Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015XR5929

Resolutie over het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2016

PB C 51 van 10.2.2016, p. 1–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

10.2.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 51/1


Resolutie over het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2016

(2016/C 051/01)

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S,

gelet op de mededeling van de Europese Commissie over haar werkprogramma voor 2016 „No time for business as usual” en het samenwerkingsprotocol van het Europees Comité van de Regio's (CvdR) en de Europese Commissie,

gelet op zijn resoluties van 9 juli 2015 over de prioriteiten voor het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2016 en van 4 juni 2015 over zijn prioriteiten voor de zesde mandaatsperiode 2015-2020,

gelet op de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid,

Banen, groei, investeringen en cohesiebeleid

1.

is ingenomen met de voorstellen van de Commissie voor 2016 om in het licht van de tussentijdse herziening van de Europa 2020-strategie en de tenuitvoerlegging van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties (SDG) te komen met een nieuw concept voor de toepassing van het duurzaamheidsbeginsel uit artikel 3, lid 3, van het EU-Verdrag. Twee mogelijke alternatieven voor dit nieuwe concept zouden de integratie van de SDG in een nieuwe Europa 2030-strategie of in een nieuwe duurzaamheidsstrategie kunnen zijn;

2.

benadrukt dat deze inspanningen vragen om een sterke territoriale dimensie en het betrekken van de lokale en regionale overheden, via het Europese semester, bij opzet en implementatie, als garantie voor doeltreffendheid, democratische legitimiteit en verantwoording. Dit sluit aan op het pleidooi van het CvdR voor een witboek over territoriale samenhang op basis van de analyse van het Luxemburgse voorzitterschap van de wisselwerking tussen de Territoriale Agenda 2020 en de Europa 2020-strategie; stelt in dit verband ook voor om territoriale effectbeoordelingen tot een verplicht onderdeel te maken van de effectbeoordeling door de Commissie;

3.

dringt er bij de Europese Investeringsbank en de Commissie op aan om prioriteit te geven aan projecten waar lokale en regionale overheden bij zijn betrokken, waaronder kleine en middelgrote projectclusters; verbindt zich ertoe het EFSI op lokaal en regionaal niveau te promoten en te monitoren; wijst erop dat EFSI-leningen niet in alle landen relevant zijn aangezien het EFSI lokale en regionale overheden geen betere kredietmogelijkheden biedt dan die welke reeds voorhanden zijn in een aantal lidstaten;

4.

is ingenomen met de bereidheid van de Commissie om de uitvoering van het cohesiebeleid te vereenvoudigen; vindt dat daarbij voor een alomvattende aanpak moet worden gekozen waar zowel begunstigden als beheersautoriteiten baat bij hebben; zal de werkzaamheden van de groep op hoog niveau inzake vereenvoudiging op de voet volgen en daaraan een bijdrage leveren;

5.

dringt er bij de Commissie op aan om in een vroeg stadium met het CvdR in dialoog te treden over de territoriale aspecten van de herziening van het MFK, om te garanderen dat al het EU-beleid de economische, sociale en territoriale samenhang in de EU ten goede komt;

6.

merkt op dat het resultaatgericht maken van de EU-begroting ook vraagt om een ambitieus vervolg op de binnenkort te verwachten conclusies van de Groep op hoog niveau voor de eigen middelen. Omdat de impact van de EU-begroting op lokaal en regionaal niveau het grootst is, dienen de lokale en regionale overheden, met name via het CvdR, tevens een prominente rol te spelen in de voorbereiding van substantiële en alomvattende voorstellen voor een herziening van het EU-begrotingsstelsel waarvan het CvdR verwacht dat de Commissie deze in de loop van 2016 zal voorleggen;

7.

verzoekt de Commissie nogmaals om opnieuw een discussie aan te zwengelen over „Het bbp en verder” en na te gaan of aanvullende indicatoren voor welzijn en duurzame ontwikkeling moeten en kunnen worden ontwikkeld;

8.

betreurt dat in het werkprogramma van de Commissie voor 2016 niet wordt verwezen naar de Europese stedelijke agenda, gelet op de dringende behoefte aan een meer geïntegreerde benadering van EU-beleid en wetgeving op dit terrein; herhaalt in dit verband zijn pleidooi voor een witboek over de stedelijke agenda van de EU;

9.

roept de Commissie op zich te buigen over het voorstel van het Luxemburgse voorzitterschap voor een Europese grensoverschrijdende overeenkomst met specifieke bepalingen voor grensoverschrijdende gebieden; verzoekt om actief te worden betrokken bij de analyse van grensoverschrijdende belemmeringen die de Commissie momenteel voorbereidt;

10.

herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om een groenboek over mobiliteit in regio’s met bijzondere geografische en demografische problemen te publiceren;

11.

roept de Commissie op om een witboek over plattelandsgebieden op te stellen, teneinde het enorme groei- en werkgelegenheidspotentieel van deze gebieden te ontwikkelen, onder meer in een periurbane context; wijst er nogmaals op dat het GLB dient te worden vereenvoudigd; kijkt uit naar het verslag over het functioneren van de melkmarkt, waarover het al zeer specifieke aanbevelingen heeft gedaan;

12.

dringt bij de Commissie aan op een helder actieplan voor blauwe groei en op de oprichting van een speciale kennis- en innovatiegemeenschap voor de blauwe economie als extra maatregel voor het ontwikkelen van vaardigheden en het overdragen van ideeën uit het mariene onderzoek naar het bedrijfsleven;

13.

steunt de inspanningen van de Commissie om het gebruik van innovatieve financiële instrumenten te vergemakkelijken; benadrukt dat dergelijke instrumenten verder moeten worden vereenvoudigd; dringt er bij de Commissie op aan om in nauw overleg met vertegenwoordigers van steden, regio’s, EIB en sociale partners alle nodige juridische maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat niet dezelfde fouten worden gemaakt als bij de start van de programmaperiode 2007-2013;

Duurzame ontwikkeling

14.

zal het nieuwe pakket voor de circulaire economie zorgvuldig bestuderen, waaronder het bijbehorende actieplan en het nieuwe voorstel tot wijziging van de EU-afvalstoffenwetgeving, en nagaan wat de gevolgen ervan zijn voor de lokale en regionale overheden;

15.

roept de Commissie op om meer Europese samenwerking op energiegebied aan te moedigen; erkent nadrukkelijk de rol en bijdrage van de lokale en regionale overheden t.a.v. het beleid in het kader van de Energie-unie, met name op het vlak van hernieuwbare energie, microproductie van energie, energie-efficiëntie, realisering van de interne energiemarkt, energie-infrastructuur, diversifiëring en innovatieve energietechnologie; is bereid actief deel te nemen aan het Energie-infrastructuurforum en samen te werken met de Europese energieregulators;

16.

roept de Commissie op om bij de ontwikkeling van een nieuwe opzet van de energiemarkt rekening te houden met de standpunten en verwachtingen van consumenten, alsmede met de ervaringen en goede praktijkvoorbeelden van de lokale en regionale overheden; is bereid actief bij te dragen aan de werkzaamheden van het Energieforum voor de burger;

17.

is tevreden dat de Commissie met een initiatief komt, ook al is dat niet van wetgevende aard, voor de Europese ruimtevaartstrategie; hoopt dat dit de markt voor ruimtevaarttechnologische toepassingen zal stimuleren en de opkomst van kleine en middelgrote ondernemingen in deze sector zal bevorderen; dringt er in dit verband op aan om de lokale en regionale overheden meer te betrekken bij de programmering en uitvoering van de Europese ruimtevaartstrategie;

18.

verzoekt de Commissie om steun te geven aan lokale en regionale initiatieven in de campagne voor risicobestendige steden, die wordt geleid door de VN en deel uitmaakt van het Sendai-kader; herhaalt zijn oproep aan de Commissie om weerbaarheidsopbouw stevig in haar ontwikkelingsbeleid te verankeren. Nu actie ondernemen is veel goedkoper dan om te proberen reeds bestaande infrastructuur minder kwetsbaar te maken;

19.

is ingenomen met het besluit van de Commissie om het beheer van het Burgemeestersconvenant en het Mayors Adapt-initiatief samen te voegen; is bereid een actieve bijdrage te leveren om het nieuwe geïntegreerde Burgemeestersconvenant voor klimaat en energie wereldwijd te laten groeien en te promoten; herhaalt echter dat andere lokale en regionale vormen van samenwerking inzake klimaat- en energiezaken niet mogen worden verwaarloosd;

20.

betreurt dat in het werkprogramma van de Commissie niet duidelijk wordt verwezen naar het nieuwe algemene milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2020, dat door het Europees Parlement en de Raad is goedgekeurd (1); roept de Commissie in het bijzonder op tot de implementatie van prioritaire doelstelling 4 van dat actieprogramma: „optimaliseren van de voordelen van de milieuwetgeving van de Unie door de tenuitvoerlegging te verbeteren”; is ingenomen met het aangekondigde Refit-initiatief over milieuverslaglegging, maar pleit nogmaals voor een nieuwe richtlijn over toegang tot de rechter in milieuzaken en voor een voorstel inzake milieu-inspecties en handhaving (2);

21.

stelt met zorg vast dat de sociaaleconomische crisis, de demografische veranderingen en de geografisch geconcentreerde migratiestromen de reeds bestaande ongelijkheden op gezondheidsgebied tussen de Europese regio’s nog verder kunnen uitvergroten en een uitdaging worden voor doeltreffende, toegankelijke en veerkrachtige gezondheidsstelsels; roept de Commissie op deze met elkaar samenhangende factoren in kaart te brengen en om naar mogelijkheden te zoeken voor Europese regio’s om deze uitdaging tot een kans om te vormen;

22.

roept de Commissie op actie te ondernemen t.a.v. voedselverspilling en een streefcijfer van ten minste 30 % minder voedselafval in 2025 vast te stellen, met name omdat veel lokale en regionale overheden in Europa behoefte hebben aan houvast en rechtszekerheid bij de tenuitvoerlegging van maatregelen en initiatieven ter bestrijding van voedselverspilling;

23.

herhaalt zijn oproep tot EU-maatregelen, financieringsmechanismen en prioriteiten waarbij het accumulerende effect van kleine en middelgrote steden meer in aanmerking wordt genomen, aangezien ongeveer 56 % van de EU-steden en -gemeenten tussen de 5 000 en 100 000 inwoners telt.

De interne markt

24.

spoort de Commissie aan om snel werk te maken van haar aangekondigde initiatieven ter uitvoering van de strategie voor de interne markt, en benadrukt dat het territoriale effect van aanverwante maatregelen terdege moet worden nagegaan;

25.

wijst erop dat de digitale eengemaakte markt van groot belang is voor lokale en regionale overheden; dringt er bij de Commissie op aan om regelmatig terug te koppelen over de vorderingen bij het dichten van de digitale kloof, vooral op lokaal en regionaal niveau;

26.

is ingenomen met het voornemen van de Europese Commissie om de richtlijn audiovisuele mediadiensten te herzien en zou graag zien dat de regionale dimensie en bijzonderheden daarbij in aanmerking worden genomen;

27.

benadrukt dat de strategie als ondersteuning moet dienen voor de ontwikkeling van ICT-infrastructuur, met name in landelijke en afgelegen regio’s en meer in het algemeen in regio’s met een ontwikkelingsachterstand, aangezien (ultra)breedbanddiensten de economische groei flink kunnen stimuleren;

28.

acht het een goede zaak dat de Commissie zich richt op het aanboren van het potentieel van de deeleconomie en verwacht van haar dat zij snel met voorstellen komt voor een gecoördineerde aanpak van de toepasselijke regels, waarbij zij de belangrijke rol van lokale en regionale overheden en de noodzaak om de rechten van consumenten te beschermen onderkent;

29.

kan zich vinden in de maatregelen van de Commissie om wettelijke hindernissen voor kleine en middelgrote ondernemingen en startende bedrijven aan te pakken en is ingenomen met haar plan voor een nieuw initiatief om ondernemers na een faillissement een tweede kans te bieden; onderstreept de belangrijke bijdrage van lokale en regionale overheden aan het ontstaan van sterke economische ecosystemen en wijst er daarom op dat deze een plaats moeten krijgen in de governance van het beleid voor het midden- en kleinbedrijf, en dan vooral in het netwerk van mkb-vertegenwoordigers (SME Envoys);

30.

verzoekt de Commissie door te gaan met haar streven naar de invoering van een kapitaalmarktunie en wijst er eens te meer op dat de rompslomp als gevolg van toekomstige regelgeving zo gering mogelijk moet worden gehouden en dat buitensporig risicogedrag en instabiliteit op financiële markten moeten worden voorkomen;

31.

is tevreden over het voornemen van de Commissie om met een actieplan over btw te komen, internationale normen inzake grondslaguitholling en winstverschuiving toe te passen en om in het kader van de evaluatie van de Europese btw-richtlijn in 2016 de voorwaarden te verduidelijken waaronder het niet-belasten van intercommunale samenwerking — dat is vastgelegd in het publiek recht en dat buiten het toepassingsgebied van het recht inzake overheidsopdrachten valt — kan worden beschouwd als in overeenstemming met het Unierecht;

32.

neemt nota van de aankondiging van de Commissie om haar huidige voorstel over een gemeenschappelijke geconsolideerde grondslag voor de vennootschapsbelasting in te trekken, hetgeen het CvdR heeft toegejuicht, maar vraagt zich af in hoeverre het voornemen van de Commissie om dit te vervangen door „voorstellen voor een stapsgewijze aanpak naar een verplichte heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting” al vooruitloopt op het resultaat van de lopende openbare raadpleging over het thema;

33.

betreurt ten zeerste dat niet wordt uitgelegd waarom de Europese Commissie heeft besloten de goedkeuring van het pakket arbeidsmobiliteit uit te stellen, dat juist bedoeld is als een van de vlaggenschipinitiatieven van de Commissie ter bestrijding van sociale dumping en sociaal toerisme in Europa en ter versterking van sociale rechten en dat volgens het CvdR een herziening van de detacheringsrichtlijn werknemers zou moeten bevatten;

34.

kijkt uit naar het voorstel van de Commissie om de problemen bij het combineren van werk en privéleven beter aan te pakken, met name als het gaat om de deelname van vrouwen op de arbeidsmarkt, door een herziening van de richtlijn van 2010 inzake ouderschapsverlof, door het deblokkeren van de institutionele patstelling met betrekking tot de richtlijn moederschapsverlof en door de presentatie van een concrete strategie voor het bereiken van gendergelijkheid in de EU;

35.

verzoekt de Commissie om een herziening voor te stellen van de richtlijn betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk en van een richtlijn betreffende arbeidsgerelateerde spier- en skeletaandoeningen;

36.

wijst erop dat de focus van de agenda voor nieuwe vaardigheden voor Europa zou moeten liggen op hernieuwde pogingen om de Europese hogeronderwijsstelsels te moderniseren en op voorstellen om ervoor te zorgen dat iedereen in de EU het recht en de mogelijkheid heeft om een basisniveau van onderwijs en vaardigheden te halen, zodat uitmuntende resultaten worden behaald en innovatie in onderwijs en beroepsopleidingen een impuls krijgt; daarbij zijn ook het aanleren van digitale vaardigheden en de bijdrage van het onderwijs ter bestrijding van radicalisering door jongeren van belang;

Economische en monetaire Unie

37.

is ingenomen met de intentie van de Commissie om de democratische verantwoordingsplicht van de economische governance van de EU, die zonder de inbreng van subnationale overheden onder de maat blijft, te verbeteren;

38.

dringt er bij de Commissie op aan om ook het effect te beoordelen van de nieuwe ESA 2010-regels voor het investeringsvermogen van lokale en regionale overheden;

39.

neemt nota van de initiatieven van de Commissie voor de overgang van fase 1 naar fase 2 van de voltooiing van de EMU, waaronder het voor het voorjaar van 2017 geplande witboek; benadrukt dat over elke stap van de uitvoering een apart besluit moet worden genomen;

40.

benadrukt dat het voor het verbeteren van de sociale dimensie van de EMU cruciaal is om regionale verschillen aan te pakken; wijst erop dat indicatoren voor deze verschillen zouden moeten worden toegevoegd aan het scorebord van sociale indicatoren van de EMU;

Justitie, grondrechten en burgerschap

41.

is van mening dat multilevel governance het mogelijk maakt om in de praktijk werk te maken van de bescherming van grondrechten en bijdraagt aan het opbouwen en in stand houden van een Europa van de burgers;

42.

acht wederzijds vertrouwen van essentieel belang voor effectieve rechtshandhaving over de grenzen heen, aangezien terrorisme en radicalisering, georganiseerde misdaad en cybercriminaliteit van nature transnationaal zijn en een EU-reactie nodig maken; is ingenomen met het voornemen van de Commissie om meer aandacht te besteden aan de ontwikkeling van de operationele samenwerking en de instrumenten die in dit verband nodig zijn;

43.

stelt vast dat in de Europese migratieagenda en de bijbehorende uitvoeringsinitiatieven de nadruk ligt op solidariteit en verantwoordelijkheid; onderstreept dat al het EU-beleid inzake migratie en de uitvoering hiervan door de lidstaten zouden moeten draaien om deze beginselen, de eerbiediging van mensenrechten en de capaciteit van lokale en regionale overheden;

44.

stelt vast dat de EU-gelden voor de aanpak van de vluchtelingencrisis toenemen en zou graag zien dat de Commissie nagaat wat de toegevoegde waarde ervan is, met name voor lokale en regionale overheden, en in welke mate ze worden gebruikt; benadrukt dat er snel meer geld moet komen voor het in goede banen leiden van migratie en integratie; dringt er bij de Commissie op aan om ervoor te zorgen dat de lokale en regionale overheden die momenteel vluchtelingen ontvangen en huisvesten, zo spoedig mogelijk de nodige financiële middelen krijgen om te voorzien in de dringendste behoeften van de vluchtelingen;

45.

is ingenomen met de aankondiging van initiatieven om de zwakke punten van de asielregelingen van de EU aan te pakken en een solide, EU-breed langetermijnplan voor herplaatsing en hervestiging uit te werken; is in dit verband verheugd over de geplande verdere ontwikkeling van de Dublin-verordening met als doel een evenwichtigere lastenverdeling op basis van vaste en eerlijke quota; benadrukt dat in onderlinge overeenstemming afgesproken regels van Dublin van kracht blijven en dat alle EU-lidstaten zich dienen te houden aan de EU-normen voor opvang en asielprocedure;

46.

benadrukt dat de buitengrenzen van de EU dringend aan betere bescherming toe zijn; benadrukt dat maatregelen die indruisen tegen het beginsel van het vrije verkeer in het Schengengebied, vermeden moeten worden; onderkent echter dat het bij wijze van uitzondering mogelijk is om aan binnengrenzen controles uit te voeren teneinde de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te beschermen; dringt er bij de Commissie op aan om niet te vergeten dat initiatieven nodig zullen zijn voor een goede integratie van vluchtelingen, zoals samenwerkingsverbanden voor migratie en integratie tussen lokale en regionale overheden in de landen van herkomst en bestemming;

47.

neemt kennis van het voorstel van de Commissie voor een lijst van veilige landen van herkomst en zal via zijn gemengde raadgevende comités en de werkgroepen beleid ontwikkelen en goede praktijken uitwisselen met alle zeven landen die in het voorstel van de Commissie worden genoemd;

48.

verzoekt de Commissie een goed en snel uit te voeren terugkeerbeleid uit te werken waarin de waardigheid en grondrechten van migranten die niet in aanmerking komen voor asiel en veilig kunnen terugkeren, worden gerespecteerd; dat is nodig om ervoor te kunnen zorgen dat de middelen worden gericht op degenen die echt in een noodsituatie verkeren en om verdere sociale conflicten die de weg zouden kunnen banen voor extremisme, te helpen voorkomen;

EU-handelsbeleid

49.

verwelkomt het voorstel van de Commissie om een nieuw systeem voor een Investeringshof voor het TTIP en alle andere lopende en toekomstige handelsbesprekingen in te voeren; verwelkomt met name het feit dat in het nieuwe voorstel het recht van regeringen om te reguleren is vastgelegd, maar de Commissie zou wel moeten verduidelijken hoe dit de situatie zal verbeteren in vergelijking met het huidige ISDS-mechanisme;

50.

dringt er bij de Commissie op aan om, alvorens handelsbesprekingen te starten, impactbeoordelingen uit te voeren van de potentiële economische, sociale en ecologische gevolgen van handelsovereenkomsten, ook voor kmo’s, consumenten, specifieke economische sectoren, mensenrechten en voor ontwikkelingslanden; wijst met name op de noodzaak om duidelijk te maken of en wanneer het TTIP gevolgen kan hebben voor de lokale overheidsdiensten;

51.

betreurt dat de lokale en regionale dimensie nog altijd ontbreekt in de handelsbesprekingen en roept de Commissie op om dit bij te stellen in haar nieuwe handels- en investeringsstrategie; roept de Commissie in dit verband op om het CvdR te betrekken bij de TiSA-onderhandelingen, met name door het CvdR eenzelfde toegang tot de onderhandelingsdocumenten te verschaffen als voor het TTIP;

Stabiliteit en samenwerking buiten de EU

52.

benadrukt dat er een vreedzame oplossing moet worden gevonden voor de conflicten in Libië, Syrië en Oekraïne; biedt de diensten van de lokale en regionale overheden aan in het kader van de diplomatie van persoonlijke contacten; bevestigt opnieuw zijn bereidheid om mee te werken aan decentraliseringshervormingen in Oekraïne en stelt voor om de samenwerking tussen de Europese en Libische lokale en regionale overheden te intensiveren, met aandacht voor capaciteitsopbouw en territoriale ontwikkeling, ook voorafgaand aan de volledige tenuitvoerlegging van een alomvattende interne overeenkomst;

53.

verwelkomt de intentie van de Commissie om een duidelijker kader te bieden ter ondersteuning van de stabilisering en democratische ontwikkeling van de partnerlanden binnen het Europees nabuurschapsbeleid; benadrukt dat er binnen de strategische doelstellingen van dit nieuwe beleid een territoriale benadering moet worden gevolgd en steun moet worden gegeven aan het decentraliseringsproces; zal zich inzetten voor deze benadering via zijn twee samenwerkingsplatforms, namelijk de Euro-mediterrane vergadering van lokale en regionale overheden (Arlem) en de Conferentie van lokale en regionale overheden van het Oostelijk Partnerschap (Corleap);

54.

verwelkomt de intentie van de Commissie om verder te werken aan de concretisering van de toetredingsperspectieven voor de EU-kandidaat-lidstaten; dringt er bij de Commissie op aan om in haar voortgangsverslagen over de uitbreiding meer aandacht te besteden aan de situatie van het lokale en regionale zelfbestuur in de uitbreidingslanden, hetgeen de inzet is van de activiteiten van de gemengde raadgevende comités (GRC’s) en werkgroepen (WG’s);

55.

verwelkomt het voorgestelde beleid na Cotonou en de intentie van de Commissie om de samenhang van het externe beleid te vergroten; benadrukt de noodzaak om de lokale democratie te versterken evenals de administratieve capaciteit t.a.v. het ontwikkelingsbeleid; pleit ervoor de regionale integratie in en een decentrale ontwikkelingssamenwerking met de partnerlanden te bevorderen;

56.

moedigt de Commissie aan om bij de analyse van de reacties op openbare raadplegingen rekening te houden met de herkomst van de ontvangen bijdragen en een onderscheid te maken tussen bijdragen van partijen met specifieke belangen en van partijen die algemene belangen behartigen, zoals de lokale en regionale overheden. De Commissie zou dit onderscheid ook in aanmerking moeten nemen om na te gaan of er voor een bepaald wetgevingsvoorstel een territoriale effectbeoordeling moet worden uitgevoerd;

Burgerschap en governance

57.

benadrukt dat lokale en regionale overheden een cruciale rol kunnen spelen bij het in kaart brengen van administratieve rompslomp veroorzakende EU-regels, ook als het gaat om de omzetting en tenuitvoerlegging van regelgeving; herhaalt zijn oproep om te verwijzen naar de bijdrage van het CvdR aan het wetgevingsproces binnen het interinstitutionele akkoord inzake betere regelgeving, gezien zijn bevoorrechte institutionele rol m.b.t. het subsidiariteitsbeginsel en de territoriale impact van de EU-wetgeving;

58.

breekt opnieuw een lans voor de vrijstelling voor democratisch verkozen vertegenwoordigers van regionale en lokale overheden van de regels van het EU-transparantieregister, bedoeld om de toegang tot de EU-instellingen voor lobbyisten te reguleren;

59.

verwelkomt de intentie van de Commissie om de „Dialogen met de burgers” uit te breiden en haar voornemen om de kloof tussen de EU en de burgers te overbruggen; herhaalt dat het zal blijven ijveren voor transparantie en democratische verantwoording in de EU-besluitvorming, evenals voor decentrale communicatie inzake EU-beleid dat van invloed is op lokale en regionale overheden, teneinde de legitimiteit van de EU te bevorderen en meer draagkracht te creëren voor haar wetgeving;

60.

volgt met zeer veel aandacht de herziening van de verordening over het Europees burgerinitiatief en benadrukt dat een alomvattende herziening nodig is, wil dit instrument werkelijk de rol kunnen spelen waarvoor het in het leven is geroepen;

61.

draagt zijn voorzitter op om deze resolutie aan de Europese Commissie, het Europees Parlement, de Raad en de voorzitter van de Europese Raad toe te sturen.

Brussel, 3 december 2015.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Markku MARKKULA


(1)  Besluit nr. 1386/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013.

(2)  CDR 1119-2012, CDR 593-2013.


Top
  翻译: