This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62010TN0433
Case T-433/10 P: Appeal brought on 20 September 2010 by Allen and Others against the Order of the European Union Civil Service Tribunal made on 13 July 2010 in case Allen and Others v Commission, F-103/09
Zaak T-433/10 P: Hogere voorziening ingesteld op 20 september 2010 door Allen en anderen tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 13 juli 2010 in zaak F-103/09, Allen e.a./Commissie
Zaak T-433/10 P: Hogere voorziening ingesteld op 20 september 2010 door Allen en anderen tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 13 juli 2010 in zaak F-103/09, Allen e.a./Commissie
PB C 317 van 20.11.2010, p. 41–41
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
20.11.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 317/41 |
Hogere voorziening ingesteld op 20 september 2010 door Allen en anderen tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 13 juli 2010 in zaak F-103/09, Allen e.a./Commissie
(Zaak T-433/10 P)
()
2010/C 317/74
Procestaal: Engels
Partijen
Rekwiranten: John Allen (Horspath, Verenigd Koninkrijk) e.a. (vertegenwoordigers: K. Lasok, QC en B. Lask, Barrister)
Andere partij in de procedure: Europese Commissie
Conclusies
— |
de hogere voorziening ontvankelijk verklaren; |
— |
de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Eerste kamer) van 13 juli 2010 in zaak F-103/09 vernietigen; |
— |
het eerste en twee middel inzake ontvankelijkheid van de verwerende partij afwijzen; |
— |
de verwerende partij verwijzen in de kosten van de hogere voorziening. |
Middelen en voornaamste argumenten
Met deze hogere voorziening vragen rekwiranten om vernietiging van de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (GVAEU) van 13 juli 2010 in zaak F-103/09, Allen en anderen/Commissie, waarbij niet-ontvankelijk is verklaard de vordering van rekwiranten tot schadevergoeding en tot nietigverklaring van een besluit houdende weigering om hun een vergoeding te betalen voor de schade die elke rekwirant heeft geleden als gevolg van het feit dat hij gedurende de tijd dat hij was tewerkgesteld bij de gemeenschappelijke onderneming Joint European Torus (JET), niet als tijdelijk functionaris van de Gemeenschappen is aangeworven.
Tot staving van hun hogere voorziening stellen rekwiranten dat het GVAEU, door te concluderen dat er in casu een verplichting gold om binnen een redelijke periode te handelen en, zelfs indien dit het geval was, door zijn benadering van de duur en het beginpunt van die periode, in strijd heeft gehandeld met de rechtspraak van het Hof van Justitie en met de fundamentele beginselen van het recht van de Europese Unie.