This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62011TN0302
Case T-302/11: Action brought on 10 June 2011 — HeidelbergCement v Commission
Zaak T-302/11: Beroep ingesteld op 10 juni 2011 — HeidelbergCement/Commissie
Zaak T-302/11: Beroep ingesteld op 10 juni 2011 — HeidelbergCement/Commissie
PB C 238 van 13.8.2011, p. 28–29
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
13.8.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 238/28 |
Beroep ingesteld op 10 juni 2011 — HeidelbergCement/Commissie
(Zaak T-302/11)
2011/C 238/49
Procestaal: Duits
Partijen
Verzoekende partij: HeidelbergCement (Heidelberg, Duitsland) (vertegenwoordigers: U. Denzel en T. Holzmüller, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
— |
de artikelen 1 en 2 van de beschikking van de Commissie van 30 maart 2011 in de zaak COMP/39520 — cement en aanverwante producten overeenkomstig artikel 263, lid 4, VWEU, voor zover de beschikking betrekking heeft op verzoekster nietig verklaren; |
— |
de Commissie overeenkomstig artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht veroordelen om de kosten van verzoekster te dragen. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vijf middelen aan.
1) |
Eerste middel: Schending van artikel 18, lid 3, van verordening nr. 1/2003 (1) De bestreden beschikking schendt artikel 18, lid 3, van verordening nr. 1/2003 omdat het voorwerp van het onderzoek niet voldoende specifiek is en ondernemingsgegevens worden opgevraagd die niet in de zin van artikel 18 van verordening nr. 1/2003 „nodig” zijn om na te gaan of het verweten feit is begaan.
|
2) |
Tweede middel: Schending van het evenredigheidsbeginsel De omvang van de opgevraagde informatie, de keuze van het middel en de korte termijn schenden het evenredigheidsbeginsel.
|
3) |
Derde middel: Schending van de motiveringsplicht van artikel 296, lid 2, VWEU De bestreden beschikking schendt eveneens de eisen die in artikel 296, lid 2, VWEU worden gesteld opdat een rechtshandeling regelmatig is gemotiveerd. Uit de beschikking kan namelijk niet worden afgeleid wat de beweegredenen van de Commissie zijn om zo omvangrijke informatie op te vragen, of wat de beweegredenen zijn van de procedure overeenkomstig artikel 18, lid 3, van verordening nr. 1/2003 en van de hoge tijdsdruk in de procedure.
|
4) |
Vierde middel: Schending van het algemene nauwkeurigheidsbeginsel De bestreden beschikking en de bijgevoegde vragenlijst voldoen volgens verzoekster niet aan de eisen van het algemene nauwkeurigheidsbeginsel, omdat zij op veel punten onduidelijk, onbepaald en tegenstrijdig zijn en geen duidelijke instructies geven over de wijze waarop verzoekster moet handelen. Verzoekster kan niet met zekerheid vaststellen wat zij precies moet doen om te vermijden dat haar sancties worden opgelegd. De Commissie is niet, of onvoldoende ingegaan op de vele bijkomende vragen en verzoeken om verduidelijking van verzoekster. |
5) |
Vijfde middel: Schending van de rechten van de verdediging van verzoekster De bestreden beschikking schendt de in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en in artikel 48, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie gewaarborgde rechten van verdediging van verzoekster, omdat verzoekster wordt verplicht om actief mee te werken aan de evaluatie en analyse van de ondernemingsgegevens, terwijl deze gegevens onder de bewijsplicht van de Commissie vallen. |
(1) Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB 2003, L 1, blz. 1).