This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62014TN0729
Case T-729/14: Action brought on 16 October 2014 — PAN Europe and Unaapi v Commission
Zaak T-729/14: Beroep ingesteld op 16 oktober 2014 — PAN Europe en Unaapi/Commissie
Zaak T-729/14: Beroep ingesteld op 16 oktober 2014 — PAN Europe en Unaapi/Commissie
PB C 7 van 12.1.2015, p. 40–41
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
12.1.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 7/40 |
Beroep ingesteld op 16 oktober 2014 — PAN Europe en Unaapi/Commissie
(Zaak T-729/14)
(2015/C 007/45)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partijen: Pesticide Action Network Europe (PAN Europe) (Brussel, België); en Unione nazionale associazioni apicoltori italiani (Unaapi) (Castel San Pietro Terme, Italië) (vertegenwoordiger: B. Kloostra, advocaat)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
— |
nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 5 augustus 2014, Ares(2014)2589479, waarvan op 6 augustus 2014 kennis is gegeven aan de vertegenwoordiger van de verzoekende partijen (het bestreden besluit), in reactie op de aanvraag van de verzoekende partijen van 10 januari 2013 op grond van artikel 6, lid 2, van verordening (EG) nr. 396/2005 (1) („MRL-verordening”) tot verlaging van de maximumresidugehalten (MRL’s) van de werkzame stof imidacloprid voor honing, pollen en koninginnengelei; en |
— |
verwijzing van de Commissie in de kosten van de procedure. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter onderbouwing van hun beroep dragen de verzoekende partijen één middel aan, inhoudend dat de Commissie met de vaststelling van het bestreden besluit niet in overeenstemming met de MRL-verordening — in het bijzonder met artikel 3 en, dan wel in samenhang met, artikel 14, lid 1 en lid 2, sub a, c en d, van deze verordening — heeft gehandeld, en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld.
— |
De verzoekende partijen betogen dat de MRL-verordening voorschrijft dat de Commissie rekening houdt met diergezondheid bij het beslissen op aanvragen op grond van artikel 7 tot vaststelling of wijziging van een MRL. De beslissing van de Commissie om de aanvraag van de verzoekende partijen tot verlaging van MRL’s voor imidacloprid niet toe te wijzen is dan ook onrechtmatig. |
— |
De verzoekende partijen voeren verder aan dat MRL’s volgens de definitie van een MRL in artikel 3, lid 2, sub d, van de MRL-verordening dienen te worden gebaseerd op „de laagste blootstelling van consumenten die noodzakelijk is met het oog op de bescherming van kwetsbare consumenten” en op „goede landbouwpraktijken” (GLP). Uit artikel 3, lid 2, en artikel 4, lid 1, tweede alinea, alsmede uit artikel 14, lid 2, sub a en d, volgt dat de Commissie bij de vaststelling van het bestreden besluit rekening had moeten houden met de beschikbare wetenschappelijke en technische kennis over de effecten van imidacloprid op honingbijen en honingbijenkolonies. Uit deze bepalingen — en in het bijzonder uit artikel 14, lid 2, sub d, van de MRL-verordening — volgt ook dat de Commissie onrechtmatig heeft gehandeld door in het bestreden besluit geen rekening te houden met uitvoeringsverordening (EU) nr. 485/2013 (2), nu dat een besluit is „tot wijziging van de toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen”. |
(1) Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van richtlijn 91/414/EG van de Raad, PB L 70, blz. 1.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 485/2013 van de Commissie van 24 mei 2013 tot wijziging van uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011, wat de voorwaarden voor goedkeuring van de werkzame stoffen clothianidin, thiamethoxam en imidacloprid betreft, en houdende een verbod op het gebruik en de verkoop van zaden die zijn behandeld met gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten, PB L 139, blz. 12.