This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012IE1815
Opinion of the European Economic and Social Committee on ‘The quality of rail services in the EU’ (own-initiative opinion)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de kwaliteit van de spoorwegdiensten in de Europese Unie (initiatiefadvies)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de kwaliteit van de spoorwegdiensten in de Europese Unie (initiatiefadvies)
PB C 44 van 15.2.2013, p. 49–52
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
15.2.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 44/49 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de kwaliteit van de spoorwegdiensten in de Europese Unie (initiatiefadvies)
2013/C 44/08
Rapporteur: Georges CINGAL
Het Europees Economisch en Sociaal Comité (hierna: EESC) heeft op 12 juli 2012 overeenkomstig artikel 29, lid 2 van zijn rvo besloten om een initiatiefadvies op te stellen over
De kwaliteit van de spoorwegdiensten in de Europese Unie
(initiatiefadvies).
De afdeling Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies goedgekeurd op 26 november 2012.
Het EESC heeft tijdens zijn op 12 en 13 december 2012 gehouden 485e zitting (vergadering van 13 december) onderstaand advies uitgebracht, dat met 137 stemmen vóór en 54 tegen, bij 8 onthoudingen, werd goedgekeurd.
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1 |
Onderhavig advies gaat over reizigersvervoer per spoor. Het is opgesteld in het licht van de in artikel 14 en protocol nr. 26 van het Verdrag van Lissabon vastgelegde doelstellingen voor diensten van algemeen belang (DAB) en moet ook vanuit die invalshoek worden gelezen. Ook is in dit advies gevolg gegeven aan de suggesties in het Witboek inzake vervoer, waarin eens te meer staat dat de streefcijfers voor de terugdringing van de uitstoot van broeikasgassen moeten worden gehaald en dat duurzame en milieuvriendelijke mobiliteit mogelijk moet worden gemaakt. |
1.2 |
Onderhavig advies heeft tot doel om na te gaan of de mobiliteitsdoelstellingen door de betrokken exploitanten zijn gehaald en of is tegemoetgekomen aan de daaraan verbonden rechten en plichten, maar dat niet alleen: de bedoeling is ook om dieper in te gaan op het vraagstuk van de toegankelijkheid van de burgers van de EU tot DAB in het spoorwegvervoer en op de kwaliteit daarvan. |
1.3 |
De kwaliteit van het spoorwegvervoer is een noodzakelijke voorwaarde voor de uitbouw van deze vorm van vervoer, maar volstaat niet. Daarom vindt het EESC dat het spoorwegvervoer aantrekkelijker moet worden gemaakt door de resultaten ervan te verbeteren. Daartoe moet worden uitgegaan van een feitelijke waarneming van de diverse factoren die bijdragen tot de aantrekkingskracht ervan. |
1.4 |
De kredieten voor investeringen in en het onderhoud van infrastructuurvoorzieningen zouden onderhevig moeten zijn aan een meerjarenplanning en regels om aan die kredieten een duurzaam karakter te verlenen. Ook moet in aanmerking worden genomen wat op het spel staat: de ruimtelijke ordening, de instandhouding van de beschikbaarheid van infrastructuur en de mobiliseerbaarheid van middelen die op korte en middellange termijn kunnen worden ingezet. |
1.5 |
De EU, alsook nationale en regionale overheden zouden opnieuw moeten bekijken aan welke voorwaarden voor de financiering van de diverse onderdelen van de infrastructuur moet worden voldaan. Daarbij moet het beginsel van subsidiariteit in acht worden genomen en moet worden gestreefd naar meer solidariteit tussen de regio's. Het EESC is voorstander van een heroriëntering van de in het kader van het regionaal beleid uitgetrokken middelen voor vervoer, omdat het hier gaat om een beleidsinstrument met een aanzienlijk hefboomeffect op de ruimtelijke ordening. |
1.6 |
Er zou door een onafhankelijke Europese instantie een onderzoek moeten worden ingesteld naar de tevredenheid van de treinreizigers op grond van feitelijke beoordelingen (stiptheid, regelmaat, tarificatie, schoonmaak, toegankelijkheid enz.). Hoe daarbij te werk moet worden gegaan, zou moeten worden uitgemaakt door een stuurgroep waarin alle betrokkenen (gebruikers, organiserende overheden, exploitanten, werknemers enz.) vertegenwoordigd zijn en die in staat is om controles uit te oefenen. |
1.7 |
De Commissie wil Verordening nr. 1370/2007/EG (openbaar personenvervoer per spoor en over de weg) herzien, die het resultaat is van een moeizaam institutioneel compromis. Het EESC acht dit voornemen zorgwekkend en wijst erop dat het gaat om een verordening die de lidstaten veel organisatorische ruimte laat, met inachtneming van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, en dat de evenwichtige oplossing die ermee wordt geboden, zou moeten worden beoordeeld in het licht van de ervaring waarvan sprake is in artikel 8, lid 2 ervan. |
1.8 |
Gezien de bepalingen van Verordening nr. 1370/2007/EG en de mogelijke verdere ontwikkelingen, verzoekt het EESC de Commissie om de volgende verbeteringen in overweging te nemen:
|
1.9 |
De Commissie en de lidstaten zouden samen over de volgende mogelijke verbeteringen moeten nadenken:
|
1.10 |
De lidstaten zouden, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, de volgende mogelijke verbeteringen in overweging moeten nemen:
|
2. Algemene opmerkingen: hoe burgers treinreizen ervaren, huidige en potentiële reizigers
2.1 Algemene vaststellingen
2.1.1 |
De moeilijkheid bij de beoordeling van de tevredenheid van treinreizigers en inspanningen om al die meningen onder één noemer te brengen, is vooral dat de spoorwegmaatschappijen zelf alle gegevens voor die analyse in handen hebben en dat zij unilateraal bepalen aan welke kwaliteitsnormen hun activiteiten moeten voldoen (artikel 28 van Verordening nr. 1371). Dit geldt bijvoorbeeld voor de verplichtingen die inzake stiptheid zijn aangegaan, de regelmaat van de dienst, de schoonmaak van de treinen, de ontvangst, de voorlichting en de opzet van de tarieven. |
2.1.2 |
Veel ontevreden treinreizigers klagen over het toenemende aantal verstoringen, de onvoorspelbaarheid van treindiensten waar onmogelijk real time-informatie over kan worden verkregen en een gebrek aan voorlichting als zich verstoringen voordoen. Hun indruk is dat het in de respectieve lidstaten van kwaad tot erger gaat. Spoorwegmaatschappijen zeggen treinreizigers weliswaar een vergoeding toe in overeenstemming met Verordening nr. 1371/2007/EG, maar maken het hun niet gemakkelijk om van die bepalingen gebruik te maken. |
2.1.3 |
Er zijn meerdere voorbeelden van treindiensten die onder openbaredienstverplichtingen vallen en die het leeuwendeel van het dagelijks vervoer uitmaken, waarvoor de organiserende vervoersoverheden of bevoegde instanties hebben moeten ingrijpen om de kwaliteit van de dienstverlening op peil te houden. |
2.1.4 |
Doordat steeds meer verschillende exploitanten diensten zijn gaan aanbieden in een onstabiele en onoverzichtelijke, sterk gewijzigde organisatiestructuur, hangt de werking van het treinverkeer inmiddels af van het reactievermogen van lokale exploitanten die vaak nauwelijks toegang hebben tot real time-informatie. Dit leidt tot verstoringen en dus tot ontevredenheid bij de reizigers. Tegen die achtergrond is het aangewezen om de balans per land op te maken om na te gaan waar verbeteringen mogelijk zijn. |
2.2 Niet-uitputtelijke lijst van door treinreizigers en/of hun organisaties vastgestelde mankementen:
— |
moeilijkheid om informatie te verkrijgen, onaangepaste of defecte signalering; |
— |
onoverzichtelijke of volkomen onbegrijpelijke tarificatie; |
— |
onmogelijkheid om reizen ruim van tevoren te plannen omdat plaatsen slechts vanaf een bepaalde tijd vóór de reisdatum gereserveerd kunnen worden; |
— |
problemen vanwege overboeking; |
— |
weinig comfort in treinen en slechte ontvangst in kleine en grote stations, ongerieflijke perrons (te kleine wachtruimtes) of gebrek aan hygiëne, ontbreken van wc's; |
— |
