclusief sociale partners en maatschappelijke organisaties;

maatregelen die op doeltreffende wijze voorzien in de ontwikkeling van vaardigheden voor jongeren in het beroepsonderwijs en voor volwassenen, herintredende vrouwen, laaggeschoolde en oudere werknemers en andere kansarme groepen;

maatregelen om de toegang tot LLL te verruimen, onder meer door de effectieve toepassing van transparantie-instrumenten (Europees kwalificatiekader, nationaal kwalificatiekader, Europees puntenoverdrachtsysteem voor beroepsonderwijs en -opleiding, Europese kwaliteitsborging voor beroepsonderwijs en –opleiding) en de ontwikkeling en integratie van LLL-diensten (onderwijs en opleiding, begeleiding, validering);

maatregelen ter verbetering van de relevantie van onderwijs en opleiding en tot afstemming van onderwijs en opleiding op de behoeften van specifieke doelgroepen.

10.

Bevordering van sociale inclusie en bestrijding van armoede (streefdoel armoede)

(als bedoeld in artikel 9, punt 9)

10.1

Actieve inclusie

Integratie van gemarginaliseerde gemeenschappen zoals de Roma:

het bestaan en de uitvoering van een strategie voor armoedebestrijding

Er bestaat een strategie voor armoedebestrijding die:

wetenschappelijk gefundeerd is. Dit vereist een systeem voor de verzameling en analyse van gegevens en informatie dat voldoende wetenschappelijke basis biedt om een beleid ter bestrijding van de armoede te ontwikkelen. Dit systeem wordt gebruikt om de ontwikkelingen te volgen;

in overeenstemming is met het nationale streefdoel inzake armoede en sociale uitsluiting (zoals gedefinieerd in het nationaal hervormingsprogramma), dat onder meer de uitbreiding van werkgelegenheidsmogelijkheden tot kansarme groepen omvat;

aantoont dat de sociale partners en belanghebbenden bij de opzet van actieve inclusie betrokken zijn;

duidelijk aangeeft hoe segregatie op alle terreinen kan worden voorkomen en bestreden.

invoering van een nationale integratiestrategie voor de Roma in overeenstemming met het Europees kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma (23);

Er bestaat een integratiestrategie voor de Roma die:

haalbare doelen voor de integratie van Roma vaststelt om de kloof met de overige bevolking te dichten. Deze moeten ten minste de vier EU-doelstellingen voor integratie van de Roma omvatten, namelijk toegang tot onderwijs, werkgelegenheid, gezondheidszorg en huisvesting;

in overeenstemming is met het nationale hervormingsprogramma;

aan de hand van reeds beschikbare sociaaleconomische en territoriale indicatoren (zoals zeer laag onderwijsniveau, langdurige werkloosheid enz.) vaststelt waar achtergestelde of gesegregeerde buurten bestaan met zeer kansarme gemeenschappen;

krachtige monitoringmechanismen toepast om het effect van de maatregelen voor de integratie van de Roma te beoordelen, en een toetsingsmechanisme voor aanpassing van de strategie vaststelt;

in nauwe samenwerking en voortdurende samenspraak met maatschappelijke Roma-organisaties en regionale en plaatselijke autoriteiten is ontworpen en wordt uitgevoerd en gemonitord;

ondersteuning van belanghebbenden bij de toegang tot de fondsen.

De belanghebbenden ter zake krijgen ondersteuning bij het indienen van aanvragen voor projecten en bij de uitvoering en het beheer van de geselecteerde projecten.

10.2

Gezondheid: het bestaan van een nationale of regionale voor gezondheid die de toegang tot een hoogwaardige gezondheidszorg en economische duurzaamheid waarborgt.

Er bestaat een nationale of regionale strategie voor gezondheid die:

gecoördineerde maatregelen bevat om de toegang tot een hoogwaardige gezondheidszorg te verbeteren ;

maatregelen bevat om de efficiëntie in de gezondheidszorg te stimuleren, onder meer door de toepassing van doeltreffende innovatieve technologieën, vormen van dienstverlening en infrastructurele componenten;

een monitoring- en evaluatiesysteem omvat.

