This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012AR0004
Opinion of the Committee of the Regions on ‘Proposal for a general regulation on the funds covered by the Common Strategic Framework’
Advies van het Comité van de Regio's over het voorstel voor een algemene verordening over de fondsen van het gemeenschappelijk strategisch kader
Advies van het Comité van de Regio's over het voorstel voor een algemene verordening over de fondsen van het gemeenschappelijk strategisch kader
PB C 225 van 27.7.2012, p. 58–113
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
27.7.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 225/58 |
Advies van het Comité van de Regio's over het voorstel voor een algemene verordening over de fondsen van het gemeenschappelijk strategisch kader
2012/C 225/07
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
— |
dringt aan op een ambitieuze begroting voor het toekomstige cohesiebeleid (2014-2020) om de ambities van het Verdrag en van de Europa 2020-strategie waar te maken; dringt er tevens op aan dat rekening wordt gehouden met andere criteria dan het bbp bij de beoordeling van het ontwikkelingsniveau en de verdeling van de middelen; |
— |
steunt de door de Commissie voorgestelde structuur, gebaseerd op twee grote doelstellingen („investeren in groei en werkgelegenheid” en „Europese territoriale samenwerking”), waarmee het ESF binnen de sfeer van het cohesiebeleid blijft, en de invoering van de categorie „overgangsregio's”, een vangnet voor regio's die niet meer volledig onder de convergentiedoelstelling vallen; |
— |
dringt aan op grotere flexibiliteit bij de verdeling van de structuurfondsen, die meer is aangepast aan de territoriale behoeften, door de lokale en regionale overheden hier rechtstreeks bij te betrekken; deze flexibiliteit zou betrekking moeten hebben op de verdeling tussen het EFRO en het ESF en op de thematische concentratie van de steun op bepaalde doelstellingen van de Europa 2020-strategie; in dit verband vraagt het dat de minimumdrempels uit de specifieke verordeningen aanzienlijk worden verlaagd of versoepeld; |
— |
steunt de strategische benadering van het gemeenschappelijk strategisch kader, waarin alle fondsen die zijn bestemd voor regionale doeleinden worden geïntegreerd, wat zal leiden tot een betere coördinatie met het ELFPO en het EMVF; hoopt dat meer rekening wordt gehouden met het beginsel van territoriale samenhang, via stedelijke acties, lokale ontwikkelingsacties, geïntegreerde territoriale investeringen en gezamenlijke actieplannen, maar zou willen dat meer aandacht wordt besteed aan gebieden die een industriële overgang doormaken en regio's die kampen met demografische belemmeringen; |
— |
dringt erop aan dat de mogelijkheid van op meerdere fondsen gebaseerde programma's (EFRO, ESF, Cohesiefonds, ELFPO, EMVF) wordt aangemoedigd en dat de Commissie maatregelen neemt om de vaststelling en uitvoering hiervan mogelijk te maken, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel; |
— |
verwerpt de macro-economische voorwaarden en de prestatiereserve, omdat deze strijdig zijn met de primaire doelstelling van het cohesiebeleid; wel is het voorstander van een flexibiliteitsreserve, bestaande uit de middelen die vrijkomen na het ambtshalve doorhalen van vastleggingen, voor de financiering van experimentele initiatieven; ook stemt het in met het beginsel van de ex-anteconditionaliteit, dat wel moet worden gestroomlijnd en meer preventief dan repressief moet zijn; |
— |
dringt aan op een echte vereenvoudiging van de beheersregels, met name voor de controle- en auditautoriteiten, inkomsten genererende acties en forfaitaire bedragen. |
Rapporteur |
Mevrouw MARINI (IT/PSE), voorzitter van de regioraad van Umbrië |
Referentiedocument |
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, die onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallen, en houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 COM(2011) 615 final |
I. BELEIDSAANBEVELINGEN
A. EU-begroting en toewijzing van de middelen
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,
Voor een adequate en evenwichtige EU-begroting
1. |
herinnert eraan dat de Europese Unie over voldoende middelen moet kunnen beschikken om de doeltreffendheid van het cohesiebeleid te waarborgen en te beantwoorden aan de ambities van de Europa 2020-strategie. |
2. |
Het CvdR dringt erop aan dat voor iedere categorie regio's de communautaire steun ten minste op hetzelfde niveau blijft als tijdens de huidige programmeringsperiode. |
3. |
De huidige ernstige economische, financiële en sociale crisis veroorzaakt op Europees niveau een situatie van een blijvend tekort aan werkgelegenheid, met een sterke zij het verschillende impact op alle regio's van de EU. Tegen deze achtergrond vormen de structuurfondsen een onmisbare financieringsbron om de crisis te bestrijden en de ontwikkeling van de Europese regio's te steunen. |
De absorptieproblemen beperken
4. |
Het CvdR verzoekt de Commissie deugdelijke initiatieven te nemen om de absorptiemoeilijkheden waar sommige lidstaten mee kampen, op te vangen door het beheer van de EU-fondsen te verbeteren – met name via een vereenvoudiging en vernieuwing van de beheers- en controlesystemen – en de resultaatgerichtheid te stimuleren. |
Rechtvaardigere en evenwichtigere criteria voor de verdeling van de middelen
5. |
Door de economische en financiële crisis is er nog meer behoefte aan vergelijkbare en tijdig beschikbare gegevens met betrekking tot het bbp en andere indicatoren om het reële ontwikkelingsniveau van de Europese regio's correcter te kunnen meten (1), waarbij de middelen uiteraard op de regio's met een ontwikkelingsachterstand moeten worden geconcentreerd. |
6. |
Met het oog op de verdeling van de middelen moet adequaat rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van lidstaten die worden gekenmerkt door sterke interne economische verschillen. Het CvdR maakt zich met name zorgen over het criterium voor de verdeling van de middelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) – zie het voorstel voor een meerjarig financieel kader – omdat hierin onvoldoende rekening wordt gehouden met sociale, economische en structurele verschillen. |
B. Opzet van het cohesiebeleid
Een vereenvoudigde opzet
7. |
Het CvdR stemt in met de aanwijzing van twee grote doelstellingen: „investeren in groei en werkgelegenheid” en „Europese territoriale samenwerking”, die helpen om de opzet van het cohesiebeleid te vereenvoudigen. |
8. |
Het is ingenomen met de invoering van de categorie overgangsregio's, vooral te financieren met middelen afkomstig van de regio's en landen die niet meer onder de convergentiedoelstelling en het cohesiefonds vallen, zonder dat de twee andere categorieën regio's daardoor minder steun krijgen. Ook is het ingenomen met het vangnet dat is voorgesteld voor regio's die niet meer volledig onder de convergentiedoelstelling vallen. Met deze categorie kunnen regio's die niet langer onder de convergentiedoelstelling vallen beter worden gesteund, maar ook alle andere regio's met een bbp per inwoner tussen 75 en 90 % van het EU-gemiddelde. De categorie maakt het ook mogelijk de Europese steun te differentiëren naargelang de verschillende ontwikkelingsniveaus en de in de huidige programmeringsperiode geconstateerde drempeleffecten enigszins op te vangen. Deze regeling moet voor alle GSK-fondsen gelden. |
9. |
Het Comité herhaalt dat ook de richtsnoeren voor regionale steun 2014-2020 met de structuur van het toekomstige cohesiebeleid moeten stroken en dat bij de vastlegging van de steungebieden tegenstrijdigheden tussen het cohesiebeleid en het mededingingsrecht moeten worden voorkomen. |
Een adequate rol van het ESF in het cohesiebeleid
10. |
Het CvdR is ermee ingenomen dat het ESF binnen het cohesiebeleid een fundamenteel instrument blijft voor de werkgelegenheid, de verbetering van de persoonlijke vaardigheden en de sociale inclusie. |
11. |
Wel dringt het erop aan dat de keuze van de investeringsprioriteiten en de verdeling van de structuurfondsmiddelen tussen het EFRO en het ESF wordt gemaakt door de regionale en bevoegde lokale overheden, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel. |
C. Beginselen die alle fondsen gemeen hebben
Versterkt partnerschap en meerlagig bestuur
12. |
Het CvdR dringt erop aan dat de decentrale overheden in iedere lidstaat, overeenkomstig het beginsel van multilevel governance (meerlagig bestuur) en de interne bevoegdheidsverdeling als volwaardige partners worden betrokken bij de onderhandelingen over en de vaststelling en uitvoering van de strategische documenten, te weten het gemeenschappelijk strategisch kader (hierna: GSK) en met name het partnerschapscontract. Territoriale pacten tussen lokale, regionale en nationale overheden zouden ook een manier moeten zijn om partnerschapsafspraken in samenwerking met nationale regeringen vorm te geven. |
13. |
Het CvdR acht het onterecht dat de regionale en lokale overheden als het gaat om partnerschappen op hetzelfde niveau worden geplaatst als de economische en sociale partners: de regionale overheden, die het algemeen belang van de door hen bestuurde gemeenschappen vertegenwoordigen, zijn immers medebeheerders – binnen de institutionele kaders van de lidstaten – en medefinancierders van de cohesiebeleidsprojecten. |
Een medefinancieringspercentage dat is aangepast aan het ontwikkelingsniveau van de regio's
14. |
Het CvdR betuigt opnieuw zijn steun aan het Europese medefinancieringsbeginsel waarmee de territoriale actoren medeverantwoordelijk worden gemaakt. |
15. |
Het CvdR is van mening dat niet-terugvorderbare BTW wel subsidiabel zou moeten zijn. |
16. |
Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen maatschappelijke stakeholders en partners uit de publieke sector. De bevoegde lokale en regionale overheden of hun vertegenwoordigers zouden op nationaal en niet alleen op regionaal niveau volledig moeten worden betrokken bij de onderhandelingen ter voorbereiding van de partnerschapscontracten of -overeenkomsten. |
D. Verband tussen het cohesiebeleid en de europa 2020-strategie
Een harmonieuze en flexibele thematische concentratie
17. |
Het CvdR neemt kennis van de thematische concentratie van de steun op de kerndoelstellingen van de Europa 2020-strategie en die van artikel 174 van het VWEU, die zijn voortgevloeid uit een lijst communautaire thema's, maar maakt zich zorgen over het gebrek aan flexibiliteit in de keuze van thematische doelstellingen, die op basis van een territoriale analyse hadden moeten worden vastgesteld. |
18. |
Het dringt dan ook aan op echte flexibiliteit voor alle fondsen van het GSK, waarbij iedere beheersautoriteit de grootst mogelijke vrijheid heeft om de thematische doelstellingen te kiezen waarop de middelen worden geconcentreerd. Ook vraagt het dat de minimumdrempels uit de specifieke verordeningen aanzienlijk worden verlaagd of versoepeld. |
E. Strategische aanpak en governance van het cohesiebeleid
Gemeenschappelijk strategisch kader: grotere integratie van de fondsen met een territoriale dimensie
19. |
Het CvdR is voorstander van een betere integratie van de fondsen en stemt in met de opname in het GSK van het ELFPO en het EMVF, waarbij ieder fonds zijn specifieke karakter behoudt. |
20. |
Het acht het wenselijk dat het GSK wordt goedgekeurd door het Europees Parlement en de Europese Raad. Dit document zou immers op de grootst mogelijke steun van de Europese instellingen en de lidstaten moeten kunnen rekenen. Daarom steunt het de opname van het GSK in een bijlage bij de algemene verordening. |
21. |
De in het gemeenschappelijk strategisch kader beschreven mechanismen moeten voldoende flexibel zijn om een echte integratie met het regionaal beleid en het lokale ontwikkelingsbeleid mogelijk te maken. |
22. |
Het gemeenschappelijk strategisch kader moet in de eerste plaats de weg vrijmaken voor een territoriale bottom-upbenadering en de integratie van financiering. De in het gemeenschappelijk strategisch kader geformuleerde aanbevelingen moeten niet te normatief zijn, zodat voldoende flexibiliteit mogelijk is bij de keuze van de middelen om de thematische doelstellingen en investeringsprioriteiten te verwezenlijken die zijn gedefinieerd in de verordeningen inzake de structuurfondsen en het cohesiefonds. |
23. |
Het gemeenschappelijk strategisch kader moet een duidelijk verband leggen tussen de thematische doelstellingen uit artikel 9 van de algemene verordening en de investeringsprioriteiten die worden opgesomd in de verordeningen inzake het EFRO, ESF, Cohesiefonds, ELFPO en EFMZV. Ook moet het gemeenschappelijk strategisch kader rechtszekerheid verschaffen over de verenigbaarheid van prioriteiten alsmede hiaten en overlappingen tussen prioriteiten voorkomen, zodat uit meerdere fondsen gefinancierde en multithematische prioritaire projecten op een geïntegreerde en consistente wijze kunnen worden uitgevoerd. |
Partnerschapscontract: meer contract dan partnerschap
24. |
Het zou graag zien dat, rekening houdend met de uiteenlopende institutionele systemen, de regionale overheden en de bevoegde lokale overheden, als financierders en beheerders van het cohesiebeleid, als volwaardige partners deelnemen aan de onderhandelingen over en de vaststelling, uitvoering en wijziging van de partnerschapscontracten (art. 13, lid 2). |
25. |
In het bijzonder zouden, rekening houdend met de uiteenlopende institutionele systemen, de regionale overheden in het kader van het contract rechtstreeks moeten worden betrokken bij de vaststelling van de interne voorwaarden en de bijbehorende sancties (art. 14). |
26. |
Het CvdR maakt zich zorgen over mogelijke vertraging als gevolg van het feit dat het partnerschapscontract en de operationele programma's gelijktijdig moeten worden ingediend. Het vraagt derhalve dat de programma's uiterlijk 6 maanden na de indiening van het contract moeten worden ingediend. |
Regionaal en geïntegreerd beheer van operationele programma's
27. |
Het CvdR beveelt aan dat de regionale en lokale gemeenschappen – overeenkomstig het institutionele systeem van iedere lidstaat – een grote rol moeten krijgen bij het beheer van de Europese fondsen op, en dringt met klem aan op de vaststelling van programma's die op meerdere fondsen zijn gebaseerd. |
28. |
Het wijst erop dat betere harmonisatie van de gemeenschappelijke bepalingen betreffende de uitvoering van de verschillende fondsen hun integratie ten goede zou komen, en de doeltreffendheid en impact ervan zou vergroten en de administratieve rompslomp voor de eindbegunstigden zou verminderen. |
29. |
De Commissie zou de werking, de gevolgen en de meerwaarde van de huidige macroregionale strategieën moeten evalueren. |
F. Een op resultaten en evaluatie gerichte programmering
Macro-economische voorwaarden: lidstaten dubbel bestraft
30. |
Het CvdR verwerpt met kracht de voorstellen om het cohesiebeleid te koppelen aan de naleving van het stabiliteitspact (macro-economische conditionaliteit). Het is van mening dat met de macro-economische voorwaarden heel andere doelstellingen worden gediend dan die van het cohesiebeleid. |
31. |
Decentrale overheden mogen niet worden gestraft voor het feit dat sommige lidstaten hun verplichtingen – met name op het gebied van het begrotingstekort – niet nakomen (art. 21). |
Versoepeling van de ex-antevoorwaarden, en meer preventie in plaats van repressie
32. |
Het CvdR stemt in met het beginsel van de ex-anteconditionaliteit, wanneer dit inhoudt dat er fundamentele voorwaarden zijn waaraan moet worden voldaan willen de investeringen doeltreffend zijn, met inbegrip van een evaluatie van eerdere ervaringen. Wel moet worden voorkomen dat het cohesiebeleid oneigenlijke verantwoordelijkheden krijgt en dat de administratieve lasten worden verzwaard. |
33. |
Het vreest echter dat de voorwaarden waaraan moet worden voldaan door een derde (zoals het omzetten van Europese richtlijnen) de opstelling en uitvoering van programma's en projecten op regionaal en lokaal niveau in gevaar kan brengen. Het is daarom van mening dat de ex-antevoorwaarden zich moeten beperken tot zaken die rechtstreeks van toepassing zijn op de uitvoering van het cohesiebeleid. |
34. |
Ook wijst het CvdR er de Commissie op dat de ex-antevoorwaarden geenszins mogen leiden tot opschorting van betalingen of financiële correcties, met uitzondering van voorwaarden tot de uitvoering waarvan de lidstaat zich heeft verbonden. |
Prestatiereserve
35. |
