This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62012CN0601
Case C-601/12 P: Appeal brought on 20 December 2012 by Ningbo Yonghong Fasteners Co. Ltd against the judgment of the General Court (Seventh Chamber) delivered on 10 October 2012 in Case T-150/09: Ningbo Yonghong Fasteners Co. Ltd v Council of the European Union
Zaak C-601/12 P: Hogere voorziening ingesteld op 20 december 2012 door Ningbo Yonghong Fasteners Co. Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 10 oktober 2012 in zaak T-150/09, Ningbo Yonghong Fasteners Co. Ltd/Raad van de Europese Unie
Zaak C-601/12 P: Hogere voorziening ingesteld op 20 december 2012 door Ningbo Yonghong Fasteners Co. Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 10 oktober 2012 in zaak T-150/09, Ningbo Yonghong Fasteners Co. Ltd/Raad van de Europese Unie
PB C 71 van 9.3.2013, p. 8–9
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
9.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 71/8 |
Hogere voorziening ingesteld op 20 december 2012 door Ningbo Yonghong Fasteners Co. Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 10 oktober 2012 in zaak T-150/09, Ningbo Yonghong Fasteners Co. Ltd/Raad van de Europese Unie
(Zaak C-601/12 P)
2013/C 71/14
Procestaal: Engels
Partijen
Rekwirante: Ningbo Yonghong Fasteners Co. Ltd (vertegenwoordigers: F. Graafsma en J. Cornelis, advocaten)
Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie, Europese Commissie en European Industrial Fasteners Institute AISBL (EIFI)
Conclusies
— |
het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 10 oktober 2012 in zaak T-150/09, Ningbo Yonghong Fasteners Co. Ltd/Raad, houdende verwerping van het beroep tot nietigverklaring van verordening (EG) nr. 91/2009 (1) van de Raad van 26 januari 2009 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, vernietigen; |
— |
verordening (EG) nr. 91/2009 van de Raad van 26 januari 2009 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, nietig verklaren voor zover zij betrekking heeft op rekwirante; |
— |
de Raad van de Europese Unie verwijzen in de kosten die rekwirante in deze hogere voorziening en in de procedure voor het Gerecht in zaak T-150/09 zijn opgekomen. |
Middelen en voornaamste argumenten
Rekwirante betoogt dat het Gerecht in zijn overwegingen over het eerste middel dat zij voor het Gerecht had aangevoerd, blijk heeft gegeven van verschillende onjuiste rechtsopvattingen en ook het bewijsmateriaal verkeerd heeft opgevat. Zij vordert om die reden vernietiging van het bestreden arrest. Verder betoogt zij dat de feiten waarop het eerste middel is gebaseerd, voldoende zijn bewezen, zodat het Hof van Justitie dat middel kan afdoen. Rekwirante komt alleen op tegen de overwegingen van het Gerecht over het (oorspronkelijke) eerste middel en voert daartoe drie grieven aan.
Ten eerste wordt de termijn van drie maanden bedoeld in artikel 2, lid 7, sub c, tweede alinea, van verordening (EG) nr. 384/96 (2) van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (hierna: „basisverordening”) in het bestreden arrest volledig uitgehold doordat in dat arrest een criterium „enig plausibele veronderstelling” wordt gehanteerd als gevolg waarvan die termijn van drie maanden niet van toepassing zou zijn. Daardoor is artikel 2, lid 7, sub c, tweede alinea, van de basisverordening in het bestreden arrest op een juridisch ongeoorloofde wijze uitgelegd, daar een uitlegger niet mag uitgaan van een lezing waardoor hele bepalingen of alinea’s overbodig of nutteloos worden.
Ten tweede is in het bestreden arrest bij het onderzoek van de rechtsgevolgen van niet-inachtneming van een procedurele termijn een onjuiste maatstaf gehanteerd en is als gevolg daarvan aan rekwirante een onredelijke bewijslast opgelegd. Indien in het bestreden arrest de juiste maatstaf was gehanteerd — maatstaf die door het Hof van Justitie in eerdere zaken is uiteengezet — zou dit tot de conclusie hebben geleid dat de niet-inachtneming van de procedurele termijn nietigverklaring van de bestreden verordening rechtvaardigde.
Ten slotte heeft het Gerecht in zijn conclusies de voor hem aangedragen feiten en bewijzen onjuist opgevat.
(1) PB L 29, blz. 1.
(2) PB L 56, blz. 1.