De lidstaat of regio heeft een kader goedgekeurd met de voor gezondheidszorg beschikbare begrotingsmiddelen.

11.

Vergroting van de institutionele capaciteit en een doelmatig openbaar bestuur

(als bedoeld in artikel 9, punt 11)

Bestuurlijke efficiëntie van de lidstaten:

het bestaan van een strategie ter verbetering van de bestuurlijke efficiëntie van de lidstaat, inclusief hervorming van het openbaar bestuur (24).

Er bestaat een strategie ter verbetering van de bestuurlijke efficiëntie van de lidstaat die al wordt uitgevoerd (25); deze strategie omvat:

een analyse en strategische planning van maatregelen voor een juridische, organisatorische en/of procedurele hervorming;

de ontwikkeling van systemen voor kwaliteitsbeheer;

geïntegreerde acties ter vereenvoudiging en rationalisering van administratieve procedures;

de ontwikkeling en uitvoering van strategieën en beleid met betrekking tot menselijke hulpbronnen, met inbegrip van de opbouw van competenties en de beschikbaarstelling van middelen;

de ontwikkeling van vaardigheden op alle niveaus;

de ontwikkeling van procedures en instrumenten voor toezicht en evaluatie.


Ex-antevoorwaarden

Algemene ex-antevoorwaarden - punten 2 en 5

Gebied

Ex-antevoorwaarden

Criteria waaraan moet worden voldaan

2.

Gendergelijkheid

Het bestaan van een strategie voor de bevordering van gendergelijkheid en een mechanisme voor de effectieve toepassing van dat beginsel

Effectieve uitvoering en toepassing van een strategie voor de bevordering van gendergelijkheid, door middel van:

een systeem voor de verzameling en analyse van gegevens en indicatoren, onderverdeeld naar geslacht, voor de ontwikkeling van een wetenschappelijk onderbouwd genderbeleid;

een plan en ex-antecriteria om doelstellingen inzake gendergelijkheid te integreren;

uitvoeringsmechanisme, met inbegrip van een genderinstantie en deskundigheid om de steunmaatregelen op te stellen, te monitoren en te evalueren.

5.

Staatssteun

Het bestaan van een mechanisme voor de effectieve uitvoering en toepassing van de EU-wetgeving inzake staatssteun.

Effectieve uitvoering en toepassing van de EU-wetgeving inzake staatssteun door middel van:

institutionele regelingen voor de uitvoering en de toepassing van en het toezicht op de EU-wetgeving inzake staatssteun;

maatregelen ter versterking van de administratieve capaciteit voor de uitvoering en toepassing van de EU-voorschriften inzake staatssteun.

Motivering

De voorgestelde wijzigingsvoorstellen zijn erop gericht de tekst te verlichten; het voorstel van de Commissie is immers te overladen en te gedetailleerd, met name wat betreft het gedeelte m.b.t. de criteria waaraan moet worden voldaan.

Brussel, 3 mei 2012

De voorzitster van het Comité van de Regio's

Mercedes BRESSO


(1)  Advies van het Comité van de Regio's „Het bbp en verder - meting van de vooruitgang” (CdR 163/2010 fin)

(2)  De centrale EU-streefcijfers van EU 2020.

(3)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Europa 2020-kerninitiatief Innovatie-Unie (COM(2010) 546 definitief van 6.10.2010). Agendapunten 24 en 25 en bijlage I „Instrument voor zelfevaluatie: Kenmerken van goed werkende nationale en regionale onderzoeks- en innovatiesystemen”. Conclusies van de Raad Concurrentievermogen: Conclusies over de innovatie-Unie voor Europa (doc. 17165/10 van 26.11.2010).

(4)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Een digitale agenda voor Europa (COM(2010) 245 definitief/2 van 26.8.2010); werkdocument van de diensten van de Commissie: Digital Agenda Scoreboard (SEC(2011) 708 van 31.5.2011). Conclusies van de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie over de digitale agenda voor Europa (doc. 10130/10 van 26 mei 2010).

(5)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Een digitale agenda voor Europa (COM(2010) 245 definitief/2 van 26.8.2010); werkdocument van de diensten van de Commissie: Digital Agenda Scoreboard (SEC(2011) 708 van 31.5.2011).

(6)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: „Denk eerst klein” - Een „Small Business Act” voor Europa (COM(2008) 394 van 23.6.2008); Conclusies van de Raad Concurrentievermogen: „Denk eerst klein” - Een „Small Business Act” voor Europa (doc. 16788/08 van 1.12.2008); Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Evaluatie van de „Small Business Act” voor Europa (COM(2008) 78 definitief van 23.2.2011); Conclusies van de Raad Concurrentievermogen: Conclusies over de evaluatie van de „Small Business Act” voor Europa (doc. 10975/11 van 30.5.2011).

(7)  PB L 48 van 23.2.2011, blz. 1.

(8)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.

(9)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.

(10)  PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.

(11)  Aanbeveling (2010/410/EU) van de Raad van 13 juli 2010, PB L 191 van 23.7.2010, blz. 28.

(12)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: „Denk eerst klein” - Een „Small Business Act” voor Europa (COM(2008) 394 van 23.6.2008); Conclusies van de Raad Concurrentievermogen: „Denk eerst klein” - Een „Small Business Act” voor Europa (doc. 16788/08 van 1.12.2008); Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Evaluatie van de „Small Business Act” voor Europa (COM(2008) 78 van 23.2.2011); Conclusies van de Raad Concurrentievermogen: Conclusies over de evaluatie van de „Small Business Act” voor Europa (doc. 10975/11 van 30.5.2011).

(13)  Aanbeveling (2010/410/EU) van de Raad van 13 juli 2010, PB L 191 van 23.7.2010, blz. 28.

(14)  Indien in direct verband met deze voorwaarde een landspecifieke aanbeveling van de Raad is aangenomen, wordt bij de beoordeling of aan de desbetreffende criteria is voldaan rekening gehouden met de evaluatie van de vooruitgang bij maatregelen om aan die landspecifieke aanbeveling van de Raad te voldoen.

(15)  De termijnen voor de uitvoering van alle hier genoemde elementen kunnen tijdens de looptijd van het programma vallen.

(16)  Indien in direct verband met deze voorwaarde een landspecifieke aanbeveling van de Raad is aangenomen, wordt bij de beoordeling of aan de desbetreffende criteria is voldaan rekening gehouden met de evaluatie van de vooruitgang bij maatregelen om aan die landspecifieke aanbeveling van de Raad te voldoen.

(17)  De termijnen voor de uitvoering van alle onder dit punt genoemde elementen kunnen tijdens de looptijd van het programma vallen.

(18)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Een gezamenlijk engagement voor de werkgelegenheid – COM(2009) 257 definitief.

(19)  PB C 191 van 1.7.2011, blz. 1.

(20)  COM (2006) 208 final [(Wordt vervangen door de mededeling die eind september 2011 zal worden bekendgemaakt)].

(21)  Conclusies van de Raad van 12 mei 2009 betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding („ET 2020”) (2009/C 119/02).

(22)  Aanbeveling van de Commissie van 3 oktober 2008 over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten (PB L 307 van 18.11.2008, blz. 11).

(23)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: een EU-kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma tot 2020. COM(2011) 173.

(24)  Indien in direct verband met deze voorwaarde een landspecifieke aanbeveling van de Raad is aangenomen, wordt bij de beoordeling of aan de desbetreffende criteria is voldaan rekening gehouden met de evaluatie van de vooruitgang bij maatregelen om aan die landspecifieke aanbeveling van de Raad te voldoen.

(25)  De termijnen voor de uitvoering van alle onder dit punt genoemde elementen kunnen tijdens de looptijd van het programma vervallen.


Top
  翻译: