Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020IE1715

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité — “EU en Afrika: totstandbrenging van een gelijkwaardig ontwikkelingspartnerschap op basis van duurzaamheid en gemeenschappelijke waarden” (initiatiefadvies)

EESC 2020/01715

PB C 429 van 11.12.2020, p. 105–113 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

11.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 429/105


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité — “EU en Afrika: totstandbrenging van een gelijkwaardig ontwikkelingspartnerschap op basis van duurzaamheid en gemeenschappelijke waarden”

(initiatiefadvies)

(2020/C 429/15)

Rapporteurs:

Dimitris DIMITRIADIS (EL-I)

Dilyana SLAVOVA (BG-III)

Thomas WAGNSONNER (AT-II)

Besluit van de voltallige vergadering

20.2.2020

Rechtsgrondslag

Artikel 32, lid 2, reglement van orde

 

Initiatiefadvies

Bevoegde afdeling

Externe Betrekkingen

Goedkeuring door de afdeling

24.2.2020

Goedkeuring door de voltallige vergadering

16.9.2020

Zitting nr.

554

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

216/1/2

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

In een snel veranderende wereld die niet alleen te kampen heeft met grote problemen maar ook nieuwe kansen biedt, is Europa verplicht om zijn multiculturele, institutionele en sociaaleconomische erfgoed te gebruiken om wereldwijd duurzame ontwikkeling mogelijk te maken. De uitdagingen waarmee de Afrikaanse ontwikkelingslanden worden geconfronteerd, zijn zeer complex en moeten daarom op behoedzame en multidimensionale wijze worden aangegaan. Het is niet genoeg dat we goedbedoeld advies geven; we moeten ook aanzienlijke financiële middelen van de EU en haar lidstaten verstrekken om in Afrika te investeren teneinde de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) te verwezenlijken. Dit moet het hoofddoel van de internationale partnerschappen van de EU zijn, en de eerbiediging van de universele rechten van de mens, die essentiële gemeenschappelijke waarden zijn, moet ten grondslag liggen aan elk politiek engagement binnen een gelijkwaardig ontwikkelingspartnerschap met Afrika.

1.2.

In overeenstemming met de nieuwe EU-consensus inzake ontwikkeling pleit het EESC ervoor een fatsoenlijk leven en goede vooruitzichten te bevorderen, een middenklasse op te richten en gelijkwaardige partnerschappen te ondersteunen door duurzame sociaal-liberale democratische structuren in Afrika te versterken, in overeenstemming met de universele rechten van de mens (1), waaronder fundamentele arbeidsrechten (de Verklaring betreffende de fundamentele principes en rechten op het werk, waarin de centrale arbeidsnormen zijn opgenomen, en de tripartiete beginselverklaring betreffende multinationale ondernemingen en sociaal beleid van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO)), de vrijheid van ondernemerschap en het recht op een gezonde omgeving, alsook de SDG’s. Het EESC is ingenomen met de gezamenlijke mededeling Naar een brede strategie met Afrika (2) en tracht bij te dragen tot de verbetering van de nieuwe alomvattende strategie van de EU met Afrika.

1.3.

Er sluimeren kritieke uitdagingen in de huidige situatie, maar ook mogelijkheden voor ontwikkelingssamenwerking tussen de EU en Afrika. Veel van de twintig snelst groeiende economieën ter wereld bevinden zich in Afrika. In 2035 zal Afrika beschikken over het grootste arbeidspotentieel. Een handels- en investeringspartnerschap op hoog niveau, op basis van de universele rechten van de mens en duurzaamheid, is in het belang van beide partijen. De ontwikkeling moet centraal staan, dus ontwikkelingsgeld mag niet voor grensbeveiliging worden gebruikt.

1.4.

Het EESC is verheugd over de vrijhandelsruimte op het Afrikaanse continent (AfCFTA), aangezien deze de handel op het continent versterkt, de afhankelijkheid vermindert en afstapt van een aanpak die slechts op overzeese uitvoer is gebaseerd. Dit kan een belangrijke eerste stap zijn in de richting van een vrijhandelsruimte tussen de EU en Afrika. Het EESC herhaalt de belangrijke rol van maatschappelijke organisaties in de post-Cotonou-overeenkomst.

1.5.

Langetermijninvesteringen in de intra-Afrikaanse infrastructuur ter bevordering van regionale waardeketens en een duurzame lokale economie zijn economisch zinvol, ecologisch duurzaam en genereren productiecapaciteit, waaronder lokale banen van hoge kwaliteit. Een aanpak die uitsluitend is gericht op overzeese uitvoer is onhoudbaar. Met name de intercontinentale economische samenwerking zou gunstig moeten zijn voor de lokale productie in Afrika, waarvan de belangrijkste sectoren duurzame landbouw, energie en de circulaire economie zouden moeten zijn, alsook de traditionele sectoren die verband houden met grondstoffen en de bouw, die nog steeds moeten worden hervormd in overeenstemming met de SDG’s. Overheidsmiddelen zullen niet noodzakelijkerwijs worden gebruikt voor particuliere investeringen in Afrika, ten koste van de conventionele ontwikkelingssamenwerking. Derhalve zijn monitoring-, controle- en evaluatiesystemen waarin het maatschappelijk middenveld een grote rol speelt, van essentieel belang.

1.6.

Het maatschappelijke middenveld, sociale partnerschappen, sociale markteconomieën en systemen van de welvaartsstaat zouden succesvolle modellen moeten zijn voor de ondersteuning van duurzame ontwikkeling in Afrika, ofschoon die wel op de lokale cultuur en de sociaaleconomische omstandigheden moeten zijn afgestemd. Handel en investeringen zijn niet de enige prioriteiten voor de ondersteuning van Afrikaanse landen. Ook van belang zijn met name het belastingbeleid, migratie, ontwikkeling, het milieu, onderwijs, gezondheid, en arbeids- en leefomstandigheden. Dit gegeven is nog belangrijker in het licht van de huidige COVID-19-crisis (coronavirus), waar Afrika enorm onder te lijden zal hebben.

1.7.

Er moet infrastructuur voor kwaliteitsborging worden opgezet om ervoor te zorgen dat Afrikaanse goederen aan de normen van de doelmarkten voldoen. Er moet voor worden gezorgd dat de wetten die in overeenstemming zijn met de SDG’s worden nageleefd. Daarnaast zouden stelsels van zorgvuldigheidseisen ten aanzien van de mensenrechten, waaronder de EU-regels, zeer nuttig zijn (3).

1.8.

Erasmus+ moet worden uitgebreid om de samenwerking tussen de EU en Afrika te versterken. Het ontwikkelingspartnerschap tussen de EU en Afrika moet leiden tot meer steun bij het opzetten van lokale openbare onderwijsstelsels, gaande van onderwijs aan jonge kinderen tot universitair niveau en beroepsonderwijs en -opleiding, met inbegrip van het leerlingwezen en stelsels voor een leven lang leren. Een “braindrain” van Afrika naar de EU moet worden voorkomen. Vooral gendermainstreaming en de versterking van de positie van vrouwen spelen een centrale rol bij het verwezenlijken van duurzame ontwikkeling.

1.9.

De versterking van de positie van vrouwen in Afrika is een prioriteit voor het EESC, dat er bij de instellingen en het maatschappelijk middenveld op aandringt om actief en zonder ophouden te ijveren voor volledige gelijkheid van mannen en vrouwen op de verschillende sociale en economische niveaus.

1.10.

Retourmigratie is in veel opzichten een kritieke kwestie. Alleen economische, ecologische en sociale ontwikkeling kan de oorzaken van onvrijwillige migratie wegnemen.

1.11.

Een internationale financieringsmaatschappij voor de Afrikaanse diaspora, beheerd door Afrikaanse instellingen en gericht op Afrikaanse behoeften, kan een ideaal platform zijn om investeringen te kanaliseren. Het zou ook een optie voor investeerders in de EU kunnen zijn.

1.12.

Afrika is het afgelopen decennium sterk gegroeid, wat heeft geleid tot de voorspelling dat de energievraag van het continent in 2050 zal verdubbelen, met nog altijd even hoge armoedecijfers. Dit zou de problemen met betrekking tot duurzaamheid op ecologisch en sociaaleconomisch vlak in stand houden of zelfs verergeren.

1.13.

Desondanks kunnen er zich mogelijkheden voordoen: i) Afrikaanse landen kunnen een voortrekkersrol spelen bij de omzetting van zonne-energie in elektriciteit met behulp van fotovoltaïsche technologie; dit kan tevens leiden tot de grootschalige productie van synthetische brandstoffen; ii) specifieke mogelijkheden voor gezamenlijke projecten en zakelijke activiteiten en gemeenschappelijk beleid kunnen zorgen voor een nieuwe benadering van een sociaal-ecologische markteconomie.

1.14.

De landbouw- en voedingsmiddelensector in Afrika moet worden gesteund om de teelt te verbeteren, mislukte oogsten te beperken en de kwaliteitsnormen te verhogen. Andere doelstellingen in de voedingsmiddelensector betreffen de ontwikkeling van nieuwe marketing- en productiemethoden, de bevordering van coöperatieve zelforganisatie onder landbouwers, voedselzekerheid en de toename van de handel langs de gehele waardeketen. Het EESC verzet zich met name tegen de “landroof” in Afrika.

1.15.

De EU en Afrikaanse belanghebbenden moeten samenwerken om de Green Deal in de praktijk te brengen en zo de aarde te redden en iedereen de kans op een fatsoenlijk leven te geven. Met de geïnstitutionaliseerde betrokkenheid van maatschappelijke organisaties zouden we gemakkelijk aan zelfreflectie kunnen doen en met nieuwe middelen de fouten uit het verleden kunnen vermijden. Duurzame ontwikkeling kan alleen worden bereikt als deze voortkomt uit en nagestreefd wordt door het land zelf.

1.16.

Een aanpak op basis van de universele rechten van de mens, de ontwikkeling van democratische bestuursstructuren, de verbetering van de economische en financiële governance door middel van een transparant beheer van overheidsfinanciën, en de totstandbrenging van een geloofwaardig systeem ter bestrijding van corruptie op basis van een onafhankelijke rechterlijke macht, dragen allemaal bij tot het creëren van sterke, onafhankelijke en stabiele partners in het bedrijfsleven en op het gebied van ontwikkeling.

2.   Achtergrond en hoofdpunten van het advies

2.1.

De EU27 is de grootste handels- en investeringspartner van Afrika. Het EESC is ingenomen met de gezamenlijke mededeling Naar een brede strategie met Afrika (4), waarin partnerschappen in verband met de groene transitie en toegang tot energie, digitalisering, duurzame groei en werkgelegenheid, en vrede en bestuur worden voorgesteld.

2.2.

Tweeënvijftig Afrikaanse landen hebben een bepaalde handelsovereenkomst met de EU. Er zijn associatieovereenkomsten gesloten met vier Noord-Afrikaanse landen en er lopen onderhandelingen over een diepe en brede vrijhandelsruimte met Marokko en Tunesië. Het EU heeft vijf economische partnerschapsovereenkomsten met regionale Afrikaanse organisaties gesloten. Deze overeenkomsten zijn gebaseerd op de Overeenkomst van Cotonou en de bijbehorende doelstelling om de handelsbetrekkingen tussen de EU en landen en regio’s in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) naar het niveau van de WTO-regels te tillen.

2.3.

Het EESC blijft bij zijn aanpak: het wil een fatsoenlijk leven en goede vooruitzichten voor iedereen waarborgen, een middenklasse oprichten (rekening houdend met de correlatie tussen migratie en inkomsten) en gelijkwaardige partnerschappen steunen door duurzame sociaal-liberale democratische structuren te versterken. Daarbij moeten reeds bestaande lokale tradities en beste praktijken in acht worden genomen. Het EESC heeft gepleit voor een ontwikkelingsbeleid dat zorgt voor goede vooruitzichten, structuren en economische kansen voor iedereen in Afrika.

2.4.

Investeringen van buiten Afrika nemen geleidelijk toe. Zo doet China investeringen als onderdeel van zijn forum voor samenwerking tussen China en Afrika (FOCAC) en de Nieuwe Zijderoute. Andere, minder uitgebreide initiatieven zijn onder andere het Africa Partnership Station van de Verenigde Staten en de top Rusland-Afrika 2019.

2.5.

Universele rechten van de mens, waaronder fundamentele arbeidsrechten, vrijheid van ondernemerschap, het recht op een gezonde omgeving en de rechtsstaat zijn essentiële gemeenschappelijke waarden. Samen met de SDG’s vormen zij een internationaal erkende minimumnorm voor ontwikkelingsprogramma’s en liggen zij aan de basis van een gelijkwaardig ontwikkelingspartnerschap.

2.6.

Deze waarden zijn in overeenstemming met de nieuwe consensus van de EU ten aanzien van ontwikkeling, in het kader waarvan ook rekening wordt gehouden met de effecten van ander beleid op ontwikkeling door middel van beleidscoherentie voor ontwikkeling.

2.7.

In dit advies worden kritieke aspecten voor een echt gelijkwaardig ontwikkelingspartnerschap vastgesteld en worden de huidige situatie en uitdagingen betreffende de betrekkingen tussen de EU en Afrika geanalyseerd.

3.   Actuele uitdagingen

Een fatsoenlijk leven, ecologische verantwoordelijkheid en goede vooruitzichten zijn voor ons onmisbaar om te overleven. We moeten de klimaatverandering aanpakken, verantwoordelijker optreden en meer samenwerkingsgericht denken. De traditionele benadering van industriebeleid en groei is een verouderd ontwikkelingsmodel dat de planeet verwoest en enorme kosten voor de samenleving met zich meebrengt. In Afrika is het met name zo dat mensen niet alleen uit extreme armoede moeten worden gehaald, maar ook de mogelijkheid moeten krijgen om actief deel te nemen aan de samenleving (huisvesting, voedsel, gezondheid, onderwijs). In het “Global Risks Report 2017” van het Wereld Economisch Forum werd het probleem van wereldwijde ongelijkheid als de grootste aanjager van risico’s in verband met recente beleidsuitdagingen benadrukt. Vrouwen en kwetsbare groepen worden bij een gebrek aan kansen zelfs nog meer geraakt en uitgesloten van maatschappelijke participatie.

3.1.   Economische aspecten

3.1.1.

Veel van de twintig snelst groeiende economieën ter wereld bevinden zich in Afrika en in 2035 zal Afrika beschikken over het grootste arbeidspotentieel. Hier zijn de wereldmarkten, klanten en werknemers van de toekomst te vinden. Daarom kunnen de meeste actuele mondiale uitdagingen alleen samen met sterke Afrikaanse partners worden aangepakt. Er moet een gelijkwaardig handels- en investeringspartnerschap op basis van de universele rechten van de mens en duurzaamheid komen. Er is jaarlijks 600 miljard EUR nodig om de SDG’s in Afrika te verwezenlijken (5). Derhalve erkent het EESC de enorme behoefte aan particuliere investeringen.

3.1.2.

In het handelsbeleid moet rekening worden gehouden met coherentie voor ontwikkeling, met name met betrekking tot tarieven, aanbestedingen en belastingen, moet aandacht worden besteed aan bestaande asymmetrieën, vooral wat betreft de economische partnerschapsovereenkomsten (6), moet de regionale integratie worden gesteund, moeten bindende hoofdstukken over duurzaamheid worden opgenomen op basis waarvan sancties kunnen worden opgelegd, en moet de bescherming van investeringen worden aangepast zodat alle universele rechten van de mens worden geëerbiedigd.

3.1.3.

Het EESC is verheugd over de vrijhandelsruimte op het Afrikaanse continent (AfCFTA), aangezien deze de handel op het continent versterkt, de afhankelijkheid vermindert en afstapt van een uitsluitend op overzeese uitvoer gebaseerde aanpak. Het staat positief tegenover een vrijhandelsruimte tussen de EU en de Afrikaanse Unie (AU) in het kader van één enkele overeenkomst, waarin rekening moet worden gehouden met de diversiteit en het economisch potentieel van de afzonderlijke Afrikaanse staten.

3.1.4.

Fondsen die traditioneel altijd voor ontwikkeling waren bestemd, worden nu steeds vaker gebruikt om particuliere investeringen ten volle te benutten, wat niet ten koste mag gaan van de traditionele ontwikkelingssamenwerking. Zogenaamde “groene obligaties”, die specifiek gericht zijn op duurzame projecten, zouden een goede manier kunnen zijn om particuliere investeringen in Afrika te kanaliseren. Zowel particuliere als overheidsinvesteringen moeten absoluut worden gemonitord, gecontroleerd en geëvalueerd met medewerking van maatschappelijke organisaties om ervoor te zorgen dat ze worden gebruikt voor de verwezenlijking van de SDG’s en de ontwikkelingsdoelstellingen en dat ze de universele rechten van de mens eerbiedigen. Tegelijkertijd heeft het EESC opgemerkt dat Europese ontwikkelingsfondsen zijn gebruikt om slechte arbeidsomstandigheden in Afrika te verbeteren (7).

3.1.5.

Landbouw is een belangrijke economische sector in Afrika (ruim 60 % van de Afrikanen is werkzaam in de landbouw, meestal in de vorm van kleinschalige landbouw voor eigen gebruik). In geïndustrialiseerde en opkomende economieën is er sprake van een race om landbouwgrond veilig te stellen in Afrika (8). Het ontbreken van officiële of nauwkeurige registers werkt landroof in de hand en weerhoudt jonge Afrikanen ervan aan landbouwgrond te komen. Wereldwijd worden de meeste op grond gebaseerde investeringen in Afrika gedaan, waaronder omvangrijke investeringen door de EU. Deskundigen op het gebied van ontwikkeling waarschuwen dat internationale (waaronder Europese) landbouwbedrijven het in de savanne van Guinee op 4 miljoen vierkante kilometer landbouwgrond hebben voorzien (9). De wereldwijde voedselproductie moet tegen 2050 met 70 % stijgen (10), wat neerkomt op een stijging van 97 % in ontwikkelingslanden, terwijl landbouwgrond tegelijkertijd steeds vaker wordt gebruikt voor de productie van biobrandstoffen en stoffen voor de chemische industrie. Voedselzekerheid is des te belangrijker naar aanleiding van de COVID-19-pandemie.

3.2.   Sociale aspecten

3.2.1.

Concepten als het maatschappelijk middenveld, sociale partnerschappen en een sociale markteconomie hebben het heel goed gedaan in Europa.

3.2.2.

Projecten van de Europese Investeringsbank (EIB) lijken ruimere duurzaamheidsdoelstellingen te halen en gebruik te maken van een betere aanpak van ontwikkelingsvraagstukken. Het Europees Parlement, de Europese Commissie en maatschappelijke organisaties hebben echter hun zorgen geuit over de verrichtingen van de EIB. Zij hebben benadrukt dat de EIB de zorgvuldigheidseisen ten aanzien van de mensenrechten in zijn activiteiten moet verbeteren. Dit is van essentieel belang voor het bieden van geloofwaardige steun (11).

3.2.3.

Bepalingen die Europeanen toestaan om wetten aan te vechten die in overeenstemming zijn met de SDG’s, tasten onze geloofwaardigheid aan:

fatsoenlijk werk omvat een leefbaar loon; dit aanvechten is niet in overeenstemming met de ontwikkelingsaanpak die we moeten hanteren (bijv. de zaak Veolia tegen Egypte);

Investeringen door de EU moeten worden beschermd, maar we moeten het arbeidsrecht, het milieu en consumentenbescherming waarborgen.

3.2.4.

Ons ontwikkelingspartnerschap moet het opzetten van lokale openbare onderwijsstelsels, gaande van onderwijs aan jonge kinderen tot het universitaire niveau, sterker ondersteunen. Er moet extra aandacht worden besteed aan beroepsonderwijs, met inbegrip van het leerlingwezen en stelsels voor een leven lang leren. De ervaring van Europa op dit gebied kan van pas komen bij het ontwikkelen van onderwijsstelsels in Afrika.

3.2.5.

De handelskosten in Afrika zijn vaak zeer hoog en veel landen voldoen nog niet aan de internationale kwaliteits-, veiligheids- en milieunormen. Er moet infrastructuur voor kwaliteitsborging worden opgezet om ervoor te zorgen dat Afrikaanse goederen voldoen aan de normen van de doelmarkten, ook in Afrika. In het bijzonder moet de steun aan Afrikaanse landen worden toegespitst op voorwaarden en beschermende structuren op het gebied van milieu, gezondheid en arbeid.

3.2.6.

De Europese welvaartsstaatsystemen zijn succesvol tot ontwikkeling gekomen op basis van solidariteit en omdat zij zijn gestoeld op fundamentele waarden die door alle belangrijke politieke bewegingen worden gedeeld. Socialezekerheidsstelsels, coöperatieve modellen en openbare voorzieningen hebben mensen in staat gesteld om rijkdom te vergaren en het mogelijk gemaakt om marktkrachten te kanaliseren, niet alleen om de armoede terug te dringen en economische groei te stimuleren, maar ook om participerende democratieën te bevorderen.

3.2.7.

Dit is nog belangrijker met het oog op de uitdagingen van de huidige COVID-19-crisis, waar Afrika enorm onder te lijden zal hebben. Volgens gegevens van de VN draagt Afrika 24 % van de mondiale ziektelast, waarbij met name malaria problematisch is, maar beschikt het continent over slechts 3 % van de gezondheidswerkers in de wereld. Het is algemeen bekend dat landen die gezondheidswerkers opleiden financiële verliezen lijden wanneer deze beroepsbeoefenaars naar geïndustrialiseerde landen emigreren (12).

3.2.8.

Alleen economische, ecologische en sociale ontwikkeling kan de oorzaken van onvrijwillige migratie wegnemen. We moeten de universele rechten van de mens in ons beleid opnemen om het soort samenlevingen in Afrika te bevorderen waarnaar veel Afrikaanse emigranten op zoek gaan in de EU vanwege het ontbreken van vooruitzichten in hun thuisland.

3.2.9.

Retourmigratie is een gevoelig punt. Zo wil het EESC graag de aandacht vestigen op verslagen (13) over de braindrain uit Tunesië, waar beleidsmakers te maken hebben met het feit dat ongeveer een derde van de IT-specialisten, die met behulp van EU-fondsen zijn opgeleid, emigreert om in de EU te gaan werken.

3.3.   Duurzaamheidsaspecten

3.3.1.

Hoewel de Afrikaanse economie het afgelopen decennium sterk is gegroeid en de leefomstandigheden aanzienlijk zijn verbeterd, zijn de armoedecijfers nog steeds zeer hoog. Vanwege de beperkte economische diversificatie, aanhoudende ongelijkheid, hoge werkloosheid en milieuschade moet het continent nog steeds stappen zetten in de richting van een duurzame ontwikkeling waarmee een fatsoenlijk leven voor iedereen kan worden bereikt.

3.3.2.

De vraag naar energie in Afrika zal tegen 2050 naar verwachting verdubbelen. Er moet in deze toegenomen behoeften worden voorzien door meer gebruik te maken van hernieuwbare energiebronnen. De implementatie van de energietransitie van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energiebronnen is cruciaal om de klimaatverandering tegen te gaan. Afrikaanse landen kunnen een voortrekkersrol spelen in de omzetting van zonne-energie in elektriciteit met behulp van fotovoltaïsche technologie. Grote fotovoltaïsche parken kunnen niet alleen elektrische energie voor lokaal gebruik leveren, maar ook bijdragen aan de productie van e-brandstoffen (14). De lokale bevolking moet kunnen deelnemen in de winst. Methanol en andere synthetische brandstoffen blijken alternatieven voor fossiele brandstoffen voor de luchtvaart te zijn, maar zouden er ook voor kunnen zorgen dat er langer gebruik van verbrandingsmotoren in wegvoertuigen wordt gemaakt.

4.   Beleidsaanbevelingen

4.1.   Algemene aspecten

4.1.1.

Een eerlijke en gelijkwaardige handelsrelatie met de Afrikaanse staten moet fatsoenlijk werk bevorderen en de openbare diensten in stand houden. In het bijzonder moet het handelsbeleid ervoor zorgen dat de universele rechten van de mens, het milieu en het recht op een fatsoenlijk leven ten volle worden geëerbiedigd. In dit beleid moet tevens rekening worden gehouden met de behoeften van minder ontwikkelde landen. Een overeenkomst voor de periode na Cotonou zal enkel grote mogelijkheden bieden als in het kader ervan hoogwaardige banen worden geschept, duurzame groei wordt gestimuleerd en de inclusie van maatschappelijke organisaties wordt gewaarborgd. Gerenommeerde deskundigen op het gebied van ontwikkelingsbeleid voeren aan dat democratisch regionalisme als leidraad moet dienen voor het ontwikkelingsbeleid van de EU, dat vanwege lokale bijzondere omstandigheden van bijzonder belang is voor Afrika en zijn samenlevingen (15).

4.1.2.

Hedendaagse, progressieve partnerschappen moeten een afspiegeling zijn van de vraag naar een nieuwe vorm van samenwerking tussen geïndustrialiseerde en ontwikkelingslanden. Voor het oprichten van deze hervormingspartnerschappen is in het bijzonder een beter algemeen klimaat nodig voor activiteiten van de particuliere sector en de schepping van meer banen van hoge kwaliteit met en toereikend inkomen om de jonge bevolking van Afrika in staat te stellen een fatsoenlijk leven te leiden. Dit is van essentieel belang om te voorkomen dat jonge mensen van het Afrikaanse continent willen emigreren op zoek naar een betere toekomst (16). In dat opzicht wijst het EESC op zijn contacten in en steun aan de democratisering van Tunesië. In het kader van de diepgaande en uitgebreide vrijhandelsovereenkomst waarover momenteel nog wordt onderhandeld, moet worden nagedacht over het behoud van wat reeds is verwezenlijkt door ervoor te zorgen dat de Tunesische economie zijn bevolking kansen en vooruitzichten kan bieden.

4.1.3.

Ter versterking en ondersteuning van de nodige hervormingen in Afrika zou een denktank kunnen worden opgericht die zich richt op de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en op de SDG’s. Die zou de ontwikkeling van kennis en vaardigheden in Afrika kunnen bevorderen en de uitwisseling tussen maatschappelijke organisaties in Afrika en Europa kunnen vergemakkelijken.

4.2.   Economische ontwikkeling

4.2.1.

Met betrekking tot de Europese Green Deal moeten innovatie en een sociaal-ecologische transformatie de aanjagers van economische ontwikkeling zijn. De nadruk moet worden gelegd op een eerlijke verdeling van rijkdom en de oprichting van welvaartsstaatstructuren. Handel en investeringen zijn niet de enige prioriteiten waar rekening mee moet worden gehouden. Daarnaast is er ook internationale samenwerking nodig op het gebied van belastingbeleid, migratie, ontwikkeling, milieu, onderwijs, arbeid, en levens- en gezondheidsomstandigheden (met name na COVID-19). Betrokkenheid van maatschappelijke organisaties is in dit opzicht van doorslaggevend belang.

4.2.2.

Langetermijninvesteringen in de intra-Afrikaanse infrastructuur zijn nodig (in tegenstelling tot infrastructuur voor de overzeese uitvoer) om regionale waardeketens en een duurzame lokale economie te bevorderen. Dit is economisch gezien zinvol, ecologisch duurzaam en genereert productiecapaciteit, waaronder lokale banen van hoge kwaliteit. Het op overzeese uitvoer gerichte model speelt nog steeds een grote rol in Afrika, aangezien grondstoffen van strategisch belang zijn voor grote economieën (waaronder de EU en de lidstaten). Voor investeringen van de EU moet een andere aanpak worden gehanteerd op basis van een echt gelijkwaardig partnerschap zodat iedereen profiteert en, in het bijzonder, de duurzame ontwikkeling in Afrika wordt bevorderd.

4.2.3.

Een internationale financieringsmaatschappij voor de Afrikaanse diaspora zou het gebruik van hulpbronnen van de Afrikaanse diaspora voor een inclusieve ontwikkeling en investeringen in maatschappelijk verantwoorde ondernemingen en regelingen (17) in Afrika kunnen coördineren. Het zou een ideaal platform kunnen zijn voor het kanaliseren van investeringen die door Afrikaanse instanties worden beheerd en voor Afrikaanse belangen worden gebruikt, en zou ook een kans kunnen zijn voor investeerders uit de EU. De investeringen die nodig zijn om de SDG’s in Afrika te verwezenlijken zijn fors hoger dan de geraamde jaarlijkse besparingen van Afrikaanse migranten. Er zou dus op meerdere manieren (zakelijk) samengewerkt moeten worden met behulp van diaspora-organisaties.

4.2.4.

Naast de uitvoer van grondstoffen om deze elders te verwerken, moeten Afrikaanse landen worden aangemoedigd en gesteund bij de oprichting van duurzame binnenlandse industrieën zodat de winst die met de verwerking van grondstoffen wordt gemaakt in deze landen blijft. Inkomsten uit de winningsindustrie moeten in infrastructuur en sociale voorzieningen worden geïnvesteerd en daarmee de bevolking ten goede komen.

4.2.5.

Het versterken van de openbare veiligheid ter bestrijding van terrorisme moet een prioriteit blijven. Grensbeveiliging en de levering van wapens moeten echter zeer zorgvuldig worden aangepakt. Alles moet op ontwikkeling zijn gericht en ontwikkelingsfondsen moeten niet worden gebruikt voor het tegengaan van onvrijwillige migratie en het bewapenen van veiligheidstroepen: het toenemende “securitisatie”-aspect in het ontwikkelingsbeleid kan de diepere oorzaken van migratie verergeren.

4.2.6.

Het EESC dringt aan op EU-regels met betrekking tot zorgvuldigheidseisen ten aanzien van de mensenrechten (18). Het heeft de EU al eerder verzocht om de bindende uitvoering van zorgvuldigheidseisen ten aanzien van de mensenrechten, met name in internationale waardeketens door de EU (19). Op basis van bestaande maatregelen en EESC-concepten (bijv. een ratingbureau), zou een bindend zorgvuldigheidsstelsel zeer nuttig zijn voor duurzame ontwikkeling, met name in Afrika, en de inspanningen van de EU om een gelijkwaardig ontwikkelingspartnerschap tot stand te brengen versterken.

4.2.7.

Dat de ontwikkeling van kmo’s en de samenwerking tussen kmo’s in Afrika en in de EU verdienstelijk is, kan niet genoeg worden benadrukt. In het algemeen zijn multinationale ondernemingen in staat om de risico’s in verband met bedrijfsprojecten in Afrika te beheersen. Om hun potentieel in een gelijkwaardig ontwikkelingspartnerschap te benutten, hebben kmo’s betrouwbare structuren en institutionele ondersteuning nodig. De meerderheid van de banen in Afrika wordt verstrekt door kmo’s. Financiële diensten, met name op coöperatieve basis, moeten worden verbeterd en (wanneer deze niet bestaan) worden ontwikkeld om in de behoeften van kmo’s te voorzien, zoals leningen, leningen in lokale valuta en risicobeheer.

4.2.8.

Het gebrek aan geschoold personeel is een groot obstakel voor bedrijven in Afrikaanse landen. Het bevorderen van beroepsopleidingen is daarom van het grootste belang.

4.2.9.

“Fiscale vraagstukken zijn verbonden met SDG’s en daarom moeten bedrijven belasting betalen waar zij meerwaarde genereren (bijv. via productie of winning van grondstoffen)” (20). Dit beginsel is van fundamenteel belang voor een gelijkwaardig ontwikkelingspartnerschap. Het EESC heeft ook gepleit voor door de EU uitgevoerde effectbeoordelingen van bilaterale verdragen ter voorkoming van dubbele belastingheffing als het risico bestaat dat het ontwikkelingsbeleid van de EU teniet wordt gedaan (21).

Naast particuliere investeringen spelen ook belastingontvangsten een belangrijke rol in de financiering van duurzame ontwikkeling. Afrikaanse landen lopen belastingontvangsten mis die overeenkomen met het dubbele van het bedrag van alle ontwikkelingsfinanciering die zij jaarlijks ontvangen. Maatregelen ter bestrijding van belastingontwijking en ter uitbanning van corruptie alsook campagnes voor meer binnenlandse ontvangsten in Afrikaanse landen zijn van essentieel belang, in combinatie met de opleiding van medewerkers van belastingautoriteiten, rekenkamers en ministeries van Financiën. Belastingparadijzen, in Afrikaanse staten of in de EU, vormen een belemmering voor duurzame ontwikkeling.

4.2.10.

Er is infrastructuur nodig om bedrijven te helpen aan financiering en ondersteuningsmechanismen te komen en contacten in de praktijk te leggen. Ze moeten ook advies krijgen in de planningsfase van projecten.

4.2.11.

De landbouw- en voedingsmiddelensector in Afrika moet worden gesteund zodat er procedures voor een betere teelt worden ontwikkeld, er minder sprake is van mislukte oogsten, ontbossing een halt wordt toegeroepen en de kwaliteitsnormen worden verhoogd. Bovendien moet de voedingsmiddelensector nieuwe marketing- en moderne landbouw- en verwerkingsmethoden ontwikkelen, zelforganisatie onder landbouwers bevorderen, met name in de vorm van coöperaties, en de handel langs de gehele waardeketen stimuleren.

4.3.   Sociaal beleid

4.3.1.

Het maatschappelijk middenveld, zoals sociale partnerschappen op winkel- en sectorniveau, betrekken bij de institutionele opzet van Europese staten heeft de EU geen windeieren gelegd. Maatschappelijke organisaties moeten sterk worden betrokken bij het gelijkwaardige ontwikkelingspartnerschap, aangezien dit zal leiden tot stabiele structuren voor alle EU-activiteiten, met name voor het bedrijfsleven. Daardoor zouden onze inspanningen niet alleen op het maken van winst zijn gericht, maar ook op duurzame ontwikkeling in Afrika, om partnerschappen voor de lange termijn op basis van vertrouwen en gelijkheid op te richten.

4.3.2.

Erasmus+ moet worden uitgebreid om de samenwerking tussen de EU en Afrikaanse staten te versterken. De vakbekwaamheid en vakkennis van Afrikaanse academici moet duurzame ontwikkeling in hun landen van herkomst ondersteunen. Een “braindrain” van Afrika naar de EU moet worden voorkomen. Onderwijs is een belangrijke opstap naar betere omstandigheden voor met name vrouwen en kwetsbare groepen en onze steun moet dienovereenkomstig worden toegespitst.

4.3.3.

COVID-19 maakt de uitdagingen zelfs nog groter. Veel gezondheidszorgstelsels zijn momenteel overbelast. We moeten nog meer steun aan de Afrikaanse staten verlenen zodat zij sterke gezondheidszorgstelsels kunnen opzetten die op medisch-biologisch en medisch-sociaal niveau op uitdagingen zoals COVID-19 zijn voorbereid. Goede gezondheidszorg mag niet worden belemmerd door een zwakke economie, een gebrek aan goed bestuur, slechte toegankelijkheid of een gebrek aan opgeleid personeel. Goed opgebouwde welvaartsstaten in Europa hebben zich ten aanzien van de actuele uitdaging ruimschoots bewezen en zouden als voorbeeld kunnen dienen voor met name het verbeteren van de gezondheidszorgstelsels in Afrika.

4.3.4.

Afrikaanse diaspora-organisaties in de EU moeten worden betrokken bij de oprichting van een gelijkwaardig partnerschap tussen de EU en Afrikaanse staten. Ze kunnen financiering en kennis inbrengen en duidelijk maken dat een aanpak op basis van de universele rechten van de mens de Afrikaanse structuren zal versterken die nodig zijn voor stabiele bedrijven, maatschappelijke betrokkenheid en een gezond leefmilieu. Zij zijn op de hoogte van de uitvoering door de EU van de universele rechten van de mens, kunnen in EU-kaders werken, en zouden als brug kunnen fungeren voor EU-activiteiten in hun landen van herkomst.

4.4.   Duurzame ontwikkeling

4.4.1.

Duurzame ontwikkeling kan alleen worden bereikt als deze voortkomt uit en nagestreefd wordt door het een land zelf. De eigen ontwikkelingscapaciteit van Afrika moet worden ondersteund zodat hervormingen worden ingezet, iedereen goede vooruitzichten krijgt en zowel particuliere als overheidsinvesteringen op het continent rendement opleveren.

4.4.2.

Afrika heeft een nieuwe benadering van industrieel beleid nodig die per sector georganiseerd en internationaal gecoördineerd wordt om grotere markten en sterkere stimulansen voor duurzame industrieën te creëren, met name de sectoren die niet afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen (22).

4.4.3.

Met betrekking tot de productie van e-brandstoffen met behulp van fotovoltaïsche technologie, is de locatie van belang in termen van economische efficiëntie (23), waarbij de zonnige gebieden rond de evenaar de ideale plaats lijken te zijn (24). Deze sector kan voor Afrikaanse landen tevens een gunstig effect op de economische ontwikkeling hebben, zodat deze landen eventueel deel zouden kunnen nemen aan internationale energieprojecten. Ontwikkelingshulp in deze sector zou niet alleen een positief effect op de ontvangende landen kunnen hebben, maar ook op de afnemers van energie in ontwikkelingslanden (25).

4.4.4.

De SDG’s zorgen voor een relatie op basis van de universele rechten van de mens tussen de EU en haar Afrikaanse partners, die in de zin van de Green Deal samenwerken om de aarde te redden en iedereen een fatsoenlijk leven te bieden. Met de geïnstitutionaliseerde betrokkenheid van maatschappelijke organisaties zouden we gemakkelijk aan zelfreflectie kunnen doen en met nieuwe middelen de fouten uit het verleden kunnen vermijden.

4.4.5.

Alle belanghebbenden, met inbegrip van sociale partners en andere maatschappelijke organisaties, moeten aandringen op projecten, zakelijke activiteiten en beleid waarmee een nieuwe benadering van een sociaal-ecologische markteconomie tot stand kan worden gebracht. Er moet naast de economische aspecten sterk rekening worden gehouden met fundamentele sociale en biofysische aspecten (zoals klimaatverandering). Daarom moet niet alleen naar louter economische indicatoren worden gekeken, maar ook naar indicatoren die rekening houden met de holistische aspecten van welzijn voor iedereen in verband met duurzame ontwikkeling (26) in een gelijkwaardig ontwikkelingspartnerschap.

4.4.6.

Veel investeringen in de landbouw hebben twijfelachtige effecten op gemeenschappen. Er wordt regelmatig melding gemaakt van schendingen van mensenrechten en investeerders die hun beloften niet nakomen in overeenkomsten voor de aanleg van infrastructuur of het scheppen van banen voor lokale gemeenschappen, waaronder Europese investeerders. Het EESC verzet zich met name tegen de “landroof” in Afrika. Effectbeoordelingen die worden uitgevoerd met medewerking van maatschappelijke organisaties moeten grondiger gebeuren en gevolgen hebben voor investeerders die de universele rechten van de mens en de SDG’s niet eerbiedigen. Eén optie is om het opstellen van kadasters te steunen en inheemse landbouwers te helpen zich te organiseren om coöperatieve ondernemingen op te zetten die sterker staan in internationale markten. Dit zal de EU en Afrika helpen hun gemeenschappelijke doelstellingen te bereiken, aangezien hiermee structuren worden gecreëerd die een gelijk speelveld met haar Afrikaanse partners mogelijk maken en zij sterker komen te staan ten opzichte van andere grote economische spelers.

4.5.   Samenwerking en versterking van het maatschappelijk middenveld in Afrikaanse staten op basis van de universele rechten van de mens en de SDG’s — De weg naar succes van de EU voor een gelijkwaardig ontwikkelingspartnerschap

4.5.1.

Een aanpak op basis van de universele rechten van de mens, de ontwikkeling van democratische bestuursstructuren, de verbetering van economische en financiële governance door middel van een transparant beheer van overheidsfinanciën, en de totstandbrenging van een geloofwaardig systeem ter bestrijding van corruptie op basis van een onafhankelijke rechterlijke macht, dragen allemaal bij tot het creëren van sterke, onafhankelijke en stabiele partners in het bedrijfsleven en op het gebied van ontwikkeling. Betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld zou er zeker voor kunnen zorgen dat al deze maatregelen worden uitgevoerd.

4.5.2.

De beloften van de EU moeten tastbare resultaten opleveren. Alleen door de universele rechten van de mens te eerbiedigen en de SDG’s te verwezenlijken, kunnen we ons bevrijden van afhankelijkheden en gelijkwaardige ontwikkelingspartners worden.

Brussel, 16 september 2020.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  Zoals bepaald in de negen belangrijkste mensenrechtenverdragen en -overeenkomsten van de VN.

(2)  JOIN(2020) 4 final.

(3)  Studie van het Europees Parlement Toegang tot rechtsmiddelen voor slachtoffers van mensenrechtenschendingen door bedrijven in derde landen, Brussel (2019).

(4)  JOIN(2020) 4 final.

(5)  Duits ministerie van Ontwikkeling, Afrika und Europa — Neue Partnerschaft für Entwicklung, Frieden und Zukunft (2017).

(6)  De Oostenrijkse stichting voor ontwikkelingsonderzoek (Österreichische Forschungsstiftung für Internationale Entwicklung — ÖFSE), The Economic and social effects of the Economic Partnership Agreements on selected African Countries (2018), vermeldt de nadelige effecten van economische partnerschapsovereenkomsten op Ecowas; tariefverlaging kan miljarden kosten voor onze partnerlanden, waardoor overheidsinkomsten verloren gaan voor duurzame ontwikkeling; PB C 97 van 24.3.2019, blz. 2020, blz. 18; paragraaf 5.5.

(7)  Gebaseerd op een mondeling verslag van EESC-lid Jaroslaw Mulewicz, na een studiebezoek van een EESC-delegatie aan het Bole Lemi Industrial Park in Ethiopië, waar Aziatische textielbedrijven zijn gevestigd. Niettemin moet het EU-noodtrustfonds (EUTF) voor Afrika duurzame en aanvaardbare arbeidsvoorwaarden bevorderen (wat tot dusver met gemengde resultaten is gebeurd).

(8)  Duits milieuagentschap (Umweltbundesamt), Globale Landflächen und Biomasse (2013).

(9)  Gebauer, Trojanow, Hilfe? Hilfe! — Wege aus der globalen Krise (2018).

(10)  Zie voetnoot 8.

(11)  EP-resolutie van 17 januari 2019 2018/2151(INI); werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2019) 333 final.

(12)  Kingsley Ighobor in Africa Renewal, december 2016 — maart 2017, Diagnosing Africa’s medical brain drain.

(13)  Mondeling verslag van Kais Sellami, CEO van Discovery Informatique, tijdens de Euromed-conferentie in oktober 2019 in Barcelona.

(14)  COM(2018) 773 — Een schone planeet voor iedereen — Een Europese strategische langetermijnvisie voor een bloeiende, moderne, concurrerende en klimaatneutrale economie.

(15)  Zoals Werner Raza, directeur van de Oostenrijkse stichting voor ontwikkelingsonderzoek (Österreichische Forschungsstiftung für Internationale Entwicklung — ÖFSE) tijdens de conferentie A good life for all needs a different Globalisation, maart 2020, Wenen.

(16)  Uit studies blijkt dat het minimumloon op een bepaald niveau de migratiedruk verlaagt, bv. Clemens, Does Development Reduce Migration? (2014).

(17)  GK Partners. (2019) Strategic, Business and Operational Framework for an African Diaspora Finance Corporation.

(18)  PB C 47 van 11.2.2020, blz. 38; paragraaf 1.5.3.

(19)  PB C 47 van 11.2.2020, blz. 38 en PB C 97 van 24.3.2020, blz. 9.

(20)  PB C 81 van 2.3.2018, blz. 29; paragraaf 1.9.

(21)  Ibid., paragraaf 1.7

(22)  Victor, Geels, Sharpe, Accelerating the Transitions, (2019).

(23)  Janina Scheelhaase et al., Transportation Research Procedia 43 (2019) 21-30.

(24)  Prognos (2018), Importance of liquid energy sources for the energy transition.

(25)  Radermacher F.-J. (2019), Die internationale Energie- und Klimakrise überwinden.

(26)  Joseph Stiglitz, Amartya Sen en Jean Fitoussi, Verslag van de commissie voor de meting van economische prestaties en sociale vooruitgang (CMEPSP) (2009).


Top
  翻译: