This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013XC0409(02)
Publication of an amendment application pursuant to Article 50(2)(a) of Regulation (EU) No 1151/2012 of the European Parliament and of the Council on quality schemes for agricultural products and foodstuffs
Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen
Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen
PB C 102 van 9.4.2013, p. 12–21
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
9.4.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 102/12 |
Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen
2013/C 102/09
Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag.
WIJZIGINGSAANVRAAG
VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD
inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (2)
WIJZIGINGSAANVRAAG OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 9
„VOLAILLE DE BRESSE”/„POULET DE BRESSE”/„POULARDE DE BRESSE”/„CHAPON DE BRESSE”
EG-nummer: FR-PDO-0117-0145-17.11.2010
BGA ( ) BOB ( X )
1. Rubriek van het productdossier waarop de wijziging betrekking heeft:
— |
☒ |
Naam van het product |
— |
☒ |
Beschrijving van het product |
— |
☒ |
Geografisch gebied |
— |
☒ |
Bewijs van de oorsprong |
— |
☒ |
Werkwijze voor het verkrijgen van het product |
— |
☒ |
Verband |
— |
☒ |
Etikettering |
— |
☒ |
Nationale eisen |
— |
☒ |
Overige (bijgewerkte gegevens van de groep, de bevoegde autoriteiten en de controlestructuren) |
2. Aard van de wijziging(en):
— |
|
Wijziging van het enige document of de samenvatting |
— |
☒ |
Wijziging van het productdossier voor een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document en evenmin een samenvatting bekend zijn gemaakt |
— |
|
Wijziging van het productdossier waarvoor geen wijziging van het bekendgemaakte enige document nodig is (artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 510/2006) |
— |
|
Tijdelijke wijziging van het productdossier als gevolg een verplichte gezondheids- of fytosanitaire maatregel die door de overheid is opgelegd (artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 510/2006) |
3. Wijziging(en):
3.1. Rubriek „Naam van het product”:
De naam die is geregistreerd bij Verordening (EG) nr. 1107/96 van 12 juni 1996 bevat slechts een gedeelte van de naam waarvoor in eerste instantie registratie werd aangevraagd. Het gaat dus om de correctie van een fout bij de registratie. De geregistreerde naam is „Volaille de Bresse”/„Poulet de Bresse”/„Poularde de Bresse”/„Chapon de Bresse”.
3.2. Rubriek „Beschrijving van het product”:
De opfokperiode bestrijkt alle fasen van het fokproces en wordt voor een betere leesbaarheid van de minimale slachtleeftijd en om controles te vereenvoudigen systematisch uitgedrukt in „dagen”.
De opfokperiode van de kuikens („poulets”) wordt verlengd van 106 tot 108 dagen. Dat weerspiegelt de verlenging van de afmestperiode in speciale houten kooien. Zo gaat ook het minimumgewicht van de ontdarmde kuikens van 1,2 kg naar 1,3 kg. Door deze wijzigingen wordt een eindproduct van betere kwaliteit verkregen (gevogelte met meer vlees).
Daarnaast wordt een definitie van „hen” („poularde”) ingevoerd: „geslachtsrijpe kip die al eicellen heeft gevormd, maar nog niet aan de leg is.”
Voor kapoenen („chapons”) is de periode van het in de handel brengen vastgelegd om de traditionele praktijk van exclusieve verkoop tijdens de eindejaarsfeesten te verduidelijken. Ten slotte is de paragraaf over de mogelijkheid van het in een doek wikkelen van hennen, maar ook van kuikens, opnieuw geformuleerd, waarbij de traditionele praktijken nauwkeuriger worden beschreven en duidelijk wordt gemaakt dat het gevogelte al dan niet in de doek gewikkeld in de handel kan worden gebracht.
3.3. Rubriek „Afbakening van het geografische gebied”:
De lijst van activiteiten die in het gebied plaatsvinden, is nader aangegeven om iedere onduidelijkheid weg te nemen: selecteren, voortplanten, uitbroeden, fokken, slachten, afwerken van het gevogelte en eventueel invriezen. Op deze lijst zijn alle nationale bepalingen van het besluit betreffende de benaming opgenomen.
3.4. Rubriek „Bewijs van de oorsprong”:
In het licht van de nationale wet- en regelgeving is de rubriek „Eléments prouvant que le produit est originaire de l’aire géographique” geconsolideerd; zij omvat nu met name de verslagleggingsvereisten en vereisten inzake het bijhouden van de registers betreffende de traceerbaarheid van het product en het toezicht op de productieomstandigheden.
Deze wijzigingen hangen samen met de hervorming van het controlesysteem van oorsprongsbenamingen die is ingevoerd bij verordening (loi d’ordonnance) 2006-1547 van 7 december 2006 betreffende de bevordering van landbouw-, bosbouw- en voedselproducten en producten van de zee. Er wordt met name voorzien in een vergunning voor exploitanten, waarin wordt erkend dat zij kunnen voldoen aan de eisen van het productdossier waarop zij zich beroepen. De controle van het productdossier van de BOB „volaille de Bresse” wordt georganiseerd aan de hand van een door een keuringsinstantie uitgewerkt controlesysteem.
Daarnaast wordt deze rubriek aangevuld met enkele bepalingen betreffende de registers en verklaringen waarmee de traceerbaarheid van het gevogelte kan worden gegarandeerd.
3.5. Rubriek „Werkwijze voor het verkrijgen van het product”:
3.5.1.
Er zijn aanvullende eisen inzake de selectie toegevoegd om de instandhouding van het ras te waarborgen. Eieren en piepkuikens worden nauwkeuriger omschreven, met name wordt een minimumgewicht toegevoegd (50 g voor eieren en 32 g voor piepkuikens).
3.5.2.
Door de wijziging kunnen fokkers een klein aantal parelhoenderen in de tomen opnemen om door hun gedrag roofdieren te verjagen. Dat wordt in Bresse van oudsher gedaan. Deze vogels worden in dezelfde omstandigheden gehouden en uiteraard worden zij meegeteld bij de berekening van de bezettingsdichtheid om het welzijn en de leefomstandigheden te bepalen.
In de oorspronkelijke teksten (1957) waarbij het gevogelte van Bresse werd gereglementeerd, werd geen bezettingsdichtheid vastgelegd. Met de bezettingsdichtheid in de startfase en de verduidelijkingen inzake de in dit stadium benodigde uitrusting (voeder- en drinkbakken) kan de gezondheid van de dieren beter beheerd worden. Deze elementen leveren een bijdrage tot het dierenwelzijn en daarmee tot een hogere kwaliteit van het eindproduct.
De voorgestelde bezettingsdichtheid in de groeifase wordt verhoogd (maximaal 12 dieren per vierkante meter voor kuikens en hennen) om rekening te houden met alle dieren gedurende de hele groeifase. Deze bezettingsdichtheid komt overeen met de praktijk. De bezettingsdichtheid van de kapoenen is niet veranderd. Wel wordt aangegeven dat deze van toepassing is vanaf 15 juli, dus vanaf het moment van castratie.
De afmestingsperiode van de kuikens in kooien wordt met het oog op een betere kwaliteit verlengd van 8 tot 10 dagen. Die van de hennen wordt teruggebracht tot minimaal 21 dagen, waarbij de totale fokperiode gelijk blijft (140 dagen minimaal). Door deze bepaling is het mogelijk rekening te houden met de variatie in lengte van de dagen en de nachten afhankelijk van het jaargetijde en zo te voorkomen dat de hennen broeds worden als de dagen lengen.
De voorwaarden voor het afmesten in kooien worden verduidelijkt met betrekking tot de inrichting van de ruimte, de bezettingsdichtheid in de kooien, het aantal kooien per ruimte en de kooien zelf, die niet noodzakelijk van hout zijn.
3.5.3.
Voor het gevogelte van Bresse levert de vrije uitloop een belangrijke voedselbijdrage. Deze bevindt zich in het gras en in levende organismen (weekdieren, insecten, enz.) die veel voorkomen in de bodem en het vochtige klimaat van Bresse (kleigrond waar het water van de veelvuldige regens niet intrekt). Het invoeren van bepalingen betreffende het beheer van de vrije uitloop heeft tot doel de kwaliteit hiervan te waarborgen en het welzijn van de dieren te bevorderen.
De voorstellen betreffen vooral het volgende:
— |
definitie van een toom en een partij pluimvee om de traceerbaarheid van de productie te verbeteren; |
— |
nauwkeurige opgave van de jaarlijkse productie, die beperkt is tot 1 500 hoenderachtigen per hectare uitloopgrond om een goede begroeiing van de grond te behouden; |
— |
nauwkeurige opgave van de periode waarin de uitloop niet gebruikt wordt. Deze moet minimaal twee weken braak liggen voor het pluimvee erop komt; |
— |
nauwkeurige opgave van de samenstelling van de uitloop (permanent of tijdelijk, meer dan een jaar) en het onderhoud; |
— |
invoering van de verplichting tot het plaatsen van hagen van minimaal 25 meter lengte per hectare; |
— |
vermindering van de toegestane afstand tussen de stallen; |
— |
beheer van mesthopen in de vrije uitloop. |
Andere wijzigingen hebben tot doel het verband tussen de beschermde oorsprongsbenaming „volaille de Bresse” en het geografische gebied te versterken en de kwaliteit en de traceerbaarheid van het gevogelte met de beschermde oorsprongsbenaming te verbeteren:
— |
nauwkeurige opgave van bijzonderheden met betrekking tot de fasen die op hetzelfde bedrijf zijn uitgevoerd. De groep wenste de traditionele praktijk van de pluimveehouderij in opeenvolgende groei- en slachtfasen op hetzelfde bedrijf te verduidelijken. Daarmee wordt stress voor de dieren voorkomen, evenals de kans op ziekten die kunnen uitbreken ten gevolge van de verplaatsing (vervoer, andere gebouwen en omgeving, andere pikorde enz.) en die gevolgen voor de kwaliteit van het eindproduct hebben; |
— |
invoering van een maximaal aantal piepkuikens per gebouw en een maximale bezettingsdichtheid voor piepkuikens; |
— |
toename van het maximum van een partij pluimvee tot 700 dieren; |
— |
invoering van een bepaling betreffende de lijn voeder- en drinkbakken in de verschillende fasen van de pluimveehouderij; |
— |
nauwkeurige opgave van de preventieve maatregelen voor het pluimvee en van de maatregelen betreffende het schoonmaken, desinfecteren en de perioden van leegstand van de gebouwen. |
3.5.4.
De voederwijzen voor de Bressekip worden gespecificeerd, namelijk:
— |
voor de startfase wordt een lijst ingevoerd van bestanddelen die het startvoer vormen, evenals een maximaal totaal vetgehalte (6 %) om het voer in die periode vast te leggen. Verder wordt aangegeven dat de granen, die ten minste 50 % van het dieet vormen, uit het geografische gebied afkomstig moeten zijn; |
— |
de voorgestelde wijzigingen voor de groeifase verschaffen duidelijkheid over de voederpraktijken. Het voer bestaat voornamelijk uit wat de kippen buiten opscharrelen, aangevuld met granen uit het geografische gebied en zuivelproducten. Met de wijzigingen moet een voedertekort worden voorkomen en moet de aanvulling op het dieet nauwkeurig worden vastgelegd. Zo wordt bepaald dat het voer in de groei- en de afmestfase minimaal 40 % maïs moet bevatten, volgens de traditie van Bresse. De aard van het graan en de zuivelproducten is beschreven, evenals de hoeveelheden. Verder wordt gepreciseerd dat plantaardige eiwitten, mineralen en vitaminen als aanvulling op de lokale voeding kunnen worden gegeven. Deze aanvulling is echter beperkt in hoeveelheid en in kwaliteit (maximaal 15 % proteïne). Daardoor is het voer evenwichtig maar niet te eiwitrijk, waardoor de Bressekip over het terrein moet scharrelen om het grootste deel van zijn voer te vinden (grassen, insecten, weekdiertjes, …) waardoor het behoud van de typische kenmerken die alleen in dit gebied verkregen worden, wordt gegarandeerd; |
— |
het gebruik van ggo’s in de gehele voederketen van de „volaille de Bresse”, ook in het in de startfase gebruikte voer en de introductie van genetisch gemodificeerde gewassen op de kippenhouderijen worden verboden. |
3.5.5.
Het minimumgewicht op het moment van levering of afhaling wordt afgeschaft, omdat dit leidde tot een dubbele controle: die op het geschatte levende gewicht op het moment van levering of afhaling en de controle op het gewicht van de ontdarmde kip in het slachthuis. Het bleek praktischer om de controle van het gewicht van de ontdarmde kip in het slachthuis te handhaven, omdat dit overeenkomt met het in de handel gebrachte product.
Met de wijzigingen wordt de maximaal toegestane temperatuur van het dompelwater verhoogd teneinde deze aan te passen aan de kuikens, hennen en kapoenen met verschillende gewichten en verschillende hoeveelheden vet.
