Use quotation marks to search for an "exact phrase". Append an asterisk (*) to a search term to find variations of it (transp*, 32019R*). Use a question mark (?) instead of a single character in your search term to find variations of it (ca?e finds case, cane, care).
Judgment of the Court (Fifth Chamber) of 5 February 2004. # Frahuil SA v Assitalia SpA. # Reference for a preliminary ruling: Corte suprema di cassazione - Italy. # Brussels Convention - Special jurisdiction - Article 5(1) - Meaning of matters relating to a contract- Contract of guarantee entered into without the knowledge of the principal debtor - Subrogation of the guarantor to the rights of the creditor - Right of recourse of the guarantor against the principal debtor. # Case C-265/02.
Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 5 februari 2004. Frahuil SA tegen Assitalia SpA. Verzoek om een prejudiciële beslissing: Corte suprema di cassazione - Italië. Executieverdrag - Bijzondere bevoegdheden - Artikel 5, punt 1 - Begrip 'verbintenissen uit overeenkomst' - Overeenkomst van borgtocht gesloten buiten weten van hoofdschuldenaar - Subrogatie van borg in rechten schuldeiser - Regresvordering van borg tegen hoofdschuldenaar. Zaak C-265/02.
Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 5 februari 2004. Frahuil SA tegen Assitalia SpA. Verzoek om een prejudiciële beslissing: Corte suprema di cassazione - Italië. Executieverdrag - Bijzondere bevoegdheden - Artikel 5, punt 1 - Begrip 'verbintenissen uit overeenkomst' - Overeenkomst van borgtocht gesloten buiten weten van hoofdschuldenaar - Subrogatie van borg in rechten schuldeiser - Regresvordering van borg tegen hoofdschuldenaar. Zaak C-265/02.
(verzoek van de Corte suprema di cassazione om een prejudiciële beslissing)
„Executieverdrag – Bijzondere bevoegdheden – Artikel 5, punt 1 – Begrip ‚verbintenissen uit overeenkomst’ – Overeenkomst van borgtocht gesloten buiten weten van hoofdschuldenaar – Subrogatie van borg in rechten van schuldeiser – Regresvordering van borg tegen hoofdschuldenaar”
Samenvatting van het arrest
1. Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen – Toepassingsgebied – Burgerlijke
en handelszaken – Begrip „burgerlijke en handelszaken” – Vordering door borg tegen hoofdschuldenaar ingesteld krachtens wettelijke
subrogatie in kader van overeenkomst van borgtocht – Daaronder begrepen
(Executieverdrag van 27 september 1968, art. 1, eerste alinea)
2. Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen – Bijzondere bevoegdheden – Bevoegdheid
„ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst” – Begrip – Vordering door borg als gesubrogeerde ingesteld tegen hoofdschuldenaar
in kader van met derde gesloten overeenkomst van borgtocht – Daarvan uitgesloten wegens ontbreken van toelating van hoofdschuldenaar
voor sluiten van overeenkomst
(Executieverdrag van 27 september 1968, art. 5, punt 1)
1. De vordering tegen een invoerder, schuldenaar van douanerechten, op basis van wettelijke subrogatie ingesteld door de borg
die deze rechten aan de douane heeft betaald ingevolge een overeenkomst van borgstelling waarbij hij zich jegens de douaneautoriteiten
garant had gesteld voor de betaling van de betrokken rechten door de expediteur, die oorspronkelijk door de hoofdschuldenaar
met de betaling van de schuld was belast, vormt geen uitoefening van een bevoegdheid die buiten het bestek valt van de regels
die gelden voor betrekkingen tussen particulieren, zodat zij moet worden geacht te vallen onder het begrip „burgerlijke en
handelszaken” in de zin van artikel 1, eerste alinea, van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid
en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, zoals gewijzigd bij het Verdrag van 9 oktober 1978
inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
het Verdrag van 25 oktober 1982 inzake de toetreding van de Helleense Republiek, en het Verdrag van 26 mei 1989 inzake de
toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek.
(cf. punten 19, 21)
2. Artikel 5, punt 1, van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van
beslissingen in burgerlijke en handelszaken, zoals gewijzigd bij het Verdrag van 9 oktober 1978 inzake de toetreding van het
Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, het Verdrag van 25 oktober
1982 inzake de toetreding van de Helleense Republiek, en het Verdrag van 26 mei 1989 inzake de toetreding van het Koninkrijk
Spanje en de Portugese Republiek, moet aldus worden uitgelegd dat het begrip „verbintenissen uit overeenkomst” zich niet uitstrekt
tot de verbintenis waarvan de borg, die op grond van een met de expediteur gesloten overeenkomst van borgtocht de douanerechten
heeft voldaan, als gesubrogeerde in de rechten van de douane bij wege van regres in rechte nakoming vordert van de eigenaar
van de goederen indien deze eigenaar, die geen partij is bij de overeenkomst van borgtocht, geen toestemming heeft gegeven
voor het sluiten van de overeenkomst.
(cf. punt 26 en dictum)
ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 5 februari 2004(1)
In zaak C-265/02,
betreffende een verzoek aan het Hof overeenkomstig het Protocol van 3 juni 1971 betreffende de uitlegging door het Hof van
Justitie van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen
in burgerlijke en handelszaken, van de Corte suprema di cassazione (Italië), in het aldaar aanhangig geding tussen
Frahuil SA
en
Assitalia SpA,
om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 5, punt 1, van het reeds aangehaalde verdrag van 27 september
1968 (PB 1972, L 299, blz. 32), zoals gewijzigd bij het Verdrag van 9 oktober 1978 inzake de toetreding van het Koninkrijk
Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (PB L 304, blz. 1, en – gewijzigde tekst –
blz. 77), het Verdrag van 25 oktober 1982 inzake de toetreding van de Helleense Republiek (PB L 388, blz. 1) en het Verdrag
van 26 mei 1989 inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek (PB L 285, blz. 1),wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),,
samengesteld als volgt: P. Jann (rapporteur), waarnemend voor de president van de Vijfde kamer, C. W. A. Timmermans en S. von
Bahr, rechters,
advocaat-generaal: P. Léger, griffier: R. Grass,
gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:
–
de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door E. de March en A.-M. Rouchaud-Joët als gemachtigden,
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1
Bij beschikking van 11 april 2002, ingekomen bij het Hof op 18 juli daaraanvolgend, heeft de Corte suprema di cassazione krachtens
het Protocol van 3 juni 1971 betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende
de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, een prejudiciële vraag
gesteld over de uitlegging van artikel 5, punt 1, van dit verdrag (PB 1972, L 299, blz. 32), zoals gewijzigd bij het Verdrag
van 9 oktober 1978 inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië
en Noord-Ierland (PB L 304, blz. 1, en – gewijzigde tekst – blz. 77), het Verdrag van 25 oktober 1982 inzake de toetreding
van de Helleense Republiek (PB L 388, blz. 1) en het Verdrag van 26 mei 1989 inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje
en de Portugese Republiek (PB L 285, blz. 1; hierna: „Executieverdrag”).
2
Deze vraag is gerezen in een geding betreffende een regresvordering van de vennootschap naar Italiaans recht Assitalia SpA
(hierna: „Assitalia”) tegen de vennootschap naar Frans recht Frahuil SA (hierna: „Frahuil”) om terugbetaling te verkrijgen
van de douanerechten die Assitalia als borg van de expediteur Vegetoil Srl (hierna: „Vegetoil”) heeft betaald ter zake van
de invoer door Frahuil.
Toepasselijke bepalingen
Executieverdrag
3
Overeenkomstig artikel 1, eerste alinea, wordt dit verdrag „toegepast in burgerlijke en handelszaken [...]. Het heeft inzonderheid
geen betrekking op fiscale zaken, douanezaken of administratiefrechtelijke zaken.”
4
Artikel 2, eerste alinea, van dit verdrag bepaalt:
„Onverminderd de bepalingen van dit verdrag worden zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een verdragsluitende staat,
ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die staat.”
5
Artikel 5, punt 1, van dit verdrag luidt:
„De verweerder die woonplaats heeft op het grondgebied van een verdragsluitende staat, kan in een andere verdragsluitende
staat voor de navolgende gerechten worden opgeroepen:
1.
ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst: voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag
ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd; [...]”
6
Artikel 53, eerste alinea, van dit verdrag bepaalt:
„Voor de toepassing van dit verdrag wordt de plaats van vestiging van vennootschappen en rechtspersonen gelijkgesteld met
de woonplaats [...]”
Nationaal recht
7
Aangaande de borgstelling bepaalt artikel 1949 van de Codice civile (Italiaans burgerlijk wetboek; hierna: „ Codice civile”),
met als titel „Subrogatie van de borg in de rechten van de schuldeiser”:
„De borg die de schuld heeft voldaan, treedt in alle rechten die de schuldeiser had tegen de schuldenaar.”
8
Artikel 1950, eerste alinea, van de Codice civile, met als titel „Regres op de hoofdschuldenaar”, luidt als volgt:
„De borg die de schuld heeft voldaan, heeft een vordering op de hoofdschuldenaar, zelfs indien de borgstelling buiten diens
medeweten is geschied.”
Het hoofdgeding en de prejudiciële vraag
9
Frahuil, gevestigd te Marseille (Frankrijk), heeft goederen uit derde landen in Italië ingevoerd. Zij heeft Vegetoil met de
inklaringsformaliteiten belast en verklaart dat zij haar daartoe vooraf het bedrag van de te betalen douanerechten heeft gestort.
10
Vegetoil heeft de betrokken rechten niet betaald, maar heeft gebruikgemaakt van de mogelijkheid de betaling ervan uit te stellen
tegen zekerheidstelling overeenkomstig de artikelen 78 en 79 van de Testo unico delle disposizioni legislative in materia
doganale (gecoördineerde tekst van de wettelijke bepalingen op douanegebied), die is goedgekeurd bij decreet nr. 43 van de
president van de Republiek van 23 januari 1973 (GURI, gewoon supplement bij nr. 80 , van 28 maart 1973).
11
De zekerheid werd gesteld door middel van een overeenkomst van borgstelling die buiten medeweten van Frahuil werd gesloten
tussen Vegetoil en Assitalia, gevestigd te Rome, waarbij laatstgenoemde zich tegenover de Italiaanse douaneautoriteiten borg
heeft gesteld voor Vegetoil.
12
Assitalia heeft de douanerechten over de invoer van Frahuil betaald.
13
Assitalia heeft Frahuil voor het Tribunale di Roma (Italië) gedaagd teneinde terugbetaling te verkrijgen van de bedragen die
zij aan de douane had betaald. Deze vordering was gebaseerd op de subrogatie van de borg in de rechten van de schuldeiser
en op het regresrecht van de borg tegen de schuldenaar, als bedoeld in de artikelen 1949 en 1950 van de Codice civile.
14
Frahuil heeft de onbevoegdheid van de Italiaanse rechter opgeworpen, stellende dat zij conform artikel 2 van het Executieverdrag
had moeten worden opgeroepen voor de gerechten van de staat van haar zetel, dus voor de Franse rechter.
15
Bij vonnis van 20 juni en 15 september 1995 heeft het Tribunale di Roma zich bevoegd verklaard. Bij arrest van 24 oktober
en 12 november 1997 heeft de Corte d’appello di Roma in hoger beroep het vonnis bevestigd. Volgens de Corte d’appello is de
Italiaanse rechter krachtens artikel 5, punt 1, van het Executieverdrag bevoegd. De terugbetalingsverplichting die op Frahuil
rust ten aanzien van Assitalia, is gebaseerd op een overeenkomst van borgstelling die volgens de bepalingen van de Codice
civile geldig zou zijn gesloten, zelfs indien de schuldenaar er niet van op de hoogte was.
16
Frahuil heeft cassatieberoep ingesteld bij de Corte suprema di cassazione. Zij stelt in hoofdzaak dat de subrogatie van de
borg in de rechten van de schuldeiser en de regresvordering tegen de hoofdschuldenaar niet op de overeenkomst van borgstelling,
maar op de wet zijn gebaseerd, inzonderheid op de artikelen 1949 en 1950 van de Codice civile. Assitalia stelt dat de ingestelde
vordering van contractuele aard is, daar zij, conform de bepalingen van de Codice civile, het natuurlijk gevolg is van de
overeenkomst van borgstelling.
17
Van oordeel dat twijfels rezen over de uitlegging van artikel 5, punt 1, van het Executieverdrag, heeft de Corte suprema di
cassazione de behandeling van de zaak geschorst en het Hof om een prejudiciële beslissing verzocht over de volgende vraag:
„Moet artikel 5, punt 1, van het Executieverdrag van 27 september 1968, zoals gewijzigd bij het Verdrag van 9 oktober 1978
inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
het Verdrag van 25 oktober 1982 inzake de toetreding van de Helleense Republiek, het Verdrag van 26 mei 1989 inzake de toetreding
van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, en het Verdrag van 29 november 1996, betreffende de toetreding van de
Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, aldus worden uitgelegd dat het begrip ‚verbintenissen
uit overeenkomst’ zich ook uitstrekt tot de verbintenis waarvan de borg, die op grond van een met de expediteur gesloten overeenkomst
van borgtocht de douanerechten heeft voldaan, als gesubrogeerde van de douane bij wijze van regres in rechte nakoming vordert
van de derde-schuldenaar, eigenaar van de ingevoerde goederen, die vreemd is gebleven aan de overeenkomst van borgtocht?”
De prejudiciële vraagDe toepasselijkheid van het Executieverdrag
18
Aangezien het hoofdgeding betrekking heeft op de terugvordering van bedragen die ter betaling van douanerechten werden gestort,
dient vooraf te worden onderzocht of dit geding binnen de werkingssfeer van het Executieverdrag valt.
19
In casu werd de vordering tegen een invoerder, de schuldenaar van de douanerechten, ingesteld door de borg die deze rechten
aan de douane heeft betaald. De borg heeft deze rechten betaald ingevolge een overeenkomst van borgstelling waarbij hij zich
tegenover de douaneautoriteiten garant stelde voor de betaling van de betrokken rechten door de expediteur, die oorspronkelijk
door de hoofdschuldenaar met de betaling van de schuld was belast.
20
In een geval zoals het onderhavige, waarin verschillende rechtsbetrekkingen aan de orde zijn, tussen een overheidsinstantie
en een privaatrechtelijke persoon, dan wel enkel tussen privaatrechtelijke personen, moet de rechtsbetrekking tussen de partijen
bij het geschil worden vastgesteld en de grondslag en de wijze van instellen van de vordering worden onderzocht (arresten
van 14 november 2002, Baten, C-271/00, Jurispr. blz. I-10489, punt 31, en 15 mei 2003, Préservatrice foncière TIARD, C-266/01,
Jurispr. blz. I-4867, punt 23).
21
De rechtsbetrekking tussen Frahuil en Assitalia, de twee privaatrechtelijke partijen in het hoofdgeding, is van privaatrechtelijke
aard. Blijkens de verwijzingsbeschikking maakt de partij die de vordering heeft ingesteld immers gebruik van een beroepsmogelijkheid
op basis van de wettelijke subrogatie waarin een bepaling van de Codice civile voorziet. Deze vordering vormt geen uitoefening
van een bevoegdheid die buiten het bestek valt van de regels die gelden voor betrekkingen tussen particulieren, zodat zij
moet worden geacht te vallen onder het begrip „burgerlijke en handelszaken”, in de zin van artikel 1, eerste alinea, van het
Executieverdrag (zie in die zin reeds aangehaald arrest Préservatrice foncière TIARD, punt 36).
Het begrip verbintenissen uit overeenkomst
22
Volgens vaste rechtspraak moet aan het begrip „verbintenissen uit overeenkomst” een autonome uitlegging worden gegeven, waarbij
met het oog op de eenvormige toepassing van het Executieverdrag in alle verdragsluitende staten aansluiting moet worden gezocht
bij het stelsel en de doelstellingen van dit verdrag; dit begrip kan derhalve niet worden geacht te verwijzen naar de kwalificatie
die de toepasselijke nationale wet geeft aan de voor de nationale rechter aan de orde zijnde rechtsbetrekking (zie arresten
van 17 juni 1992, Handte, C-26/91, Jurispr. blz. I-3967, punt 10; 27 oktober 1998, Réunion européenne e.a., C-51/97, Jurispr.
blz. I-6511, punt 15; 17 september 2002, Tacconi, C-334/00, Jurispr. blz. I-7357, punt 19, en 1 oktober 2002, Henkel, C-167/00,
Jurispr. blz. I-8111, punt 35).
23
In het stelsel van het Executieverdrag geldt inderdaad het algemene beginsel dat de rechter van de verdragsluitende staat
op het grondgebied waarvan de verweerder zijn woonplaats heeft, bevoegd is, en dat het Executieverdrag enkel als uitzondering
op dit beginsel een limitatieve opsomming geeft van de gevallen waarin de verweerder kan of, al naar gelang het geval, moet
worden opgeroepen voor de rechter van een andere verdragsluitende staat. De bevoegdheidsregels die van dit algemene beginsel
afwijken, mogen bijgevolg niet aldus worden uitgelegd, dat zij buiten de door het Executieverdrag voorziene gevallen gelden
(zie reeds aangehaalde arresten Handte, punt 14, en Réunion européenne e.a., punt 16).
24
Eveneens volgens vaste rechtspraak van het Hof volgt hieruit dat het begrip „verbintenissen uit overeenkomst” in de zin van
artikel 5, punt 1, van het Executieverdrag niet aldus mag worden uitgelegd, dat het ziet op een situatie waarin geen sprake
is van een door een partij jegens een andere vrijwillig aangegane verbintenis (reeds aangehaalde arresten Handte, punt 15;
Réunion européenne e.a., punt 17, en Tacconi, punt 23).
25
In dit verband staat vast dat in het hoofdgeding Frahuil geen partij was bij de overeenkomst van borgstelling waarbij Assitalia
zich tegenover de douaneautoriteiten garant stelde voor de betaling van de douanerechten door Vegetoil. Het blijkt evenwel
dat Frahuil Vegetoil met de inklaringsformaliteiten heeft belast. De verwijzende rechter dient derhalve de rechtsbetrekking
tussen Frahuil en Vegetoil te onderzoeken om vast te stellen of Vegetoil in het kader daarvan voor rekening van Frahuil een
overeenkomst kon sluiten zoals de overeenkomst van borgstelling waarvan sprake in het hoofdgeding.
26
Derhalve dient op de vraag van de verwijzende rechter te worden geantwoord, dat artikel 5, punt 1, van het Executieverdrag
aldus moet worden uitgelegd dat het begrip „verbintenissen uit overeenkomst” zich niet uitstrekt tot de verbintenis waarvan
de borg, die op grond van een met de expediteur gesloten overeenkomst van borgtocht de douanerechten heeft voldaan, als gesubrogeerde
van de douane bij wijze van regres in rechte nakoming vordert van de eigenaar van de goederen, indien deze eigenaar, die geen
partij is bij de overeenkomst van borgtocht, geen toelating heeft gegeven voor het sluiten van de overeenkomst.
Kosten
27
De kosten door de Commissie wegens indiening van haar opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking
komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat
de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.
HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),
uitspraak doende op de door de Corte suprema di cassazione bij beschikking van 11 april 2002 gestelde vraag, verklaart voor
recht:
Artikel 5, punt 1, van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van
beslissingen in burgerlijke en handelszaken, zoals gewijzigd bij het Verdrag van 9 oktober 1978 inzake de toetreding van het
Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, het Verdrag van 25 oktober
1982 inzake de toetreding van de Helleense Republiek, en het Verdrag van 26 mei 1989 inzake de toetreding van het Koninkrijk
Spanje en de Portugese Republiek, moet aldus worden uitgelegd dat het begrip „verbintenissen uit overeenkomst” zich niet uitstrekt
tot de verbintenis waarvan de borg, die op grond van een met de expediteur gesloten overeenkomst van borgtocht de douanerechten
heeft voldaan, als gesubrogeerde van de douane bij wijze van regres in rechte nakoming vordert van de eigenaar van de goederen
indien deze eigenaar, die geen partij is bij de overeenkomst van borgtocht, geen toelating heeft gegeven voor het sluiten
van de overeenkomst.
Jann
Timmermans
von Bahr
Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 5 februari 2004.