Het CvdR maakt zich zorgen over de invoering van een prestatiereserve, omdat het vreest dat dit mechanisme de vaststelling van zeer bescheiden en dus makkelijk haalbare doelstellingen in de hand werkt, om maar in aanmerking te komen voor extra financiële steun, waardoor weinig ambitieuze projecten voorrang krijgen en innovatie wordt ontmoedigd. Het wijst in dit verband op de volgende opmerking uit advies 7/2011 van de Europese Rekenkamer: „In de periode 2000-2006 bestond een soortgelijke prestatiereserve die maar beperkt succes had vanwege het zeer lage aantal uitgaven dat op tijd was afgerond voor de tussentijdse evaluatie en vanwege het gebrek aan geschikte methoden om de door de programma's geboekte vooruitgang te beoordelen.” |
36. |
Wel is het voorstander van een flexibiliteitsreserve, bestaande uit de middelen die vrijkomen na het ambtshalve doorhalen van vastleggingen, voor de financiering van experimentele initiatieven op het gebied van slimme, duurzame en inclusieve groei of om maatregelen te kunnen treffen in geval van crisis. |
Het prestatiekader als sturend instrument
37. |
Het prestatiekader omvat de vaststelling van stapsgewijze doelstellingen („mijlpalen”) voor iedere prioriteit, te verwezenlijken in 2016 en 2018. Dit moet volgens het CvdR een instrument zijn voor het sturen en controleren van de doelstellingen die tijdens de gehele programmeringsperiode worden behaald, zonder dat dit aanleiding mag geven tot toepassing van financiële correcties op de betrokken prioritaire assen wanneer uit het eindverslag over de uitvoering van het operationele programma blijkt dat de streefdoelen niet zijn behaald. Dat kan namelijk het gevolg zijn van door nationale en regionale overheden doorgevoerde noodzakelijke beleidswijzigingen n.a.v. veranderde sociaaleconomische omstandigheden. |
38. |
Het CvdR is van mening dat deze nieuwe bepaling niets nuttigs toevoegt aan de verschillende voorwaarden die de Commissie heeft voorgesteld (macro-economische, ex-ante en ex-post), noch aan het systeem van evaluaties (ex-ante, tijdens de programmeringsperiode en ex-post), evenals de vaststelling van kwantificeerbare doelstellingen en resultaatindicatoren. Het CvdR dringt aan op een nauwere koppeling met de in de artt. 48, 49 en 50 genoemde evaluatie. |
Verhoging van de voorschotten
39. |
Het CvdR is ingenomen met het voorstel om de beheersautoriteiten te verplichten eerst de begunstigden te betalen en pas daarna een vergoeding aan de Commissie te vragen. Om de liquiditeit van de beheersautoriteiten te verbeteren zou het systeem van voorschotten flexibeler moeten worden gemaakt en zouden de voorschotten moeten worden verhoogd. |
Sancties en financiële correcties: meer preventie in plaats van repressie
40. |
Indien een lidstaat in ernstige financiële crisis steun ontvangt van de Unie, zou de Commissie het partnerschapscontract en de operationele programma's moeten kunnen wijzigen in het kader van een constructieve dialoog met de lidstaat en de betrokken decentrale overheden. De deskundigen van de Commissie zouden in dat geval de nationale en regionale overheden moeten helpen de Europese fondsen op doeltreffende wijze te beheren. |
G. Versterking van het cohesiebeginsel
Bevorderen van lokale en stedelijke ontwikkelingsacties en geïntegreerde territoriale investeringen
41. |
Het CvdR stemt volmondig in met de aandacht voor het thema geïntegreerde stedelijke ontwikkeling en is met name ingenomen met de voorstellen van de Commissie met betrekking tot lokale ontwikkelingsacties en geïntegreerde territoriale investeringen, die in de volgende programmeringsperiode belangrijke uitvoeringsinstrumenten zouden moeten worden, maar vraagt wel meer uitleg over de uitvoering van deze nieuwe bepalingen. |
42. |
Deze bepalingen zouden met bijzondere aandacht moeten worden toegepast om te waarborgen dat de geïntegreerde territoriale ontwikkeling op doeltreffende wijze haar beslag krijgt. Hierbij valt te denken aan coördinatie van de steun van de verschillende fondsen (met name EFRO en ELFPO in peri-urbane en functionele gebieden), integratie van de fondsen, vaststelling van projectgebieden, uitwerking van een samenhangende strategie, enz. |
43. |
Het CvdR is zeer ingenomen met de toeslag van 10 % extra medefinanciering voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling en bepleit eenzelfde toeslag voor geïntegreerde territoriale investeringen. Het vindt dat de beheersautoriteiten en de lokale partners op nationaal niveau overeenstemming moeten bereiken over de organisatie en werking van de lokale actiegroepen. |
44. |
De bepaling dat overheden niet meer dan 49 % van de stemrechten mogen hebben, moet worden herzien als er al geïnstitutionaliseerde lokale ontwikkelingspartnerschappen bestaan. |
45. |
Lokale ontwikkeling moet worden beschouwd als totaalconcept in het kader waarvan geïntegreerde territoriale investeringen, stedelijke acties en gezamenlijke actieplannen kunnen worden uitgevoerd. |
Een passende aanpak voor regio's met specifieke geografische en demografische kenmerken
46. |
Er zou bijzondere aandacht moeten worden besteed aan gebieden die een industriële overgang doormaken en regio's die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen en daardoor qua economische en territoriale cohesie naar verhouding achterliggen, maar ook aan ultraperifere regio's (artt.174 en 349 VWEU). |
Via de financiering van infrastructuur de onderlinge koppeling van territoria blijven ondersteunen
47. |
Verontrustend is dat er wat de ontwikkelde regio's betreft geen aandacht wordt besteed aan de financiering van infrastructuur, waarbij met name ultrasnelle ICT-netwerken van belang zijn. |
H. Vereenvoudiging van de beheers-, controle- en auditregels
Verdere vereenvoudiging van het beheer en gedeelde verantwoordelijkheid voor de controles
48. |
Het CvdR dringt aan op een echte vereenvoudiging van de uitvoeringsbepalingen voor de beheers-, controle- en auditautoriteiten, zodat de begunstigden ook gemakkelijker toegang krijgen tot financiering. |
49. |
Het baart het CvdR zorgen dat de steun voor administratieve capaciteit voor het ESF beperkt is tot lidstaten met minder ontwikkelde regio's of regio's die in aanmerking komen voor het cohesiefonds, terwijl dit niet het geval is voor het EFRO, hoewel voor de nationale systemen voor de twee fondsen vergelijkbare voorwaarden gelden. |
50. |
Het CvdR hoopt dat een grotere resultaatgerichtheid zal leiden tot meer aandacht voor de prestaties, de kwaliteit en de doeltreffendheid van de wijze waarop de fondsen worden gebruikt, en niet zozeer voor de formele naleving van de voorschriften en de omvang van de uitgaven. |
51. |
Het CvdR is van mening dat het buitensporige gebruik van gedelegeerde handelingen van de Commissie (circa 50 maal genoemd in de verordening) het gebruik van de fondsen kan vertragen, en stelt dan ook voor om de uitvoeringsvoorschriften op voorhand vast te leggen in een uitvoeringsverordening van de Commissie. |
Proportionelere en beter gecoördineerde controles
52. |
Het CvdR heeft twijfels over de aanwijzing van een accreditatie-instantie op ministerieel niveau, die een extra en onnodige controlelaag zou vormen en tot taak zou krijgen de beheers- en certificeringsautoriteiten te accrediteren op basis van een voorafgaand onderzoek. De accreditatie zou namelijk meer betrekking moeten hebben op de systemen dan op de beheersautoriteiten. |
53. |
Verkeerde toepassing van het evenredigheidsbeginsel kan ongelijke behandeling van de lidstaten in de hand werken. De controles en audits dreigen veel zwaarder te zijn voor lidstaten die de meeste steun ontvangen uit de structuurfondsen. Het niveau van de controles aanpassen aan de financiële omvang van de programma's zou bovendien de keuze voor op meerdere fondsen gebaseerde programma's kunnen ontmoedigen. |
54. |
De voorgestelde jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen zou facultatief moeten zijn, zodat beheersautoriteiten desgewenst de afsluitende procedure aan het einde van de periode kunnen vereenvoudigen en de termijn voor het bewaren van boekhoudkundige documenten kunnen inkorten (artt. 67, 76, 77 en 131). |
55. |
Het CvdR wil voorkomen dat er een opeenstapeling van controles is die door de nationale of regionale auditautoriteit, de Commissie of de Rekenkamer en de operatoren zelf worden uitgevoerd. Het stelt daarentegen voor om systematisch gemeenschappelijke audits te organiseren in een bepaald gebied, om dubbel werk te voorkomen en gezamenlijke „diagnoses” te bevorderen (art. 65, lid 2). |
Eenvoudigere en op ondernemerschap gerichte financieringsinstrumenten
56. |
Er moet meer duidelijkheid komen over het gebruik van financieringsinstrumenten wat betreft de boekhoudkundige vastlegging van het gebruik van EU-middelen, het toezicht en het ownership. Het CvdR stemt echter in met het gebruik van financieringsinstrumenten om het hefboomeffect van de fondsen te vergroten, op voorwaarde dat dit een aanvulling vormt op en niet ten koste gaat van het steunelement van het cohesiebeleid en dat de steun beperkt blijft tot conventionele vormen van financieringsinstrumenten (aandelendeelnemingen, leningen, garanties) en steun voor ondoorzichtige financieringsinstrumenten, zoals derivaten of gestructureerde financieringsinstrumenten, is uitgesloten. |
57. |
De bepaling dat de financieringsinstrumenten binnen twee jaar na hun activering en voor een periode van ten minste tien jaar na de afsluiting van het programma overeenkomstig de doelen van het programma moeten worden gebruikt, is naar de mening van het CvdR excessief. |
Gemeenschappelijk actieplan: een welkome vernieuwing
58. |
Het CvdR is ingenomen met het voorstel van de Commissie om gemeenschappelijke actieplannen vast te stellen. Een gemeenschappelijk actieplan omvat een groep projecten die in het kader van een of meer operationele programma's onder verantwoordelijkheid van de begunstigde worden uitgevoerd, in ruil voor een aanzienlijke terugdringing van de voorschriften inzake beheer en controle. Wel betreurt het CvdR dat infrastructuurprojecten uitgesloten zijn. |
59. |
Het gemeenschappelijk actieplan zou samen met de Commissie, de lidstaat en de bij het programma betrokken decentrale overheden moeten worden goedgekeurd, mede gezien de hoogte van de steun (de drempel zou moeten worden verlaagd tot 5 miljoen euro). |
Inkomstengenererende maatregelen: noodzaak van meer flexibiliteit
60. |
Het CvdR geeft er de voorkeur aan om opnieuw uit te gaan van de voor de periode 2000-2006 geldende voorschriften, die inhielden dat voor inkomstengenererende projecten een specifiek en uniform (gereduceerd) steunpercentage werd gehanteerd. |
Forfaitaire vaststelling van de kosten: een vereenvoudiging die maar niet van de grond lijkt te komen
61. |
Het CvdR is ingenomen met het voorstel van de Commissie betreffende de verschillende soorten vereenvoudigde subsidies en moedigt de beheersautoriteiten en begunstigden aan om meer gebruik te maken van de standaardschalen van eenheidskosten, forfaitaire bedragen en forfaitaire financiering. |
62. |
Het dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om zo snel mogelijk over te gaan tot goedkeuring van een eerlijke, billijke en controleerbare berekeningsmethode en methodes en standaardschalen van eenheidskosten, zodat de exploitanten van projecten hier bij aanvang van de programmering gebruik van kunnen maken. Hierbij moet rekening worden gehouden met de ervaringen die tijdens de huidige programmeringsperiode zijn opgedaan. |
II. AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN
Wijzigingsvoorstel 1
Overweging (14)
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
De Commissie moet door middel van een gedelegeerde handeling een gemeenschappelijk strategisch kader goedkeuren dat de doelstellingen van de Unie vertaalt in kernacties voor de GSK-fondsen, teneinde het programmeringsproces van de lidstaten en de regio's een duidelijker strategische richting te bieden. Het gemeenschappelijk strategisch kader moet de sectorale en territoriale coördinatie van steunmaatregelen van de Unie in het kader van de GSK-fondsen en de coördinatie met ander beleid en andere instrumenten van de Unie op dit gebied vergemakkelijken |
e Commissie een gemeenschappelijk strategisch kader dat de doelstellingen van de Unie vertaalt in kernacties voor de GSK-fondsen, teneinde het programmeringsproces van de lidstaten en de regio's een duidelijker strategische richting te bieden. Het gemeenschappelijk strategisch kader moet de sectorale en territoriale coördinatie van steunmaatregelen van de Unie in het kader van de GSK-fondsen en de coördinatie met ander beleid en andere instrumenten van de Unie op dit gebied vergemakkelijken |
Motivering
Gedelegeerde handelingen bieden de wetgever de mogelijkheid aan de Commissie de bevoegdheid over te dragen om niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van een wetgevingshandeling. Het gemeenschappelijk strategisch kader is bedoeld om gemeenschappelijke richtsnoeren en regels vast te stellen voor alle fondsen met gedeeld beheer. Het bevat dus essentiële onderdelen die aan alle communautaire instellingen moeten worden voorgelegd en eventueel kunnen worden gewijzigd.
Wijzigingsvoorstel 2
Overweging (16)
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Op basis van het door de Commissie goedgekeurde gemeenschappelijk strategisch kader moet elke lidstaat, in samenwerking met zijn partners en in overleg met de Commissie, een partnerschapscontract opstellen. Dit moet de in het gemeenschappelijk strategisch kader opgenomen elementen vertalen naar de nationale context en vaste verbintenissen bevatten om de doelstellingen van de Unie te bereiken door middel van de programmering van de GSK-fondsen. |
Op basis van het door de Commissie goedgekeurde gemeenschappelijk strategisch kader moet elke lidstaat, in samenwerking met zijn partners en in overleg met de Commissie, een partnerschapscontract opstellen. Dit moet de in het gemeenschappelijk strategisch kader opgenomen elementen vertalen naar de nationale context en verbintenissen bevatten om de doelstellingen van de Unie te bereiken door middel van de programmering van de GSK-fondsen. |
Motivering
De regionale en lokale overheden, als financierders en uitvoerders van het cohesiebeleid, zouden als volwaardige partners moeten deelnemen aan de onderhandelingen over en de vaststelling, uitvoering en wijziging van het partnerschapscontract.
Wijzigingsvoorstel 3
Overweging (18)
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Voor elk programma moet een prestatiekader worden vastgesteld teneinde toezicht te kunnen uitoefenen op de vorderingen die in de loop van de programmeringsperiode met betrekking tot de doelstellingen en streefdoelen van elk programma worden gemaakt. De Commissie moet de prestaties in 2017 en 2019 evalueren in samenwerking met de lidstaten. Er moet worden voorzien in een prestatiereserve die in 2019 moet worden toegewezen wanneer de in het prestatiekader gestelde mijlpalen zijn bereikt. Omdat de programma's in het kader van de Europese territoriale samenwerking sterk uiteenlopen en meer dan een land bestrijken, moet er voor deze programma's geen prestatiereserve komen. Wanneer de tekortkomingen bij het bereiken van mijlpalen of streefdoelen significant zijn, moet de Commissie betalingen aan het programma kunnen schorsen of, aan het eind van de programmeringsperiode, financiële correcties kunnen toepassen om ervoor te zorgen dat de begroting van de Unie niet wordt verspild of inefficiënt wordt gebruikt. |
Voor elk programma moet een prestatiekader worden vastgesteld teneinde toezicht te kunnen uitoefenen op de vorderingen die in de loop van de programmeringsperiode met betrekking tot de doelstellingen en streefdoelen van elk programma worden gemaakt. De Commissie moet de prestaties in 2017 en 2019 evalueren in samenwerking met de lidstaten. Er moet worden voorzien in een |
Motivering
Het wijzigingsvoorstel weerspiegelt de bezorgdheid over de invoering van een nationale prestatiereserve, omdat wordt gevreesd dat dit mechanisme de vaststelling van zeer bescheiden en dus makkelijk haalbare doelstellingen in de hand werkt, om maar in aanmerking te komen voor extra financiële steun, waardoor weinig ambitieuze projecten voorrang krijgen en innovatie wordt ontmoedigd.
Wel is het CvdR voorstander van een flexibiliteitsreserve, bestaande uit de middelen die vrijkomen na het ambtshalve doorhalen van vastleggingen, voor de financiering van experimentele initiatieven op het gebied van slimme, duurzame en inclusieve groei of om maatregelen te kunnen treffen in geval van crisis.
Wijzigingsvoorstel 4
Overweging (19)
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Wanneer een nauwere band tussen het cohesiebeleid en het economisch bestuur van de Unie tot stand wordt gebracht, wordt gewaarborgd dat de doeltreffendheid van de uitgaven in het kader van de GSK-fondsen gebaseerd is op gezond economisch beleid en dat de GSK-fondsen zo nodig kunnen worden omgebogen naar de aanpak van economische problemen waarmee een land te kampen heeft. Dit proces moet geleidelijk plaatsvinden, te beginnen met wijzigingen in het partnerschapscontract en de programma's, ter ondersteuning van aanbevelingen van de Raad om macro-economische onevenwichtigheden en sociale en economische problemen aan te pakken. Wanneer een lidstaat ondanks het toegenomen gebruik van de GSK-fondsen geen doeltreffende actie in het kader van het economisch bestuur onderneemt, moet de Commissie het recht hebben alle betalingen en verbintenissen of een deel daarvan te schorsen. Besluiten over schorsingen moeten evenwichtig en doeltreffend zijn en rekening houden met het effect van de afzonderlijke programma's voor de aanpak van de economische en sociale situatie van de betrokken lidstaat en met eerdere wijzigingen van het partnerschapscontract. Bij besluiten over een schorsing moet de Commissie ook een gelijke behandeling van de lidstaten in acht nemen en daarbij in het bijzonder rekening houden met het effect van de schorsing voor de economie van de betrokken lidstaat. De schorsing moet worden beëindigd en er moeten weer fondsen voor de betrokken lidstaat beschikbaar zijn zodra deze de noodzakelijke actie onderneemt. |
Wanneer een nauwere band tussen het cohesiebeleid en het economisch bestuur van de Unie tot stand wordt gebracht, wordt gewaarborgd dat de doeltreffendheid van de uitgaven in het kader van de GSK-fondsen gebaseerd is op gezond economisch beleid en dat de GSK-fondsen zo nodig kunnen worden omgebogen naar de aanpak van economische problemen waarmee een land te kampen heeft. Dit proces moet geleidelijk plaatsvinden, te beginnen met wijzigingen in het partnerschapscontract en de programma's, ter ondersteuning van aanbevelingen van de Raad om macro-economische onevenwichtigheden en sociale en economische problemen aan te pakken. |
Motivering
Het Comité van de Regio's maakt bezwaar tegen de bepalingen op het gebied van macro-economische voorwaarden. Het toepassen van sancties of financiële prikkels die zijn gekoppeld aan het stabiliteits- en groeipact, om zo de naleving van de macro-economische voorwaarden te waarborgen, dreigt zeer nadelig te zijn voor regionale en lokale overheden die zelf niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor het feit dat sommige lidstaten hun verplichtingen niet nakomen.
Wijzigingsvoorstel 5
Overweging (29)
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
De regelingen van de GSK-fondsen inzake toezicht en verslaglegging moeten op elkaar worden afgestemd om de beheersregelingen op alle niveaus te vereenvoudigen. Het is van belang te zorgen voor evenredige verslagleggingsvereisten, maar daarnaast ook voor de beschikbaarheid van uitgebreide informatie over de vorderingen die op de belangrijkste geëvalueerde punten zijn gemaakt. Daarom moeten de verslagleggingsvereisten aangepast zijn aan de informatiebehoeften in bepaalde jaren en afgestemd zijn op het tijdschema voor de prestatie-evaluaties. |
De regelingen van de GSK-fondsen inzake toezicht en verslaglegging moeten op elkaar worden afgestemd om de beheersregelingen op alle niveaus te vereenvoudigen. Het is van belang te zorgen voor evenredige verslagleggingsvereisten, maar daarnaast ook voor de beschikbaarheid van uitgebreide informatie over de vorderingen die op de belangrijkste geëvalueerde punten zijn gemaakt. Daarom moeten de verslagleggingsvereisten aangepast zijn aan de informatiebehoeften in bepaalde jaren . |
Motivering
Met betrekking tot de prestatie-evaluaties is het Comité van mening dat dit een instrument moet zijn voor het sturen en controleren van de doelstellingen die tijdens de gehele programmeringsperiode worden behaald.
Wijzigingsvoorstel 6
Overweging (43)
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
In overeenstemming met het beginsel van gedeeld beheer dienen de lidstaten, via hun beheers- en controlesystemen, in eerste instantie verantwoordelijk te zijn voor de uitvoering van en het toezicht op de concrete acties in de programma's. Om de doeltreffendheid van het toezicht op de selectie en uitvoering van concrete acties en de werking van het beheers- en controlesysteem te versterken, moeten de functies van de beheersautoriteit worden gespecificeerd. |
In overeenstemming met het beginsel van gedeeld beheer dienen de lidstaten , via hun beheers- en controlesystemen, in eerste instantie verantwoordelijk te zijn voor de uitvoering van en het toezicht op de concrete acties in de programma's. Om de doeltreffendheid van het toezicht op de selectie en uitvoering van concrete acties en de werking van het beheers- en controlesysteem te versterken, moeten de functies van de beheersautoriteit worden gespecificeerd. |
Motivering
De fondsen van het gemeenschappelijk strategisch kader vallen binnen het toepassingsgebied van het regionaal beleid, zodat telkens wanneer in de Verordening wordt verwezen naar de deelnemende overheden, niet mag worden voorbijgegaan aan de belangrijkste hoofdrolspelers, te weten de regionale en lokale overheden.
Wijzigingsvoorstel 7
Overweging (44)
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Om zekerheid vooraf te geven met betrekking tot de structuur en opzet van de belangrijkste beheers- en controlesystemen, moeten de lidstaten een accreditatie-instantie aanwijzen die verantwoordelijk is voor de accreditatie en de intrekking van de accreditatie van beheers- en controleorganen. |
Motivering
Om te voorkomen dat er nog meer instanties in het leven worden geroepen die het beheers- en controlesysteem alleen maar ingewikkelder zouden maken.
Wijzigingsvoorstel 8
Nieuwe overweging na overweging (55)
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
|
Motivering
Het streven naar gemeenschappelijke bepalingen voor de respectieve fondsen met het oog op overgangsregelingen en de daarmee verbonden quota voor medefinanciering door de EU is nog niet geconcretiseerd. Voor het EFRO en het ESF bestaan overgangsregelingen (inclusief een vangnet) maar voor het ELFPO is dat niet het geval. Dat leidt tot duidelijk verschillende steunvoorwaarden per fonds. Dat strijdt met de nagestreefde harmonisatie en daarom moeten de overgangsregelingen ook voor het ELFPO gelden.
Wijzigingsvoorstel 9
Overweging (58)
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Om de resultaatgerichtheid en de nadruk op het bereiken van de doelstellingen en streefdoelen van de Europa 2020-strategie te vergroten, moet vijf procent van de middelen voor het doel „investeren in groei en werkgelegenheid” apart worden gezet als prestatiereserve voor elk Fonds en categorie regio's in elke lidstaat. |
Motivering
Het wijzigingsvoorstel weerspiegelt de bezorgdheid over de invoering van een nationale prestatiereserve, omdat wordt gevreesd dat dit mechanisme de vaststelling van zeer bescheiden en dus makkelijk haalbare doelstellingen in de hand werkt, om maar in aanmerking te komen voor extra financiële steun, waardoor weinig ambitieuze projecten voorrang krijgen en innovatie wordt ontmoedigd.
Wel is het CvdR voorstander van een flexibiliteitsreserve, bestaande uit de middelen die vrijkomen na het ambtshalve doorhalen van vastleggingen, voor de financiering van experimentele initiatieven op het gebied van slimme, duurzame en inclusieve groei of om maatregelen te kunnen treffen in geval van crisis. Deze reserve zou verbonden moeten zijn aan het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering en het Solidariteitsfonds van de Europese Unie.
Wijzigingsvoorstel 10
Overweging (84)
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
De jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen moet gepaard gaan met een jaarlijkse afsluiting van voltooide concrete acties (voor het EFRO en het CF) of de uitgaven (voor het ESF). Om de kosten in verband met de eindafsluiting van operationele programma's te beperken, de administratieve last voor de begunstigden te verminderen en rechtszekerheid te verschaffen, moet de jaarlijkse afsluiting verplicht zijn, waardoor de periode dat de bewijsstukken bewaard moeten blijven, er een audit van de concrete acties kan worden gehouden en er financiële correcties kunnen worden toegepast, wordt ingekort. |
De jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen gepaard gaan met een jaarlijkse afsluiting van voltooide concrete acties (voor het EFRO en het CF) of de uitgaven (voor het ESF). Om de kosten in verband met de eindafsluiting van operationele programma's te beperken, de administratieve last voor de begunstigden te verminderen en rechtszekerheid te verschaffen, jaarlijkse afsluiting , waardoor de periode dat de bewijsstukken bewaard moeten blijven, er een audit van de concrete acties kan worden gehouden en er financiële correcties kunnen worden toegepast, wordt ingekort. |
Motivering
Het voorstel voor een jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen leidt in feite tot de invoering van een jaarlijkse afsluiting. Het gevolg is dat de administratieve rompslomp zal toenemen, er verplicht financiële correcties zullen moeten worden doorgevoerd indien de Europese Commissie en/of de Europese Rekenkamer onregelmatigheden constateren, en het minder eenvoudig zal worden om „verschoven” uitgaven op te geven en te vervangen, hetgeen in de huidige periode (2007-2013) wel mogelijk is.
Wijzigingsvoorstel 11
Overweging (87)
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
De frequentie van audits van concrete acties moet evenredig zijn aan de omvang van de steun die de Unie uit de Fondsen verstrekt. Met name moeten minder audits worden uitgevoerd wanneer de totale subsidiabele uitgaven voor een concrete actie 100 000 euro niet overschrijden. Desondanks moet het mogelijk zijn te allen tijde een audit uit te voeren wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat er sprake is van onregelmatigheden of fraude, dan wel, na afsluiting van een voltooide concrete actie, als onderdeel van een auditsteekproef. Om ervoor te zorgen dat de omvang van de auditing door de Commissie evenredig is aan het risico, moet de Commissie haar auditwerkzaamheden kunnen verminderen voor operationele programma's die geen grote tekortkomingen te zien geven of waarvoor op de auditautoriteit kan worden vertrouwd |
De frequentie van audits van concrete acties moet evenredig zijn aan de omvang van de steun die de Unie uit de Fondsen verstrekt. Met name moet audit worden uitgevoerd wanneer de totale subsidiabele uitgaven voor een concrete actie euro niet overschrijden. Desondanks moet het mogelijk zijn te allen tijde een audit uit te voeren wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat er sprake is van onregelmatigheden of fraude, dan wel, na afsluiting van een voltooide concrete actie, als onderdeel van een auditsteekproef. Om ervoor te zorgen dat de omvang van de auditing door de Commissie evenredig is aan het risico, moet de Commissie haar auditwerkzaamheden kunnen verminderen voor operationele programma's die geen grote tekortkomingen te zien geven of waarvoor op de auditautoriteit kan worden vertrouwd |
Motivering
Om te zorgen voor een echte evenredigheid bij de controle op operationele programma's stelt het Comité voor dat concrete acties waarvan de subsidiabele uitgaven niet meer dan 250 000 euro bedragen, aan niet meer dan één audit worden onderworpen.
Wijzigingsvoorstel 12
Overweging (88)
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Om bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening te kunnen aanvullen of wijzigen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake een gedragscode betreffende de doelstellingen en criteria ter ondersteuning van de uitvoering van partnerschappen, de goedkeuring van een gezamenlijk strategisch kader, aanvullende regels over de toewijzing van de reserve voor groei en concurrentievermogen, de vaststelling van het gebied en de bevolking waarop de strategieën voor lokale ontwikkeling van toepassing zijn, gedetailleerde regels voor financieringsinstrumenten (ex-antebeoordeling, subsidiabiliteit van uitgaven, soorten activiteiten waarvoor geen steun wordt verleend, combinatie van steun, overdracht en beheer van activa, betalingsverzoeken, kapitalisatie van jaartranches), de vaststelling van het forfaitaire bedrag voor inkomsten genererende concrete acties, de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de procedure voor het melden van onregelmatigheden en de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen, het model van de jaarlijkse beheersverklaring over de werking van het beheers- en controlesysteem, de voorwaarden voor nationale audits, de accreditatiecriteria voor beheers- en certificeringsautoriteiten, de identificatie van algemeen aanvaarde gegevensdragers, de hoogte van de toe te passen financiële correctie, de wijziging van bijlagen en de specifieke maatregelen die nodig zijn voor de vereenvoudiging van de overgang van Verordening (EG) nr. 1083/2006. De Commissie moet ook de bevoegdheid krijgen de bijlagen I en IV te wijzigen om deze aan toekomstige behoeften aan te passen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden het nodige overleg pleegt, ook op deskundigenniveau. |
Om bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening te kunnen aanvullen of wijzigen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake een gedragscode betreffende de doelstellingen en criteria ter ondersteuning van de uitvoering van partnerschappen, gedetailleerde regels voor financieringsinstrumenten (ex-antebeoordeling, subsidiabiliteit van uitgaven, soorten activiteiten waarvoor geen steun wordt verleend, combinatie van steun, overdracht en beheer van activa, betalingsverzoeken, kapitalisatie van jaartranches), de vaststelling van het forfaitaire bedrag voor inkomsten genererende concrete acties, de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de procedure voor het melden van onregelmatigheden en de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen, het model van de jaarlijkse beheersverklaring over de werking van het beheers- en controlesysteem, de voorwaarden voor nationale audits, de accreditatiecriteria voor beheers- en certificeringsautoriteiten, de identificatie van algemeen aanvaarde gegevensdragers, de hoogte van de toe te passen financiële correctie, de wijziging van bijlagen en de specifieke maatregelen die nodig zijn voor de vereenvoudiging van de overgang van Verordening (EG) nr. 1083/2006. De Commissie moet ook de bevoegdheid krijgen de bijlagen I en IV te wijzigen om deze aan toekomstige behoeften aan te passen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden het nodige overleg pleegt, ook op deskundigenniveau. |
Motivering
Met gedelegeerde handelingen biedt de wetgever de mogelijkheid aan de Europese Commissie om niet-wetgevingshandelingen vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde onderdelen van een wetgevingshandeling. Het voorstel om tekst te schrappen is in overeenstemming met de standpunten in het advies ten aanzien van art. 12 over het gemeenschappelijk strategisch kader, art. 18 over de prestatiereserve en art. 29 over de strategieën voor lokale ontwikkeling.
Wijzigingsvoorstel 13
Overweging (90)
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om door middel van uitvoeringshandelingen met betrekking tot alle GSK-fondsen besluiten tot goedkeuring van partnerschapscontracten, tot toewijzing van de prestatiereserve en tot schorsing van betalingen in verband met het economisch beleid van de lidstaten, en met betrekking tot de Fondsen besluiten tot vaststelling van operationele programma's, tot goedkeuring van belangrijke projecten, tot schorsing van betalingen en tot vaststelling van financiële correcties goed te keuren. |
De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om door middel van uitvoeringshandelingen met betrekking tot alle GSK-fondsen besluiten tot goedkeuring van partnerschapscontracten, besluiten tot vaststelling van operationele programma's, tot goedkeuring van belangrijke projecten, tot schorsing van betalingen en tot vaststelling van financiële correcties goed te keuren. |
Motivering
Het wijzigingsvoorstel weerspiegelt de bezorgdheid over de invoering van een nationale prestatiereserve, omdat wordt gevreesd dat dit mechanisme de vaststelling van zeer bescheiden en dus makkelijk haalbare doelstellingen in de hand werkt, om maar in aanmerking te komen voor extra financiële steun, waardoor weinig ambitieuze projecten voorrang krijgen en innovatie wordt ontmoedigd.
Wijzigingsvoorstel 14
Artikel 5, lid 1
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||||||
Partnerschap en meerlagig bestuur 1. Een lidstaat brengt voor het partnerschapscontract en voor elk programma een partnerschap tot stand met de volgende partners:
|
Partnerschap en meerlagig bestuur 1. voor het partnerschapscontract en voor elk programma een partnerschap tot stand met de volgende partners:
|
Motivering
Het wijzigingsvoorstel wil benadrukken dat de decentrale overheden in iedere lidstaat, overeenkomstig het beginsel van multilevel governance als volwaardige partners worden betrokken bij de onderhandelingen over en de vaststelling en uitvoering van de strategische documenten, te weten het gemeenschappelijk strategisch kader (GSK), het partnerschapscontract en de operationele programma's. Het CvdR acht het onterecht dat de regionale en lokale overheden als het gaat om partnerschappen op hetzelfde niveau worden geplaatst als de economische en sociale partners: de regionale en lokale overheden, die het algemeen belang van de door hen bestuurde burgers en gebieden vertegenwoordigen, zijn immers medebeheerders en medefinancierders van de structuurfondsen.
Wijzigingsvoorstel 15
Artikel 9, lid 6 en 11
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||
Thematische doelstellingen […]
[…]
|
Thematische doelstellingen […]
[…]
|
Motivering
Met betrekking tot lid 6:
Het is van fundamenteel belang om bescherming van het cultureel erfgoed op te nemen bij de thematische doelstellingen van de GSK-fondsen. Dit sluit bovendien aan op de bepalingen van art. 5, lid 6 c) van het voorstel voor een verordening inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling.
Met betrekking tot lid 11:
Technische bijstand dient er ook toe om de strategische aanpak van onderop te vereenvoudigen. De in 2011 door de lidstaten goedgekeurde Territoriale agenda 2020 bevat zeer nuttige aanbevelingen met betrekking tot de territoriale ontwikkeling in de EU.
Wijzigingsvoorstel 16
Artikel 11
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||||||||||||||||||
In het gemeenschappelijk strategisch kader wordt het volgende vastgesteld:
|
In het gemeenschappelijk strategisch kader wordt het volgende vastgesteld:
|
Motivering
Het CvdR is van mening dat de kernacties die door de Commissie in het gemeenschappelijk strategisch kader worden voorgesteld, een nieuwe vorm van concentratie zijn. Bovendien is het van mening dat de territoriale vraagstukken in het kader van de operationele programma's moeten worden behandeld. Hetzelfde geldt voor de eventuele wisselwerking tussen de regionale strategieën en, in voorkomend geval, de macroregionale strategieën.
Wijzigingsvoorstel 17
Artikel 12
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
De Commissie is bevoegd binnen drie maanden na de vaststelling van deze verordening overeenkomstig artikel 142 een gedelegeerde handeling vast te stellen met betrekking tot het gemeenschappelijk strategisch kader. Als de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei ingrijpend wordt gewijzigd, voert de Commissie een evaluatie uit en stelt zij zo nodig bij gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 142 een herzien gemeenschappelijk strategisch kader vast. De lidstaten stellen zo nodig binnen zes maanden na de vaststelling van een herzien gemeenschappelijk strategisch kader wijzigingen op hun partnerschapscontract en programma's voor om te waarborgen dat deze consistent zijn met het herziene gemeenschappelijk strategisch kader. |
e Commissie gemeenschappelijk strategisch kader . Als de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei ingrijpend wordt gewijzigd, voert de Commissie een evaluatie uit en stelt zij zo nodig bij gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 142 een herzien gemeenschappelijk strategisch kader vast. De lidstaten stellen zo nodig binnen zes maanden na de vaststelling van een herzien gemeenschappelijk strategisch kader wijzigingen op hun partnerschapscontract en programma's voor om te waarborgen dat deze consistent zijn met het herziene gemeenschappelijk strategisch kader. |
Motivering
Gedelegeerde handelingen bieden de wetgever de mogelijkheid aan de Commissie de bevoegdheid over te dragen om niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van een wetgevingshandeling. Het gemeenschappelijk strategisch kader is bedoeld om gemeenschappelijke richtsnoeren en regels vast te stellen voor alle fondsen met gedeeld beheer. Het bevat dus essentiële onderdelen die aan alle communautaire instellingen moeten worden voorgelegd en eventueel kunnen worden gewijzigd.
Wijzigingsvoorstel 18
Artikel 13
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Voorbereiding van het partnerschapscontract 1. Elke lidstaat bereidt een partnerschapscontract voor dat de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 behelst. 2. De lidstaten stellen het partnerschapscontract op in samenwerking met de in artikel 5 bedoelde partners. Het partnerschapscontract wordt in dialoog met de Commissie voorbereid. 3. Het partnerschapscontract heeft betrekking op alle steun uit de GSK-fondsen in de betrokken lidstaat. 4. Elke lidstaat doet zijn partnerschapscontract binnen drie maanden na de vaststelling van het gemeenschappelijk strategisch kader aan de Commissie toekomen. |
Voorbereiding van het partnerschapscontract 1. Elke lidstaat bereidt een partnerschapscontract voor dat de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 behelst.
. De lidstaten stellen het partnerschapscontract op in samenwerking met de in artikel 5 bedoelde partners. Het partnerschapscontract wordt in dialoog met de Commissie voorbereid. 4. Het partnerschapscontract heeft betrekking op alle steun uit de GSK-fondsen in de betrokken lidstaat. 5. Elke lidstaat doet zijn partnerschapscontract binnen maanden na de vaststelling van het gemeenschappelijk strategisch kader aan de Commissie toekomen. |
Motivering
De regionale en lokale overheden, als financierders en uitvoerders van het cohesiebeleid, zouden als volwaardige partners moeten deelnemen aan de onderhandelingen over en de vaststelling, uitvoering en wijziging van het partnerschapscontract. Rekening houdend met de hoeveelheid gedetailleerde informatie die gevraagd wordt, met het feit dat de programma's tegelijk met het contract moeten worden ingediend (zie art. 23, lid 3) en met de noodzaak om een doeltreffend partnerschap tot stand te brengen, is het CvdR van mening dat dit méér tijd vergt.
Wijzigingsvoorstel 19
Artikel 14
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inhoud van het partnerschapscontract Het partnerschapscontract omvat het volgende:
|
Inhoud van het partnerschapscontract Het partnerschapscontract omvat het volgende:
|
Motivering
Het CvdR vindt het niet nodig dat het partnerschapscontract gegevens bevat die al in de operationele programma's staan. Deze bepalingen zijn dan ook overbodig en dragen niet bij tot een vereenvoudiging. Bovendien kunnen de lidstaten geen verbintenissen aangaan die al eerder op regionaal en lokaal niveau zijn aangegaan.
Een geïntegreerd gebruik van de GSK-fondsen in peri-urbane gebieden is van essentieel belang. Anders dreigen deze gebieden niet alleen voor plattelandszones, maar ook voor steden bestemde gelden mis te lopen, en dat terwijl hun aantal hand over hand toeneemt in de EU.
De Europese territoriale samenwerking kan vanwege haar multilaterale aard niet via partnerschapsovereenkomsten worden gestuurd. Daarom moet die buiten de reikwijdte van de partnerschapsovereenkomsten blijven.
Wijzigingsvoorstel 20
Artikel 16
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Thematische concentratie De lidstaten concentreren de steun, overeenkomstig de fondsspecifieke voorschriften, op acties die de grootste meerwaarde opleveren ten aanzien van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, die de vraagstukken aanpakken die in de specifieke aanbevelingen per land uit hoofde van artikel 121, lid 2, van het Verdrag en in de desbetreffende aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel 148, lid 4, van het Verdrag zijn vastgesteld en die rekening houden met de nationale en regionale behoeften. |
Thematische concentratie De lidstaten concentreren de steun, overeenkomstig de fondsspecifieke voorschriften, op acties die de grootste meerwaarde opleveren ten aanzien van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, die de vraagstukken aanpakken die in de specifieke aanbevelingen per land uit hoofde van artikel 121, lid 2, van het Verdrag en in de desbetreffende aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel 148, lid 4, van het Verdrag zijn vastgesteld en die rekening houden met de nationale en regionale behoeften. |
Motivering
Het Comité stemt ermee in dat het grootste deel van de middelen op een beperkt aantal thematische doelstellingen c.q. investeringsprioriteiten moet worden geconcentreerd, maar is wel van mening dat de keuze van doelstellingen en prioriteiten aan de beheersautoriteiten moet worden overgelaten, door een lokale invulling te geven aan de doelstellingen van Europa-2020 en het gemeenschappelijk strategisch kader.
Wijzigingsvoorstel 21
Artikel 17
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Ex-antevoorwaarden 1. In de fondsspecifieke voorschriften worden voor elk GSK-fonds ex-antevoorwaarden vastgesteld. 2. De lidstaten beoordelen of aan de toepasselijke ex-antevoorwaarden wordt voldaan. 3. Als op de datum van indiening van het partnerschapscontract niet aan de ex-antevoorwaarden wordt voldaan, nemen de lidstaten in het partnerschapscontract een samenvatting op van de maatregelen die op nationaal of regionaal niveau moeten worden genomen, met een tijdschema voor de uitvoering van die maatregelen, om te waarborgen dat uiterlijk twee jaar na de vaststelling van het partnerschapscontract, of als dat eerder is uiterlijk op 31 december 2016, aan die voorwaarden wordt voldaan. 4. De lidstaten beschrijven in de desbetreffende programma's in detail de maatregelen die nodig zijn om aan de ex-antevoorwaarden te voldoen, met een tijdschema voor de uitvoering van die maatregelen. 5. Bij haar beoordeling van het partnerschapscontract en de programma's beoordeelt de Commissie ook de informatie die wordt gegeven over het vervullen van de ex-antevoorwaarden. Wanneer zij een programma vaststelt, kan zij besluiten de tussentijdse betalingen aan het programma geheel of gedeeltelijk te schorsen totdat de maatregelen om aan een ex-antevoorwaarde te voldoen, naar tevredenheid zijn voltooid. Wanneer de maatregelen om aan een ex-antevoorwaarde te voldoen niet op de in het programma vastgestelde uiterste termijn zijn voltooid, vormt dit voor de Commissie een grond om haar betalingen te schorsen. 6. De leden 1 tot en met 5 zijn niet van toepassing op programma's in het kader van het doel „Europese territoriale samenwerking”. |
Ex-antevoorwaarden 1. In de fondsspecifieke voorschriften worden voor elk GSK-fonds ex-antevoorwaarden vastgesteld. 2. De lidstaten beoordelen of aan de toepasselijke ex-antevoorwaarden wordt voldaan, . 3. Als op de datum van indiening van het partnerschapscontract niet aan de ex-antevoorwaarden wordt voldaan, nemen de lidstaten in het partnerschapscontract een samenvatting op van de maatregelen die op nationaal of regionaal niveau moeten worden genomen, met een tijdschema voor de uitvoering van die maatregelen, om te waarborgen dat uiterlijk jaar na de vaststelling van het partnerschapscontract, of als dat eerder is uiterlijk op 31 december 2016, aan die voorwaarden wordt voldaan. 4. De lidstaten beschrijven in de desbetreffende programma's de maatregelen die nodig zijn om aan de ex-antevoorwaarden te voldoen, met een tijdschema voor de uitvoering van die maatregelen. 5. Bij haar beoordeling van het partnerschapscontract en de programma's beoordeelt de Commissie ook de informatie die wordt gegeven over het vervullen van de ex-antevoorwaarden. Wanneer de maatregelen om aan een ex-antevoorwaarde te voldoen niet op de in het programma vastgestelde uiterste termijn zijn voltooid, dit voor de Commissie een grond om haar betalingen te schorsen. 6. De leden 1 tot en met 5 zijn niet van toepassing op programma's in het kader van het doel „Europese territoriale samenwerking”. |
Motivering
Het CvdR is van mening dat de ex-antevoorwaarden geenszins mogen leiden tot opschorting van betalingen of financiële correcties, met uitzondering van voorwaarden tot de uitvoering waarvan de lidstaat zich heeft verbonden. Immers, indien aan het begin van de programmeringsperiode niet aan de ex-antevoorwaarden is voldaan zal de daaraan verbonden investering niet kunnen worden geprogrammeerd, zodat er ook geen reden is om achteraf sancties op te leggen. Verder is het van fundamenteel belang dat de Commissie rekening houdt met de institutionele context van iedere lidstaat, en de interne bevoegdheidsverdeling. Het is immers ondenkbaar dat een lidstaat verbintenissen aangaat ten aanzien van bevoegdheden die toebehoren aan de regionale of lokale overheden, en omgekeerd.
Wijzigingsvoorstel 22
Artikel 18
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||
Prestatiereserve 5 % van de aan elk GSK-fonds en elke lidstaat toegewezen middelen, met uitzondering van de aan het doel „Europese territoriale samenwerking” en aan titel V van de EFMZV-verordening toegewezen middelen, vormt een prestatiereserve, die overeenkomstig artikel 20 zal worden toegewezen. |
reserve |
Motivering
Het wijzigingsvoorstel weerspiegelt de bezorgdheid over de invoering van een nationale prestatiereserve, omdat wordt gevreesd dat dit mechanisme de vaststelling van zeer bescheiden en dus makkelijk haalbare doelstellingen in de hand werkt, om maar in aanmerking te komen voor extra financiële steun, waardoor weinig ambitieuze projecten voorrang krijgen en innovatie wordt ontmoedigd.
Wel is het CvdR voorstander van een flexibiliteitsreserve, bestaande uit de middelen die vrijkomen na het ambtshalve doorhalen van vastleggingen, voor de financiering van experimentele initiatieven op het gebied van slimme, duurzame en inclusieve groei of om maatregelen te kunnen treffen in geval van crisis, zonder de aan iedere lidstaat toegewezen middelen te overschrijden.
Wijzigingsvoorstel 23
Artikel 19
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Evaluatie van de prestaties 1. In 2017 en 2019 verricht de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, een evaluatie van de prestaties van de programma's in elke lidstaat ten opzichte van het in het partnerschapscontract en de programma's vastgestelde prestatiekader. De methode voor de vaststelling van het prestatiekader is opgenomen in bijlage I. 2. Bij deze evaluatie wordt aan de hand van de informatie en de beoordelingen in de in 2017 en 2019 door de lidstaten ingediende voortgangsverslagen nagegaan of de mijlpalen van de programma's op het niveau van de prioriteiten zijn bereikt. |
Evaluatie van de prestaties 1. In 2017 en 2019 verricht de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, een evaluatie van de prestaties van de programma's in elke lidstaat ten opzichte van het in het partnerschapscontract en de programma's vastgestelde prestatiekader. De methode voor de vaststelling van het prestatiekader is opgenomen in bijlage I. 2. Bij deze evaluatie wordt aan de hand van de informatie en de beoordelingen in de in 2017 en 2019 door de lidstaten ingediende voortgangsverslagen nagegaan of de mijlpalen van de programma's op het niveau van de prioriteiten zijn bereikt.
|
Motivering
Het wijzigingsvoorstel weerspiegelt de bezorgdheid over de invoering van een nationale prestatiereserve, omdat wordt gevreesd dat dit mechanisme de vaststelling van zeer bescheiden en dus makkelijk haalbare doelstellingen in de hand werkt, om maar in aanmerking te komen voor extra financiële steun, waardoor weinig ambitieuze projecten voorrang krijgen en innovatie wordt ontmoedigd.
Wat het prestatiekader betreft is het CvdR van mening dat dit een mechanisme moet zijn om de tijdens de programmeringsperiode behaalde doelstellingen te controleren en bij te sturen. Indien de doelstellingen niet worden gehaald moet dit niet leiden tot financiële correcties maar tot een technische ondersteuning door de Commissie.
Wijzigingsvoorstel 24
Artikel 20
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Toewijzing van prestatiereserve 1. Wanneer in 2017 bij de evaluatie van de prestaties blijkt dat ten aanzien van een prioriteit van een programma de voor 2016 vastgestelde mijlpalen niet zijn bereikt, richt de Commissie aanbevelingen tot de betrokken lidstaat. 2. Op grond van de evaluatie van 2019 stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen een besluit vast om voor elk GSK-fonds en elke lidstaat te bepalen welke programma's en prioriteiten hun mijlpalen hebben bereikt. De lidstaten doen een voorstel voor de toewijzing van de prestatiereserve aan de in dat besluit van de Commissie vermelde programma's en prioriteiten. De Commissie keurt de wijziging van de betrokken programma's overeenkomstig artikel 26 goed. Wanneer een lidstaat nalaat informatie overeenkomstig artikel 46, leden 2 en 3, te verstrekken, wordt de prestatiereserve voor de betrokken programma's of prioriteiten niet toegewezen. 3. Wanneer een evaluatie van de prestaties uitwijst dat de in het prestatiekader vastgestelde mijlpalen voor een prioriteit niet zijn bereikt, kan de Commissie een tussentijdse betaling voor een prioriteit van een programma geheel of gedeeltelijk schorsen volgens de in de fondsspecifieke voorschriften vastgestelde procedure. 4. Wanneer de Commissie na bestudering van het eindverslag over de uitvoering van het programma vaststelt dat ernstig tekortgeschoten is bij het bereiken van de in het prestatiekader vastgestelde streefdoelen, kan zij financiële correcties voor de betrokken prioriteiten toepassen overeenkomstig de fondsspecifieke voorschriften. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 142 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de criteria en de methode voor het bepalen van de hoogte van de toe te passen financiële correctie vast te leggen. 5. Lid 2 is niet van toepassing op programma's voor het doel „Europese territoriale samenwerking” en op titel V van de EFMZV-verordening. |
|
Motivering
Het wijzigingsvoorstel weerspiegelt de bezorgdheid over de invoering van een nationale prestatiereserve, omdat wordt gevreesd dat dit mechanisme de vaststelling van zeer bescheiden en dus makkelijk haalbare doelstellingen in de hand werkt, om maar in aanmerking te komen voor extra financiële steun, waardoor weinig ambitieuze projecten voorrang krijgen en innovatie wordt ontmoedigd.
Wijzigingsvoorstel 25
Artikel 21
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorwaardelijkheid in verband met de coördinatie van economisch beleid van de lidstaten […] 4. In afwijking van lid 1 kan de Commissie, als financiële bijstand overeenkomstig lid 1, onder d), aan een lidstaat ter beschikking wordt gesteld die verband houdt met een aanpassingsprogramma, het partnerschapscontract en de programma's zonder voorstel van de lidstaat wijzigen om het effect van de beschikbare GSK-fondsen op de groei en het concurrentievermogen zo groot mogelijk te maken. Om een doeltreffende uitvoering van het partnerschapscontract en de betrokken programma's te waarborgen, wordt de Commissie bij het beheer betrokken zoals bepaald is in het aanpassingsprogramma of in het met de betrokken lidstaat gesloten memorandum van overeenstemming. 5. Wanneer de lidstaat niet antwoordt op het in lid 1 bedoelde verzoek van de Commissie of niet binnen een maand naar tevredenheid antwoordt op de in lid 2 bedoelde opmerkingen van de Commissie, kan de Commissie binnen drie maanden nadat zij opmerkingen heeft gemaakt door middel van uitvoeringshandelingen een besluit tot schorsing van alle of een deel van de betalingen voor de betrokken programma's vaststellen. 6. De Commissie schorst door middel van uitvoeringshandelingen alle of een deel van de betalingen en vastleggingen voor de betrokken programma's wanneer:
7. Wanneer de Commissie besluit betalingen of vastleggingen overeenkomstig lid 5, respectievelijk lid 6 geheel of gedeeltelijk te schorsen, zorgt de Commissie ervoor dat de schorsing evenredig en doeltreffend is, rekening houdend met de sociaaleconomische omstandigheden van de betrokken lidstaat, en dat de lidstaten gelijk worden behandeld, in het bijzonder ten aanzien van het effect van de schorsing op de economie van de betrokken lidstaat. 8. De Commissie heft de schorsing van betalingen en vastleggingen onverwijld op wanneer de lidstaat wijzigingen op het partnerschapscontract en de betrokken programma's heeft voorgesteld, zoals gevraagd door de Commissie, die door de Commissie zijn goedgekeurd, en, indien van toepassing:
Terzelfder tijd besluit de Raad, op voorstel van de Commissie, om de geschorste vastleggingen overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) nr. […] van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020, opnieuw op de begroting te plaatsen. |
Voorwaardelijkheid in verband met de coördinatie van economisch beleid van de lidstaten […]
|
Motivering
Het CvdR verwerpt met kracht de voorstellen om het cohesiebeleid te koppelen aan de naleving van het stabiliteitspact (macro-economische conditionaliteit). Het is van mening dat met de macro-economische voorwaarden heel andere doelstellingen worden gediend dan die van het cohesiebeleid. Decentrale overheden mogen niet worden gestraft voor het feit dat sommige lidstaten hun verplichtingen – met name op het gebied van het begrotingstekort – niet nakomen. Het CvdR erkent dat het in sommige gevallen noodzakelijk is om wijzigingen aan te brengen in het partnerschapscontract en de operationele programma's, maar verwerpt de mogelijkheid om over te gaan tot schorsing van alle of een deel van de betalingen.
Wijzigingsvoorstel 26
Artikel 23
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Voorbereiding van programma's 1. De GSK-fondsen worden uitgevoerd door middel van programma's overeenkomstig het partnerschapscontract. Elk programma heeft betrekking op de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020. 2. De programma's worden opgesteld door de lidstaten of door een door hen aangewezen autoriteit, in samenwerking met de partners. 3. De programma's worden door de lidstaten gelijktijdig met het partnerschapscontract ingediend, met uitzondering van programma's voor Europese territoriale samenwerking, die binnen zes maanden na goedkeuring van het gemeenschappelijk strategisch kader worden ingediend. Alle programma's gaan vergezeld van een ex-ante-evaluatie overeenkomstig artikel 48. |
Voorbereiding van programma's 1. De GSK-fondsen worden uitgevoerd door middel van programma's overeenkomstig het partnerschapscontract. Elk programma heeft betrekking op de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020. 2. De programma's worden opgesteld door de lidstaten of door een door hen aangewezen autoriteit, in samenwerking met de partners.
. De programma's worden door de lidstaten het partnerschapscontract ingediend, met uitzondering van programma's voor Europese territoriale samenwerking, die binnen zes maanden na goedkeuring van het gemeenschappelijk strategisch kader worden ingediend. Alle programma's gaan vergezeld van een ex-ante-evaluatie overeenkomstig artikel 48. |
Motivering
Het Comité is van mening dat de eventuele keuze voor op meerdere fondsen gebaseerde programma's (waarvan het Comité een groot voorstander is) moet worden aangemoedigd en concreet moet worden gesteund door alle actoren (Europese Commissie, lidstaten, lokale en regionale overheden). De Commissie zou hiervoor alle procedurele belemmeringen moeten wegnemen. Ook moet worden voorkómen dat er een opeenstapeling van controles komt die – op grond van het evenredigheidsbeginsel – het gevolg zou kunnen zijn van het feit dat een op meerdere fondsen gebaseerd programma een groter financieel volume heeft. Verder vreest het Comité dat de gelijktijdige indiening van het contract en de programma's de start van de werkzaamheden kan vertragen, zodat het een termijn van zes maanden voorstelt.
Wijzigingsvoorstel 27
Artikel 25, lid 1
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Procedure voor de vaststelling van programma's 1. De Commissie beoordeelt, rekening houdend met de ex-ante-evaluatie, of de programma's verenigbaar zijn met deze verordening, met de fondsspecifieke voorschriften, met het gemeenschappelijk strategisch kader, met het partnerschapscontract, met de specifieke aanbevelingen per land uit hoofde van artikel 121, lid 2, van het Verdrag en met de aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel 148, lid 4, van het Verdrag, alsook de feitelijke bijdrage van het programma tot de verwezenlijking van de specifieke thematische doelstellingen en prioriteiten van de Unie voor elk GSK-fonds. In de beoordeling wordt in het bijzonder gelet op de toereikendheid van de programmastrategie, de overeenkomstige doelstellingen, indicatoren en streefdoelen, en de toewijzing van begrotingsmiddelen. |
Procedure voor de vaststelling van programma's 1. De Commissie beoordeelt, rekening houdend met de ex-ante-evaluatie, of de programma's verenigbaar zijn met deze verordening, met de fondsspecifieke voorschriften, met het gemeenschappelijk strategisch kader, met het partnerschapscontract, met de specifieke aanbevelingen per land uit hoofde van artikel 121, lid 2, van het Verdrag en met de aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel 148, lid 4, van het Verdrag, alsook de feitelijke bijdrage van het programma tot de verwezenlijking van de specifieke thematische doelstellingen en prioriteiten van de Unie voor elk GSK-fonds. In de beoordeling wordt in het bijzonder gelet op de toereikendheid van de programmastrategie, de overeenkomstige doelstellingen, indicatoren en streefdoelen, en de toewijzing van begrotingsmiddelen. |
Motivering
Om te onderstrepen dat de beoordeling ook betrekking moet hebben op de concrete haalbaarheid van de strategie, naast de toereikendheid.
Wijzigingsvoorstel 28
Artikel 28, lid 1
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||
Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling 1. Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling, in verband met het Elfpo „plaatselijke ontwikkeling in het kader van LEADER” genoemd, moet:
|
Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling 1. Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling, in verband met het Elfpo „plaatselijke ontwikkeling in het kader van LEADER” genoemd, moet:
|
Motivering
Bestaande lokale partnerschappen mogen niet onrechtmatig worden benadeeld omdat hun interne stemprocedure niet volledig overeenkomt met wat de ontwerprichtlijn voorschrijft. In de verordening moet de partners voldoende speelruimte worden gelaten om tijdens de voorbereiding van het partnerschapschapscontract een werkbare oplossing te vinden.
Wijzigingsvoorstel 29
Artikel 29
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||||||||||||||||||||||
Strategieën voor lokale ontwikkeling 1. Een strategie voor lokale ontwikkeling omvat ten minste de volgende elementen:
2. De lidstaten stellen de criteria voor de selectie van strategieën voor lokale ontwikkeling vast. In de fondsspecifieke voorschriften kunnen selectiecriteria worden vastgesteld. [….] 6. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 142 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de in lid 1, onder a), bedoelde definitie van het gebied en de populatie waarop de strategie betrekking heeft. |
Strategieën voor lokale ontwikkeling 1. Een strategie voor lokale ontwikkeling omvat de volgende elementen:
2. De lidstaten stellen de criteria voor de selectie van strategieën voor lokale ontwikkeling vast. In de fondsspecifieke voorschriften kunnen selectiecriteria worden vastgesteld. [….]
|
Motivering
Het Comité is ingenomen met de voorstellen van de Commissie met betrekking tot lokale ontwikkelingsacties en geïntegreerde territoriale investeringen, maar dringt tevens aan op een vereenvoudiging van de modaliteiten en procedures in verband met de uitvoering van deze nieuwe bepalingen, om te voorkomen dat de lokale actoren worden ontmoedigd hiervan gebruik te maken. Het Comité vindt dat het te ver gaat om een gedelegeerde handeling vast te stellen voor de definitie van het gebied en de populatie waarop de strategie voor lokale ontwikkeling betrekking heeft, aangezien dit een typische bevoegdheid van de regionale en lokale overheden is omdat het een specifieke kennis van de lokale dynamiek en problematiek veronderstelt. Ook zou het mogelijk moeten zijn om in bepaalde gevallen strategieën voor lokale ontwikkeling te combineren met de tenuitvoerlegging van geïntegreerde territoriale investeringen en gemeenschappelijke actieplannen.
Bovendien is het belangrijk dat de strategieën voor lokale ontwikkeling tot een betere afstemming tussen stad en platteland kunnen leiden en dat lokale actoren in peri-urbane gebieden als volwaardige partij bij deze strategieën worden betrokken.
Wijzigingsvoorstel 30
Artikel 35
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Betalingsverzoeken die uitgaven voor financieringsinstrumenten omvatten [….] 2. De totale subsidiabele uitgaven die vermeld worden in betalingsverzoeken voor de in artikel 33, lid 1, onder b), bedoelde financieringsinstrumenten die overeenkomstig artikel 33, lid 4, onder a) en b), ten uitvoer worden gelegd, omvatten het totaalbedrag van de aan het financieringsinstrument betaalde of naar verwachting te betalen steun voor investeringen in eindontvangers die zullen worden gedaan in een van tevoren vastgestelde periode van ten hoogste twee jaar, met inbegrip van de beheerskosten of –vergoedingen; dit bedrag wordt afzonderlijk vermeld. 3. De overeenkomstig lid 2 bepaalde bedragen worden in latere betalingsverzoeken gecorrigeerd voor verschillen tussen het bedrag van de eerder aan de betrokken financieringsinstrumenten betaalde steun en het bedrag dat feitelijk in eindontvangers is geïnvesteerd, vermeerderd met de betaalde beheerskosten en vergoedingen. Deze bedragen worden in de betalingsverzoeken afzonderlijk vermeld. [….] |
Betalingsverzoeken die uitgaven voor financieringsinstrumenten omvatten [….] 2. De totale subsidiabele uitgaven die vermeld worden in betalingsverzoeken voor de in artikel 33, lid 1, onder b), bedoelde financieringsinstrumenten die overeenkomstig artikel 33, lid 4, onder a) en b), ten uitvoer worden gelegd, omvatten het totaalbedrag van de aan het financieringsinstrument betaalde of naar verwachting te betalen steun investeringen in eindontvangers die zullen worden gedaan in een van tevoren vastgestelde periode van ten hoogste twee jaar, met inbegrip van de beheerskosten of –vergoedingen; dit bedrag wordt afzonderlijk vermeld. 3. [….] |
Motivering
In het voorstel voor een verordening wordt het gebruik van de klassieke instrumenten die de Commissie in het leven heeft geroepen, sterk aangemoedigd, om een overmatig gebruik van de financieringsinstrumenten louter voor het certificeren van uitgaven af te remmen, wat een lovenswaardige doelstelling is. De door het Comité voorgestelde wijzigingen streven ernaar het evenwicht te herstellen, mede door een grotere diversifiëring van bepalingen en voorwaarden en de invoering van een tolerantiemarge voor de capaciteit om aan de verwachtingen te voldoen.
Wijzigingsvoorstel 31
Artikel 39
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Gebruik van resterende middelen na afsluiting van het programma De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat de kapitale middelen en de voordelen en andere verdiensten of opbrengsten die aan de steun uit de GSK-fondsen aan de financieringsinstrumenten kunnen worden toegeschreven, tot ten minste tien jaar na de afsluiting van het programma overeenkomstig de doelen van het programma worden gebruikt. |
Gebruik van resterende middelen na afsluiting van het programma De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat de kapitale middelen en de voordelen en andere verdiensten of opbrengsten die aan de steun uit de GSK-fondsen aan de financieringsinstrumenten kunnen worden toegeschreven, tot ten minste jaar na de afsluiting van het programma overeenkomstig de doelen van het programma worden gebruikt. |
Motivering
Het Comité is van mening dat de periode waarin men verplicht is de financieringsinstrumenten en de daarvan afkomstige middelen te gebruiken, niet zo lang moet zijn. Een periode van 10 jaar na de afsluiting van het programma creëert gedurende lange tijd een situatie van rechtsonzekerheid.
Wijzigingsvoorstel 32
Artikel 40, lid 2
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||||||||||||||
Verslag over de uitvoering van de financieringsinstrumenten 2. In het in lid 1 bedoelde verslag wordt voor elk financieringsinstrument de volgende informatie opgenomen:
|
Verslag over de uitvoering van de financieringsinstrumenten 2. In het in lid 1 bedoelde verslag wordt voor elk financieringsinstrument de volgende informatie opgenomen:
|
Motivering
Om de jaarlijkse verslagleggingsplicht (reporting) aan de Commissie met betrekking tot de financieringsinstrumenten te vereenvoudigen.
Wijzigingsvoorstel 33
Artikel 42, lid 1
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Samenstelling van het toezichtcomité 1. Het toezichtcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de beheersautoriteit en intermediaire instanties en van de partners. Elk lid van het toezichtcomité heeft een stemrecht. Het toezichtcomité van programma's in het kader van het doel „Europese territoriale samenwerking” omvat ook vertegenwoordigers van eventuele aan dat programma deelnemende derde landen. |
Samenstelling van het toezichtcomité 1. Het toezichtcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de beheersautoriteit en intermediaire instanties en van de partners. Elk lid van het toezichtcomité heeft een stemrecht. Het toezichtcomité van programma's in het kader van het doel „Europese territoriale samenwerking” omvat ook vertegenwoordigers van eventuele aan dat programma deelnemende derde landen. |
Motivering
Onduidelijk is hoe de deelname van derde landen en aan ultraperifere gebieden grenzende gebieden aan de grensoverschrijdende samenwerking geregeld zal zijn. In het geval van programma's die naast de EFRO-steun worden gefinancierd met middelen uit het Europees nabuurschapsinstrument (ENI) of het Instrument voor pretoetredingssteun (IPA), waarnaar wordt verwezen in artikel 28 van de Verordening betreffende territoriale samenwerking, is duidelijk dat de deelname van derde landen noodzakelijk is. Echter, in het geval van ultraperifere gebieden vallen derde landen en aangrenzende gebieden (met uitzondering van de Canarische eilanden en Marokko) noch onder het ENI noch onder het IPA; zij ontvangen steun van het Europees Ontwikkelingsfonds en dragen geen extra middelen bij aan de Europese territoriale samenwerking. Om die reden voorzien de programma's voor territoriale samenwerking van de ultraperifere gebieden, hoewel moet worden samengewerkt met derde landen, enkel bijdragen uit het EFRO, ofschoon 30 % hiervan buiten het grondgebied van de Unie kan worden gebruikt, en moeten derde landen niet deelnemen aan het toezichtcomité.
Wijzigingsvoorstel 34
Artikel 43, lid 1
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Functies van het toezichtcomité 1. Het toezichtcomité vergadert ten minste een keer per jaar en evalueert de uitvoering van het programma en de vooruitgang die geboekt is met de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Daarbij kijkt het naar de financiële gegevens, de gemeenschappelijke en programmaspecifieke indicatoren, met inbegrip van veranderingen in de resultaatindicatoren en de vooruitgang ten opzichte van de gekwantificeerde streefwaarden, en de in het prestatiekader vastgestelde mijlpalen. |
Functies van het toezichtcomité 1. Het toezichtcomité vergadert ten minste een keer per jaar en evalueert de uitvoering van het programma en de vooruitgang die geboekt is met de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Daarbij kijkt het naar de financiële gegevens, de gemeenschappelijke en programmaspecifieke indicatoren, met inbegrip van veranderingen in de resultaatindicatoren en de vooruitgang ten opzichte van de gekwantificeerde streefwaarden, en de in het prestatiekader vastgestelde mijlpalen. |
Motivering
Om de uitvoering van het programma te evalueren moet tevens rekening worden gehouden met de in art. 49 genoemde evaluaties tijdens de programmeringsperiode.
Wijzigingsvoorstel 35
Artikel 47, nieuw lid 2
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Algemene bepalingen 1. Er worden evaluaties verricht om de kwaliteit van het ontwerp en de uitvoering van programma's te verbeteren en de doeltreffendheid, de doelmatigheid en het effect ervan te beoordelen. Het effect van de programma's wordt, overeenkomstig de opdracht van het betrokken GSK-fonds, beoordeeld in het licht van de streefdoelen van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei (2), en in voorkomend geval tevens in het licht van het bruto binnenlands product (bbp) en de werkloosheid. 2. De lidstaten verstrekken de nodige middelen om de evaluaties uit te voeren en zorgen voor procedures voor het produceren en verzamelen van de voor de evaluaties vereiste gegevens, waaronder gegevens over gemeenschappelijke en in voorkomend geval programmaspecifieke indicatoren. |
Algemene bepalingen 1. Er worden evaluaties verricht om de kwaliteit van het ontwerp en de uitvoering van programma's te verbeteren en de doeltreffendheid, de doelmatigheid en het effect ervan te beoordelen. Het effect van de programma's wordt, overeenkomstig de opdracht van het betrokken GSK-fonds, beoordeeld in het licht van de streefdoelen van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei (2), en in voorkomend geval tevens in het licht van het bruto binnenlands product (bbp) en de werkloosheid.
. De lidstaten verstrekken de nodige middelen om de evaluaties uit te voeren en zorgen voor procedures voor het produceren en verzamelen van de voor de evaluaties vereiste gegevens, waaronder gegevens over gemeenschappelijke en in voorkomend geval programmaspecifieke indicatoren. |
Motivering
Het is van belang dat de evaluaties ook rekening houden met andere aspecten die even belangrijk zijn, volgens de benadering „Het bbp en verder” die wordt beschreven in het CvdR-advies „Het BBP en verder - Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld” (CoR 163/2010 fin).
Wijzigingsvoorstel 36
Artikel 48, lid 3
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||||||||||||||||||||||
3. De ex-ante-evaluaties omvatten een beoordeling van: [….]
|
3. De ex-ante-evaluaties omvatten een beoordeling van: [….]
|
Motivering
Het Comité is van mening dat de ex-ante-evaluatie geen niet-kwantificeerbare elementen kan bevatten zolang de programma's nog niet worden uitgevoerd noch elementen die al in andere documenten worden genoemd (zoals het beheers- en controlesysteem en het partnerschapscontract); het stelt dan ook voor deze informatie te schrappen.
Wijzigingsvoorstel 37
Artikel 49, nieuw lid 4
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Evaluatie tijdens de programmeringsperiode 1. De beheersautoriteit stelt voor elk programma een evaluatieplan op en dient dit overeenkomstig de fondsspecifieke voorschriften in. 2. De lidstaten zorgen ervoor dat geschikte evaluatiecapaciteit beschikbaar is. 3. Tijdens de programmeringsperiode voeren de beheersautoriteiten voor elk programma evaluaties uit op basis van het evaluatieplan, met inbegrip van evaluaties van de doeltreffendheid, de doelmatigheid en het effect. Tijdens de programmeringsperiode wordt ten minste een keer geëvalueerd hoe de steun uit de GSK-fondsen heeft bijgedragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen voor elke prioriteit. Alle evaluaties worden door het toezichtcomité onderzocht en naar de Commissie gezonden. 4. De Commissie kan op eigen initiatief evaluaties van programma's uitvoeren. |
Evaluatie tijdens de programmeringsperiode 1. De beheersautoriteit stelt voor elk programma een evaluatieplan op en dient dit overeenkomstig de fondsspecifieke voorschriften in. 2. De lidstaten zorgen ervoor dat geschikte evaluatiecapaciteit beschikbaar is. 3. Tijdens de programmeringsperiode voeren de beheersautoriteiten voor elk programma evaluaties uit op basis van het evaluatieplan, met inbegrip van evaluaties van de doeltreffendheid, de doelmatigheid en het effect. Tijdens de programmeringsperiode wordt ten minste een keer geëvalueerd hoe de steun uit de GSK-fondsen heeft bijgedragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen voor elke prioriteit. Alle evaluaties worden door het toezichtcomité onderzocht en naar de Commissie gezonden.
. De Commissie kan op eigen initiatief evaluaties van programma's uitvoeren. |
Motivering
Om de resultaatgerichtheid te vergroten is het wenselijk dat de resultaten van de evaluaties tijdens de programmeringsperiode echt worden gebruikt om de doeltreffendheid van de programma's te verbeteren.
Wijzigingsvoorstel 38
Artikel 54, lid 1
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||||||||||||||||||||||
Inkomstengenererende concrete acties 1. Netto-inkomsten die na voltooiing van een concrete actie binnen een specifieke referentieperiode worden gegenereerd, worden van tevoren met een van de volgende methoden bepaald:
De subsidiabele uitgaven van de concrete actie waarvoor medefinanciering wordt verleend, mogen niet hoger zijn dan de actuele waarde van de investeringskosten van de concrete actie na aftrek van de actuele waarde van de netto-inkomsten zoals bepaald met een van deze methoden. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 142 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de vaststelling van het onder a) bedoelde vaste percentage. De Commissie stelt de onder b) bedoelde methode vast bij uitvoeringshandelingen volgens de in artikel 143, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. |
Inkomstengenererende concrete acties 1. Netto-inkomsten die na voltooiing van een concrete actie binnen een specifieke referentieperiode worden gegenereerd, worden van tevoren met een van de volgende methoden bepaald:
De subsidiabele uitgaven van de concrete actie waarvoor medefinanciering wordt verleend, mogen niet hoger zijn dan de actuele waarde van de investeringskosten van de concrete actie na aftrek van de actuele waarde van de netto-inkomsten zoals bepaald met een van deze methoden. et betrekking tot de vaststelling van het onder a) bedoelde vaste percentage
De Commissie stelt de onder b) bedoelde methode vast bij uitvoeringshandelingen volgens de in artikel 143, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. |
Motivering
Het CvdR geeft er de voorkeur aan om opnieuw uit te gaan van de voor de periode 2000-2006 geldende voorschriften, die inhielden dat voor inkomstengenererende projecten een specifiek en uniform (gereduceerd) steunpercentage werd gehanteerd, om projectontwikkelaars niet af te schrikken.
Wijzigingsvoorstel 39
Artikel 55
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Subsidiabiliteit 1. De subsidiabiliteit van de uitgaven wordt op basis van de nationale voorschriften bepaald, tenzij specifieke voorschriften zijn vastgesteld in of op grond van deze verordening of de fondsspecifieke voorschriften. […] 6. Netto-inkomsten die tijdens de uitvoering van een concrete actie rechtstreeks door die actie worden gegenereerd en waarmee bij de goedkeuring van de concrete actie geen rekening is gehouden, worden in de door de begunstigde ingediende aanvraag voor de eindbetaling van de subsidiabele uitgaven van de concrete actie afgetrokken. Dit voorschrift is niet van toepassing op financieringsinstrumenten en prijzen. […] |
Subsidiabiliteit 1. De subsidiabiliteit van de uitgaven wordt op basis van de nationale voorschriften bepaald, specifieke voorschriften zijn vastgesteld in of op grond van deze verordening of de fondsspecifieke voorschriften. […]
[…]
|
Motivering
Om de verificaties tijdens de uitvoering van de acties niet te verzwaren zou lid 6 buiten beschouwing moeten worden gelaten. Er moet een nieuw lid 9 worden toegevoegd, aangezien er voor „Territoriale samenwerking” een afzonderlijk steunregeling moet komen omdat het toepassen of gelijktrekken van verschillende nationale voorschriften een te grote administratieve belemmering voor een correcte uitvoering van de projecten zou vormen.
Wijzigingsvoorstel 40
Artikel 59, lid 3
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||||||
Specifieke subsidiabiliteitsvoorschriften voor subsidies 3. De volgende kosten komen niet voor een bijdrage uit de GSK-fondsen in aanmerking:
|
Specifieke subsidiabiliteitsvoorschriften voor subsidies 3. De volgende kosten komen niet voor een bijdrage uit de GSK-fondsen in aanmerking:
|
Motivering
Het Comité is van mening dat alleen terugvorderbare btw niet in aanmerking komt voor een bijdrage uit de GSK-fondsen. Als niet-terugvorderbare btw in door openbare instellingen uitgevoerde projecten niet in aanmerking zou komen voor een bijdrage uit de GSK-fondsen, dan zou dit tot een aanzienlijke toename van de nationale medefinanciering leiden en zou het gevaar bestaan dat lokale en regionale overheden niet meer in staat zullen zijn om projecten ten uitvoer te leggen. Ook is het Comité van mening dat de uitzondering op het niet in aanmerking komen van de btw voor de totstandbrenging van infrastructuur discriminerend is ten opzichte van andere soorten acties.
Wijzigingsvoorstel 41
Artikel 64
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Accreditatie en coördinatie […] 3. De accreditatie wordt gebaseerd op een advies van een onafhankelijke auditinstantie die beoordeelt of de instantie aan de accreditatiecriteria voldoet. De onafhankelijke auditinstantie voert haar werkzaamheden volgens internationaal aanvaarde auditnormen uit. […] 5. De lidstaat kan een coördinerende instantie aanwijzen die tot taak heeft contact met de Commissie te houden en informatie aan de Commissie te verstrekken, te bevorderen dat de voorschriften van de Unie op geharmoniseerde wijze worden toegepast, een syntheseverslag met een nationaal overzicht van alle beheersverklaringen en auditoordelen op te stellen en de uitvoering van corrigerende maatregelen voor tekortkomingen van algemene aard te coördineren. |
Accreditatie en coördinatie […]
[…]
|
Motivering
Om te voorkomen dat er nog meer instanties in het leven worden geroepen die het beheers- en controlesysteem alleen maar ingewikkelder zouden maken.
Wijzigingsvoorstel 42
Artikel 67
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Gemeenschappelijke voorschriften voor betalingen 1. Betalingen van de Commissie voor de bijdragen uit de GSK-fondsen aan elk programma worden verricht overeenkomstig de begrotingskredieten en onder voorbehoud van de beschikbaarheid van begrotingsmiddelen. Elke betaling wordt afgeboekt op de oudste openstaande vastleggingen van het betrokken Fonds. 2. De betalingen gebeuren in de vorm van een voorfinanciering, tussentijdse betalingen, eventuele betalingen van het jaarlijkse saldo en een betaling van het eindsaldo. 3. Voor de in artikel 57, lid 1, onder b), c) en d), bedoelde vormen van steun worden de aan de begunstigde betaalde bedragen als subsidiabele uitgaven beschouwd. |
Gemeenschappelijke voorschriften voor betalingen 1. Betalingen van de Commissie voor de bijdragen uit de GSK-fondsen aan elk programma worden verricht overeenkomstig de begrotingskredieten en onder voorbehoud van de beschikbaarheid van begrotingsmiddelen. Elke betaling wordt afgeboekt op de oudste openstaande vastleggingen van het betrokken Fonds. 2. De betalingen gebeuren in de vorm van een voorfinanciering, tussentijdse betalingen en een betaling van het eindsaldo. 3. Voor de in artikel 57, lid 1, onder b), c) en d), bedoelde vormen van steun worden de aan de begunstigde betaalde bedragen als subsidiabele uitgaven beschouwd. |
Motivering
Het is niet aangewezen naar het „jaarlijkse saldo” te verwijzen, aangezien het impliceert dat het beginsel van de jaarlijkse goedkeuring van rekeningen (jaarlijkse afsluiting) wordt ingevoerd. De voorgestelde jaarlijkse goedkeuring van rekeningen komt in werkelijkheid neer op het invoeren van een jaarlijkse afsluiting. Hierdoor zal de administratieve last toenemen, wordt het verplicht financiële correcties aan te brengen voor door de Europese Commissie en/of de Europese Rekenkamer vastgestelde onregelmatigheden en wordt het minder eenvoudig, vergeleken bij de huidige periode (2007-2013), om „overgedragen” uitgaven aan te geven en te vervangen.
Wijzigingsvoorstel 43
Artikel 75, lid 1, punt a)
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||
Indiening van informatie 1. Uiterlijk op 1 februari van het jaar volgend op het einde van het boekjaar dient de lidstaat overeenkomstig [artikel 56] van het Financieel Reglement de volgende documenten en informatie bij de Commissie in:
|
Indiening van informatie 1. Uiterlijk op 1 februari van het jaar volgend op het einde van het boekjaar dient de lidstaat overeenkomstig [artikel 56] van het Financieel Reglement de volgende documenten en informatie bij de Commissie in:
|
Motivering
Het zou zinvol zijn indien de jaarlijkse verrekening een optionele keuze van de certificeringsautoriteit zelf zou blijven, zoals ook in de huidige programmeringsperiode het geval is. Het in artikel 75 vastgelegde tijdpad is te strikt en daardoor niet gemakkelijk in acht te nemen
Wijzigingsvoorstel 44
Artikel 82, lid 2
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||||||
Investeren in groei en werkgelegenheid […] 2. De middelen voor het doel „investeren in groei en werkgelegenheid” worden aan de volgende drie categorieën regio's van NUTS-niveau 2 toegewezen:
De drie categorieën regio's worden vastgesteld aan de hand van het bbp per inwoner, gemeten in koopkrachtpariteiten en berekend op basis van de cijfers van de Unie voor de periode 2006-2008 ten opzichte van het gemiddelde bbp van de EU-27 voor dezelfde referentieperiode. |
Investeren in groei en werkgelegenheid […] 2. De middelen voor het doel „investeren in groei en werkgelegenheid” worden aan de volgende drie categorieën regio's van NUTS-niveau 2 toegewezen:
De drie categorieën regio's worden vastgesteld aan de hand van het bbp per inwoner, gemeten in koopkrachtpariteiten en berekend op basis van de cijfers van de Unie voor de ten opzichte van het gemiddelde bbp van de EU-27 voor dezelfde referentieperiode. |
Motivering
Om te beoordelen of een regio in aanmerking komt, dienen de meest recente beschikbare cijfers te worden gebruikt, in plaats van gegevens voor de periode 2006-2008, toen er nog geen sprake was van crisis.
Wijzigingsvoorstel 45
Artikel 83, lid 2
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Totale middelen Onverminderd lid 3 van dit artikel en artikel 84, lid 7, keurt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen een besluit goed tot vaststelling van de jaarlijkse verdeling van de totale middelen over de lidstaten. |
Totale middelen Onverminderd lid 3 van dit artikel en artikel 84, lid 7, keurt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen een besluit goed tot vaststelling van de jaarlijkse verdeling van de totale middelen over de lidstaten . |
Motivering
Het CvdR wil waarborgen dat de Commissie de middelen die voor programma's op het gebied van territoriale samenwerking zijn bestemd, over de samenwerkingsgebieden i.p.v. over de lidstaten verdeelt.
Wijzigingsvoorstel 46
Artikel 84
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||||||
Middelen voor de doelen „investeren in groei en werkgelegenheid” en „Europese territoriale samenwerking” 2. De verdeling over de lidstaten geschiedt aan de hand van de volgende criteria:
3. In elke lidstaat wordt ten minste 25 % van de middelen van de structuurfondsen voor de minder ontwikkelde regio's, 40 % van de middelen voor de overgangsregio's en 52 % van de middelen voor de meer ontwikkelde regio's aan het ESF toegewezen. Voor de toepassing van deze bepaling wordt de steun aan een lidstaat uit het [instrument voor levensmiddelen voor hulpbehoevenden] geacht deel uit te maken van de toewijzing uit de structuurfondsen aan het ESF. [….] 5. De steun uit de structuurfondsen voor [levensmiddelen voor hulpbehoevenden] in het kader van „investeren in groei en werkgelegenheid” bedraagt 2 500 000 000 euro. De Commissie keurt bij uitvoeringshandeling een besluit goed tot vaststelling van het uit de toewijzing van de structuurfondsen voor de hele periode voor elke lidstaat over te schrijven bedrag. Dit bedrag wordt afgetrokken van de toewijzing van de structuurfondsen voor elke lidstaat. De jaarlijkse kredieten die overeenstemmen met de in de eerste alinea vermelde steun uit de structuurfondsen, worden vanaf begrotingsjaar 2014 in de betrokken begrotingsonderdelen van [het instrument voor levensmiddelen voor hulpbehoevenden] opgenomen. 6. 5 % van de middelen voor het doel „investeren in groei en werkgelegenheid” vormt de prestatiereserve, die overeenkomstig artikel 19 zal worden toegewezen. […] 8. De middelen voor het doel „Europese territoriale samenwerking” bedragen 3,48 % van de totale middelen die beschikbaar zijn voor vastleggingen uit de Fondsen voor de periode 2014-2020 (d.w.z. in totaal 11 700 000 004 euro). |
Middelen voor de doelen „investeren in groei en werkgelegenheid” en „Europese territoriale samenwerking” 2. De verdeling over de lidstaten geschiedt aan de hand van de volgende criteria:
3. In elke lidstaat wordt ten minste % van de middelen van de structuurfondsen voor de minder ontwikkelde regio's, % van de middelen voor de overgangsregio's en % van de middelen voor de meer ontwikkelde regio's aan het ESF toegewezen. Voor de toepassing van deze bepaling wordt de steun aan een lidstaat uit het [instrument voor levensmiddelen voor hulpbehoevenden] geacht deel uit te maken van de toewijzing uit de structuurfondsen aan het ESF. [….] 5. De steun voor [levensmiddelen voor hulpbehoevenden] bedraagt 2 500 000 000 euro. De Commissie keurt bij uitvoeringshandeling een besluit goed tot vaststelling van het over te schrijven bedrag.
[…] 8. De middelen voor het doel „Europese territoriale samenwerking” bedragen 3,48 % van de totale middelen die beschikbaar zijn voor vastleggingen uit de Fondsen voor de periode 2014-2020 (d.w.z. in totaal 11 700 000 004 euro). |
Motivering
Het Comité van de Regio's vraagt dat náást de klassieke criteria voor het toewijzen van middelen aan de lidstaten, ook rekening wordt gehouden met aanvullende criteria, zoals de ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen van de regio's, zoals staat te lezen in art. 174 VWEU. Andere criteria waarmee rekening moet worden gehouden zijn de demografische spreiding, de leegloop van sommige gebieden binnen de regio, met name plattelands- en grensgebieden, en de vergrijzing van de bevolking, die belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de economische ontwikkeling en de kosten van de overheidsdiensten.
Bovendien vindt het Comité het niveau dat wordt voorgesteld voor het minimumpercentage voor de toewijzing aan het ESF te hoog. Het vraagt dan ook deze drempel voor iedere categorie regio's te verlagen. De regio's moeten in staat worden gesteld te investeren in sectoren die werkgelegenheid genereren, terwijl tegelijkertijd moet worden gezorgd voor ambitieuze financieringen op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken.
Het regelgevingskader van de structuurfondsen kan een nieuwe rechtsgrond vormen voor het Europees programma voor levensmiddelen voor hulpbehoevenden, maar kan de financiering van dat programma (waarvan de doelstellingen afkomstig zijn van het gemeenschappelijk landbouwbeleid) in geen geval vervangen.
Ten slotte wil het CvdR waarborgen dat de middelen die voor programma's op het gebied van territoriale samenwerking zijn bestemd, door de Europese Commissie over de samenwerkingsgebieden worden verdeeld.
Wijzigingsvoorstel 47
Artikel 86, lid 4
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Additionaliteit 4. Alleen in de lidstaten waar de minder ontwikkelde en overgangsregio's ten minste 15 % van de totale bevolking uitmaken, wordt geverifieerd of het niveau van de structurele overheidsuitgaven of daarmee gelijk te stellen structurele uitgaven voor het doel „investeren in groei en werkgelegenheid” in de betrokken periode is gehandhaafd. In de lidstaten waar de minder ontwikkelde en overgangsregio's ten minste 70 % van de bevolking uitmaken, vindt de verificatie op nationaal niveau plaats. In de lidstaten waar de minder ontwikkelde en overgangsregio's meer dan 15 % maar minder dan 70 % van de bevolking uitmaken, vindt de verificatie op nationaal en regionaal niveau plaats. Daartoe verstrekken die lidstaten de Commissie in elke fase van het verificatieproces informatie over de uitgaven in de minder ontwikkelde en overgangsregio's. |
Additionaliteit 4. Alleen in de lidstaten waar de minder ontwikkelde en overgangsregio's ten minste van de totale bevolking uitmaken, wordt geverifieerd of het niveau van de structurele overheidsuitgaven of daarmee gelijk te stellen structurele uitgaven voor het doel „investeren in groei en werkgelegenheid” in de betrokken periode is gehandhaafd. In de lidstaten waar de minder ontwikkelde en overgangsregio's meer dan maar minder dan 70 % van de bevolking uitmaken, vindt de verificatie op nationaal en regionaal niveau plaats. Daartoe verstrekken die lidstaten de Commissie in elke fase van het verificatieproces informatie over de uitgaven in de minder ontwikkelde en overgangsregio's. |
Motivering
Het is onnodig en overbodig de verificatie te laten afhangen van het bevolkingspercentage, aangezien het de bevoegdheid van de lidstaten is om vast te stellen of aan dit beginsel wordt beantwoord. Het verdient bovendien bijval dat in die lidstaten op naleving van het bijstandbeginsel wordt toegezien waar slechts een gering percentage van de bevolking minder ontwikkelde of overgangsregio's leeft. Uit evenredigheidsoverwegingen moet ter wille van bestuurlijke vereenvoudiging de drempel op 20 % worden gelegd.
Wijzigingsvoorstel 48
Artikel 87, lid 2, punt c) en h)
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inhoud en vaststelling van operationele programma's voor het doel „investeren in groei en werkgelegenheid” 2. In een operationeel programma wordt het volgende vastgesteld: […]
|
Inhoud en vaststelling van operationele programma's voor het doel „investeren in groei en werkgelegenheid” 2. In een operationeel programma wordt het volgende vastgesteld: […]
|
Motivering
Het Commissievoorstel om een vast aantal steden aan te duiden laat te weinig vrijheid. Daarom wordt een indicatieve lijst voorgesteld. Bovendien zou deze lijst in samenwerking met de lokale en regionale overheden moeten worden vastgesteld.
Voorgesteld wordt om punt d) op te nemen in punt c) (viii), om de geïntegreerde aanpak te vervolledigen. In overeenstemming met het wijzigingsvoorstel m.b.t. artikel 64, lid 3 wordt voorgesteld de verwijzing naar de externe accreditatie-instantie te schrappen.
Wijzigingsvoorstel 49
Artikel 91, lid 2
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Aan de Commissie te verstrekken informatie 2. Grote projecten die ter goedkeuring bij de Commissie worden ingediend, moeten in de lijst van grote projecten van een operationeel programma zijn opgenomen. De lijst wordt twee jaar na de vaststelling van een operationeel programma door de lidstaat of de beheersautoriteit geëvalueerd en kan op verzoek van de lidstaat volgens de procedure van artikel 26, lid 2, worden aangepast, met name om er grote projecten in op te nemen die naar verwachting uiterlijk eind 2022 zullen zijn voltooid. |
Aan de Commissie te verstrekken informatie 2. Grote projecten die ter goedkeuring bij de Commissie worden ingediend, moeten in de lijst van grote projecten van een operationeel programma zijn opgenomen. rote projecten uiterlijk eind 2022 zijn voltooid. |
Motivering
Het CvdR zou graag zien dat grote projecten die tijdens de programmeringsperiode worden ingediend, van start kunnen gaan zonder de goedkeuring van de Commissie af te wachten, zoals voorgesteld in het kader van de lopende programmering. Het Comité vraagt dat de kosten kunnen worden gedeclareerd voordat de Commissie haar goedkeuring heeft gegeven voor het grote project, om de start van de activiteiten niet te vertragen.
Wijzigingsvoorstel 50
Artikel 93, lid 1
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
1. Een gezamenlijk actieplan is een concrete actie die wordt vastgesteld en beheerd aan de hand van de te realiseren outputs en resultaten. Een gezamenlijk actieplan omvat een groep projecten die niet uit de totstandbrenging van infrastructuur bestaan en die in het kader van een of meer operationele programma's onder verantwoordelijkheid van de begunstigde worden uitgevoerd. De outputs en resultaten van een gezamenlijk actieplan worden tussen de lidstaat en de Commissie overeengekomen en dragen bij tot de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van de operationele programma's en vormen de basis voor de steun uit de Fondsen. De resultaten betreffen de directe effecten van het gezamenlijke actieplan. De begunstigde moet een publiekrechtelijke instantie zijn. Gezamenlijke actieplannen worden niet als grote projecten beschouwd. |
1. Een gezamenlijk actieplan is een concrete actie die wordt vastgesteld en beheerd aan de hand van de te realiseren outputs en resultaten. Een gezamenlijk actieplan omvat een groep projecten die in het kader van een of meer operationele programma's onder verantwoordelijkheid van de begunstigde worden uitgevoerd. De outputs en resultaten van een gezamenlijk actieplan worden tussen de lidstaat en de Commissie overeengekomen en dragen bij tot de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van de operationele programma's en vormen de basis voor de steun uit de Fondsen. De resultaten betreffen de directe effecten van het gezamenlijke actieplan. De begunstigde moet een publiekrechtelijke instantie zijn. Gezamenlijke actieplannen worden niet als grote projecten beschouwd. |
Motivering
Het Comité wijst erop dat het gezamenlijk actieplan met name de uitvoering van het ESF vergemakkelijkt door middel van nauwkeurig omschreven en afgebakende acties. Het betreurt echter dat het gebruik van dit mechanisme wordt bemoeilijkt door het EFRO, dat infrastructuurprojecten uitsluit.
Wijzigingsvoorstel 51
Artikel 93, lid 2
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Toepassingsgebied 2. De overheidssteun die aan een gezamenlijk actieplan wordt toegewezen, bedraagt ten minste 10 000 000 euro of, als dit minder is, 20 % van de overheidssteun van het operationele programma of de operationele programma's. |
Toepassingsgebied 2. De overheidssteun die aan een gezamenlijk actieplan wordt toegewezen, bedraagt ten minste 000000 euro of, als dit minder is, % van de overheidssteun van het operationele programma of de operationele programma's. |
Motivering
Er bestaat ruime eensgezindheid over het feit dat een lagere drempel voor de bestaande kritische massa meer aangewezen is. Het gaat hier echter om een wettelijk minimum: in veel lidstaten zal tijdens de onderhandelingen een aanzienlijk hogere drempel worden vastgelegd.
Wijzigingsvoorstel 52
Artikel 102, lid 1
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||||||
Indiening van financiële gegevens 1. Ten behoeve van het toezicht dient de beheersautoriteit uiterlijk op 31 januari, 30 april, 31 juli en 31 oktober voor elk operationeel programma de volgende gegevens elektronisch bij de Commissie in, uitgesplitst naar prioritaire as:
|
Indiening van financiële gegevens 1. Ten behoeve van het toezicht dient de beheersautoriteit uiterlijk op 31 januari, 31 juli voor elk operationeel programma de volgende gegevens elektronisch bij de Commissie in, uitgesplitst naar prioritaire as:
|
Motivering
Het Comité wil de indiening van financiële gegevens vereenvoudigen door dit niet 4 maar 2 keer per jaar voor te schrijven. Hetzelfde geldt voor het indienen van informatie over de geselecteerde acties. Alleen de totale en publieke subsidiabele kosten van contracten of andere juridische verbintenissen tussen de beheersautoriteiten en de begunstigden.
Wijzigingsvoorstel 53
Artikel 105
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||||||
Voorlichting en publiciteit 1. De lidstaten en beheersautoriteiten zijn verantwoordelijk voor:
2. Om de steun uit de Fondsen inzichtelijk te maken, houden de lidstaten een lijst in CSV- of XML-formaat bij van de concrete acties per operationeel programma en per Fonds, die via de website of portaalsite toegankelijk is en een lijst en samenvatting van alle operationele programma's in die lidstaat bevat. De lijst van concrete acties wordt ten minste elke drie maanden bijgewerkt. In bijlage V is de informatie vastgesteld die in ieder geval in de lijst van concrete acties moet worden opgenomen. |
Voorlichting en publiciteit 1. De lidstaten en beheersautoriteiten zijn verantwoordelijk voor:
. Om de steun uit de Fondsen inzichtelijk te maken, houden de lidstaten een lijst in CSV- of XML-formaat bij van de concrete acties per operationeel programma en per Fonds, die via de website of portaalsite toegankelijk is en een lijst en samenvatting van alle operationele programma's in die lidstaat bevat. De lijst van concrete acties wordt ten minste elke maanden bijgewerkt. In bijlage V is de informatie vastgesteld die in ieder geval in de lijst van concrete acties moet worden opgenomen. |
Motivering
De verordeningen dienen gezamenlijke bewustmakingsacties mogelijk te maken van de Commissie en het Comité van de Regio's om de regionale en lokale overheden te steunen bij de voorlichting over hoe cohesie werkt: ex ante, tijdens en ex post. Het CvdR zou de acties van de regionale en lokale overheden moeten kunnen steunen, die zowel begunstigden van de cohesiefondsen zijn als politieke organen die ter plaatse voor resultaten moeten zorgen. Het CvdR zou dan de middelen moeten hebben om de burgers uit te leggen hoe de fondsen in de regio's en steden ten uitvoer worden gelegd en wat de rol van de EU is in dit proces.
Bovendien wenst het Comité de procedures voor voorlichting en publiciteit te vereenvoudigen. Het volstaat om de lijst van concrete acties twee maal per jaar bij te werken.
Wijzigingsvoorstel 54
Artikel 110, lid 3
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||||||||||||||||||
Bepaling van de medefinancieringspercentages 3. Het medefinancieringspercentage van elke prioritaire as van operationele programma's voor het doel „investeren in groei en werkgelegenheid” bedraagt niet meer dan:
Het medefinancieringspercentage van elke prioritaire as van operationele programma's voor het doel „Europese territoriale samenwerking” bedraagt niet meer dan 75 %. |
Bepaling van de medefinancieringspercentages 3. Het medefinancieringspercentage van elke prioritaire as van operationele programma's voor het doel „investeren in groei en werkgelegenheid” bedraagt niet meer dan:
Het medefinancieringspercentage van operationele programma's voor het doel „Europese territoriale samenwerking” bedraagt niet meer dan %. |
Motivering
Het voorgestelde medefinancieringspercentage van 75 % voor de operationele programma's van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” bedraagt minder dan het medefinancieringspercentage voor de minder ontwikkelde regio's in het kader van de doelstelling „Investeren in groei en werkgelegenheid”. Dit lagere percentage maakt de programma's voor Europese territoriale samenwerking weinig aantrekkelijk voor de minder ontwikkelde regio's. Het CvdR is het er dan ook niet mee eens dat de programma's voor Europese territoriale samenwerking volgens het lagere percentage van 75 % worden medegefinancierd. Het CvdR is van mening dat dit verschil niet gerechtvaardigd is, en vraagt dat voor beide doelstellingen hetzelfde percentage wordt gehanteerd, namelijk 85 %. Om de kwaliteit van de samenwerking te waarborgen moet worden vastgehouden aan de huidige voorwaarden die zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (algemene bepalingen), artikel 53, lid 3 en 4:
„3. Voor operationele programma's in het kader van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” waarbij ten minste één deelnemer aan het operationele programma behoort tot de lidstaten waarvan het BBP per hoofd van de bevolking voor de periode van 2001 tot en met 2003 lager was dan 85 % van het gemiddelde van de EU-25 tijdens dezelfde periode, mag de bijdrage uit het EFRO niet hoger zijn dan 85 % van de subsidiabele uitgaven. Voor alle andere operationele programma's mag de bijdrage uit het EFRO niet hoger zijn dan 75 % van de door het EFRO gecofinancierde subsidiabele uitgaven.
4. De in lid 3 en bijlage III vastgestelde maxima gelden niet voor de bijdragen uit de fondsen op het niveau van de prioritaire assen. Zij worden evenwel zo vastgesteld dat de op het niveau van het operationele programma vastgestelde maximumbedragen voor bijdragen uit de fondsen en het maximale bijdragepercentage per fonds worden geëerbiedigd.”
Het CvdR acht het bovendien geen goede zaak dat het maximale medefinancieringspercentage op het niveau van iedere prioritaire as wordt vastgesteld. Deze maatregel laat niet toe dat het bedrag van de medefinanciering in het kader van iedere prioritaire as wordt gedifferentieerd om de begunstigden aan te moedigen bepaalde strategische prioriteiten te verwezenlijken.
Wijzigingsvoorstel 55
Artikel 111, lid 4
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||||||||
Differentiëring van de medefinancieringspercentages 4) de dekking van gebieden met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, die als volgt worden gedefinieerd:
|
Differentiëring van de medefinancieringspercentages 4) de dekking van gebieden met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, die als volgt worden gedefinieerd:
|
Wijzigingsvoorstel 56
Artikel 112, lid 2
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Verantwoordelijkheden van de lidstaten 1. De lidstaten zorgen ervoor dat beheers- en controlesystemen voor operationele programma's overeenkomstig de artikelen 62 en 63 worden ingesteld. 2. Onregelmatigheden worden door de lidstaten voorkomen, opgespoord en gecorrigeerd en zij vorderen onverschuldigd betaalde bedragen terug, evenals eventuele rente wegens laattijdige betaling. Zij stellen de Commissie in kennis van dergelijke onregelmatigheden en houden haar op de hoogte van het verloop van de desbetreffende administratieve en gerechtelijke procedures. Wanneer onverschuldigd aan een begunstigde betaalde bedragen door een fout of nalatigheid van een lidstaat niet kunnen worden teruggevorderd, is die lidstaat verantwoordelijk voor de terugbetaling van de betrokken bedragen aan de algemene begroting van de Unie. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 142 gedelegeerde handelingen vast te stellen die voorschriften voor de in dit lid beschreven verplichtingen van de lidstaten bevatten. |
Verantwoordelijkheden van de lidstaten 1. De lidstaten zorgen ervoor dat beheers- en controlesystemen voor operationele programma's overeenkomstig de artikelen 62 en 63 worden ingesteld. 2. en zij vorderen onverschuldigd betaalde bedragen terug, evenals eventuele rente wegens laattijdige betaling. Zij stellen de Commissie in kennis van dergelijke onregelmatigheden en houden haar op de hoogte van het verloop van de desbetreffende administratieve en gerechtelijke procedures. Wanneer onverschuldigd aan een begunstigde betaalde bedragen door een fout of nalatigheid van een lidstaat niet kunnen worden teruggevorderd, is die lidstaat verantwoordelijk voor de terugbetaling van de betrokken bedragen aan de algemene begroting van de Unie. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 142 gedelegeerde handelingen vast te stellen die voorschriften voor de in dit lid beschreven verplichtingen van de lidstaten bevatten. |
Motivering
Er kan worden ingestemd met de precisering in de tekst van de Commissie, maar de invoering van systemen voor elektronische gegevensuitwisseling mag niet beperkt blijven tot publiekrechtelijke begunstigden.
Wijzigingsvoorstel 57
Artikel 113
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel |
Aanwijzing van autoriteiten […] 5. Voor het doel „investeren in groei in werkgelegenheid” mogen de beheersautoriteit, de eventuele certificeringsautoriteit en de auditautoriteit deel uitmaken van dezelfde publieke autoriteit of instantie, mits het beginsel van scheiding van functies wordt nageleefd. Voor operationele programma's waarvan het totale steunbedrag uit de Fondsen meer dan 250 000 000 euro bedraagt, mag de auditautoriteit echter geen deel uitmaken van dezelfde publieke autoriteit of instantie als de beheersautoriteit. […] 7. De lidstaat of de beheersautoriteit kan het beheer van een deel van een operationeel programma aan een intermediaire instantie toevertrouwen door een schriftelijke overeenkomst met die instantie te sluiten („globale subsidie”). De intermediaire instantie verstrekt garanties omtrent haar solvabiliteit, haar competentie op het betrokken werkterrein en haar administratieve en financiële beheer. |
Aanwijzing van autoriteiten […] 5. Voor het doel „investeren in groei in werkgelegenheid” mogen de beheersautoriteit, de eventuele certificeringsautoriteit en de auditautoriteit deel uitmaken van dezelfde publieke autoriteit of instantie, mits het beginsel van scheiding van functies wordt nageleefd. […] 7. De lidstaat of de beheersautoriteit kan het beheer van een deel van een operationeel programma aan een intermediaire instantie toevertrouwen door een schriftelijke overeenkomst met die instantie te sluiten („globale subsidie”). De intermediaire instantie verstrekt garanties omtrent haar solvabiliteit, haar competentie op het betrokken werkterrein en haar administratieve en financiële beheer. |
Motivering
Het verdient de voorkeur het huidige systeem te handhaven waarbij, zelfs voor programma's van meer dan 250 miljoen euro, de auditautoriteit tot dezelfde publieke autoriteit mag behoren als de beheersautoriteit.
Ook is het CvdR van mening dat de vereiste garantie niet geldt indien de intermediaire instanties publiekrechtelijke rechtspersonen zijn.
Wijzigingsvoorstel 58
Artikel 114, lid 2
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel |
||||||||||||||||||||
Functies van de beheersautoriteit 2. Ten aanzien van het beheer van het operationele programma moet de beheersautoriteit:
|
Functies van de beheersautoriteit 2. Ten aanzien van het beheer van het operationele programma moet de beheersautoriteit:
|
Motivering
Het is van belang dat de gegevens over acties beschikbaar blijven; deze kunnen om diverse redenen nuttig zijn (bijv. in geval van geschillen).
Wijzigingsvoorstel 59
Artikel 117
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Accreditatie en intrekking van de accreditatie van de beheersautoriteit en de certificeringsautoriteit 1. De accreditatie-instantie stelt een formeel besluit vast tot accreditatie van de beheersautoriteiten en certificerende autoriteiten die voldoen aan de door de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 142 vastgestelde accreditatiecriteria. 2. Het in lid 1 bedoelde formele besluit wordt gebaseerd op een verslag en op een oordeel van een onafhankelijke auditinstantie die het beheers- en controlesysteem beoordeelt, met inbegrip van de rol die intermediaire instanties daarin hebben en de naleving van de artikelen 62, 63, 114 en 115. De accreditatie-instantie houdt er rekening mee of de beheers- en controlesystemen voor het operationele programma op de in de voorgaande programmeringsperiode gebruikte systemen lijken, alsook met eventuele bewijzen voor de goede werking ervan. 3. De lidstaat dient het in lid 1 bedoelde formele besluit binnen zes maanden na de goedkeuring van het besluit tot vaststelling van het operationele programma bij de Commissie in. 4. Als het totale steunbedrag uit de Fondsen aan een operationeel programma meer dan 250 000 000 euro bedraagt, kan de Commissie binnen twee maanden na ontvangst van het in lid 1 bedoelde formele besluit, het verslag en het oordeel van de onafhankelijke auditinstantie opvragen, alsmede de beschrijving van het beheers- en controlesysteem. De Commissie kan binnen twee maanden na ontvangst van deze documenten opmerkingen maken. De Commissie houdt er bij haar besluit om deze documenten al dan niet op te vragen rekening mee of de beheers- en controlesystemen voor het operationele programma lijken op de in de voorgaande programmeringsperiode gebruikte systemen, alsook met de vraag of de beheersautoriteit tevens de functie van certificeringsautoriteit vervult en met eventuele bewijzen voor de goede werking van de systemen. |
|
Motivering
De voorgestelde accreditatie van beheers- en controleautoriteiten wordt afgewezen. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel is de tenuitvoerlegging van het cohesiebeleid een nationale zaak. Accreditatie van overheidsinstanties door instanties van andere overheden kent in het bestuursrecht van een aantal lidstaten geen basis en schendt de interne-organisatiebevoegdheid van de lidstaten.
Wijzigingsvoorstel 60
Artikel 118, nieuw lid 4
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Samenwerking met auditautoriteiten |
Samenwerking met auditautoriteiten
|
Motivering
Het Comité stelt voor het oude art. 74, lid 1 van de programmeringsperiode 2007-2013 weer in ere te herstellen, om de proportionele controleregeling te vereenvoudigen.
Wijzigingsvoorstel 61
Artikel 121, lid 1
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||||||
Betalingsaanvragen 1. In betalingsaanvragen wordt voor elke prioritaire as het volgende opgenomen:
|
Betalingsaanvragen 1. In betalingsaanvragen wordt voor elke prioritaire as het volgende opgenomen:
|
Motivering
Het CvdR vindt dat gegevens over de overheidssteun die aan de begunstigde is betaald niet thuishoren in betalingsaanvragen aan de Commissie. Het stelt dan ook voor de gevraagde informatie te vereenvoudigen.
Wijzigingsvoorstel 62
Artikel 124, lid 1
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||||||
Betaling van voorfinanciering 1. De initiële voorfinanciering wordt in tranches uitgekeerd, en wel als volgt:
Als een operationeel programma in 2015 of later wordt vastgesteld, worden de vroegere tranches in het jaar van vaststelling betaald. |
Betaling van voorfinanciering 1. De initiële voorfinanciering wordt in tranches uitgekeerd, en wel als volgt:
Als een operationeel programma in 2015 of later wordt vastgesteld, worden de vroegere tranches in het jaar van vaststelling betaald. |
Motivering
Het Comité is ingenomen met het voorstel om de beheersautoriteiten te verplichten eerst de begunstigden te betalen en pas daarna een vergoeding aan de Commissie te vragen. Deze bepaling vraagt echter wel een versoepeling van het systeem van voorschotten, zodat de beheersautoriteiten over voldoende middelen beschikken om aan de aanvragen van de begunstigden te kunnen voldoen. Het Comité vraagt in dat verband een verhoging van de door de Commissie voorgestelde middelen, om de lidstaten te helpen die in deze tijden van crisis moeite hebben met het aandeel van de nationale overheid.
Wijzigingsvoorstel 63
Artikel 128, lid 1
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||||||||||
Inhoud van de jaarrekeningen 1. De gecertificeerde jaarrekeningen voor elk operationeel programma betreffen het boekjaar en omvatten op het niveau van elke prioritaire as:
|
Inhoud van de jaarrekeningen 1. De gecertificeerde jaarrekeningen voor elk operationeel programma betreffen het boekjaar en omvatten op het niveau van elke prioritaire as:
|
Motivering
Het zou zinvol zijn als de certificerende instantie, net zoals voor de huidige programmeringsperiode, al dan niet kan kiezen voor jaarlijkse afsluiting van de rekeningen. De in artikel 75 vermelde termijnen zijn te krap, waar dus moeilijk aan voldaan kan worden.
Wijzigingsvoorstel 64
Artikel 134
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||||||||||||||||||||||||||
Schorsing van betalingen 1. De Commissie kan de tussentijdse betalingen op het niveau van prioritaire assen of operationele programma's geheel of gedeeltelijk schorsen als:
2. De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen besluiten de tussentijdse betalingen geheel of gedeeltelijk te schorsen nadat zij de lidstaat in de gelegenheid heeft gesteld opmerkingen te maken. 3. De Commissie heft de gehele of gedeeltelijke schorsing van de tussentijdse betalingen op als de lidstaat de nodige maatregelen heeft genomen om opheffing van de schorsing mogelijk te maken. |
Schorsing van betalingen 1. De Commissie kan de tussentijdse betalingen op het niveau van prioritaire assen of operationele programma's geheel of gedeeltelijk schorsen als:
|
Motivering
Het Comité van de Regio's vindt dat de gehele of gedeeltelijke schorsing van de tussentijdse betalingen door de Commissie alleen gerechtvaardigd is in geval van ernstige tekortkomingen van het beheers- en controlesysteem.
Wijzigingsvoorstel 65
Artikel 140, lid 1
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Evenredige controle van operationele programma's 1. Concrete acties waarvan de totale subsidiabele uitgaven niet meer dan 100 000 euro bedragen, worden voorafgaand aan de afsluiting van alle betrokken uitgaven uit hoofde van artikel 131 onderworpen aan niet meer dan één audit, die verricht wordt door hetzij de auditautoriteit, hetzij de Commissie. Andere concrete acties worden voorafgaand aan de afsluiting van alle betrokken uitgaven uit hoofde van artikel 131 onderworpen aan niet meer dan één audit per boekjaar, verricht door de auditautoriteit en de Commissie. Deze bepalingen laten lid 4 onverlet. |
Evenredige controle van operationele programma's 1. Concrete acties waarvan de totale subsidiabele uitgaven niet meer dan euro bedragen, worden voorafgaand aan de afsluiting van alle betrokken uitgaven uit hoofde van artikel 131 onderworpen aan niet meer dan één audit. Andere concrete acties worden voorafgaand aan de afsluiting van alle betrokken uitgaven uit hoofde van artikel 131 onderworpen aan niet meer dan één audit per boekjaar. Deze bepalingen laten lid 4 onverlet. |
Motivering
Om te zorgen voor een echte evenredigheid bij de controle op operationele programma's stelt het Comité voor dat concrete acties waarvan de subsidiabele uitgaven niet meer dan 250 000 euro bedragen, aan niet meer dan één audit worden onderworpen.
Wijzigingsvoorstel 66
BIJLAGE IV
Ex-antevoorwaarden
Thematische ex-antevoorwaarden - punten 1, 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10, 11
Thematische doelstellingen |
Ex-antevoorwaarden |
Criteria waaraan moet worden voldaan |
|||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
Bestuurlijke efficiëntie van de lidstaten:
|
|
Ex-antevoorwaarden
Algemene ex-antevoorwaarden - punten 2 en 5
Gebied |
Ex-antevoorwaarden |
Criteria waaraan moet worden voldaan |
||||||||||
|
Het bestaan van een strategie voor de bevordering van gendergelijkheid en een mechanisme voor de effectieve toepassing van dat beginsel |
|
||||||||||
|
Het bestaan van een mechanisme voor de effectieve uitvoering en toepassing van de EU-wetgeving inzake staatssteun. |
|
Motivering
De voorgestelde wijzigingsvoorstellen zijn erop gericht de tekst te verlichten; het voorstel van de Commissie is immers te overladen en te gedetailleerd, met name wat betreft het gedeelte m.b.t. de criteria waaraan moet worden voldaan.
Brussel, 3 mei 2012
De voorzitster van het Comité van de Regio's
Mercedes BRESSO
(1) Advies van het Comité van de Regio's „Het bbp en verder - meting van de vooruitgang” (CdR 163/2010 fin)
(2) De centrale EU-streefcijfers van EU 2020.
(3) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Europa 2020-kerninitiatief Innovatie-Unie (COM(2010) 546 definitief van 6.10.2010). Agendapunten 24 en 25 en bijlage I „Instrument voor zelfevaluatie: Kenmerken van goed werkende nationale en regionale onderzoeks- en innovatiesystemen”. Conclusies van de Raad Concurrentievermogen: Conclusies over de innovatie-Unie voor Europa (doc. 17165/10 van 26.11.2010).
(4) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Een digitale agenda voor Europa (COM(2010) 245 definitief/2 van 26.8.2010); werkdocument van de diensten van de Commissie: Digital Agenda Scoreboard (SEC(2011) 708 van 31.5.2011). Conclusies van de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie over de digitale agenda voor Europa (doc. 10130/10 van 26 mei 2010).
(5) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Een digitale agenda voor Europa (COM(2010) 245 definitief/2 van 26.8.2010); werkdocument van de diensten van de Commissie: Digital Agenda Scoreboard (SEC(2011) 708 van 31.5.2011).
(6) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: „Denk eerst klein” - Een „Small Business Act” voor Europa (COM(2008) 394 van 23.6.2008); Conclusies van de Raad Concurrentievermogen: „Denk eerst klein” - Een „Small Business Act” voor Europa (doc. 16788/08 van 1.12.2008); Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Evaluatie van de „Small Business Act” voor Europa (COM(2008) 78 definitief van 23.2.2011); Conclusies van de Raad Concurrentievermogen: Conclusies over de evaluatie van de „Small Business Act” voor Europa (doc. 10975/11 van 30.5.2011).
(7) PB L 48 van 23.2.2011, blz. 1.
(8) PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.
(9) PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.
(10) PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.
(11) Aanbeveling (2010/410/EU) van de Raad van 13 juli 2010, PB L 191 van 23.7.2010, blz. 28.
(12) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: „Denk eerst klein” - Een „Small Business Act” voor Europa (COM(2008) 394 van 23.6.2008); Conclusies van de Raad Concurrentievermogen: „Denk eerst klein” - Een „Small Business Act” voor Europa (doc. 16788/08 van 1.12.2008); Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Evaluatie van de „Small Business Act” voor Europa (COM(2008) 78 van 23.2.2011); Conclusies van de Raad Concurrentievermogen: Conclusies over de evaluatie van de „Small Business Act” voor Europa (doc. 10975/11 van 30.5.2011).
(13) Aanbeveling (2010/410/EU) van de Raad van 13 juli 2010, PB L 191 van 23.7.2010, blz. 28.
(14) Indien in direct verband met deze voorwaarde een landspecifieke aanbeveling van de Raad is aangenomen, wordt bij de beoordeling of aan de desbetreffende criteria is voldaan rekening gehouden met de evaluatie van de vooruitgang bij maatregelen om aan die landspecifieke aanbeveling van de Raad te voldoen.
(15) De termijnen voor de uitvoering van alle hier genoemde elementen kunnen tijdens de looptijd van het programma vallen.
(16) Indien in direct verband met deze voorwaarde een landspecifieke aanbeveling van de Raad is aangenomen, wordt bij de beoordeling of aan de desbetreffende criteria is voldaan rekening gehouden met de evaluatie van de vooruitgang bij maatregelen om aan die landspecifieke aanbeveling van de Raad te voldoen.
(17) De termijnen voor de uitvoering van alle onder dit punt genoemde elementen kunnen tijdens de looptijd van het programma vallen.
(18) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Een gezamenlijk engagement voor de werkgelegenheid – COM(2009) 257 definitief.
(19) PB C 191 van 1.7.2011, blz. 1.
(20) COM (2006) 208 final [(Wordt vervangen door de mededeling die eind september 2011 zal worden bekendgemaakt)].
(21) Conclusies van de Raad van 12 mei 2009 betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding („ET 2020”) (2009/C 119/02).
(22) Aanbeveling van de Commissie van 3 oktober 2008 over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten (PB L 307 van 18.11.2008, blz. 11).
(23) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: een EU-kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma tot 2020. COM(2011) 173.
(24) Indien in direct verband met deze voorwaarde een landspecifieke aanbeveling van de Raad is aangenomen, wordt bij de beoordeling of aan de desbetreffende criteria is voldaan rekening gehouden met de evaluatie van de vooruitgang bij maatregelen om aan die landspecifieke aanbeveling van de Raad te voldoen.
(25) De termijnen voor de uitvoering van alle onder dit punt genoemde elementen kunnen tijdens de looptijd van het programma vervallen.