Het leegbloeden, verwijderen van ingewanden en de laatste veren en het schoonmaken van de nek blijven handwerk. Er wordt echter aan toegevoegd dat de cirkelvormige insnijding rondom de cloaca van de dieren mag worden uitgevoerd met een cloacames, een semi-handgereedschap.
Het begrip „afwerking” wordt gedefinieerd: het gaat om het verwijderen van de laatste veren en het schoonmaken van de nek. De afwerking wordt met de hand gedaan waardoor het product net voor het aanbrengen van de merktekens voor de traceerbaarheid ervan, kan worden beoordeeld.
De handelingen voor het inbinden worden nauwkeuriger beschreven.
Ten slotte wordt het invriezen vervangen door diepvriezen. Door de invoering van voorwaarden voor het diepvriezen (maximumtijd tussen slachten en diepvriezen, temperaturen, houdbaarheidsdatum) kan een optimale kwaliteit van het product worden gegarandeerd.
3.6. Rubriek „Verband met het geografische gebied”:
Dit gedeelte is herschreven teneinde de kenmerken van het geografische gebied, de kenmerken van het product en het verband met het geografische gebied duidelijk te maken. Deze rubriek is toegevoegd in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 510/2006.
3.7. Rubriek „Etikettering”:
De wijze van aanbrengen van merktekens, het gebruik van de benaming „Bresse” op de begeleidende documenten en facturen, en de informatie op de ring en het etiket zijn verduidelijkt.
3.8. Rubriek „Nationale eisen”:
Wat de nationale wet- en regelgeving betreft, wordt de rubriek „Nationale eisen” weergegeven in de vorm van een overzicht met de voornaamste controlepunten, de referentiewaarden daarvan en de beoordelingsmethode.
3.9. Gegevens van de bevoegde autoriteiten, de groep en de controlestructuren:
De gegevens van het met de controle van de BOB belaste keuringsorgaan en de gegevens van de bevoegde autoriteiten zijn bijgewerkt.
ENIG DOCUMENT
VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD
inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen
„VOLAILLE DE BRESSE”/„POULET DE BRESSE”/„POULARDE DE BRESSE”/„CHAPON DE BRESSE”
EG-nummer: FR-PDO-0117-0145-17.11.2010
BGA ( ) BOB ( X )
1. Naam:
„Volaille de Bresse”/„Poulet de Bresse”/„Poularde de Bresse”/„Chapon de Bresse”
2. Lidstaat of derde land:
Frankrijk
3. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel:
3.1. Productcategorie:
Categorie 1.1. |
Vers vlees (en verse slachtafvallen) |
3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is:
De „Volaille de Bresse”/„Poulet de Bresse”/„Poularde de Bresse”/„Chapon de Bresse” behoren tot het geslacht Gallus, de witte variëteit van het Gallische ras of Bressekip. Als ze volgroeid zijn, hebben de dieren uiterlijke kenmerken die specifiek voor de soort zijn.
De „Poulet de Bresse” is een mannetjes- of vrouwtjeskuiken van minimaal 108 dagen oud met een ontdarmd gewicht van ten minste 1,3 kg (of 1 kg panklaar). De „Poularde de Bresse” is een geslachtsrijpe hen van minimaal 140 dagen oud, die wel eicellen heeft gevormd maar nog geen eieren legt, met een ontdarmd gewicht van ten minste 1,8 kg. De kippen kunnen op traditionele wijze in een doek zijn gewikkeld die wordt dichtgenaaid.
De „Chapon de Bresse” is een kapoen van minimaal 224 dagen oud met een ontdarmd gewicht van ten minste 3,0 kg. Hij wordt alleen ter gelegenheid van de eindejaarsfeesten in de handel gebracht, tussen 1 november en 31 januari. Naar oude gewoonte moet hij in een doek van plantaardige stof (linnen, hennep, katoen) worden gewikkeld die wordt dichtgenaaid zodat de kip helemaal is „ingepakt” behalve de kop en de nek, waarvan het bovenste derde deel nog bevederd is.
De geslachte dieren moeten goed bevleesd zijn met een goed ontwikkelde borstspier. De huid moet schoon zijn, zonder veerschachten, scheuren, kneuzingen of abnormale verkleuringen. De vetlaag moet de ruggengraat onzichtbaar maken. De natuurlijke vorm van het borstbeen moet ongewijzigd zijn. Poten en vleugels mogen niet gebroken zijn. De verenkraag aan het bovenste deel van de nek moet schoon zijn. Alle vuil moet van de poten verwijderd zijn.
Het gevogelte wordt „ontdarmd” in de handel gebracht. Alleen kuikens mogen „panklaar” en „ingevroren” worden aangeboden op voorwaarde dat de poten, met uitzondering van de tenen, niet zijn verwijderd.
De kippen die in een doek gewikkeld en ingenaaid zijn, kunnen ingepakt of uitgepakt in de handel worden gebracht. Zij zijn dan langwerpig van vorm. Vleugels en poten zitten in het lijf gedrukt en steken niet uit. Het vlees moet stevig en hard zijn en van goede kwaliteit.
3.3. Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten):
—
3.4. Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong):
De dieren worden in drie opeenvolgende fasen opgefokt: de start-, de groei- en de afmestfase. In deze fasen mag het pluimveevoeder alleen het volgende bevatten:
— |
uit het geografische gebied van de oorsprongsbenaming afkomstige en zo mogelijk op het eigen bedrijf geteelde granen, |
— |
planten, bijproducten en aanvullend voer van niet-genetisch gemodificeerde producten. |
Tijdens de startfase, die maximaal 35 dagen duurt, bestaat het voer voor minstens 50 volumeprocent uit granen waaraan plantaardig materiaal, zuivelproducten, vitaminen en mineralen kunnen worden toegevoegd.
In de groeifase scharrelen de kippen vrij rond op met gras begroeid terrein. Het voer bestaat dan hoofdzakelijk uit wat ze daar oppikken (gras, insecten, kleine weekdieren, …) naast granen (maïs, boekweit, tarwe, haver, triticale, gerst) evenals melk en bijproducten daarvan. Deze granen, waarvan ten minste 40 % moet bestaan uit maïs, mogen uitsluitend worden gekookt, gekiemd, geplet of gemalen. Tussen de 36e en de 84e dag van de fokperiode, waarin het skelet wordt gevormd, mag het voeder worden aangevuld met proteïnen, vitaminen en mineralen ter ondersteuning van het plaatselijke dieet.
Het eiwitgehalte van het dagelijkse voer mag niet hoger zijn dan 15 %.
Na de groeifase volgt de afmestfase, die maximaal 10 dagen duurt voor kuikens, drie weken voor hennen en vier weken voor kapoenen. In deze fase bevinden de dieren zich in kooien in een donkere, rustige, goed geventileerde ruimte. Het voeder verschilt niet van dat tijdens de groeifase, maar er mag rijst aan worden toegevoegd.
Uiteindelijk is bijna 90 % van het pluimveevoer (al scharrelend opgepikt en granen) afkomstig uit het geografische gebied.
3.5. Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden:
Selectie, vermeerdering, uitbroeden en slachten van het gevogelte vinden plaats in het geografische gebied.
3.6. Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz.:
Het afwerken (laatste veren verwijderen en reinigen van de nek), het verpakken en, alleen voor kuikens, het invriezen worden in het geografische gebied uitgevoerd en het gevogelte wordt als volgt aangeboden:
— |
in „ontdarmde” vorm; |
— |
„in een doek gewikkeld en dichtgenaaid”. Het inwikkelen en dichtnaaien, wat verplicht is voor kapoenen, maken deel uit van de traditionele aanbiedingsvorm van de Bressekip. De kippen worden in een stevige doek van plantaardig materiaal (linnen, katoen of hennep) gewikkeld, die met de hand wordt dichtgenaaid (ten minste 15 tot 20 steken afhankelijk van het dier: een kuiken, een hen of een haan); |
— |
alleen voor kuikens: „panklaar” of „ingevroren”. Poten en vleugels blijven behouden (behalve de tenen). |
Deze stappen moeten in het geografische gebied worden uitgevoerd omdat een zeer specifieke, traditionele knowhow vereist is. Het inwikkelen en dichtnaaien zijn daar het beste voorbeeld van. Deze techniek wordt vooral voor de eindejaarsfeesten toegepast. Daarmee dringt het vet beter in het spierweefsel waardoor de organoleptische eigenschappen van het product beter tot uitdrukking komen. Ondanks de tijd en de moeite die voor deze aanbiedingsvorm nodig zijn, hebben de producenten van de Bressekip deze praktijk gehandhaafd. Ook de panklare en de bevroren vorm zijn specifiek voor de BOB „volaille de Bresse” omdat de poten en de vleugels (met uitzondering van de tenen) niet hoeven te worden afgesneden.
Bovendien vereist de zeer gevoelige huid van de Bressekip speciale aandacht zodat deze niet scheurt tijdens alle handelingen van plukken, vouwen en verpakken. Daarom moeten de behandelingen die de huid kunnen beschadigen (scheuren, kneuzingen en abnormale verkleuring zijn redenen om het gevogelte af te keuren, in overeenstemming met de productbeschrijving) tot een minimum worden beperkt.
Ten slotte is afwerking in het geografische gebied noodzakelijk omdat deze gelijktijdig wordt uitgevoerd met het classificeren van het pluimvee voor de BOB. Na deze laatste selectie kan het pluimvee in aanmerking komen om met het BOB-teken in de handel te worden gebracht. Deze classificatie wordt aangetoond met het aanbrengen van kenplaatjes (en zegels voor hennen en kapoenen). Met deze merktekens kan het product worden geïdentificeerd, maar tevens kan de traceerbaarheid ervan worden gegarandeerd.
3.7. Specifieke voorschriften betreffende de etikettering:
De „Volaille de Bresse”/„Poulet de Bresse”/„Poularde de Bresse”/„Chapon de Bresse” dragen de ring van de fokker, het zegel van de slachter, een specifiek etiket en, voor hennen en kapoenen, een identificatiezegel.
Het etiket wordt bij de classificering van de kippen voor de oorsprongsbenaming voorafgaand aan verzending, aangebracht op de rug van kippen die ontdarmd worden aangeboden en op de borst van panklare kippen. Het etiket draagt het BOB-logo van de Europese Unie.
Merktekens:
|
De onvervreemdbare ring heeft de vorm van een gesloten bandje met de gegevens van de fokker. Op het onvervreemdbare kenplaatje, dat wordt vastgeniet, staat het woord „Bresse”. Bij slachting in een slachthuis staan de gegevens van het slachthuis vermeld. Bij slachting op de boerderij door de fokker zijn op het plaatje de woorden „Abattage à la ferme” vermeld. |
|
Het identificatiezegel van kapoenen en hennen heeft de vorm van een zegel met de vermelding „Poularde de Bresse roulée” of „Poularde de Bresse” of „Chapon de Bresse” en de woorden „appellation d’origine contrôlée” of „appellation d’origine protégée”. |
Aanbrengen van de merktekens:
Vóór het pluimvee het bedrijf verlaat, wordt de ring door de fokker aan de linkerpoot bevestigd. Het kenplaatje wordt bij de selectie van het pluimvee voor de oorsprongsbenaming vóór verzending op de aanzet van de nek aangebracht. De ring en het plaatje mogen slechts één keer worden gebruikt en ze moeten zorgvuldig worden aangebracht zodat ze niet kunnen worden verwijderd. De zegels bevinden zich aan de nekaanzet en worden op hun plaats gehouden door het kenplaatje.
4. Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied:
Het geografische gebied van de beschermde oorsprongsbenaming „volaille de Bresse” strekt zich uit over de volgende gemeenten of delen ervan:
|
Departement Ain (01): De kantons Bâgé-le-Châtel, Bourg-en-Bresse-Est, Bourg-en-Bresse-Nord-Centre, Bourg-en-Bresse-Sud, Montrevel-en-Bresse, Péronnas, Pont-de-Vaux, Pont-de-Veyle, Saint-Trivier-de-Courtes, en Viriat. |
|
De gemeenten of delen van de gemeenten van de kantons:
|
|
Departement Jura (39) De gemeenten of delen van de gemeenten van de kantons:
|
|
Departement Saône-et-Loire (71): De kantons Beaurepaire-en-Bresse, Cuisery, Louhans, Montpont-en-Bresse, Montret, Saint-Germain-du-Bois, Saint-Germain-du-Plain, Saint-Martin-en-Bresse. |
|
De gemeenten of delen van de gemeenten van de kantons:
|
5. Verband met het geografische gebied:
5.1. Specificiteit van het geografische gebied:
— Natuurlijke factoren
Het productiegebied van de Bressekip is een heuvelachtige, beboste vlakte, die is ontstaan na periglaciale, pliocene en kwartaire afzettingen die de oorzaak zijn van zware, ondoordringbare kleigrond. Door het duidelijke zeeklimaat is het er vochtig en vaak mistig.
Maïs, dat in de vroege 17e eeuw in Bresse is verschenen (slechts iets meer dan een eeuw na aankomst aan de kust van Andalusië), heeft een centrale rol gespeeld in het landbouwsysteem van Bresse, zowel als basisvoedsel voor de mens als voor het pluimvee. In dit verband is in de loop der eeuwen een traditioneel gemengd bedrijf op basis van het telen van gras en granen en het houden van pluimvee en runderen (melkkoeien en later zoogkoeien) ontstaan, dat nog altijd stand houdt.
— Menselijke factoren
Vanaf 1591 maakt de gemeentelijke administratie van de stad Bourg-en-Bresse melding van het pluimvee van Bresse, met name van de „vette kapoenen”. Vanaf de 17e eeuw nemen de belastingen op kapoenen en hennen toe en tegen het einde van de 18e eeuw staan ze op alle huurcontracten. De sappigheid van het vlees wordt later onderschreven door de gastronoom Brillat-Savarin, die in 1825 in zijn boek „La physiologie du goût” schreef: „Pour la poularde, la préférence appartient à celle de Bresse” (De hennen van Bresse verdienen de voorkeur).
De productie heeft zich sterk ontwikkeld door de betere afzetmogelijkheden dankzij de aanleg van de spoorlijn Parijs-Lyon-Marseille (PLM). De nabijheid van een grote agglomeratie zoals die van Lyon heeft ongetwijfeld eveneens in belangrijke mate bijgedragen tot de ontwikkeling.
Het lokale ras, dat is erkend als het enige waarmee de oorsprongsbenaming verkregen kan worden, is een echt plattelandsras, zeer geschikt voor de omgeving en de vochtige bodem van Bresse. Vroeger selecteerde elke boer de hanen voor zijn fokkerij zelf. Later, toen de sector collectief werd georganiseerd, is in 1955 een fokcentrum opgericht. Daar wordt een stamboom bijgehouden, waarmee het ras in stand kan worden gehouden.
De fokpraktijk is gebaseerd op een traditioneel dieet van door de kippen zelf op het grasland bijeengescharreld voer (regenwormen, gras, …), aangevuld met granen en zuivelproducten (aangelengde melk, melkwei, melkpoeder, karnemelk, …). Tijdens de afmestfase leven de dieren in kooien, zogenaamde „épinettes”, in alle rust en in het donker om iedere vorm van agitatie te voorkomen. De geslachte dieren worden meestal op een zeer originele manier aangeboden met een verenkraag aan de aanzet van de nek.
De pluimveehouder besteedt bijzondere aandacht aan de kwaliteitsdieren, namelijk de kapoen, een vroeg in het voorjaar geboren en vóór 15 juli gecastreerde haan, en de hen, een kip ouder dan een kuiken, maar nog niet aan de leg. Deze dieren worden langer in kooien afgemest en krijgen meestal smakelijk voer in de vorm van slobber. Ze worden ook met veel zorg geslacht en zeer voorzichtig geplukt om de huid niet te beschadigen. Als ze worden „verpakt” à la Bresse, wat voor de kapoenen verplicht is, worden poten en vleugels op het lijf gevouwen. Daarna worden ze in een stevige doek van plantaardig materiaal gevouwen, die met de hand strak wordt dichtgenaaid. Daarvoor naait men met een dunne draad vanaf het midden naar de kop en de staart zodat de kip helemaal is „ingepakt” met uitzondering van de nek, waarvan het bovenste derde deel niet wordt geplukt. Als de kip wordt uitgepakt, heeft deze de karakteristieke cilindervorm waar alleen de kop en de nek uitsteken.
5.2. Specificiteit van het product:
De dieren worden gekenmerkt door een fijn skelet en een fijne huid, die erop wijst dat de kip zich goed leent voor de ontwikkeling van vlees en vet. Door hun lange rug leveren ze grote filets.
De „volaille de Bresse” is een „vette kip”, dat wil zeggen een lange, zeer fijne kip, wat wijst op de toewijding waarmee deze dieren worden gemest. Ze zijn gemakkelijk te onderscheiden van „graankippen”, die breder en compacter zijn met een minder uitgesproken bloedarmoede.
Na de bereiding, die met kennis van zaken moet gebeuren om alle organoleptische eigenschappen van de kip te behouden, onderscheidt deze zich door zijn grote hoeveelheid zeer mals, bijzonder sappig vlees met een intense smaak.
Wat de vleesopbrengst betreft, valt de Bressekip op door de grote afmetingen van de beste stukken, zoals de lengte en de breedte van de filets en de dikke, ronde poten. De botjes zijn zeer fijn en de kop en de nek zijn mager, zodat er maar zeer weinig oneetbare delen zijn. De leeggebloede en geplukte kippen worden gekenmerkt door een ferme laag vlees en vet waar niets uitsteekt.
Het vlees is zo zacht dat het bijna smelt op de tong en wordt daarom op de markt in Parijs „moelleux” (boterzacht) genoemd. Het vlees komt vanzelf van de botten los en de verschillende spieren kunnen heel gemakkelijk van elkaar gescheiden worden. De spiervezels zijn zo fijn dat ze bijna niet te zien zijn. Pezen en spierscheden zijn vrijwel afwezig en bijna niet van het vlees te onderscheiden. Naast het dekvet dat varieert naargelang van de mate van afmesting, zijn ook de spieren van de kippen doorregen. Elk van de minuscule spiervezels is als het ware ingebed in een dun laagje vet, waardoor het vlees na bereiding buitengewoon mals is.
De hen is ronder en zwaarder dan het kuiken en heeft, doordat zij langer is afgemest, een bijzondere smaakkwaliteit. Omdat hij is gecastreerd en lang heeft geleefd, waardoor het vet lang en regelmatig in het spierweefsels is gedrongen, is de kapoen een kip van zeer grote gastronomische kwaliteit die uitsluitend in de periode van de eindejaarsfeesten in de handel wordt gebracht.
Ten slotte erkennen kenners dat het vlees van deze kippen een speciale smaak heeft waardoor de grootste fijnproevers juist naar deze kippen vragen.
Deze diep in de lokale gastronomie gewortelde productie wordt bereid en gepromoot door de grootste chef-koks, zowel in Frankrijk als daarbuiten.
5.3. Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA):
Het gemengde bedrijf van Bresse, dat voortvloeit uit de kenmerken van het natuurlijk milieu, waar vooral gras en maïs, die veel regen en een bodem met grote waterreserves nodig hebben, gemakkelijk verbouwd kunnen worden, is de belangrijkste factor die geleid heeft tot de kippenhouderij in Bresse. Naast andere granen heeft maïs met zijn grote voedingswaarde de productie mogelijk gemaakt van vette kippen en daaraan hebben de Bressekippen hun goede reputatie te danken.
De producenten hebben het ras zuiver weten te houden om zo de Bressekip te fokken. Door haar robuustheid kan zij overleven in deze moeilijke omgeving, waar zij zich gedeeltelijk voedt met de spontaan in de grond aanwezige fauna en de substantiële aanvulling die ook in het geografische gebied aanwezig is (maïs, melk) en die in de groei- en de afmestfase door de fokker wordt toegevoegd.
Zo is de pluimveehouderij gebaseerd op een sterke traditie van een zeer eiwitarm dieet gecombineerd met specifieke mestmethoden en een late slachtleeftijd waardoor de dieren volkomen volgroeid zijn.
Door de wijze van fokken, verzorgen en vetmesten heeft het pluimvee na bereiding bijzondere organoleptische kenmerken. Dankzij de traditionele praktijk om de fijnste kippen zeer strak in een doek te wikkelen, kan het vet beter in de spieren dringen. De ethers die door het vet worden geabsorbeerd en bij het bereiden vrijkomen, reageren op elkaar en dringen door tot in de hele kip, waardoor deze heerlijk smaakt.
Veel van dit gevogelte wordt verkocht in het kader van vier specifieke wedstrijden die de „Glorieuses de Bresse” worden genoemd. De eerste daarvan vond plaats in Bourg-en-Bresse op 23 december 1862. Drie andere vinden plaats in de week voorafgaand aan Kerstmis in Pont-de-Vaux, Montrevel-en-Bresse en Louhans. Daar worden meer dan 1 000 ingebonden dieren bijeengebracht, waarvan de mooiste aan een jury worden voorgelegd. Poeliers strijden om de eerste prijs bij de kapoenen en de hennen, die aan de hoogste bieder worden verkocht, en de beste exemplaren verschijnen in de mooiste etalages en op de grootste kersttafels. Deze wedstrijden laten zien hoe trots de fokkers op hun producten zijn en hoe sterk ze bij hun werk zijn betrokken.
Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier:
(artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006 (3))
https://www.inao.gouv.fr/fichier/CDCVolailleDeBresse2011.pdf
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.
(3) Vgl. voetnoot 2.