tekortschietende toegankelijkheid voor gehandicapten van perrons, kleine en grote stationsgebouwen, dienstloketten en treinen, te lange termijn van tevoren voor de reservering van speciale begeleiding (48 uur) of te strenge voorwaarden voor die begeleiding (totaalgewicht); |
— |
onveiligheid in treinen, kleine en grote stations; |
— |
te late verschaffing van het benodigde materiaal, te weinig overstaptijd voor reizigers die naar een ander perron moeten; |
— |
twee treinen die net na elkaar van hetzelfde perron vertrekken terwijl overal perrons leeg zijn; |
— |
onvoldoende bagageruimte; |
— |
geen voorzieningen voor multimodaal vervoer (problemen als iemand een fiets wil meenemen in de trein, slecht georganiseerde of beheerde overstap op andere vervoerswijzen of een volkomen ontbrekende organisatie daarvan, gebrek aan informatie, geen aangepaste tarificatie en geen dienstverlening); |
— |
tekortschietende stiptheid, geen regelmatige treindiensten, afgelasting van treinen zonder voorafgaande waarschuwing; |
— |
weinig opvang voor gestrande reizigers, onvoldoende of geweigerde schadeloosstelling; |
— |
afgelasting of reorganisatie van diensten of het aandoen van een station zonder voorafgaand overleg met (vertegenwoordigers van de) gebruikers en betrokken lokale of regionale overheden (afschaffing van nachttreinen, veranderingen in de dienstregeling, tempo enz.) |
— |
verlenging van de reistijd tussen twee stations; |
— |
weinig toegankelijke verkoops- of distributiepunten. |
2.3 Voornaamste oorzaken van niet te voorziene verstoringen:
— |
slechte weersomstandigheden: er zijn geen technische aanpassingen of procedures voorhanden waardoor ook onder die omstandigheden goede service kan worden geboden; |
— |
materiaalproblemen: deze problemen ontstaan omdat de opvolging van de levenscyclus, levensduur en veroudering van materiaal te wensen overlaat en omdat er geen planning en geen langetermijnbegroting voor het onderhoud is; |
— |
menselijke problemen: zelfdodingen, verwikkelingen i.v.m. de toegankelijkheid van kwetsbare installaties (hierop wil het EESC in dit advies verder niet ingaan). |
2.4 Positieve beoordelingen en tot tevredenheid strekkende factoren die bevorderlijk kunnen zijn voor de overschakeling naar andere vervoerswijzen:
— |
hoge mate van veiligheid voor personen en in het verkeer; |
— |
professionalisme van het personeel; |
— |
mogelijkheid dat spoorwegen bijdragen aan de ruimtelijke ordening en de ontwikkeling van gebieden. |
3. Specifieke opmerkingen: ontwikkelingen in de laatste decennia
3.1 |
De Commissie heeft zich gehouden aan het in het Verdrag vastgelegde beginsel van vrij personenverkeer en zich ingezet voor het beginsel van duurzame mobiliteit. De spoorwegen hebben erkenning gekregen als goed-presterend en milieuvriendelijk openbaar middel voor massavervoer, dat aan de wensen van bevoegde instanties kan worden aangepast en waarvoor gebruik kan worden gemaakt van nog steeds in overvloed aanwezige infrastructuur, die ofwel goed onderhouden is ofwel gemakkelijk weer in een goede staat kan worden gebracht. |
3.2 |
De EU heeft een netwerk van internationale spoorlijnen uitgestippeld. In de totstandbrenging daarvan is en zal nog heel veel geld worden geïnvesteerd. Dit in EU-verband genomen initiatief moet echter wel worden geruggensteund door afstemming met de lidstaten over de investeringskeuzen die worden gemaakt. Alleen dan kan de reizigers worden gegarandeerd dat zij van deur tot deur kunnen reizen zonder al te vaak over te hoeven stappen. |
3.3 |
Het is voorgekomen dat onderzoek naar de bediening van gebieden en de opzet daarvan aanleiding heeft gegeven tot willekeurige strategische keuzen, met voorbijgaan aan de noodzaak om tussentijds overstappen waardoor het gebruik van openbaar vervoer minder aantrekkelijk wordt, zoveel mogelijk te voorkomen. |
3.4 |
Dit aan keuzen met aanzienlijke consequenties voorafgaande onderzoek wordt steeds vaker mede in aanmerking genomen in de beraadslagingen van de bevoegde instanties, die desondanks wel te maken hebben met financieringsproblemen door een gebrek aan overzichtelijkheid en stabiliteit op de middellange en lange termijn. |
3.5 |
Dat neemt niet weg dat vervoer de begrotingen van de lidstaten en de regio's zwaar onder druk zet. De burgers, die zich hiervan bewust zijn, vooral nu er crisis heerst, vragen om echte transparantie en betrouwbare informatie en benadrukken nogmaals dat er voor de nieuwe grote projecten geen tegenexpertises zijn uitgevoerd. Het EESC wees al eerder in een advies (TEN/479) op het grote belang van de dialoog tussen overheden en maatschappelijke organisaties, vooral als het gaat om investeringen in vervoersinfrastructuur. |
4. Verband met het programma voor prioritaire acties van het EESC
4.1 |
Met dit initiatiefadvies wordt voortgeborduurd op eerdere adviezen:
|
4.2 |
Het spreekt voor zich dat die wil om een Europees vervoersnet tot stand te brengen, het overgrote deel van de middelen van de EU voor internationale verbindingen heeft opgeslokt. Dit voornemen is gepaard gegaan met keuzen met een voorkeur voor hogesnelheidslijnen, wat soms – vanwege begrotingskrapte - ten koste is gegaan van de modernisering van andere bestaande lijnen. Vervoer per spoor moet in de beraadslagingen van de overheden meer op de voorgrond worden geplaatst in het openbare vervoersaanbod. Van vervoer per spoor zou in bepaalde gevallen de ruggengraat van een samenhangend multimodaal systeem moeten worden gemaakt. Daartoe zouden alle beschikbare EU-middelen gebundeld moeten worden ingezet voor een samenhangend beleid voor duurzame mobiliteit (toewijzing van de middelen voor vervoer van het DG Regio). |
4.3 |
Het EESC doet dan ook een dringend verzoek aan de Commissie om een objectieve analyse te maken van de huidige situatie in het spoorwegvervoer (voor- en nadelen). Die analyse zou in alle transparantie moeten worden uitgevoerd, waarbij alle noodzakelijke informatie wordt verschaft. Ook zou de burgers naar hun desiderata moeten worden gevraagd, omdat de meesten onder hen hier belang bij hebben (woon-werkverkeer, af en toe zakenreizen, familiebezoek, vakantie, enz.). |
5. De problemen in hun geheel bezien
5.1 |
Juist in deze tijden van crisis en begrotingskrapte zou een herstelbeleid waarvoor van een duurzameontwikkelingstrategie wordt uitgegaan, een positieve spiraal op gang brengen, met een gunstige uitwerking op de werkgelegenheid en de kwaliteit van banen, de doelstellingen voor de overschakeling naar andere vervoerswijzen en de toegankelijkheid voor Europa's burgers van vervoersdiensten van algemeen belang. Daarom benadrukt het EESC dat grote werkzaamheden onder de vlag van die globale strategie moeten worden uitgevoerd. |
5.2 |
Veranderingen in het treinverkeer of wijzigingen van de dienstregeling kunnen de kwaliteit van de dienstverlening zoveel minder groot maken dat mensen gaan verhuizen of ander werk gaan zoeken. Die gedwongen mobiliteit is heel wat anders dan mobiliteit waarvoor een burger kiest. De manier waarop de situatie evolueert, leidt dikwijls tot een overschakeling naar andere vervoerswijzen, maar dan in een zin die juist indruist tegen het voorgestane beleid (bv. als treinreizen worden ingeruild voor reizen met auto of vliegtuig). |
5.3 |
De Commissie zou onderzoek moeten doen naar een Europees programma voor het herstel van spoorwegnetten en zo'n programma moeten voorbereiden en/of de toekomstige programma's in de lidstaten moeten steunen. Een Europees programma dat tot doel heeft om aan de verwachtingen van de klanten van spoorwegmaatschappijen te voldoen, zou moeiteloos aansluiten bij de Europese strategieën (duurzameontwikkelingstrategie, Horizon 2020 enz.). Een dialoog met maatschappelijke organisaties over het vervoersbeleid zou bij de burgers in zeer goede aarde vallen. Heroriëntatie van de in het kader van het regionaal beleid toegewezen middelen voor vervoer zou een krachtig hefboomeffect hebben ten gunste van die strategie. |
Brussel, 13 december 2012
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Staffan NILSSON